Aan het einde van het universum is een muur

Aan het einde van het universum is een muur. Daar achter houdt alles op, zo stelde ik me vroeger voor. Maar de leegte achter de muur was toch ook ruimte? In de zomervakanties gingen we naar Frankrijk. ’s Nachts waterde ik aan het prikkeldraad bij de koeien en soms vergat ik wat ik daar deed. Ik staarde minutenlang naar de sterrenhemel. Wat een vreemde gewaarwording voor een stadskind om de sterren te kunnen zien. Het maakte ons zo nietig, mij zo onbelangrijk. Waarom je broek nog dichtknopen? Wat betekende het ten overstaan van die weidse sterrenhemel?

Achter de muur was nog een muur. Ik nam een aanloop, een stap verticaal en mijn vingers grepen naar de bakstenen rand. In de voegen zat harde mortel. Ik trok me op, zwaaide mijn been over de muur en liet mij zakken. Nog een muur. Weer klimmen. Springen, en zo klom ik over wel honderd muren. Tot ik, uitgeput als ik was, tenslotte noodgedwongen opgaf. Wie weet hoeveel muren er nog kwamen?

Aristoteles zegt dat er aan het begin van ‘alles’ iemand moest zijn geweest die alles een zetje gaf. Anders zou het niet allemaal in beweging zijn. Dat is logisch. Hij noemde diegene ‘de eerste beweger’. Die eerste beweger was zo bijzonder omdat hij de dingen een zetje had gegeven zonder dat iemand hem daar toe dreef. Hij was zijn eigen oorzaak, causa sui, en al het andere wat daarna kwam had netjes zijn oorzaak in het voorafgaande, als een eindeloos groot spel biljart.

Als mijn vader me vroeger meenam naar het café dan speelden wij ook biljart. We stootten de ballen via de band tegen de andere ballen. Hij leerde me trekstoten, masseren, piqueren. Misschien kon de eerste beweger dat ook: piqueren. De bal had een soort effect waardoor hij terugrolde naar waar hij vandaan kwam. Zoiets moest het zijn geweest.

Immanuel Kant zegt dat tijd en ruimte ‘waarnemingsvormen’ zijn, Formen der Anschauung. Alle waarneming van mensen is noodzakelijkerwijs altijd gegoten in de mal en matrijs van ruimte en tijd. Dat zijn volgens hem beperkingen van de mens, niet van de wereld an sich. Het kan dus heel goed daar aan liggen dat we niet begrijpen hoe het zit met het biljart, hoe het zit met de muren achter de muren. We zijn niet gemaakt om het te begrijpen. We denken noodzakelijkerwijze in ruimte en in tijd. We stellen beiden voor als oneindig, maar die voorstelling is gemankeerd.

Op het moment lees ik Flatland van Edwin A. Abbott. Flatland is antropologische fictie, opgezet als filosofisch gedachte-experiment. Aan het woord is een vierkant. Het vierkant stamt uit een ons vreemde wereld: Flatland. In Flatland leven driehoeken, paralellogrammen, vierkanten, polygonen, en cirkels. Een groot deel van het boek bestaat uit een nauwkeurige beschrijving van de maatschappelijke verhoudingen, tussen deze vormen, de klassen waarin zij opgedeeld zijn, het verkeer tussen de seksen, etc. Men krijgt bij het lezen een beeld van een wereld waarin alles plat is.

Aan de vooravond van de ontknoping krijgt het vierkant een droom, een visioen zou je kunnen zeggen. Hij ziet een wereld voor zich die bestaat uit een enkele lijn. Op die lijn bewegen wezentjes die zelf ook allemaal lijnen zijn. Een van hen is de koning. Hij is de langste lijn. Verder zijn er mannen en vrouwen, die ieder ook hun lengte hebben.

Als het vierkant een van zijn punten in deze wereld steekt en een gesprek begint met de koning van Lineland, volgt een confrontatie die doet denken aan oud filmmateriaal met first contact-beelden. In 1930 vlogen goudzoekers met een vliegtuigje over een ongerepte vallei in Nieuw Guinea. Wat zij aantroffen, was een grote hoeveelheid goud en een kleine samenleving van een kwart-miljoen mensen die nog nooit contact hadden gehad met de buitenwereld. De vallei waarin zij leefden was zo afgeschermd dat zij in hun bestaan ongestoord hadden kunnen blijven. Het was een wereld in het klein, waar nu ineens een vliegtuig landde.

