De konijnenplaag

De tuinman werd bij de koning geroepen.
‘Tuinman,’ zei de koning, ‘de hoftuin is getroffen door een plaag. Zie je dit?’
Voor de koning lag een worteltje op een zilveren dienblad.
‘Er is aan geknaagd,’ zei de koning, ‘maar niet door mij.’
De koning sloeg het dienblad met een klap door de troonzaal.
‘Dat zijn de konijnen,’ zei de tuinman. ‘Ze hebben nogal veel babies gekregen dit jaar, dus ze zitten overal.’ Zijn stem piepte een beetje want hij was zenuwachtig. Dit was zijn eerste overleg met de koning. Zijn vader was jarenlang hoftuinman geweest, maar zijn rug had het eindelijk begeven en hij lag kromgegroeid op bed. De jonge tuinman had alles wat er te weten viel over de tuin van zijn vader geleerd, die dat weer van zijn vader geleerd had, en die weer van zijn vader, enzovoort. Vanaf de eerste dag van zijn leven had de tuinman in de aarde rondgewroet. De laatste jaren had hij gemerkt dat hij vaak sneller en beter werkte dan zijn vader, en hij begon een eigen mening over het vak te vormen. Hoewel hij tegen zijn vader opkeek was hij vaak geïrriteerd door zijn vaders zachte aanpak. ‘Ongedierte kan je de tuin niet uitkletsen,’ zei hij wel eens tegen zijn vader als die zachtjes mompelend de jaarlijkse sprinkhanenplaag onderging.
‘We moeten gif sproeien.’
‘Ongedierte bestaat niet!’ riep zijn vader dan vastbesloten en elk jaar opnieuw gooiden ze zwijgend de gehele slaoogst op de composthoop. Maar nu was zijn vader afgeschreven en stond de jonge tuinman voor de koning.
‘De konijnen moeten weg,’ zei de koning. ‘Hoor je me?’
De tuinman schuifelde met zijn voeten.
‘Tja,’ zei hij voorzichtig. ‘Ik zou de konijnen wel kunnen vertellen dat ze weg moeten gaan, maar ik denk eigenlijk niet dat ze het zullen doen.’
‘Vertellen?’ zei de koning. ‘Je hoeft ze helemaal niets te vertellen. Maak ze maar af.’
De tuinman keek naar de grond.
‘Ik weet het niet,’ zei hij. ‘Mijn vader-’
‘Je vader!’ riep de koning. ‘Jij bent nu toch de tuinman of niet soms? Het is van het grootste belang dat we van die beesten afkomen!’ Hij keek over zijn schouder naar zijn woordvoerder en knikte. ‘Vertel het hem maar.’
De woordvoerder van de Koning schoot uit de hoek van de zaal naar voren en legde zijn hand op de schouder van de tuinman. Met gedempte stem zei hij: ‘We hebben ontdekt dat de konijnen een ziekte verspreiden. Ik kan je er niet veel over vertellen, we kunnen niet hebben dat het bekend wordt, maar het treft voornamelijk de kinderen.’
De tuinman keek uit het raam. Hij zag de konijnen samenkomen in een hoek van de tuin en zich daarna verspreiden. Ze gingen bij de kinderen zitten.
De keel van de tuinman werd droog. ‘De konijnen klimmen bij de kinderen op schoot,’ zei hij. ‘Ze knabbelen aan hun oortjes en kruipen onder hun truien.’
‘Precies,’ zei de woordvoerder. ‘Het is verschrikkelijk. Ik begrijp het als je dit niet wil doen. Het vereist moed. Je zal boven je vader moeten uitstijgen, je zal een ridderorde krijgen en een standbeeld, iedereen zal je kennen en bedanken. Je zal nooit meer een doorsnee tuinman kunnen zijn, je zal een held zijn, en daar moet je tegen kunnen.’
Die nacht sloop de jonge tuinman langs zijn vader het bed uit, het veld in. Hij maakte alle konijnen af. Een voor een sneed hij hun nek door, de eerste was moeilijk, de tweede ging beter en na een tijdje kreeg hij er handigheid in. Het was een gigantisch werk dat de hele nacht duurde. De tuinman voelde geen moeheid. Hij voelde zich goed, hij scheurde de konijnen kapot, hij schreeuwde tegen ze, vuile konijnen, hij stak hun geniepige oogjes er uit en gooide hun kopjes in de lucht. Met zonsopgang was hij klaar en liep hij naar het paleis om zijn ridderorde op te halen.
De woordvoerder blokkeerde de deur. ‘Nog even over die konijnen,’ zei hij.
De woordvoerder kuchte.
‘Uiteindelijk is het onduidelijk of er wel of geen ziekte was die de konijnen wilden verspreiden. Er was een klein misverstand. En de koning was enigszins overstuur vanwege zijn wortel. Hij is nogal gehecht aan zijn wortels.’
‘Maar,’ zei de woordvoerder, ‘ik moet van hem zeggen dat hij je ontzettend dankbaar is. Ziekte of niet, je hebt fantastisch werk geleverd. Nu zijn we voor altijd van dat ongedierte af. Je bent nog steeds een held, je hoeft je in ieder geval niet te schamen. Maar het is beter om het er nooit meer over hebben. De koning wil het er nooit meer over hebben.’
De woordvoerder wenkte de wachters die de tuinman naar het tuinpad begeleiden.
‘Nogmaals ontzettend bedankt,’ riep de woordvoerder de tuinman na, die over het tuinpad naar zijn huis liep, in zijn laarzen die met elke stap aan de met bloed en dons besmeurde tegels bleven kleven.

