Per aanstaande zondag neemt Gerda Blees het bloggen over van Christiaan Ronda, die wij hartelijk danken voor zijn invulling van de maand oktober. Gerda Blees was docent bij de opleiding Liberal Arts & Sciences aan de Universiteit Utrecht, deed onderzoek naar Nederlands-Duitse luistertaal en publiceerde proza en poëzie in verschillende tijdschriften. Vanaf september heeft ze een jaar vrij genomen om aan haar verhalen en gedichten te werken en ze te bundelen, en om voor ons het zondagsblog te schrijven. Je kent haar misschien ook van het kortverhaal Kroos, in de laatste Tirade.
Tlog, getypt blog…
Voorrang
De Westerstraat is een gedempte gracht met meerdere zijstraten, waarvan de Eerste Anjeliersdwarsstraat en de Tweede Tuindwarsstraat het meeste fietsverkeer leveren. Al minstens vijftien jaar is de voorrangssituatie rond de Westerstraat onduidelijk*, maar ongelukken zie je zelden omdat er – waarschijnlijk ook vanwege die onduidelijkheid – niet hard gereden wordt.
Voor Birre, die het niet heeft op grijze gebieden, was de twijfel bij het oversteken een terugkerend punt van ergernis; een van die dingen waaraan ze waarschijnlijk haar eerste Brief Aan De Gemeente zou hebben gewijd als er twee weken geleden niet opeens drie prachtig witte haaientanden waren verschenen aan het einde van de Tweede Tuindwars.
In het voorbijfietsen maakte ik er een foto van en appte die aan Birre met het onderschrift: Kijk nou es!
Ik kreeg uitroeptekens en emoticons van confetti, een toeter en een stukje taart terug. Birres hekel aan emoticons is bekoeld sinds Nadim haar drie paddestoelen, een gepaneerde garnaal en een Japanse vlag appte toen ze met haar moeder en zus een weekend in Londen was.
Gisteren, kort nadat ze naar haar werk was vertrokken, stuurde ze me een foto van dezelfde plek, waar nu – de sporen waren duidelijk te zien – de haaientanden waren weggehaald. Ik krabde op mijn hoofd, duwde Otis de Hond zijn mand uit en nam hem mee de straat op terwijl ik nadacht over het verschil tussen niets en leegte, waarbij leegte suggereert dat er ooit iets was. Niets is koel, leegte is een verdrietig woord.
Terwijl ik op de hoek van de Westerstraat en de Tweede Boomdwars bukte om een hoop dampende kak in de krant van gisteren te vouwen, moest een man op een brommer uitwijken voor een zwarte Mercedes die van rechts kwam. De brommerrijder kneep zijn remmen vol in en kwam met piepende banden tot stilstand. Er was geen ongeluk gebeurd, maar in plaats van vreugde leek de brommerman vooral boosheid te voelen. Hij smeet zijn helm af (ik zag dat zijn kinbandje al los was en leidde daaruit af dat hij niet op een aanrijding had gerekend, wat betekende dat zijn dag in ieder geval op dit vlak al naar verwachting verliep) en begon te schelden tegen de bestuurder van de auto.
De bestuurder – opvallend bij een zwarte Mercedes e-klasse – bleek geen taxichauffeur, maar besloot toch zijn raampje te laten zakken om het geraas van de brommerrijder aan te horen, die zich afvroeg of de automobilist uit zijn doppen kon kijken, en vrij zeker leek te weten dat die arme man ook nog kanker had. De automobilist hield lege handen op: het universele gebaar waarmee je een medemens om vergiffenis vraagt, en terwijl de brommerman kort inademde voor de rest van zijn betoog, hoorde ik hem nog snel ‘het spijt me’ zeggen voor hij zijn raampje weer omhoog liet glijden en – heel voorzichtig – verder reed.
De brommerman zette de achtervolging in en probeerde de Mercedes klem te rijden, wat niet lukte omdat hij er niet langskwam. Uiteindelijk gaf hij het op, maar niet voordat hij met zijn laars een flinke trap tegen de kofferbak gegeven had. Op vijftig meter afstand hoorde ik het blik deuken. Daarna keerde de rust terug op het kruisinkje, en terwijl ik Otis’ drol in een vuilnisbak liet vallen haalden de gasten van café Het Monumentje hun schouders alweer op. Business as usual.
