Sticht een land

Waar te beginnen als je iemand wilt leren kennen?

Dat zal dan wel, dat zal dan uiteindelijk wel heel goed kijken zijn, heel lang kijken zijn. Je bouwt iets op, een oppervlak onder een grillige curve. Je weet dat hij het pak zo raar hoog vasthoudt als hij sap inschenkt. Je denkt tijden niet aan hem. De curve vormt de grens van het land dat je zo sticht, maar waar nou te beginnen?

Dat moeten de gegevens zijn, je moet op zijn minst zoveel weten als de overheid. Dat is de regel. Geslacht: man; nationaliteit: Nederlandse; geboortedatum; geboorteplaats enzovoorts tot je plots bij iets moois uitkomt, tot je plots pal voor zijn burgerservicenummer staat. Voor de negen cijfers waarmee jij je kan verankeren, welbewust een pen kan slaan in iets dat alleen van hem. Ga zitten als voor huiswerk. Schrijf het getal over met blauwe ballpoint in een lijntjesschrift.

Kijk. Die eerste vier getallen? Dat kan een jaartal zijn. Komen de cijfers in drietallen? In strikte regelmaat? Drie, drie, drie. Of toch: vier, twee, drie. Wat klinkt eigenlijk het beste, hoe heeft hij het nummer voor het eerst bekeken? Zie je de losse getallen, dat de eerste zes oneven zijn? En dat de laatste vijf aflopend, onregelmatig aflopend, maar toch, aflopend zijn. Hoe heeft hij het nummer voor het eerst onthouden? Kijk. Hebben de getallen veel bolle buiken of juist kale strepen? Hoor je al een ritme van getallen of van de klank van de namen van getallen? Kijk. Het heeft zich in je hoofd gezet. Onwillekeurig als het refrein van een lied. Tenslotte dan toch. Onwillekeurig.

 

(Typografie door Sander Kuypers)

___________________________________


afbeelding6
Branko Van (1985) is dichter en aankomend kinder- en jeugdpsychiater. Hij werkt momenteel aan het afronden van zijn proefschrift over inter-individuele verschillen in de neurobiologie van ADHD. Gedichten verschenen eerder in o.a. Krakatau, Meander, Tirade en Hollands Maandblad. Lees meer van Branko op: https://vanbranko.wordpress.com

 

 

In de Oorshop

De spiegel van de zee – Joseph Conrad

Dit is een ontstellend mooi en interessant boekje. Om minstens 7 redenen.

1. Joseph Conrad bracht een groot deel van zijn leven op zee door. Een memoire-achtig boek van Conrad over de zee is dus bijna iets als  ‘het beste managementboek ooit’. Tegenwoordig zou een TED talk het beste alternatief zijn: Conrad praat je in een half uur bij over wat hij allemaal geleerd heeft op zee over: het Anker, De Aankomst , het Gewicht van de lading, Vermist raken, Westen en Oostenwind, de Rivier, etc.

De spiegel van de zee is een schitterende liefdesverklaring aan de zee en aan de zeevaart. Je kunt het boek lezen als een wijze verzameling inzichten met een sterk aforistische aard. Maar ook werkelijk als een ultiem management boek, wat Conrad over de zee weet, vertelt veel over wat je ook maar doet.

‘Like all true art, the general conduct of a ship and her handling in particular cases had a technique which could be discussed with delight and pleasure by men who found in their work, not bread alone, but an outlet for the peculiarities of their temperament.

Conrad maakt wat hij heeft geleerd heel breed bruikbaar.

2. Conrad’s Engels is zo bijzonder juist omdat de man een Pool was. Hij heeft nooit zonder accent leren spreken, maar de schoonheid van zijn taal is vrijwel dezelfde als wat hij roemt in de wereld van de scheepvaart: precies en aandachtig. Voor elk gebruik een ander woord. Ik vind dat je kunt lezen dat Engels zijn tweede taal is, zoals je dat ook bij Nabokov kunt, er zit plezier en welbewuste constructie in elke zin. Dat komt omdat hij zijn taal bewust heeft moeten verwerven. Daarbij zijn er weinig boeken met een zo ruim vocabulaire die je toch heel goed kunt lezen, ook zonder woordenboek.

