Roos van Rijswijk komt bij ons

Met ingang van het aankomende nummer heeft Tirade een nieuw redactielid. Roos van Rijswijk studeerde Nederlands en literatuurwetenschap aan de Vrije Universiteit in Amsterdam en publiceerde in (onder meer) Tijdschrift Ei, De Revisor, De Gids, Tirade en Das Magazin. Zij is initiatiefnemer en jurylid van de J.M.A. Biesheuvelprijs en werkt aan haar eerste roman, die in februari 2016 bij Querido zal verschijnen.

Om degenen die Roos nog niet kennen een beetje op weg te helpen zal zij in december het zondagsblog op Tirade.nu verzorgen. Mocht je niet kunnen wachten: www.roosvanrijswijk.nl

In de Oorshop

Het geluk (6): Angst

IMG_0757Een tijdje terug schreef ik op deze plek over mijn opgroeien in Vught, een stuk waarboven een foto van mijn oude huis aan de Baroniesingel stond.

Voor het eerst in lange tijd was ik teruggegaan naar de plek waar ik tot mijn negende gewoond heb. Omdat ik het in dat blog ergens anders over wilde hebben schreef ik niet over de sterke herinnering aan angst die me bij het zien van mijn oude slaapkamerraam overviel.

Als kind was ik bang voor geesten. Het hielp niet dat mijn ouders zoals veel afvallige communiegangers in die tijd open minded waren op het gebied van spiritualiteit. Ik herinner me stapels boeken over reincarnatie, bezoeken aan een magnetiseur voor de wratjes op mijn handen, en de geneeskrachtige stenen die mijn moeder bij het aankleden met een miniveiligheidsspeld aan haar bh bevestigde. Mijn oudtante Fien legde kaarten voor de hele familie, en bouwde met de jaren een solide reputatie op. De keer dat ze me onterecht bezwoer dat ik zou overgaan van twee naar de drie Gymnasium wil ik haar niet aanrekenen, omdat haar eigen wens me gelukkig te zien haar normaliter zo betrouwbare voorspelling duidelijk in de weg gezeten had. En ik erken mijn verantwoordelijkheid: na haar verzekering dat ik het volgende jaar met mijn vrienden mee zou kunnen op schoolreisje, besloot ik dat het blokken wel een tandje minder kon.

Probeer ik verder terug te denken dan mijn angst voor geesten – terug naar de slaapkamer met het Junglebookbehang in Prinsenbeek – dan wordt de angst diffuus, gezichtsloos. Het zal hier om de puurste vorm van mijn angst gaan: de variant uit de tijd dat ik nog geen schrikwekkende archetypen paraat had die ik op mijn gevoel kon plakken.

Waar die angst vandaan kwam? Zeker weten doe ik het niet, maar ik was een moederskind wiens moeder vaak ziek was; herinner me meerdere ziekenhuisopnamen. Allebei mijn ouders stonden er op jonge leeftijd in zekere zin alleen voor, en leefden te vroeg zonder de aanname dat de mensen waarvan ze hielden er altijd zouden zijn.

Nu ik volwassen ben is de angst niet meer dagelijks voelbaar, maar bij het oplopen van de werkdruk en in perioden waarin ik slecht slaap ben ik tegenwoordig bang dat ons huis zal verzakken, dat ik mijn werk verpruts of dat er iets gebeurt met de mensen waarvan ik het meest houd. Angst voor de angst, angst voor geesten, angst om de levenden.

Bij B, die doorgaans nooit ergens bang voor is, kwamen de aanslagen in Parijs harder binnen dan bij mij. De gebeurtenissen in de stad waar we dit voorjaar nog ons tienjarig samenzijn vierden liggen op één lijn met het ergst denkbare, waaraan ik dus regelmatig denk. Als psycholoog houd ik rekening met ziektewinst: wat ervaar ik als voordelig aan mijn angst, en kan dus in de weg staan bij het loslaten ervan?

Het antwoord is de liefde. Mijn angst laat steeds opnieuw voelen wat ik te verliezen heb; wat er op het spel staat als je leeft, je bindt, opvoedt en leert te laten gaan.

