Kijken naar dieren

Lorenz en Tinbergen

Uren heb ik naar mieren gekeken. Rijen mieren op een zomerdag terwijl je op je buik ligt, de kortsmossen prikken in je blote buik, je T-shirtje is van het meebewegen met de mieren opgestroopt. Mieren die in colonne langs de rand van een stoep marcheren. Wat doen ze daar eigenlijk? En waar gaan ze heen? Na een half uurtje aanvankelijke verwondering begint al snel de experimenteerdrang, wat als ik deze mier isoleer van de rest, keert hij op zijn schreden terug naar de colonne of zal hij trachten vanuit zijn nieuwe positie eveneens hun beoogde doel te bereiken? Een zeker sadisme speelt ook altijd mee, omdat wreedheid de experimenten zo snel en zo makkelijk veel boeiender maakt. Als ik deze mier met dit takje nu half plet, zullen zijn collega’s dan over hem heen stappen of hem helpen? Als ik hem dood in de weg leg, verslepen ze hem dan? Als ik dit mierennest dichtgooi met aarde, waar gaan ze er dan in?

De zon schijnt, er is geen buitenwereld, de uren verstrijken met mieren, bijen, vinders, hommels. Een zachte zomerbries strijkt langs je wang, in de verte hoor je kinderen schreeuwen. De planten in de tuin zie je zonder ze nog bij naam te weten. Vlekken van zon en schaduw vormen je eerste intense beleving van schoonheid. Je verlangt al naar iets waarvan je later zult weten dat dit het was.

In de winterse setting van een huis in de Achterhoek las ik vorige week Richard Dawkins’ The Oxford Book of Modern Science Writing waarin een stuk van Niko Tinbergen uit Curious Naturalist als volgt wordt aangekondigd: ‘The kindly, smiling, avuncular Tinbergen was the master of naturalist experiments, proper controlled experiments, but done in the wild rather than in the laboratory. He pioneered the technique as a young man during his famous series of experiments on digger wasps in the sand dunes of his native Holland. This is the subject of the following extract from Tinbergens’s scientific autobiography Curious Naturalists. Like Ernst Mayer and Theodosius Dobzhansky, Tinbergen wrote English better than most anglophone scientists.

Wat volgt is een geweldig stuk wetenschapsproza van een zongebruinde Tinbergen die de wespen volgt, hun markeringspunten (hoe vind je een gaatje in het zand op het noordzeestrand?) verplaatst teneinde ze mild te ontregelen en dan de waarneming van hoe ze daarop reageren. Ik was terug. Dit was mijn soort natuurexperiment. Denken over dieren is wat ik deed lang voordat ik na kon denken over mensen. Spechten, uilen, hazen reeën, buizerds, vossen, meikevers, alle vertonen ze gedrag dat te bestuderen valt en dat ik op lange tochten door de natuur bestudeerde. Nog altijd weet ik de boom op een landgoed in het dorp waar ik woonde waar je altijd boomklevers vond, de frambozenstruik waaronder een hazenleger. Eenden leggen soms wel tot twaalf eieren.

Tinbergens geschreven Engels kun je inderdaad lezen zonder er een vreemde Hollandse knauw in te horen, die veel hedendaags academisch Engels aankleeft. Een goed schrijver! (Over dit academisch Engels schrijft Willem Otterspeer heel fraai in Weg met de wetenschap, het lijkt sterk op: ‘wat in de jaren dertig van de vorige eeuw als BASIC (British American Scientific International Commercial English) te water gelaten werd: een taal met nog geen duizend woorden, bestuurd door een simplistische grammatica.’)

Nu heb ik sinds drie maanden een kat in huis en ik vul een deel van mijn avonden weer met kijken naar een dier, hoe zij speelt, hoe zij slaapt, hoe zij eet, wat zij doet net na het eten, hoe ze reageert wanneer ze doorheeft dat je naar haar kijkt.  Ik ben weer een Tinbergen in het diepst van mijn gedachten.