Het onbegrip ten overstaan van de vreemdeling, het onbegrip van de koning der lijnen die voor het eerst met een vierkant spreekt, krijgt zijn analogie in Flatland, wanneer middenin de woonkamer van ons vierkant een in omtrek sterk variërende en pulserende cirkel verschijnt. De cirkel beweert uit een andere wereld te komen, een wereld met drie dimensies. Hij is, zo zegt hij, geen cirkel, maar een bal. De tragiek wil, dat dit te veel is voor ons vierkant om te begrijpen. Zijn waarneming is gebonden aan de tweedimensionale ruimte en in een wolk van paniek en verwarring werpt hij zich op de indringer. De twee raken in een worsteling die niet onderdoet voor die van Jacob en de engel.

—-

_Mathijs AF-9299
Tofo: Rosa van Ederen

 

Mathijs Gomperts (1988) is zondagblogger voor Tirade en zal zich buigen over de esthetica. Gomperts debuteerde in januari met zijn dichtbundel Zes. Onlangs werd bekend gemaakt dat de bundel  genomineerd is voor de C. Buddingh’-prijs. Naast dichter is is Gomperts filosoof en worstelaar.

[foto: Rosa van Ederen]

In de Oorshop

Gianmaria Testa (1958-2016)

Hoelang de problemen met bootvluchtelingen op de Middellandse Zee al aanslepen besefte ik pas bij het lezen van het overlijdensbericht van Gianmaria Testa. Al in 2006 kwam hij, Italiaans singer-songwriter, met het album Da questa parte del mare (‘Aan deze kant van de zee’). In sommige nummers op die plaat bezingt hij hoe de migranten de overkant nooit bereiken. Of als hun dat wel lukt, dat er dan in geen geval sprake is van een hartelijke ontvangst in Italië (zoals ook beschreven in Ilja Pfeijffers La Superba uit 2013).

De muziek van Testa lijkt zonder uitzondering te gaan over op reis zijn, maar op een manier zoals een thuisblijver dit zou verbeelden. Lange tijd was hij behalve zanger en gitarist ook stationchef van het stadje Cuneo, nabij de Franse grens. Ik stel me voor dat hij daar duizenden mensen heeft zien komen en gaan, met koffers, bloemen. Misschien zelfs vluchtelingen die vanuit Genua naar Frankrijk probeerden te komen, in hoop dat het daar beter zou zijn. Zelfs een nummer over een zeeschelp (‘Sei la conchiglia’) gaat over iemand die in transito is en wellicht nooit meer terugkomt.  Zijn lichte gitaarspel en vele jazzy invloeden dragen bij aan de vluchtigheid en vergankelijkheid van zijn thematiek.

In 2007 voelde Testa zich als muzikant zeker genoeg om te stoppen met zijn baan bij de spoorwegen. Omstreeks die tijd, de tour van Da questa parte del mare, zag ik hem spelen. Onbekommerd en grappig, maar hartverscheurend tegelijk. Testa beschikte over een diep doorrookte, met grappa doordrenkte stem, waarmee hij moeiteloos zorgde voor een huiskamersfeer, zowel op het podium als op zijn cd’s. Hij had een natuurlijke drang om te communiceren via zijn liederen én daarbuiten, met een publiek of althans met een luisteraar, hoewel hij geen woord over de grens sprak. Bij een optreden in Nederland werd er gewoon een fan gevraagd om even te tolken, waar diegene dan een avondvullende taak aan had.

Omringd door een uitstekende ploeg muzikanten deed Testa die avond zijn verhaal, tussen de nummers door. De percussionist had tot hilariteit van de zaal allerhande voorwerpen als instrument gebruikt, waaronder een doosje van een camembert als (reis)trommeltje. De tolk van dienst was die avond even een vertaling kwijt toen aangkondigd werd dat een nummer zou worden begeleid alla valigia,  zo herinner ik me. Met wat handen en voeten kwamen ze er niet uit, iemand in het publiek riep nog: ‘Valies!’  Maar dat alles werd begrijpelijk toen de muzikant een koffer van het podium oppakte en het volgende lied werd ingezet.

Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds twee jaar blogt hij wekelijks voor tirade.nu. Hij ziet er overigens anders uit dan hij eruitziet.

Marko van der Wal

Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds enkele jaren blogt hij (onregelmatig) voor tirade.nu.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Zijn we slim genoeg om goed waar te nemen?

Zien we wel wat we zien?  was een van de vragen van filosoof/dichter/worstelaar Mathijs Gomperts hier stelde op het Tiradeblog. Het was in het geval van zijn stuk een vraag naar aanleiding van hoe Native Americans gekeken zouden kunnen hebben naar het schip van Columbus dat in hun wateren voer. In korter bestek wees het op het daar bijgevoegde plaatje van het type waarnaar je lang moet kijken voor je ziet wat erop staat. (Herinnert u zich dit type eigenlijk nog? / Of voor wie er van houdt de Duitse variant van het zoekplaatje: ‘Wenn du 10 Sekunden konzentriert auf das Bild schaust, erscheint im Hintergrund ein Wald’)

Kortom, het is maar waar je naar op zoek bent. De vraag refereerde voor mij ook aan een boek dat ik aan het lezen ben: Zijn we slim genoeg om te weten hoe slim dieren zijn van Frans de Waal. De bioloog/primatoloog/psycholoog De Waal schrijft graag over de geschiedenis van zijn disciplines, de helden en de onnozelaars uit zijn vakgebied. Een voorbeeld voor hem is de Duitse bioloog Von Uexküll die het begrip Umwelt muntte, de wereld vanuit het gezichtsveld van het dier. Bijvoorbeeld een teek, wat ziet die, wat voor leven leid je als je 35 jaar rustig wacht tot er een warmbloedige onder je boom doorloopt?

‘Von Uexküll beschreef ook andere voorbeelden en toonde aan dat één enkele omgeving honderden werkelijkheden biedt, die voor elke soort typerend zijn. Daarmee is Umwelt duidelijk iets anders dan het begrip ecologisch niche, de habitat die een organisme nodig heeft om te overleven. Umwelt legt de nadruk op de egocentrische, subjectieve we­reld van het organisme, die maar een klein deel vormt van alle beschik­bare werelden. Volgens Von Uexküll blijven de verschillende Umwelten ‘onbevattelijk en nooit waarneembaar’ voor alle soorten die ze bouwen. Zo zijn er dieren die ultraviolet licht zien, terwijl andere in een geurenwereld leven, of onder de grond op de tast hun weg vinden, zoals de stermol. Sommige dieren zitten op de takken van een eik, an­dere leven onder de bast van diezelfde eik, terwijl een vossengezin een hol graaft onder de wortels, ieder neemt dezelfde boom anders waar.’

Een inspirerende gedachte die het prachtige Engelse woord mesmerizing verdient, naar Franz Anton Mesmer, de vader van de hypnose. Een hynotiserende gedachte dat al die vormen van bewustzijn op sommige plekken gelijktijdig aanwezig zijn en iets anders waarnemen. Kortom dat je je je voortdurend in een wereld bevindt waar 99% van de andere aanwezigen misschien maar 1% van de indrukken met je delen. Wat voor wereld is dat dan?

‘Mensen kunnen proberen zich de Umwelt van andere organismen voor te stellen. Omdat we een sterk visueel gerichte soort zijn, kunnen we met apps gekleurde beelden omzetten in beelden zoals ze worden gezien door kleurenblinden. Als we onze empathie willen vergroten kunnen we geblinddoekt rondlopen om zo de Umwelt van slechtzien­den te simuleren.’

Etc. Wat weten we dus eigenlijk? Ik was wel gefascineerd door dat beeld van een boom waarop, van waaronder,van waaruit, van waarnaast honderden aanwezigen hun eigen opvatting over die boom hebben.