 

______________________________________________________________________________

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is redacteur van Tirade. Sinds 2010 publiceerde hij online en in diverse bladen. Van hem verschenen in 2011 de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en in 2013 de roman Het laatste kind. 

 

 

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Zwelgen

Afgelopen vrijdagnacht paste ik op mijn anderhalfjarige huisgenootje, terwijl haar moeder naar een feestje was. Om kwart over één begon de babyfoon te huilen. Ik ging naar de kamer van mijn huisgenootje, tilde haar uit bed, troostte haar, bood mijn excuses aan omdat ik niet haar moeder was en toen ze zei dat ze weer naar bed wilde (‘die’, zei ze om precies te zijn, wijzend naar haar bed), legde ik haar er weer in. Ik kroop terug in mijn eigen bed en stuurde een berichtje aan haar moeder, die enigszins wazig reageerde op mijn vraag of het daar leuk was. Ja. Mooi. Goed. Hier. En ze kwam naar huis.

In de koortsachtige halfslaap waarin ik daarna wegzakte, bedacht ik dat mijn huisgenote mogelijk dronken was en onderweg naar huis wel kon verongelukken. Wat een drama zou dat zijn. Haar dochtertje zou alleen achterblijven met haar vader. Misschien bleven ze hier wonen, misschien zochten ze een plek voor zichzelf, waar ze minder aan het drama werden herinnerd. En ik zou het allemaal van dichtbij hebben meegemaakt, want ik zou als eerste merken dat ze nog niet thuis was. Verschrikkelijk. Maar ook een beetje spannend. Ik zou interessant zijn, als ik zoiets meemaakte. Ik zou verdrietig zijn, maar sterk. En de achtergebleven huisgenoten zouden er ook sterker uitkomen samen. Toen mijn doemscenario geen werkelijkheid werd en ik mijn huisgenote veilig thuis hoorde komen, was ik opgelucht, maar stiekem ook een heel klein beetje teleurgesteld dat er niets sensationeels gebeurd was.

Eenzelfde soort sensatiezucht proefde ik de volgende ochtend bij het ontbijt in de stem van een andere huisgenoot, die vroeg of mijn knipperlichtgeliefde en ik het nieuws al hadden gehoord. Honderden doden in Parijs. Onze huisgenoot vond het verschrikkelijk, maar leek er ook van te genieten dat hij dat vond. Alsof hij ook interessanter en beter werd, door zo geraakt te worden door het vreselijke nieuws.

Ik ging naar buiten om de kranten te halen. Onderweg naar de brievenbus moest ik huilen, geholpen door hoofdpijn, spierpijn, moeheid en algehele emotionele labiliteit.

De kranten vielen tegen. Ik wilde meer nieuws dan alleen maar twee pagina’s. Ik wilde zwelgen in de ellende. Maar meer dan de feiten werd er voorlopig niet verteld. Er was nog niets te zwelgen. Er waren alleen de kranten, uitgespreid over de keukentafel, en mijn knipperlichtgeliefde, die toegeeflijk keek. Ik bood hem mijn pap aan, ik had er geen trek meer in. Hij weigerde beleefd.

‘Misschien is het nu wel oorlog,’ zei ik.

‘Het is al oorlog,’ zei hij.

Ik besloot weer terug naar bed te gaan, zwelgend in mijn hoofdpijn en een algehele tweeslachtigheid over het leed in de wereld.

 

Foto Gerda BleesGerda Blees was docent bij de opleiding Liberal Arts & Sciences aan de Universiteit Utrecht, deed onderzoek naar Nederlands-Duitse luistertaal en publiceerde proza en poëzie in verschillende tijdschriften. Vanaf september heeft ze een jaar vrij genomen om aan haar verhalen en gedichten te werken en ze te bundelen. 

Zwart goud

Het koffiedrinkend volksdeel is weer terug bij af: de tendens is dat we langzaam terugkeren naar ouderwetse filterkoffie.* Voor een enkeling is dat gunstig, aangezien het ‘opschenken’ in sommige huiskamers altijd heeft weten stand te houden. Op de uitgeverij waren thermoskan en filterhouder naar verluidt in zwang tussen 1945 en 2015. Toen kwam er een espressoapparaat bij.