In de Oorshop

De Knaus

Vreemd genoeg had ik geen boek bij me, mijn laptop was leeg, en ik had een lang treinreis voor de boeg. De vorige keer dat ik in Groningen was leende ik van een vriend het boek De preek over de val van Rome van Jérôme Ferrari, dat me goed was bevallen en ik weer bij hem had ingeleverd. Ik vroeg of ik misschien nu weer een boek van hem zou mogen lenen, dus liepen we even de kasten langs. Hij was enthousiast over Knausgård, van wie hij het eerste deel net uit had.

In de kelder van boekhandel Veenstra ben ik me een keer helemaal wezenloos geschrokken. Er stond daar, in het halfduister, verscholen tussen de kasten, ineens een man met weelderig donkerblond haar doorspekt met grijs, en een korte baard. Ik had een fles wijn in mijn hand, die ik instinctief ophief om deze indringer neer te knuppelen, maar het bleek een levensgrote kartonnen Karl Ove Knausgård te zijn.

Ik aarzelde het boek mee te nemen, want deze hype had ik zolang afgehouden dat die net zo goed aan mij voorbij had kunnen gaan (en mijn eerste kennismaking met deze bewierookte Noorse schrijver was dus niet al te aangenaam geweest). Toch leende ik het, al was het maar om de treinreis door te komen. ‘Kolere, hooked aan de Knaus’ stuurde ik hem halverwege de reis. Het was de kalme verteltrant waardoor ik was gegrepen, want in het eerste deel zijn Knausgårds verhalen nog niet groots en meeslepend.

Hij vertelt, in de hele reeks Mijn strijd, uitermate expliciet over zichzelf, over zijn jeugd. In het eerste deel doorbreekt hij zelfs vrij snel de ‘vierde wand’ door gedetailleerd te schrijven over het schrijven van het boek dat je in handen hebt. Hij pakt dan ook het uitzicht vanuit zijn werkkamer even uitgebreid mee. Ik was al gewaarschuwd voor de onderbrekingen die hij inlast om een uitzicht of de natuur te beschrijven, maar dat is allerminst een reden om af te haken.

Echt goed wordt het zodra Knausgård in eigen vlees snijdt en verhaalt over wat je normaal liever niet met anderen deelt. Het is moeilijk daarin als schrijver een evenwicht te vinden, en tegelijk, of juist daardoor, de reden waarom ik me voor (dit soort) literatuur interesseer. In de episode over de jaarwisseling van ’84/’85 maakt hij zich als minderjarige pagina’s lang druk over een paar verstopte tassen met bier, maar als hij dan uiteindelijk een meisje een gelukkig nieuwjaar wenst schrijft hij dit:

‘Gelukkig Nieuwjaar,’ zei ik. ‘Je bent mooi.’
Haar gezicht, dat een moment daarvoor als het ware rondzweefde en deel uitmaakte van alles wat er gebeurde, verstarde.
‘Wat zei je?’ vroeg ze.’Niets,’ zei ik. ‘Bedankt voor het oude.’
Ze glimlachte.
‘Ik hoorde wel wat je zei,’ zei ze. ‘Jij ook bedankt.’
Toen ze zich omdraaide had ik een stijve.
O, ook dat nog.

De enige reeks die ik helemaal en vrij vlot achter elkaar las is De tandeloze tijd van Van der Heijden, die ook leentjebuur speelt bij Marcel Proust, maar niet te vergelijken is met Knausgård. Hoelang ga ik dit, zijn babbelige proza en onomwonden eerlijkheid over zichzelf, volhouden? Een dikke honderd bladzijden tussen Groningen en Amsterdam was geen slecht begin.