2rmuk5tEn dan hebben we het nog niet eens over de boom zelf. De Duitse boswachter Peter Wohlleben breekt in een succesvol boek Das geheime Leben der Bäume de niet-houten lans voor deze zwaar onbegrepen wezens. De Idéfix onder de boswachters! Ze hebben familierelaties, communiceren over kilometers afstand, voeden de zwakkeren onder hen etc. ‘In een hand vol bosgrond leven evenveel levende wezens als er mensen op aarde zijn.’ In een interview met NRC vertelt hij: ‘Bomen communiceren via de bloesems aan hun takken, door elektrische impulsen, ze hebben een geheime geurtaal. Al in de jaren zeventig zagen de wetenschappers acaciabomen op de Afrikaanse savanne  iets heel bijzonders doen. De acaciaboom is een lekker hapje voor giraffen. Maar de boom wordt niet graag opgegeten, dus die stuurt een viessmakend gifstofje naar zijn bladeren. De giraffe stopt met eten. Om pas honderden meters verderop weer een hapje acacia te nemen. De aangevreten acacia produceert namelijk, naast de gifstof ook een

Voor de liefhebbers dan nog dit plaatje. Wat is er eerlijk gezegd zo opmerkelijk aan?
Voor de liefhebbers dan nog dit plaatje. Wat is er eerlijk gezegd zo opmerkelijk aan?

waarschuwingsgas dat zegt: hongerige giraffekudde op komst. Meteen smaken alle buurbomen ook vies. ‘ Hoewel Wohlleben hier en daar een veelverklarend Darwinistisch inzichtje gemist lijkt te hebben, zijn zijn gedachten en gevoelens bij de Nederlandse bossen als bossen vol ‘bomen zonder familie, zonder relaties en zonder opvoeding, bomen die gecultiveerd, gekortwiekt en verplaatst zijn’ zeer verfrissend en ontluisterend.

Frans de Waal neemt het op voor in naam minder slimme dieren door tests te bekritiseren. Veel tests houden te weinig rekening met wat een dier moet kunnen en wil kunnen. Of zoals Werner Heisenberg het formuleerde: ‘Wat we waarnemen is niet de natuur op zich, maar de natuur zoals die zich aan onze methodes openbaart.’

Veel filosofisch valt er te leren van wie goed naar bomen en naar dieren kijkt.

 

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Waas

IMG_1567Het was lang wachten, dit jaar. Meestal krijg ik eind maart al een fotootje van B – op weg naar haar werk genomen – waarop een groen waas te zien is dat met een grote spuitbus over de bomen lijkt te zijn verdeeld. Daar zet ze dan uitroeptekens onder. Of alleen maar: Eindelijk.

Naast de traag startende lente was het ook lang wachten omdat B tegenwoordig zo druk is met werk en opleiding dat ze geen ruimte over heeft voor zaken als het waas. Ik zie dat overal om me heen gebeuren: zes dagen als een gek rondrennen om de zevende snoeihard te ontspannen. Op dag zeven moet de bank springen, de horeca worden uitgewoond tot de sluitingstijden van de binnenstad ons goddank dwingen naar bed te gaan. Ikzelf was geen uitzondering, en hield tot voor kort minstens vier baantjes in de lucht.

Aan het begin van dit jaar vond ik dat het anders moest. Het werd tijd om te gaan doen wat ik fijn vond, en die activiteiten die me stress bezorgden en relatief weinig opleverden geleidelijk af te stoten. Dat is best eng: er zit veiligheid in wedden op vijf paarden in plaats van één. En ingrijpen in de status quo lijkt – en ís ook een tijdje – meer werk dan niets veranderen.

Do one thing every day that scares you. 

Zoals bij veel oneliners voelen Eleanor Roosevelts woorden waarachtig zonder haalbaar te zijn, tenzij je heel angstig bent aangelegd. Maar opschudding lijkt – hoe onaangenaam ook op het moment van schudden – bijna altijd ergens goed voor.

Gisterenmiddag at ik met Nadim een ijsje in het Westerpark, en daarna keken we samen naar de eenden. Ik lag op mijn buik in het gras met mijn jongen op mijn rug. We zeiden weinig. Op een gegeven moment drukte hij zijn wang tegen de mijne. De oppervlaktespanning van een kleuterwang. Zijn adem rook naar frambozensorbet en zoete koek. Ik besefte dat B en ik het goed doen, met hem. Dat hij een fijne man zal worden.

