Inclusie/exclusie

Ik sprak van de week een oud-collega die naar de Metropolisconferentie in Milaan was geweest, een jaarlijkse conferentie over migratie, waar migranten, overheidsfunctionarissen, politici en activisten met elkaar spreken over het belang van bewegende groepen mensen op aarde. Hij was naar een flink aantal lezingen geweest, over de beëindigde missie Mare Nostrum, bijvoorbeeld, die bootvluchtelingen redde op de middellandse zee. Maar ook over integratie. Dat noemen ze inclusion daar, zei hij achteloos. Alsof dat precies hetzelfde was.

Die term is vervolgens in mijn hoofd blijven hangen. Inclusie als tegenhanger van integratie. Het zijn geen synoniemen, vind ik, maar eerder twee lijnrecht tegenover elkaar staande visies op hetzelfde fenomeen. Het betekenisverschil zit hem erin wie de handelende partij is. Voor inclusie moet de maatschappij moeite doen, voor integratie de migrant. De term integratie draagt eigenlijk een wijzend vingertje in zich: als het niet lukt om mee te draaien in onze maatschappij is het uw eigen schuld. Toch zijn de signalen alom aanwezig dat migranten in Nederland worden buitengesloten. Dat ze niet op hun c.v. worden beoordeeld maar op hun huidskleur, of op hun voornaam Mohammed. Onze asielzoekers worden vaak parkeerwacht of schoonmaker, ondanks dat ze in hun land van herkomst journalist waren of politicoloog. Ook hangt er een angstig sfeertje dat onze Marokkaans/Nederlandse jeugd massaal in de criminaliteit belandt, of erger: radicaliseert.

Steeds opnieuw zien we dat de voor radicalisering gevoelige jeugd vooral de tweede en derde generatie migranten betreft. Mohammed B, de gebroeders Kouachi, Samir A, de daders van de aanslagen in Madrid en Londen. Jongeren met een identiteitscrisis, zei mijn Turkse collega Abdul. Ze voelen zich nergens thuis. Zijn opgevoed door verbitterde ouders, die het niet is gelukt om de migrantendroom te verwezenlijken, en die alle hoop vestigen op hun kinderen. Maar die kinderen worden vervolgens met dezelfde problemen geconfronteerd, namelijk dat ze een andere huidskleur hebben, dat ze niet voor vol worden aangezien, en dat ze natuurlijk ook Mohammed heten.

Integratie ergens paradoxaal, realiseerde ik me. Van migranten verwachten dat ze zelfstandig integreren is eigenlijk in zichzelf al een vorm van buitensluiting. Het is al moeilijk genoeg voor onze eigen burgers om een plekje te bemachtigen in de maatschappij. In de Correspondent las ik een tijdje terug dat je achternaam eigenlijk de beste indicator is of je het gaat maken in Nederland -ik geloof zelfs in de wereld. De meest invloedrijke families zijn dat meestal al eeuwenlang. Dat vond ik pijnlijk duidelijk in het Pauperparadijs van Suzanna Jansen, dat ik van de week las. Jansen beschrijft in dit boek het armenbeleid in Nederland, aan de hand van haar eigen familie die generaties lang behoorde tot de armste laag van de bevolking. Een schrijnend moment vond ik dat Jansens voorvader in 18-zoveel wegens landloperij werd veroordeeld door een Officier van justitie genaamd Donner, een voorvader van Piet Hein Donner.

Buitenstaanders, armen, minderbedeelden verantwoordelijk maken voor hun eigen integratie, betekent dus lekker achterover leunen voor de gevestigde orde. Zo hoeft die zich niet af te vragen of wij er zelf wellicht verantwoordelijkheid voor dragen dat onze migranten, onze armen minder goed presteren op onze scholen, of in onze arbeidsmarkt, dat zij worden buitengesloten uit onze maatschappij.

In de Oorshop

‘Een goede morgen met’ 1

00:00:00

Tielman Susato, Gaillarde 1 en 3 uit Danserye (1551); Aldo Bova, blokfluit; Ernst Stolz, viola da gamba en blokfluit.

00:01:35

‘Tielman Susato, die vreemde, vrolijke naam kwam zomaar uit het blokfluitboekje op de kweekschool tevoorschijn dansen.

Welkom in mijn muziekverleden.

‘Meisjes die blokfluit spelen’, schreef ik indertijd; ik was verliefd op zo’n meisje. Wij speelden wel samen, soms in een kwartet, zij stukken beter dan ik.

De blokfluit is een handig instrument; je kunt hem overal heen meenemen. Geen stoer instrument. Voor cabaretiers is de blokfluitspeler de korfballer onder de musici: noem iemand zo en het publiek lacht: mietje.

De sopraanblokfluit van eind jaren vijftig, in de zwartfluwelen zak die mijn moeder had gemaakt. Ik lik aan het garen dat het mondstuk stevig op de fluit moet houden, ik weet nog hoe ik vocht uit de fluit moet blazen en kloppen. Als ik Tielman Susato hoor, krijg ik bijna zin om weer te gaan spelen.’