Ik wisselde in mijn koffiecarrière** maar al te vaak van koffiezetmethode en -apparaat. Het begon allemaal thuis zo ergens in de middelbareschooltijd, toen ik koffie begon mee te drinken met mijn ouders. ‘s Ochtends bij het ontbijt en ‘s middags als je thuiskomt was er filterkoffie uit een koffieautomaat, want mijn ouders dronken en drinken het zwarte goud de hele dag door. Maar nooit na het eten.

Lang heb ik geprobeerd dezelfde smaak te bereiken als die van de koffie thuis, alleen is dat nooit gelukt. Mijn eigen koffiezetapparaat moest dan ook snel wijken voor een klein espressoapparaat. En vervolgens voor een Bialetti.

Toen mijn zus een inductiekookplaat (jawel) kreeg in plaats van een gasfornuis hebben we geruild: ik gaf haar een inductiebestendige percolator en zij mij haar oude gewone. Binnen de kortste keren was het plastic handvat helemaal gesmolten doordat ik het vuur te hoog draaide, maar dat mag de pret niet drukken. Helaas kleven er niet alleen maar goede herinneringen aan die percolator van mij.

De Bialetti begon ik pas echt goed te gebruiken toen ik was verhuisd. Op een natuurlijke manier werd ik in dat nieuwe huis verantwoordelijk voor de koffie. Tenminste ‘s ochtend bij het ontbijt en ‘s middags bij thuiskomst. Al snel werd dat een last, want de huisgenoot had er óf iets over te klagen óf was boos omdat de koffie niet op tijd klaar was (bij thuiskomst want ‘s ochtend was het laatkomen troef). Uiteindelijk had ik wel drie mogelijkheden verzameld om koffie te zetten, maar geen een om samen te leven.

Met een volgende verhuizing kwam er behalve een nieuw espressoapparaat nog een methode bij, de cafetière. Dat is een glazen pot met een metalen filter dat je naar beneden moet drukken. In Scandinavië krijg je vaak zo’n ding wanneer je koffie bestelt. Het doet me dan ook denken aan rendieren en geitenharensokken. Ik gebruik ‘m nog regelmatig, maar nu blijkt dat er daarbij stoffen achterblijven die het cholesterolverhogend zijn overweeg ik toch maar weer… filterkoffie.

 

* De revival brengt uiteraard een nieuw jasje met zich mee, waardoor het eens zo eenvoudige proces ineens een omslachtig gehannes met bonen en watertemperatuur wordt.
** Eufemisme voor verslaving. Zie ook een eerder stuk over koffie.

 

Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds twee jaar blogt hij wekelijks voor tirade.nu. Hij ziet er overigens anders uit dan hij eruitziet.

Marko van der Wal

Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds enkele jaren blogt hij (onregelmatig) voor tirade.nu.

Fenomenologie van het wachten

We wachten. De eerste helft van ons leven op de tweede helft. De tweede helft van ons leven op het einde. We wachten in wachtkamers, op treinen, op boten. We wachten tot het beter wordt. Je kunt erop wachten dat het misgaat. De wachtende mens heeft een nieuw aangezicht gekregen: hij zit gebogen met een geknakte nek naar iets kleins in zijn hand te staren. Het starende wachten is een zeldzaamheid geworden. Als je staart dan los je problemen op. Als je naar je hand kijkt tijdens het wachten dan maak je waarschijnlijk meer problemen dan je oplost.

Ik wachtte eenmaal meer dan een etmaal, op een boot, in een hangmat boven de reling. De boot moest naar Bluefields in Nicaragua. In The Shadow of the Sun beschrijft Ryszard Kapuściński het wachten in Afrika in een bus totdat die vertrekt. Een bekend en hier goed beschreven verschijnsel. Ik heb in Kenia, in Masai Mara 7 uur gewacht tot een jeep uit de modder was. Goed bestede uren.