Toen het tijd leek om op te staan liepen we naar mijn fiets. Nadim leert inmiddels ook fietsen, maar zit voor grotere afstanden gelukkig nog bij me op de stang.

Op weg naar huis zagen we het waas. Ik stopte op een brug en wees ernaar. Nadim knikte. Dit jaar was ik het die de foto nam.

Kijk, schreef ik aan B toen ik hem stuurde. Eindelijk.

______________________________________________________________________________

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is redacteur van Tirade. Sinds 2010 publiceerde hij online en in diverse bladen. Van hem verschenen in 2011 de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en in 2013 de roman Het laatste kind.

 

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

De onzichtbaarheid van Columbus

Toen ik zestien was kwam de film What the bleep do we know? uit. Mijn moeder was er helemaal weg van. Ze heeft een zwak voor spirituele interpretaties van het leven, en deze film, met z’n belofte dat de wereld plooibaar was en onze wil tegemoetkwam als je maar hard genoeg ‘wilde’ paste precies in haar wereldbeeld. Ik geef toe, ook ik vond het een hele spannende gedachte dat je met je geest invloed uit kon oefenen op de wereld. Dat als je maar genoeg in iets geloofde, het bewaarheid werd. Ik richtte mijn aandacht op het manifesteren van een heel knap meisje, dat dan mijn vriendinnetje kon worden. Nu, twaalf jaar later, moet ik toegeven dat het heeft gewerkt. Ik heb een vriendin. Ze is ontzettend knap. Wie weet hoe dat was gegaan als ik die film niet had gezien?

Wat mijn moeder betreft… vooral het verhaal over de onzichtbaarheid van Columbus raakte haar. Columbus, zo werd in de film verteld, had met zijn schip de kust van Zuid-Amerika bereikt, maar het schip was onzichtbaar voor de inboorlingen die aan die kust leefden. Ze wisten niet wat een schip was en omdat zoiets in hun wereld niet bestond, konden ze het niet zien. Het schip was er gewoon niet. Columbus was er gewoon niet. Het was een gewone dag aan strand.

Mijn moeder vroeg zich af: zijn er dingen die wij niet zien, omdat we denken dat ze niet bestaan? Zijn de dingen die wij zien er alleen omdat we nou eenmaal in ze geloven? De film riep zo veel vragen op over hoe de wereld in elkaar zat en wat de relatie tussen onze waarneming en die wereld was. Ze kon er niet meer over ophouden en we voerden lange discussies, over hallucinaties, schoonheid in de kunst en dat mijn rood misschien wel haar groen was…

Dit spectrum aan onderwerpen, weet ik nu, komt aan bod in twee takken van de filosofie, de epistemologie en de esthetica. In dat eerste gaat het vooral om de vraag hoe wij kennis van de buitenwereld kunnen verkrijgen, maar soms ook breder, hoe we kennis überhaupt verkrijgen. Als je een som uitrekent en het antwoord hebt, wat is er dan gebeurd? Eerst wist je het antwoord niet en daarna wel… Hoe kan dat? De tweede tak, de esthetica, gaat over kunst. Wat is kunst? Wat is schoonheid en wat is de verhouding tussen mens en kunstwerk?

‘Aisthesis’, uit het Oudgrieks, betekent zoveel als zintuiglijke waarneming. De eerste theorieën in de esthetica gingen dan ook niet zo zeer over kunst, over plezierige waarneming, maar over waarneming an sich. Hoe werkt zintuiglijkheid? De zon schijnt, het licht valt in de zeilen van Columbus, maar de Indianen zien het niet. Zien ze iets anders? Donderwolken? Een school vissen? Wat zien ze?

Inmiddels heb ik mijn twijfels bij het verhaal over Columbus en de indianen. Het is te mooi om waar te zijn. Het is een indianenverhaal. Ik vermoed dat die Indianen wel degelijk iets zagen, maar dat zij eenvoudigweg niet konden plaatsen wat dat was. Een voorbeeld daarvan is de zwart-witfoto bij deze blog. Tijdens mijn studie kreeg ik deze voor ogen en ik heb me er dagenlang over gebogen, tevergeefs. Ik zag de foto wel, en ik zag wel dat er iets op stond, maar ik kon niet zien wat het was, tot iemand het aan me vertelde. Toen verscheen er ineens, in een Gestalt-switch, iets op de foto, wat er eerst niet was geweest. Het gebeurde voor mijn ogen, alsof het magie was.