 

Afhankelijkheid
De  hond, uren opkijkend
naar de tafel van de meester
Er is geen leven
dan wat gegeven wordt

D. Hillenius

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

In de Oorshop

Times is hard

Gisterenavond, tegen het einde van een twaalfurige werkdag, lukte het me niet meer nog een stukje te schrijven. Dat betekent dat het nu nog moet. Het is een Catch-22 van jewelste erop te moeten vertrouwen dat er wel iets goeds zal komen als je deadline nadert.

Ook in rustiger tijden lijkt mijn geluk elke dag weer af te hangen van precies dat kantelpunt: alles wat ik nodig heb om goed te functioneren is een vorm van naïef vertrouwen dat alles goed zal komen. Het hoeft niet waar te zijn, als het maar zo voelt.

Niet te ver vooruitkijken lijkt te helpen (uiteindelijk gaat iedereen dood, sommigen op verschrikkelijke manieren), en niet te ver om me heen kijken ook (wist je dat er in Vlaanderen meerder verouderde kernreactoren staan, die in de afgelopen weken meermaals zijn uitgeschakeld om hun stabiliteit te waarborgen?)

Nog geen half uur geleden zat ik in Nadims klasje, mijn jongen op schoot, en las hem tot de bel zou gaan voor uit Kikker en de horizon, waarin Kikker bij Rat zeurt tot hij mee op reis mag en aansluitend bijna meteen terugwil naar huis. Kikker wendt vermoeidheid en zelfs ziekte voor om zijn zin te krijgen, en als ze na twee nachten eindelijk terugkomen is hij zielsgelukkig. Rat zegt dat hij ook blij is, maar voor hem lijkt in onderwegzijn veel minder emotionele lading te zitten.

Zelfde avontuur, zelfde duur, personen uit grofweg dezelfde sociale laag van de bevolking; volledig andere ervaring.

De voordelen van Kikker zijn zie ik niet. Iemand?

 

________________________________________

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is redacteur van Tirade. Sinds 2010 publiceerde hij online en in diverse bladen. Van hem verschenen in 2011 de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en in 2013 de roman Het laatste kind. 

 

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Zilvermeeuwen

Voor het eerst in lange tijd moet ik met de metro, die sinds een paar jaar lijkt op metro’s uit een vakantie. Het is moeilijker om uit het raam te kijken dan in de vorige metrostellen, de zilvermeeuwen, omdat je altijd recht in iemands gezicht kijkt.

Vroeger probeerde ik de namen die langs de rails en op de zilvermeeuwen gespoten waren te onthouden. JOE, CECE. Dat onthouden ging makkelijk, als je bij het eindpunt van de metro woont zit je zo twee, vier of zes keer per dag de hele rit uit.

Ik herinner me rokers in de metro maar niet wanneer ik er voor het laatst een zag en ik herinner me de mannen en jongens achterin de wagens, op de lange bank uit één stuk, en dat ik heel vroeger dacht dat je high werd als je een aansteker liet branden onder een stuk aluminiumfolie.

Er is een keer een enorme vrouw voor me opgekomen. Ze stond op en hield haar paraplu als een honkbalknuppel in de aanslag toen de junk die ook wel eens op de perrons poepte me aan wilde vallen. Ik was al volwassen en helemaal niet bang voor die man maar toch blij met de vrouw, met de metro, waarin je kleine gemeenschappen vormt. Chagrijnige gemeenschapjes, soms mooie of stille of nietszeggende. Ik moet vaak denken aan de keren dat ik met wildvreemden de slappe lach had tijdens de rit, ook toen ik nog een tiener was en volwassenen weinig van wat je doet serieus nemen.

Ik herinner me op mijn verkering te wachten. Ze kwam niet opdagen. Amsterdam Centraal werd nog niet verbouwd en ik stond bij het meetingpoint, dat lelijke jaren ’80-neonfiguur van twee mensen die elkaar de mintgroene hand schudden. Dat figuur is weg. Ik kan er geen foto’s van vinden. Niets kan ooit hetzelfde blijven, je moet alles in je kop vasthouden en machteloos toezien hoe je bloedeigen brein de zaken vervormt.