‘Therefore the African who boards a bus sits down in a vacant seat, and immediately falls into a state in which he spends a great portion of his life: a benumbed waiting.
“These people have a fantastic talent for waiting!” an Englishman who has lived here for years tells me.
“Talent, stamina, some peculiar kind of instinct.”
Africans believe that a mysterious energy circulates through the world, ebbing and flowing, and if it draws near and fills us up,it will give us the strength to set time into motion—something will start to happen. Until this occurs, however, one must wait; any other behavior is delusional and quixotic. What does this dull waiting consist of? People know what to expect; therefore, they try to settle themselves in as comfortably as possible, in the best possible place. Sometimes they lie down, sometimes they sit on the ground, or on a stone, or squat. They stop talking. A waiting group is mute. It emits no sound. The body goes limp, droops, shrinks. The muscles relax. The neck stiffens, the head ceases to move. The person does not look around, does not observe anything, is not curious. Sometimes his eyes are closed, but not always.  More frequently, they are open but appear unseeing, with no spark of life in them. I have observed for hours on end crowds of people in this state of inanimate waiting, a kind of profound physiological sleep: They do not eat, they do not drink, they do not urinate; they react neither to the mercilessly scorching sun, nor to the aggressive, voracious flies that cover their eyelids and lips.
What, in the meantime, is going on inside their heads?I do not know. Are they thinking? Dreaming? Reminiscing? Making plans? Meditating? Traveling in the world beyond? It is difficult to say.’

Ze lossen problemen op. Starende mensen vertonen een intense hersenactiviteit. Dat is waar wachten voor is. Hoe ouder je wordt, hoe beter je kunt wachten. Op de maaltijd in een restaurant. Als je leven als een uitgestrekte vorm van wachten ziet, wordt wachten vanzelf leven, en niet moeilijk meer. Tijd om iets op te lossen.

————–

IMG_9920Menno Hartman (1971) was vroeger redacteur van Tirade. Sinds 2008 werkt hij bij Uitgeverij Van Oorschot.

 
Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Meer blogs

  • Afbeelding bij Zomerverlies

    Zomerverlies

    Alle ramen stonden open en toch was het warm in mijn keuken. Ik sneed knoflook in dikke plakken en liet die bruinen in de lekkerste olijfolie, hakte een paar rijpe vleestomaten en voegde die toe, dopte hulkgroene erwtjes. Als ik buiten de deur ga eten maak ik voor vertrek iets voor de thuisblijvers; je bent...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De bekende weg

    De bekende weg

    Het Zeeuwse dijkhuisje van B’s tante is al een jaar of twintig in mijn leven. Het is er stil, er is veel licht en de zee voelt heel dichtbij, maar rond de dijk is geen toerisme. Het enige wat er verandert is de tuin: er zijn meer rozen dan voorheen. De wilg is groter, en...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Zo alleen… Zo alleen 

    Zo alleen… Zo alleen 

    (beeld: Don Duyns) Uit de hengstebron gedronken hebben.   Ik schrijf over gegeven paarden en ogen van naalden.  Over brood op de keukenplank muizen die op tafel dansen en   klokjes die tikken.  Had het meisje geantwoord.  Hij had haar rode kapje gevolgd en zijn besluit genomen.  Ik ben een poëet, had ze piepend gezegd.  Aan de...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Mira Aluç
    Mira Aluç

    Mira Aluç (1993) schrijft korte verhalen en beschouwingen. Haar werk is sinds 2015 onder andere verschenen op Mister Motley, in Streven, De Revisor en De Gids en werd meermaals gepubliceerd op DIG (De Internet Gids) en in Tirade. In 2020 werd haar verhaal Backspace opgenomen in Rebel, Rebel, de bundel van Uitgeverij Prometheus ter gelegenheid van de Boekenweek. Ook maakte zij de podcast Balkon voor Sprekende Letteren.

  • Foto van Jack de Boer
    Jack de Boer

    Jack de Boer (1966) is leerkracht in het speciaal basisonderwijs. Zijn meer dan vijfentwintig jaar aan onderwijservaring heeft hij opgedaan in Amsterdam en Franeker, en vormt een belangrijke bron voor zijn schrijverschap.

    Zijn fraaie, essayistische  De gelukkigste klas toont wat het betekent basischoolkinderen door een jaar heen te begeleiden, op weg naar een betere toekomst.

     

  • Foto van Milo van Bokkum
    Milo van Bokkum

    Milo van Bokkum (Amsterdam, 1994)  is economieverslaggever bij NRC.