 

Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds drie jaar blogt hij bijna wekelijks voor tirade.nu.

Marko van der Wal

Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds enkele jaren blogt hij (onregelmatig) voor tirade.nu.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Goudzand – een wereldboek

Ik heb mijn collega’s op de uitgeverij al een poos lastiggevallen met het voor mij veelbetekenende verhaal dat ik in 1990 op bezoek ging bij mijn broer die toen al enige tijd in Nicaragua woonde. Het was mijn eerste intercontinentale reis en vanuit het vliegveld (er lagen veel bemoedigende wrakken naast de landingsbaan) reden we in Grote Broers pick up naar zijn huis.

In de patio een hangmat, aan één zijde bevestigd aan een mangoboom. Mijn broer – die een groot lezer is en zijn volledige bibliotheek had laten verschepen voor de emigratie – duwde me het eerste deel van de memoires van Paustovski in handen, Verre jaren: ‘Ga jij dat maar even lezen, daar in de hangmat, dan kun je rustig een beetje wennen aan het klimaat.’

De volgende zes dagen bracht ik in die hangmat door, ik las de  zes delen memoires achter elkaar uit, een afdruk van het weefsel van de hangmat stond in mijn rug.

Nu zijn wij bij Van Oorschot in de gelukkige positie geraakt dat we die memoires opnieuw uit gaan geven, maar eerst nog even een kloek werk van een kleine 700 pagina’s met nieuw door Wim Hartog vertaald werk in de boekhandel konden brengen. Goudzand. Verhalen, dagboeken, brieven. Hoe was mijn leeservaring in vergelijking tot de eerste, van 26 jaar terug?

Paustovski’s werk beweegt met je leeftijd mee. Ik vind het precies even geniaal als toen, maar om andere redenen. Deze verzameling teksten is ook vooral zo bijzonder omdat verschillende genres door elkaar geplaatst zijn. Je leest dagboeken, soms bijna staccato, die op een rechterdij tijdens een vuurgevecht geschreven zijn, dan die ervaring verpakt in een brief aan een geliefde, dan net iets anders maar herkenbaar in een journalistiek stuk, en vervolgens in een verhaal.

Dit boek is voor iedereen die nog nooit van Paustovski hoorde. En voor wie alles al dacht te kennen. Maar bovenal is dit boek voor schrijvers, of wie schrijver worden wil. Want een technischer kijkje in de keuken zul je niet vinden.

Twee keer per dag viel er een mango in de hangmat, daar in Managua, die smaak zal wel voor eeuwig met deze lectuur verbonden blijven voor mij. Lees dit boek!

Bewaren

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Bedankt, Anne Eekhout – Welkom, Bette Adriaanse

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Op regenachtige junizondagen kon u genieten van de verhalen van Anne Eekhout, die schreef over dertien jaar zijn. Namens Tirade – ook wij zijn dertien geweest – veel dank, Anne Eekhout! Meer Anne hier.

bettephoto-largefile

 

 

 

 

 

 

 

In juli kunt u iedere zondag proza lezen van Bette Adriaanse. Bette Adriaanse (Amsterdam, 1984) is schrijver en kunstenaar. Ze heeft Beeld en Taal gestudeerd aan de Gerrit Rietveld Academie in Amsterdam en een Master in Creative Writing aan de Universiteit van Oxford behaald. Ze werkt in verschillende media; ze schrijft verhalen en romans en maakt tekeningen en installaties.
Bette’s eerste roman Rus Like Everyone Else is in Amerika en Engeland gepubliceerd door Unnamed Press. De roman verschijnt in het Nederlands bij Uitgeverij Cossee.

Porto

IMG_1988Om kwart voor vier in de ochtend kwam ik bij Arie aan. Ik riep zijn naam vanaf de straat zoals ik altijd doe, en de deur ging open. Boris bleek er al te zijn en droeg een grijze rugtas over beide schouders. Ondanks zijn leeftijd maakte de tas een sterk uitvergrote brugklasser van hem.

Arie belde een taxi. We stapten in en lieten ons naar Schiphol rijden, waar we binnen acht minuten door de douane waren en anderhalf uur lang extreem vieze koffie dronken omdat Arie niet naar Starbucks wilde.

Een stedentrip naar Porto leek me altijd meer iets voor vrouwen van onze leeftijd, maar in het vliegtuig zaten opvallend veel mannen van onze leeftijd. De zon kwam op toen we halverwege Frankrijk waren, en Arie snurkte links van me terwijl Boris om de zoveel tijd gewekt werd door stewardessen die niet langs zijn uitgestrekte benen in het gangpad konden.