Zestien, was ik. Mijn verkering was er niet. Ik ging naar Restaurant 1e Klas om thee te drinken en na te denken, een beslissing te maken, om te keren, te blijven. Omdat het druk was schoof ik aan bij een onbekende.
De man heette Han. We praatten een uur, over van alles; het leven, zijn gezin geloof ik of zijn werk, vast ook over mij, het was echt een goed gesprek. Natuurlijk was ik op mijn hoede, maar mijn vertrek – toch even kijken of ze er was – vonden we allebei jammer.
Hij zei: het zou raar zijn om elkaar nog eens te ontmoeten, hè?
Ja, zei ik.

Dat spijt me nog altijd een beetje. Maar dingen waren gaan tegenvallen, hadden we elkaar nog eens ontmoet: ik zou te kinderachtig zijn en hij te oud en ik te vrouw en hij te man en alles wat er lolitagewijs mis kan gaan in zo’n situatie zou misgaan. Nu geloof ik liever in het buitenaards bijzondere van die ene ontmoeting, dat we ondanks al die verschillen gelijk waren – Han hoort in mijn hoofd bij de grote vrouw die haar paraplu hief.

Mijn vriendin was er niet. Ik was niet vreselijk kwaad, wist dat die verkering geen lang leven beschoren zou zijn maar je moet érgens beginnen, nam de 54 naar huis en staarde. JOE. CECE.

Ik stap uit, ver voor de eindhalte, nog niet eens boven de grond, de muren zijn schoon en niemand rookt en de metro maakt een vreemd geluid bij het wegrijden. Ik vraag me af of ik een foto moet maken. Alles vervormt.

——

AAEAAQAAAAAAAASkAAAAJDViMDhlMWE4LTdmMWMtNGE4MC05ZDU2LTQ4NzNkMDU2MTM2NgRoos van Rijswijk (1985) is redacteur van Tirade, publiceerde verhalen in diverse literaire tijdschriften en is één van initiatiefnemers van de J.M.A. Biesheuvelprijs. Ze is columnist bij Advalvas. In februari verschijnt haar roman Onheilig (Querido).

Foto van Roos van Rijswijk
Roos van Rijswijk

Roos van Rijswijk is redacteur van Tirade. Ze publiceerde proza in diverse tijdschriften en de roman Onheilig (Querido, 2016).

Dat je lelijk bent

Op zondagochtend is het opvallend druk bij het flesseninleverpunt van mijn supermarkt in Amsterdam-Noord. Terwijl ik sta te wachten lopen twee meisjes van een jaar of tien voorbij. Het zijn hartsvriendinnen, dat zie je zo. Ze hebben hun armen in elkaar gehaakt en hoewel ze slenteren lijken ze te huppelen.

Ik moet denken aan Floor, mijn buurmeisje en beste vriendin toen ik zo oud was. Samen hadden we een dierenkerkhof onder de ligusterhaag. In het weekend zochten we naar dode dieren om daar ceremonieel ter aarde te bestellen en een week later weer op te graven. Het ging ons vooral om de schoongevreten skeletjes.

“Weet je wat het enige is wat lelijk aan jou is?” zegt het linker meisje.

“Nou?” vraagt haar vriendin, totaal niet geschrokken van deze opmerking.

“Dat je jezelf lelijk vindt.”

“Hm.”

Huppelend slenteren ze verder, om de beurt een handje chips graaiend uit de zak die het rechter meisje voorhoudt. Alsof er niets is gebeurd, alsof het niets met hen te maken heeft en dit gesprek alleen voor mij werd afgedraaid.

De meisjes lopen weg richting de speeltuin, het vliegenbos of het skatepark of waar meisjes van tien tegenwoordig hun dieren begraven. Ik ben aan de beurt. Het kratje dat ik wil invoeren wordt telkens teruggeduwd. Tussen al het huismerk verschuilt zich één flesje speciaalbier waar ik me vorige week nog voor moest identificeren. Opeens voel ik me ontzettend klein.