Pas toen ik aan het einde van mijn ommetje kwam, bedacht ik dat de brommerman voorrang had moeten verlenen aan de bestuurder van de Mercedes. Het werd hoog tijd dat Birre een brief aan de gemeente schreef.
* Want zo lang woon ik in de buurt.
_______________________________________________________________________________
Gilles van der Loo (Breda, 1973) is redacteur van Tirade. Sinds 2010 publiceerde hij online en in diverse bladen. Van hem verschenen in 2011 de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en in 2013 de roman Het laatste kind.
Gezien
Ik ben in een boekwinkel waar Patti Smith signeert en als ze zich even heeft teruggetrokken hoor ik hoe het personeel naast de nu lege tafel bewonderend over haar praat – “and she asked me all those questions, me, and who am I?” Dit betekent iets, om zo, onverwacht te zijn gezien, ik kan het horen aan zijn stem, dit moment zou hij nog jaren onthouden, er aan anderen over vertellen. De gesigneerde exemplaren worden opzij gelegd, een bos bloemen staat te wachten op haar terugkeer, nerveus herhaalt de man wat niet mag worden vergeten – “the coffee, she needs to have her coffee.” Wat later keert Smith terug, een vrouw met een wollen muts over lang en warrig grijs haar, in haar hoofd al onder weg naar ergens anders, ze treedt die avond op. Iemand zoekt nog haastig naar een manier om de bos bloemen te vervoeren terwijl Smith al naar beneden loopt, maar kort daarna klinkt het over de intercom, “don’t bother with the flowers.”
Wytske Versteeg is redacteur van Tirade. Haar nieuwste roman, Quarantaine, ligt nu in de boekwinkel.
Eigen wereld eerst
In zijn Gratis geld voor iedereen1 betoogt Rutger Bregman eloquent en overtuigend dat het gewatteerde Westen de utopie is waar men vijftig jaar geleden van droomde, en honderd jaar geleden, en duizend jaar geleden en—gok ik—tien- en honderdduizend jaar geleden. Voldoende te eten, geen slavenarbeid, democratie en rechtsstaat, onderdak, medicijnen, absurd lage kindersterfte, geen open riolen… Alle generaties en samenlevingen hebben gedroomd van en gestreefd naar wat wij nu hebben. Het bestaan van de verzorgingsstaat is, zou je kunnen zeggen, het meest utopische wapenfeit van de mensheid, hoe vrolijk de VVD deze ook aan het wegbikken is.
Bregman roept terecht op tot nieuwe utopieën, nieuwe idealen om na te streven, want de wereld is nooit af. Er zijn genoeg zaken die hier nog verbeterd kunnen worden. Daarnaast stelde H.G. Wells al dat de beschavingsoverwinning van het ene werelddeel niets waard is als die behaald wordt door te parasiteren op een ander werelddeel.2 We moeten ons dus afvragen hoe waardevol dit gladgestreken wereldje is als er elders in de wereld nog zoveel ellende welig tiert, ellende die voor een belangrijk deel veroorzaakt is door het opbouwen van onze utopie: ons goedkope voedsel wordt verbouwd en onze goedkope kleren worden genaaid in landen die zich ons welzijn niet eens voor kunnen stellen. Het is onderhand eens tijd de wereld als geheel utopisch te maken.
En hier gaan we idealistisch doen. Er is op het moment een vluchtelingencrisis gaande waar in Nederland, en ook Duitsland waar ik tegenwoordig woon, veel ophef over is. Nederland wordt blijkbaar ‘overstroomd’ door mensen uit Syrië die wegvluchten voor een oorlog die onder meer het resultaat is van de geopolitieke keuzes van en ontwikkelingen in de Westerse wereld. Als we weigeren hier verantwoordelijkheid voor te nemen betekent dat automatisch dat onze welvaart en vrede onverdiend zijn: deze mensen zijn op de vlucht geslagen voor een situatie die wij mede veroorzaakt hebben omdat we (en hiermee bedoel ik de regeringen die wij als vrije staten in het zadel gekozen hebben) meenden dat onze eigen landjes hierdoor veiliger zouden worden.