Het was warm, in Porto. We liepen uren rond en daalden daarna af naar de rivier, waar we Gin-Tonics bestelden op de kade toen het voelde als een volwassen moment om met een drankje te beginnen. Vlak voordat Arie echt niet meer zou willen eten, sleepten Boris en ik hem mee naar een restaurant. We aten varkenswangen die gegaard leken in boter, maar de kool was heerlijk en de wijn goed.

Ons appartement bleek op het dak van een parkeergarage te liggen, waarvan de bovenste verdieping was omgebouwd tot een van de best bezochte nachtclubs van de stad. We daalden de wenteltrap af, dronken te snel en dansten een tijdje. Om vier uur namen we een bups Spaanse kappers mee naar boven voor koud bier op ons terras, en bleek ik tot mijn verbazing het hele oeuvre van Ketama nog te kunnen zingen.

Bij zonsopkomst mochten we eindelijk naar bed, maar ik kan al jaren niet meer slapen op drank. Een paar uur later zat ik gedoucht en aangekleed op een terrasje om de hoek, met een espresso en twee pasteis de nata voor mijn neusIk besefte dat ik vergeten was hoe fijn Portugal is; hoe vriendelijk de mensen zijn.

Ik verslond mijn tweede custardtaartje en vroeg me af hoeveel dagen ik met die dingen zou kunnen ontbijten voordat ik iets anders zou willen eten; bestelde nog een espresso en genoot van het uitstellen van mijn terugkeer naar het appartement, waar mijn lieve vrienden sliepen. De rijkdom van twee hele dagen strekte zich voor me uit, waarin we samen rond zouden lopen, drankjes zouden drinken en elkaar zouden pesten met al het comfort van een gepensioneerd stel.

Terwijl ik terugliep naar ons appartement dacht ik aan mijn boek, dat in het najaar uitkomt. Ik had me voorgenomen pas over nieuwe verhalen te gaan denken als Het jasje van Luis Martín in de winkels ligt, maar merkte dat mijn blik alweer langs de gevels ging, vensters scannend, speurend naar tekenen van de levens erachter.

________________________________________________________

Optie 8Gilles van der Loo (Breda, 1973) was redacteur van Tirade. Sinds 2010 publiceerde hij online en in diverse bladen. Hij schreef de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de roman Het laatste kind. Dit najaar komt zijn roman Het jasje van Luis Martín uit.

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Nieuwe types

Afgelopen zaterdag bezocht ik de afstudeerpresentaties van de tweede lichting ‘nieuwe types’: studenten Creative Writing van ArtEZ. Een boeiende avond, op twee locaties, tussen twee blokken presentaties door moest je van het ene podium naar het andere lopen.

‘Dit zouden ze op alle literaire avonden moeten doen,’ zei mijn gezelschap, en dat kon ik alleen maar beamen.

Er zijn weinig dingen erger dan langzaam verdoofd worden door middel van voordracht; dat je heftige verveling ervaart die op den duur slechts kan resulteren in wild en willekeurig doch luid wenend met armen en benen spartelen, of, als je die neiging kunt onderdrukken, in een totaal ongepaste slappe lach. Uiteraard gebruik ik hier ‘je’ in voetballerszin, ik bedoel er mezelf mee, er schijnen mensen te (hebben) bestaan – vooral in Duitsland en in het oude Griekenland – die uren achtereen in opperste concentratie naar murmelende schrijvers kunnen luisteren.

Enfin. Van gemurmel gelukkig nauwelijks sprake bij deze nieuwe types. Die worden niet alleen als schrijver, maar ook als performer afgeleverd, heel prettig.

Als ik denk aan kunstopleidingen, schrijfopleidingen in het bijzonder, voel ik heel even een stroomschokje spijt door mijn ingewanden gaan. Ik durfde die stap nooit te zetten, onder het mom ‘doe nou maar gewoon zo normaal als binnen je verstandelijke vermogens ligt’ en omdat het nogal wat is, op jezelf gokken. Denken: ik word later kunstenaar, mensen zitten daarop te wachten (denk hier die voetballer weer even bij, overigens). Zelfs toen ik rond m’n vierentwintigste ten langen leste besloot Nederlands te gaan studeren zeurde er iets in mijn achterhoofd dat ik niet zo moeilijk moest doen, helemaal naar de universiteit en alles, ver verwijderd van het normale leven. Maar tenminste was het Een Soort Van Echte Studie, en niet Iets Artistiekerigs.