Afgelopen maand maakte ik een filmpje waarvoor ik al mijn vrouwelijke kennissen vroeg of ze een vrouw of een meisje waren. Zodra ik de camera had uitgezet kwam ongenadig de tegenvraag: “En jij?”

Meestal antwoordde ik dat het afhangt van de situatie. Als ik voor de spiegel sta voel ik me een meisje, maar wanneer ik op zondagochtend boodschappen doe voor de rest van de week, uitgeslapen, geen spoor van een kater, en met een boodschappenlijstje op zak, dan voel ik me super verantwoordelijk en volwassen. Echt een vrouw.

Maar deze ochtend word ik op mijn plek gezet door een meisje van tien. In de tijd dat Floor en ik skeletten verzamelden was ik namelijk ook bezig met een ander experiment. Ik had ergens gelezen dat je als je maar vaak genoeg tegen jezelf zegt dat je lelijk bent, je dat vanzelf gaat geloven. Dat werkt dus.

Vorig jaar werd ik, na een intensieve groepstherapie die volgens hetzelfde principe het omgekeerde moest bewerkstelligen, ‘gelukkig’ verklaard. Maandenlang had ik elke ochtend voor de spiegel gestaan en opgedreund wat ik mooi aan mezelf vond, tot ik dat langzaam maar zeker weer ging geloven. Dat was een interessant, leerzaam proces, en achteraf wou ik dat ik er eerder aan was begonnen. Misschien hadden mijn hartsvriendin en ik iets minder dieren moeten begraven en elkaar wat vaker de waarheid moeten zeggen, onder het genot van een grote zak chips op zondagochtend voor de supermarkt.

___________________________

maartje-90-facebookMaartje studeerde aan de Rietveldacademie en behaalde haar Master in Design aan het Sandberginstituut. Ze werkt als freelance schrijver en redacteur van het online tijdschrift hard//hoofd en geeft les aan de Gerrit Rietveld Academie en op ArtEZ (Arnhem). Haar dichtbundel Als je een meisje bent is recent verschenen bij uitgeverij De Harmonie.

Het is 2016!

Beste abonnees, bloglezers, volgers, likers, contribuanten en andere Tirade-adepten,

Vooruitblikken naar het nieuwe jaar gaat niet zonder eerst even in de binnenspiegel te kijken. De weg die Tirade afgelopen jaar had gekozen zijn we blijven volgen, en terugblikkend treffen we alles tezamen een fraaie jaargang. De nummers staan er dit jaar weer fleurig bij, niet in de laatste plaats dankzij de kunstenaars die ons tijdschrift met hun werk hebben opgeluisterd.

Als variatie op een thema waren er weer enkele themanummers, zoals het Winternachtennummer in samenwerking met Writers Unlimited (457) en het Meester-en leerlingnummer (458). Het laatste is gewijd aan schrijver-dichter en oud-redacteur Erik Menkveld (1959-2014) – zelden was de presentatie van Tirade zo drukbezocht, zelden ook door zo’n hechte groep mensen.

Afgelopen jaar veranderde de redactie van samenstelling. Lieke Marsman vertrok begin van het jaar, omdat zij overstapte van Uitgeverij Van Oorschot naar Atlas/Contact. Martijn Knol stopte vanwege zijn voornemen de roman waar hij momenteel aan werkt snel af te maken. Wij danken hen nogmaals voor hun jarenlange inspanning en enthousiasme. Als waardige opvolgers kwamen aan boord: Wytske Versteeg en Roos van Rijswijk, met wie je op ons blog al kennis hebt mogen maken.

Met hen beginnen we opgewekt aan de zestigste jaargang. Niet, zoals gebruikelijk, met een internationaal nummer in januari, maar onorthodox met het laatste nummer van 2015. Ons kerstnummer heeft helaas enige vertraging opgelopen en zal pas in het nieuwe jaar in de bus vallen. Als nieuwjaars- en kerstgeschenk is Tirade 461 daarom nu voor beperkte tijd gratis te lezen, voor iedereen.