3. Het is een mooi ding, dit boek. Gemaakt door J. M. Dent & Sons Ltd. te ‘Aldine House Befordstreet London’, in 1933, in een reeks die The Open Air Library heet, boeken over de natuur. Klein van formaat, gebonden, Stofomslag, met ‘wood-engravings’ door…

4. Eric Fitch Daglish, die een fraai graveur was, maar bovenal een man met een groot ego, een groot probleem in het boekenvak. Daglish gaat redelijk ver – en we komen nu op het vlak waarin we vooral genieten van iets dat te erg is, meer dan dat het om de kwaliteit van het boek gaat:

Zie dit plaatje eens, het is de achterflap van het boek, waarin alle eer uitsluitend naar de redacteur gaat. Vier quotes over hoe goed de redacteur het wel niet doet!

Het brengt mij een lievelingscitaat in gedachten van de dichter Chr. J. van Geel: ‘Redacteurs, als ze niet vooringenomen zijn,  zijn stumperige ontdekkingsreizigers, vooral wanneer zij hovaardig de hulp der inboorlingen afslaan.’

StocklessAnchorEric Fitch Daglish zijn naam komt in binnenwerk en omslag elf maal voor. En er is een voorwoord van hem.

5. Het voorwoord van Joseph Conrad zelf is hilarisch. Ongetwijfeld is hij door Eric Fitch Daglish gedwongen het te schrijven, en hij antwoordt met een voorwoord van 5 pagina’s waarin hij uitlegt dat een voorwoord voor dit boek onzin is.

6. Vooral het hoofdstuk over het anker is schitterend, een combinatie van irritatie over het slecht begrijpen van het instrument door derden, journalisten, prutschrijvers en anderen,  en een diepe liefde voor wat het is en doet en hoe alles heet. ‘Let go!”

7. Dit is een boek in de categorie,  ‘boeken die je steeds kunt blijven herlezen’.

8. Nou vooruit. Het zijn ook wel mooie gravures. Conrad3

 

 

 

 

 

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Huis en boek

In Het Parool stond altijd een rubriek onder de kop ‘wooncarrière’. Amsterdammers vertelden daarin over de huizen die ze in de loop van hun leven hadden bewoond. De krant maakte er dan een uitgebreid plattegrondje bij. Soms leverde het ook een bekentenis op, bijvoorbeeld wanneer zo iemand helemaal niet oorspronkelijk uit Amsterdam kwam terwijl je je dat haast niet kon voorstellen. Of dat er dingen werden opgetekend als ‘Ik ben en blijf een Zaans arrebeierskind’, uit de mond van een vastgeroeste grachtengordelbewoner.

Inmiddels ben ik toe aan mijn vijfenhalfde* onderkomen in de stad. Tijd voor een tussenstand – beginnend met de mededeling dat ook ik niet oorspronkelijk uit de hoofdstad kom – een tussenstand niet zozeer van huizen als wel van boeken. Hoe las ik mijn weg door Amsterdam? Een selectie.

Mijn eerste plek was een schots en scheef kamertje op de Zeedijk, tweehoog achter, schuin boven de Casablanca (karaokebar) maar met het mooist denkbare uitzicht. Op een plank die elk moment naar beneden kon komen had ik een rijtje boeken, maar meer nog had ik stapels van de bibliotheek, maar kwam er nooit toe ze te lezen. Er was het jaar dat ik er woonde slechts een schrijver die ik, studiegewijs, las: Plato. Te zien aan mijn uitgave van het Symposium waarop iemand destijds rode wijn morste, deed ik dat met veel plezier.

In een Nieuw-Westse buitenwijk begon ik aan Moby-Dick. Ik las het uit op een strand van een waddeneiland tijdens een hittegolf.