De retorische truc van vluchtelingen ‘migranten’ noemen, is verwerpelijk omdat het de sluizen openzet naar nog perfidere demagogie zoals ‘gelukszoekers’ of ‘borstvergrotingszoekers’, en daardoor horen we al snel ‘Eigen Volk Eerst!’ (ik had geen idee dat ons volk borstvergrotingen nodig had). Zijlstra kreeg het voor elkaar om onze welvaart ter sprake te brengen. Door de toestroom van Syrische vluchtelingen zouden de sociale voorzieningen onder druk komen te staan: “We kunnen het niet meer aan. Op hun beurt zullen Syriërs dat ook begrijpen.” We kunnen het niet meer aan. Och arme Halbe, ik weet zeker dat een ontworteld gezin waarvan meerdere kinderen omgekomen zijn direct zal snappen dat ze hier niet even voor de oorlog kunnen schuilen omdat anders onze zorgtoeslag in het gedrang komt.
Maar stel je eens voor dat Zijlstra niet zomaar angst en haat aan het zaaien is maar gelijk heeft: stel dat we het inderdaad niet meer aankunnen. Dat we moeten inschikken en een deel van onze voorzieningen moeten versoberen. Of nog sterker: stel dat deze mensen werkelijk gelukszoekers zijn—wat ze, moet ik nogmaals benadrukken, niet zijn: heb je wel eens een oorlog voor je deur gehad? Ik ook niet, maar ik denk dat ik ook zou vertrekken als ik kon. Maar stel dus eens dat er geen oorlog gaande was: maakt dat uit? Ons Eigen Volk is al bediend en gevoed, waarom willen we dan nog altijd niets van onze bizarre welvaart delen?
Er zijn nog meer redenen om ons niet zo verrekte druk te maken. Allereerst—stelt ook Bregman—is immigratie op de lange termijn altijd waardevol: een toestroom van hardwerkende, vaak hoogopgeleide mensen is in bijna alle opzichten een goed idee. Ook zullen de meeste vluchtelingen graag weer naar huis willen zodra hun leefomgeving weer leefbaar is geworden. En als ze willen blijven: supergezellig, we vinden wel een plekje. Er was voor ons ook altijd plek op de wereld.
Daarnaast is er een morele verplichting: deze oorlog is mede veroorzaakt door de Westerse machten—Nederland braaf in het kielzog van de grote jongens van het schoolplein—, dus mag men van de verlichte, beschaafde wereld die we nog altijd denken te zijn verwachten dat we diegenen helpen die ontegenzeglijk hulp nodig hebben.
En om deze historisch verplichting nog iets uit te breiden: wij hadden nooit in deze utopie kunnen leven zonder uitbuiting van naties waar men een hartstilstand krijgt als je vertelt hoeveel kilo eten je paar jaar weggooit.
Tenslotte hoort iedereen die ‘Eigen Volk Eerst’ op een spandoek kladt alleen bij dat ‘Volk’ omdat ze toevallig op een bepaalde geografische locatie uit een baarmoeder gekropen zijn. Je hoeft er niets voor te doen en alles word je in de schoot geworpen. Wat je met zulke leuzen probeert op te eisen is dus iets waar je helemaal geen recht op hebt.
Nationalisme is inhoudsloos, absurd en zinloos. Je krijgt een ongelofelijke voorsprong in de wereld, simpelweg door zonder enige eigen inspanning ergens geboren te worden. Vervolgens heb je in dat land waar je onopzettelijk geboren bent de volledige vrijheid om avonden te besteden aan luidkeels schreeuwen dat anderen geen plek verdienen waar ze niet gebombardeerd worden.
Wij hebben de utopie al. Ik denk dat het tijd is deze met de rest van de wereld te delen.
—–
- Rutger Bregman: Gratis geld voor iedereen, en nog vijf grote ideeën die de wereld kunnen veranderen (De Correspondent 2014).
- “Collectivisation means the handling of the common affairs of mankind by a common control responsible to the whole community. It means the suppression of go-as-you-please in social and economic affairs just as much as in international affairs. It means the frank abolition of profitseeking and of every device by which human beings contrive to be parasitic on their fellow man.” H.G. Wells: New World Order (1940), hoofdstuk 4—mijn cursivering.
_______________________________________________________
Christiaan Ronda studeerde Literary & Cultural Studies aan de Rijksuniversiteit Groningen en werkt in Frankfurt aan de afronding van zijn eerste roman. Werk van hem vind je in het laatste nummer van Tirade (459) en op Ekrituur.nl, zijn eigen site. Dit was zijn laatste zondagscolumn. De redactie dankt hem voor zijn bijdrage en hoopt snel van hem te horen en lezen.