Er heerst, gelukkig steeds minder maar toch nog altijd, een heel raar idee over schrijfopleidingen. Die zouden helemaal niet nodig zijn. Acteurs moeten geschoold worden, beeldend kunstenaars ook, net als modeontwerpers en illustratoren, maar als je schrijver bent moet de goddelijke inspiratie uit de hemelen nederdalen zonder dat iemand je leert hoe daar vervolgens mee om te gaan. Je wordt geboren met die tochtige zolderkamer om je heen, als het ware.

Maar wat moet het fijn zijn – naast moeilijk en spannend en alles wat bij alle opleidingen komt kijken – om een beetje houvast te hebben, om gewezen te worden op mogelijkheden, om te leren te reflecteren op je eigen (en andermans) werk, alleen al om studiegenoten en docenten om je heen te zien, een netwerk op te bouwen van mensen die met hetzelfde bezig zijn als jij. Nee, niet precies hetzelfde; die nieuwe types bewezen dat ze niet tot het vervaardigen van uniform proza gekneed waren tijdens hun opleiding.

Misschien ben ik al te kritiekloos, misschien worden studenten als ze te weinig woorden schrijven gemarteld met slechte poëzie, van dichtbij voorgedragen door een oude dichter met een rotte adem, tot ze er wél zijn (eigenlijk helemaal geen slecht idee, maar wie ben ik). Het zou me echter niets verbazen als we nog veel van die nieuwe types gaan horen, en lezen uiteraard, en dat we voortaan halverwege literaire avonden even de tent uitgestuurd worden om een blokje om te gaan.

—-

Roos van RijswAAEAAQAAAAAAAASkAAAAJDViMDhlMWE4LTdmMWMtNGE4MC05ZDU2LTQ4NzNkMDU2MTM2Ngijk (1985) is redacteur van Tirade, publiceerde verhalen in diverse literaire tijdschriften en is één van initiatiefnemers van de J.M.A. Biesheuvelprijs. Recentelijk verscheen haar debuutroman, Onheilig (Querido).

 

 

Foto van Roos van Rijswijk
Roos van Rijswijk

Roos van Rijswijk is redacteur van Tirade. Ze publiceerde proza in diverse tijdschriften en de roman Onheilig (Querido, 2016).

Meer blogs

  • Afbeelding bij Zomerverlies

    Zomerverlies

    Alle ramen stonden open en toch was het warm in mijn keuken. Ik sneed knoflook in dikke plakken en liet die bruinen in de lekkerste olijfolie, hakte een paar rijpe vleestomaten en voegde die toe, dopte hulkgroene erwtjes. Als ik buiten de deur ga eten maak ik voor vertrek iets voor de thuisblijvers; je bent...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De bekende weg

    De bekende weg

    Het Zeeuwse dijkhuisje van B’s tante is al een jaar of twintig in mijn leven. Het is er stil, er is veel licht en de zee voelt heel dichtbij, maar rond de dijk is geen toerisme. Het enige wat er verandert is de tuin: er zijn meer rozen dan voorheen. De wilg is groter, en...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Zo alleen… Zo alleen 

    Zo alleen… Zo alleen 

    (beeld: Don Duyns) Uit de hengstebron gedronken hebben.   Ik schrijf over gegeven paarden en ogen van naalden.  Over brood op de keukenplank muizen die op tafel dansen en   klokjes die tikken.  Had het meisje geantwoord.  Hij had haar rode kapje gevolgd en zijn besluit genomen.  Ik ben een poëet, had ze piepend gezegd.  Aan de...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Jan Lodewijckx
    Jan Lodewijckx

    Jan Lodewijckx (1990) had het wel even gehad op kantoor. Hij kocht een zware fiets en een kleine tent en zegde zijn werk op en zijn appartement.

  • Foto van Jos Versteegen
    Jos Versteegen

    Jos Versteegen (1956) schreef zeven dichtbundels, waarin hij zich vooral liet inspireren door zijn familie en zijn jeugd in Limburg. Voor zijn debuutbundel werd hij genomineerd voor de C. Buddingh’-prijs. Zijn meest recente bundel is Woon ik hier, met herinneringen van oude mensen. In 2016 publiceerde hij zijn vertaling van de Duitse gedichten die Hans Keilson in 1944 in de onderduik schreef voor een geliefde: Sonnetten voor Hanna. Jos Versteegen werkt sinds begin 2017 aan de biografie van Hans Keilson.

  • Foto van Marian van der Pluijm
    Marian van der Pluijm

    Marian van der Pluijm (1997) is historica. Momenteel woont ze in Boedapest, waar ze Hongaarse Taal en Cultuur studeert. Voor VPRO-radioprogramma OVT maakte zij een documentaire over de Hongaarse dichter Miklós Radnóti. Zondag 7 november werd de documentaire uitgezonden op NPO Radio 1.