Op de boot in de Amstel las ik Het Martyrium van Elias Canetti. Het verhaal staat symbool voor de onderdrukking van intellectuelen aan de vooravond van de WOII in Duitsland. Mij blijft het vooral bij vanwege de ‘salamitactiek’ waar het boek om draait: de inwonende huishoudster neemt steeds een spreekwoordelijke vinger van de professor voor wie ze werkt, en eindigt met de hele hand. Het werd een symbool voor mijn tijd daar. Hij steekt uiteindelijk zijn bibliotheek in de fik; ik verhuisde.

Terug binnen de grachtengordel, Waterlooplein, bevond ik met tussen toeristen, marktkooplui en Mossad-agenten. Los en vast las ik Oorlog en vrede van Tolstoj én De broers Karamazov van Dostojevski, deels professiegewijs, waarna ik het jammer vond dat ik beide nu nooit meer voor het eerst kan lezen. Maar een van de belangrijkste was ‘Reis door mijn kamer’ van Maarten Biesheuvel – geen boek maar een verhaal – omdat het net zo compact is als mijn kamer was.

Nu ik weer verder trek denk ik aan reizen door de belsotenheid van een kamer. Verhuizen brengt je misschien ergens anders, maar binnenshuis kan ik des te verder reizen. Of zoals Biesheuvel zegt: ‘Ik zou in een vliegtuig kunnen stappen en naar Sjanghai vliegen, ik zou scheep kunnen haan en naar Port Churchill in de Hudsonbaai varen, ik zou in een auto kunnen stappen en naar Parijs rijden. (…) Ik ga niet reizen. (…) Wat doet het ertoe hoe groot het heelal is als mijn kamer voor mij al zo belangwekkend is?’

* Het halfje is het huis waar ik af en toe op pas. Ik probeer er zo lokaal mogelijk te lezen, in casu met de Oude Pijp als decor. Mijn eeste poging was Pijpelijntjes van Jacob Israël de Haan. Een vervelend boek waarvan beide hoofdpersonen mij al na een paar bladzijden danig de keel uithingen. Ik stapte over op het herlezen van Van der Heijdens Het Hof van Barmhartigheid: Albert Egberts woont als kraker in de Van Ostadestraat en geeft en passant prachtige beschrijvingen van de buurt.

 

Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds twee jaar blogt hij wekelijks voor tirade.nu. Hij ziet er overigens anders uit dan hij eruitziet.

Marko van der Wal

Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds enkele jaren blogt hij (onregelmatig) voor tirade.nu.

Tirade zwaait Sonja uit en verwelkomt Branko Van

afbeelding6De redactie dankt Sonja Schulte hartelijk voor haar prachtige vierluik over de rouw dat op de zondagen van de afgelopen maand op deze plek verscheen. In maart zal Branko Van voor ons bloggen, en ook hij maakt een vierluik. Prozagedichten, worden het, over wat te doen als je iemand wilt leren kennen. 

Branko’s werk verscheen eerder in Tirade, Meander, Krakatau en Hollands Maandblad. Mocht je je voor zondag in zijn werk willen verdiepen, kijk dan op zijn site.

 

 

Yangtze

Het nieuwe kijkcijferkanon van de publieke omroepen heet Langs de oevers van de Yangtze. Elke zondag kijk ik in verrassende vervoering naar de avonturen van een tot nog toe onbekende Nederlandse reiziger, die China’s moederrivier volgt van haar monding bij Shanghai tot aan de bron.

Het zal ongetwijfeld niet zo zijn, maar in elke aflevering lijkt een aantal ijzersterke personages met levensgrote conflicten heel toevallig op zijn pad te komen. De reiziger schiet mensen aan, raakt in gesprek en valt van de ene tragedie in de andere. Door wat de in beeld gebrachte Chinees allemaal niet zegt over zijn loodzware leven wordt de pijn sterk voelbaar. Regelmatig schiet de presentator vol, wat de kijker op moet maken uit zijn lichaamshouding, omdat ook dát verdriet niet direct in beeld gebracht wordt, of in ieder geval niet wordt uitgemolken.

Het programma heeft een hart. Geen dik vet 3-D Technicolor All you need is love-hart, maar een echte, werkende en feilbare spier: het soort orgaan dat alles waarmee het verbonden is van warmte en zuurstof voorziet. Van leven, eigenlijk.