Stabat mater dolorosa…
Godsdienstig ben ik niet, maar als het op muziek aankomt kan enige vatbaarheid voor religie mij niet worden ontzegd. Vooral bij concerten en optredens is die zijde van muzikale beleving voelbaar, meer nog dan wanneer je luistert in je eentje.
Sommige artiesten roepen sowieso bij fans een soort religieuze ervaring op. Zo iemand als Prince, met zijn semi-exclusieve nachtconcerten waarvoor men grof geld neerlegt, kent een schare fans die ongetwijfeld echte vereerders zijn. Lady Gaga had haar ‘Monsters’, Justin Bieber de ‘Beliebers’.
Rond Michael Jackson hing bij leven al een zweem van een cultus. De ‘king of pop’ kwam immers ook over als een ‘koning der koningen’. Na zijn dood is zijn status als messias nog verder gegroeid, zo stelt dit verrassende onderzoek. Er is een vorm van verering ontstaan genaamd ‘Michaeling’, inclusief bedevaartsoorden en het verkondigen van de boodschap: ‘Heal the World, through love.’ De invulling van de Michael-geloofsovertuiging is voor het overige nogal christelijk.
Radiohead is een van de band die mij het dichts bij religieuze verering bracht. Toch maakte daadwerkelijk godsdienstige muziek het meeste gevoel bij mij los – zeker toen ik vorige week in de Westerkerk ging – al was het geen godsdienstig gevoel in de strikte zin van het woord.
Countertenor Andreas Scholl en Vavox brachten daar een stampend elektronisch Stabat mater in het kader van het Amsterdam Dance Event. Gedanst werd er evenwel niet. Hoe vuig de synthesizers van Vavox ook waren en hoe opzwepend het engelengezang van Scholl, in een kerk dient men te zitten als bij een passie van Bach. Voeg daarbij een indrukwekkende videoprojectie en lichtshow, en zie daar de combinatie om emoties op te roepen.
Te horen was de tekst van het middeleeuwse liturgische gedicht Stabat mater op muziek: Maria, de moeder van het kind gods, treurt aan de voet van het kruis waar haar zoon aan hangt. Scholl zong een nieuwe maar traditionele compositie op de tekst. Te horen was ook een bak herrie van reeds genoemd trio, die de kerk bijna uit elkaar deed barsten. Te zien was vooral de video, met een moderne Jezus aan het kruis. Bloeddruppels als regen, vreetfestijnen met gutsende wijn en uitzinnige figuren.
De vraag is alleen welke emoties dit precies opriep. Voor mij was deze in-your-faceshow op het randje van religieuze beleving, lijden en kitsch; mijn gezelschap voelde er niets bij behalve mooie zang met redelijke arrangementen. Aan het eind van het twee uur durende stuk was ongeveer een derde van de toeschouwers al tussentijds vertrokken. Het overgebleven stond letterlijk op de stoelen voor een minutenlang applaus.
Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds twee jaar blogt hij wekelijks voor tirade.nu. Hij ziet er overigens anders uit dan hij eruitziet.
Meer blogs
Zomerverlies
Alle ramen stonden open en toch was het warm in mijn keuken. Ik sneed knoflook in dikke plakken en liet die bruinen in de lekkerste olijfolie, hakte een paar rijpe vleestomaten en voegde die toe, dopte hulkgroene erwtjes. Als ik buiten de deur ga eten maak ik voor vertrek iets voor de thuisblijvers; je bent...
Lees verderDe bekende weg
Het Zeeuwse dijkhuisje van B’s tante is al een jaar of twintig in mijn leven. Het is er stil, er is veel licht en de zee voelt heel dichtbij, maar rond de dijk is geen toerisme. Het enige wat er verandert is de tuin: er zijn meer rozen dan voorheen. De wilg is groter, en...
Lees verderZo alleen… Zo alleen
(beeld: Don Duyns) Uit de hengstebron gedronken hebben. Ik schrijf over gegeven paarden en ogen van naalden. Over brood op de keukenplank muizen die op tafel dansen en klokjes die tikken. Had het meisje geantwoord. Hij had haar rode kapje gevolgd en zijn besluit genomen. Ik ben een poëet, had ze piepend gezegd. Aan de...
Lees verder