Bij nummer 462

Het is zo ver: Tirade 462 is er!

Na het late kerstnummer van vorig jaar begint Tirade de zestigste jaargang met een heel goedgevulde aflevering. Die er ook deze keer geweldig uitziet, dankzij het werk van de onnavolgbare Lisa Dröes.

In een Duits interview zei Tirade het al: ‘Wir sind wie ein Oktopus mit vielen Armen, der in den unterschiedlichsten Bereichen nach neuen Beiträgen sucht.’ En het is weer gelukt onze tentakels uit te strekken in de meeste uiteenlopende gebieden, met een internationaal georiënteerd nummer als resultaat.

We doen nieuwe ontdekkingen in alle windstreken, zoals de poëzie van Mohanad Jacob (Irak), het kale proza van Rodolfo Walsh (Argenitinië) en een subtiel verhaal van Laia Jufresa (Mexico). Ook schrijvers van eigen bodem nemen ons mee over de grens. Meike Grol reist met ons af naar Australië en Tobias Wals geeft ons een kijkje in Oekraïne. Sipko Melissen werpt een nieuw licht op Kafka’s verblijf in Venetië en Irwan Droog werpt zich op als ambassadeur voor het werk van John Steinbeck.

Dichter bij huis buigt Carel Peeters zich over de nieuwe roman van H.M. van den Brink en laat Kathinka Stel ons (opnieuw) kennismaken met Max de Jong. Poëzie is er natuurlijk ook, en wel van Joost Baars, Roberta Petzoldt en Jan Sakko. De afsluitende tirade (‘De Verzameling der Frustraties’) komt van theatermaakster Laura Vroom.

Tirade 462 is te bestellen in de webshop van Uitgeverij Van Oorschot en vanaf morgen verkrijgbaar in de betere boekhandel.

'Wir sind ein Oktopus mit vielen Armen, der in den unterschiedlichsten Bereichen nach neuen Beiträgen sucht.'
‘Gruss vom Oktopus.’

Meer blogs

  • Afbeelding bij Zomerverlies

    Zomerverlies

    Alle ramen stonden open en toch was het warm in mijn keuken. Ik sneed knoflook in dikke plakken en liet die bruinen in de lekkerste olijfolie, hakte een paar rijpe vleestomaten en voegde die toe, dopte hulkgroene erwtjes. Als ik buiten de deur ga eten maak ik voor vertrek iets voor de thuisblijvers; je bent...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De bekende weg

    De bekende weg

    Het Zeeuwse dijkhuisje van B’s tante is al een jaar of twintig in mijn leven. Het is er stil, er is veel licht en de zee voelt heel dichtbij, maar rond de dijk is geen toerisme. Het enige wat er verandert is de tuin: er zijn meer rozen dan voorheen. De wilg is groter, en...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Zo alleen… Zo alleen 

    Zo alleen… Zo alleen 

    (beeld: Don Duyns) Uit de hengstebron gedronken hebben.   Ik schrijf over gegeven paarden en ogen van naalden.  Over brood op de keukenplank muizen die op tafel dansen en   klokjes die tikken.  Had het meisje geantwoord.  Hij had haar rode kapje gevolgd en zijn besluit genomen.  Ik ben een poëet, had ze piepend gezegd.  Aan de...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Milo van Bokkum
    Milo van Bokkum

    Milo van Bokkum (Amsterdam, 1994)  is economieverslaggever bij NRC.

  • Foto van Anja Sicking
    Anja Sicking

    Anja Sicking schrijft romans en essays. In haar laatste boek, De visionair, onderzoekt ze via de verbeelding
    hoe de toekomst eruit zou kunnen zien.

  • Foto van Senna Felius
    Senna Felius

    Senna Felius (1997) is dichter. Ze studeert filosofie en Arabisch en woont in Egypte. Haar poëziedebuut staat in Tirade 487.