Afgelopen zondag werd aflevering 4 uitgezonden, waarin een grote dam in de rivier centraal stond, die tal van levens heeft ontwricht. Weinig zo tragisch als een arme vrouw die in een betonnen flat woont, vlak boven de plek waar ooit haar geboortedorp was. Waar het nog steeds is, moet ik zeggen, omdat het al weer jaren onder water ligt.

Na de uitzending keken B. en ik elkaar aan.

‘Jezus,’ zei ik. ‘Wat doet die jongen dat goed.’ Ik doelde op de reiziger.

‘Ja,’ zei B. ‘En zo knap dat hij Chinees spreekt.’

In stilte knikten we een tijdje.

‘Weet je wat heel gek is?’ zei ik.

‘Dat we niet weten hoe hij heet,’ zei B.

En dat was precies wat ik wilde zeggen. De naam van de reiziger is geen geheim en verschijnt gewoon bij de aftiteling, maar kennelijk hebben we hier te maken met iemand die een verhaal vertelt – en daar zelfs voortdurend bij in beeld komt – zonder met zijn persoon de aandacht van de kijker af te vangen.

Uniek, in deze tijd.

______________________________________________________________________________
Gilles van der Loo (Breda, 1973) is redacteur van Tirade. Sinds 2010 publiceerde hij online en in diverse bladen. Van hem verschenen in 2011 de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en in 2013 de roman Het laatste kind.

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Vertrouwen

Misschien ben ik te goed van vertrouwen, of verlies ik het te snel, of ben ik er te veel mee bezig, hoe dan ook, hoe langer ik leef hoe meer er te wantrouwen valt. Pino, waar gewoon een mens in bleek te zitten. Vaderlandse tradities. Een vriend die zijn handen niet thuis kon houden. Banken. Mijn eigen hand die zich ineens opent als ik een kop koffie vast heb. Goede doelen. Sinds ongeveer een week kan ik mijn blaas aan deze vertrouwenscrises toevoegen, vlak naast mijn longen die me al eens afvielen, blijkbaar kunnen die ingewanden zonder directe aanleiding ineens gaan ontsteken. Ik zat in de spreekkamer van een avonddokter en ze twijfelde tussen een standaard antibioticakuurtje of iets wat ze ‘grof geschut’ noemde. Daar moest ik ontzettend van lachen (au), maar dat kwam ook omdat ik koorts had en me met de seconde getikter voelde worden. Het grove geschut bleef me bespaard. In plaats daarvan mocht ik vijf dagen geen zware machines bedienen omdat ik van antibiotica een beetje stoned, langzaam en treurig word.

Ik dacht aan een buurman die ik ooit had en die weliswaar niet heel oud was, maar wel zeer veel tijd had vrijgemaakt om overal het vertrouwen in te verliezen; weggebruikers, supermarkten, straatmuzikanten, de lijnen die straaljagers achterlaten in de lucht, familieleden, GSM-masten, de economie en Bush, die toen nog aan het regeren was in de VS. Op een dag stonden we in de keuken te praten, die buurman en ik, en hij vertelde dat de president van Amerika eigenlijk een soort hagedis was. Een reptiel. Ik zei dat hij me meer aan een platgereden pad deed denken.

‘Nee,’ zei de buurman, ‘Letterlijk. Zijn huid is een vermomming. Ze zitten overal. Balkenende zou er ook een kunnen zijn, hij vertoont er tekenen van.’

Het wantrouwen van mijn buurman moest ergens mee opgeheven worden, denk ik, zodat de zaak weer in evenwicht was. Daarom vertrouwde hij in diverse complottheorieën, de geneeskrachtige werking van homeopathische middelen en mateloos in zijn eigen lichaam want het was een handige kerel die nooit ziek was en van alles zelf bouwde en repareerde. ‘Vertrouw niets,’ zei hij eens ten overvloede tegen me.