Met deze valse en toch ook feestelijke start wens ik je alvast, namens de hele redactie, een feestelijk en voorspoedig 2016!

Marko van der Wal

Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds enkele jaren blogt hij (onregelmatig) voor tirade.nu.

Maartje Smits op zondag op Tirade.nu

Per aanstaande zondag blogt Maartje Smits op deze plek. Maartje studeerde aan de Rietveldacademie en behaalde haar Master in Design aan het Sandberginstituut. Ze werkt als freelance schrijver en redacteur van het online tijdschrift hard//hoofd en geeft les aan de Gerrit Rietveld Academie en op ArtEZ (Arnhem). Haar dichtbundel Als je een meisje bent is recent verschenen bij uitgeverij De Harmonie.

Meer blogs

  • Afbeelding bij Zomerverlies

    Zomerverlies

    Alle ramen stonden open en toch was het warm in mijn keuken. Ik sneed knoflook in dikke plakken en liet die bruinen in de lekkerste olijfolie, hakte een paar rijpe vleestomaten en voegde die toe, dopte hulkgroene erwtjes. Als ik buiten de deur ga eten maak ik voor vertrek iets voor de thuisblijvers; je bent...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De bekende weg

    De bekende weg

    Het Zeeuwse dijkhuisje van B’s tante is al een jaar of twintig in mijn leven. Het is er stil, er is veel licht en de zee voelt heel dichtbij, maar rond de dijk is geen toerisme. Het enige wat er verandert is de tuin: er zijn meer rozen dan voorheen. De wilg is groter, en...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Zo alleen… Zo alleen 

    Zo alleen… Zo alleen 

    (beeld: Don Duyns) Uit de hengstebron gedronken hebben.   Ik schrijf over gegeven paarden en ogen van naalden.  Over brood op de keukenplank muizen die op tafel dansen en   klokjes die tikken.  Had het meisje geantwoord.  Hij had haar rode kapje gevolgd en zijn besluit genomen.  Ik ben een poëet, had ze piepend gezegd.  Aan de...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Julia Buijs
    Julia Buijs

    Julia Buijs is theater- en filmschrijver en manusje van alles. Deze zomer studeert ze af aan de opleiding Writing For Performance aan de HKU, met het scenario voor een bemoedigende animatiefilm over een station waar het altijd regent en niemand een gezicht heeft. Met dit en haar toekomstig werk wil ze proberen de lezer stil te laten staan, adem te laten halen en zichzelf en anderen te omarmen. Haar teksten zijn fantasierijk, gelaagd, experimenteel en persoonlijk. Ze werkt door middel van sprokkelen, puzzelen en plakken en gelooft binnen vijf jaar een eigen genre gecreëerd te hebben. Verder zal je haar kunnen vinden als vleermuisveldwerker, regisseur, festivalprogrammeur, creatief producent, saunameester, kinderboekenschrijver en juist ook voorloper van de ‘Kinderlijke’ Verhalen voor Volwassenen.

  • Foto van Kevin Headley
    Kevin Headley

    Kevin Headley (1983) is een Surinaamse documentairemaker, journalist en schrijver. Sinds een aantal jaar schrijft hij ook korte verhalen, welke onder andere gepubliceerd zijn in de Surinaamse krant de Ware Tijd, het opinieblad Parbode, het online literair tijdschrift Papieren Helden, het tijdschrift Wobby en Tirade. Kevin heeft ook de speciale uitgave van Tirade PRAKSERI met alleen Surinaamse verhalen samengesteld. Tweewekelijks leren we door zijn ogen verschillende aspecten kennen van Suriname.

  • Foto van Menno van der Veen
    Menno van der Veen

    Menno van der Veen studeerde filosofie en wijsbegeerte. In 2019 publiceerde hij zijn tweede roman Ontweten bij Van Oorschot. Menno werkt ook als onderzoeker, consultant en trainer op het gebied van democratie, participatie en mensenrechten. Momenteel werkt hij aan zijn derde roman (werktitel Het profetenverbod). Die is naar verwachting klaar in 2022.