In de boeken die ik las tijdens het suffe kuurtje weerklonk zijn gebod. Margaret Atwood laat in het post-apocalyptische Als laatste het hart haar hoofdpersonen met open ogen een eng utopisch woonproject betrekken. In tamelijk pamflettistisch proza beschrijft ze hoe niets en niemand daar nog te vertrouwen is. En in Lize Spits Het smelt is slechts op de natuur te rekenen, die bepaalt dat ijs in water verandert als de temperatuur boven de nul komt. Wat goed beschouwd een schrale troost is, concludeerde ik hoofdschuddend, want denk aan de zeespiegel!

Vanochtend nam ik m’n laatste pil in. Alles werkt weer. Ik heb eens ergens gelezen dat genezing van pijn of ziekte de beste drug is die er bestaat. Dat kan waar zijn. Buiten schijnt de zon, die lente komt echt wel weer, volgens mij zag ik een eenhoorn. Ergens in de stad trekt een horde salamanders varkenskoppen over de ogen.

—-

Roos van RijswAAEAAQAAAAAAAASkAAAAJDViMDhlMWE4LTdmMWMtNGE4MC05ZDU2LTQ4NzNkMDU2MTM2Ngijk (1985) is redacteur van Tirade, publiceerde verhalen in diverse literaire tijdschriften en is één van initiatiefnemers van de J.M.A. Biesheuvelprijs. Ze is columnist bij Advalvas. Recentelijk verscheen haar debuutroman, Onheilig (Querido).

Foto van Roos van Rijswijk
Roos van Rijswijk

Roos van Rijswijk is redacteur van Tirade. Ze publiceerde proza in diverse tijdschriften en de roman Onheilig (Querido, 2016).

Meer blogs

  • Afbeelding bij Zomerverlies

    Zomerverlies

    Alle ramen stonden open en toch was het warm in mijn keuken. Ik sneed knoflook in dikke plakken en liet die bruinen in de lekkerste olijfolie, hakte een paar rijpe vleestomaten en voegde die toe, dopte hulkgroene erwtjes. Als ik buiten de deur ga eten maak ik voor vertrek iets voor de thuisblijvers; je bent...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De bekende weg

    De bekende weg

    Het Zeeuwse dijkhuisje van B’s tante is al een jaar of twintig in mijn leven. Het is er stil, er is veel licht en de zee voelt heel dichtbij, maar rond de dijk is geen toerisme. Het enige wat er verandert is de tuin: er zijn meer rozen dan voorheen. De wilg is groter, en...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Zo alleen… Zo alleen 

    Zo alleen… Zo alleen 

    (beeld: Don Duyns) Uit de hengstebron gedronken hebben.   Ik schrijf over gegeven paarden en ogen van naalden.  Over brood op de keukenplank muizen die op tafel dansen en   klokjes die tikken.  Had het meisje geantwoord.  Hij had haar rode kapje gevolgd en zijn besluit genomen.  Ik ben een poëet, had ze piepend gezegd.  Aan de...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Kevin Headley
    Kevin Headley

    Kevin Headley (1983) is een Surinaamse documentairemaker, journalist en schrijver. Sinds een aantal jaar schrijft hij ook korte verhalen, welke onder andere gepubliceerd zijn in de Surinaamse krant de Ware Tijd, het opinieblad Parbode, het online literair tijdschrift Papieren Helden, het tijdschrift Wobby en Tirade. Kevin heeft ook de speciale uitgave van Tirade PRAKSERI met alleen Surinaamse verhalen samengesteld. Tweewekelijks leren we door zijn ogen verschillende aspecten kennen van Suriname.

  • Foto van Tim Veeter
    Tim Veeter

    Tim Veeter

    Tim Veeter (1991) is acteur en schrijver. Hij studeerde af als Theaterwetenschapper aan de UvA en genoot diverse acteeropleidingen. In zijn schrijfwerk speelt hij met taal en legt de nadruk op het perspectief en de ontwikkeling van de personages. Zijn verhalen zijn vaak licht absurdistisch, maar toch herkenbaar. Tim is woonachtig in Amsterdam.

  • Foto van Anja Sicking
    Anja Sicking

    Anja Sicking schrijft romans en essays. In haar laatste boek, De visionair, onderzoekt ze via de verbeelding
    hoe de toekomst eruit zou kunnen zien.