Zo had ik twee uur door kunnen gaan, met fragmenten in de ik-vorm. Ik had genoeg op papier staan ter toelichting van mijn muziekkeuze: wat muziek te maken heeft met mijn leven, wat muziek mij doet – hoe ze bij me binnen komt, hoe ze er bij me uitkomt. Waar die toelichting toe zou leiden, wist ik nog niet; ik zou wel zien. Tot de twijfel toesloeg of het geen aaneenschakeling zou worden van loze anekdotiek en of de ik-vorm op den duur niet veel te vlak zou klinken. Bovendien vroeg ik mij af of de keuze voor muziek tout court niet eenvoudig aan alle andere keuzes voorafgaat en of het verantwoorden van de keuze binnen de muziek (geen Haydn of Messiaen, wel Beethoven of Ives) niet iets volkomen willekeurigs zou zijn. Maar het idee van een Programm ohne Worte viel niet goed bij de redactie van ‘Een goede morgen met’. Daarom heb ik mijzelf een boventoon-ik cadeau gedaan, een soort vriend die veel van mij weet, maar niet alles. Die is van hier af aan het woord.

Ik dus, met een speellijst van twaalf stukken in de hand waar ik iets over moet zeggen. Ik zal er soms een slag naar moeten slaan waarom hij iets heeft gekozen, maar die slag zal er zelden ver naast zijn; daarvoor gaan we al te lang samen naar concerten, luisteren we samen naar muziek, praten we er met elkaar over. Ook al zeggen we vaak niet meer dan: ‘Ken je dat?’ of ‘Hier, dit moet je eens luisteren.’

Toch heeft hij mij met het eerste stukje muziek al een loer gedraaid, want over de Antwerpse muziekuitgever en bloemlezer Tielman Susato, als componist meer ambachtsman dan kunstenaar, en diens ‘musyck boexken’ heb ik hem nooit gehoord. Behalve door de kweekschool of de Vereniging van Huismuziek, waar hij een blauwe maandag lid van is geweest, kan hij zich die naam hebben herinnerd door uitvoeringen van Syntagma Musicum, een jaar of wat later, toen ik hem in Amsterdam leerde kennen. Dat was wel wat anders dan het keurige blokfluitspel van vroeger. Leek het instrument op school op zijn best op de heldere stem van een kind waarvan je hoort dat het nog niets van de wereld weet, bij Syntagma Musicum was het of je iemand hoorde die licht buiten adem was geraakt, een roker, iemand die net een eind heeft gehold, iemand met een interessant verhaal.

Hij maakte in die jaren ook kennis met muziek van generatiegenoten die zich van de grenzen tussen verschillende muziekwerelden weinig aantrokken, net zo min als van historische scheidslijnen. Ik geloof dat Willem Breuker nog een keer voor een radioprogramma muziek heeft gemaakt bij zijn gedichten – dat moet eind jaren zestig zijn geweest. Hij heeft toen vast gedacht: hadden wij ook maar zoiets ongehoords op de lessenaar gehad; wat zou dat aan die schooltijd een andere kleur hebben gegeven. En van een stuk voor virginaal en blokfluitkwartet als dat van Guus Janssen, muziek waarin Middeleeuwen en twintigste eeuw over elkaar heen tuimelen, had zijn muziekleraar niet eens durven dromen: zo speels en dwars, toegewijd en controversieel tegelijk klonken hoofse minneliederen destijds niet.

00:04:24

Guus Janssen, Estampie voor blokfluitkwartet en virginaal (2008); Guus Janssen, virginaal; blokfluitkwartet Brisk.

00:11:09

————————————————————————————————————–

Ad Zuiderent (1944) is dichter, schrijver en criticus. Hij publiceerde onder meer de biografie van Gerrit Krol, Van Korreweg naar Korreweg. Zijn laatste dichtbundel is We konden alle kanten op (2011). Tot voor kort schreef hij over muziek voor de website Muziekvan.nu en vervangt Marko van der Wal op de vrijdag.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Post Blast Picture

Het had erg lang geduurd voor de laatste gasten het restaurant uit waren, en na de schoonmaak had Issa nog wat gedronken met zijn collega’s. Toen hij de volgende ochtend ontwaakte uit een droom waarin hij het bovendeel van een stapelbed had moeten delen met een meisje uit zijn middelbare schooltijd dat sterk naar walnoot rook, scheen de zon in zijn gezicht.

Zijn bed van nu was leeg. Sterre zou al rond een uur of acht vertrokken zijn, hun zoontje naar de crèche hebben gebracht. Tegen de gravitationele werking van zijn kater in kwam Issa op stramme voeten overeind. Hij passeerde de openstaande slaapkamerdeur van Tijn: ook hier een leeg bed, waarin de belangrijkste knuffels in een cirkel rond een kleine kuil lagen. Een post blast picture van de slapende liefde.

Op weg naar de douche, een handdoek over zijn schouder, kwam hij langs de badkuip, die vol plastic zeebeesten lag, nog meer bewijs van het bestaan van zijn vrouw en kind. Precies hier, precies zo, maar niet nu. De tijd krulde om, plek viel op plek als een opgerold fotonegatief en zo zag hij ze even, alleen gescheiden door een heel dun vlies: naakt en lachend. Roze reuzen tussen bergen sop.

Issa zette de douche aan en wachtte op warmwater, met tegenzin opgehoest door de oude ketel. Met zijn schouder tegen de tegels geleund probeerde hij zich te herinneren wanneer hij het ding had laten nakijken. Vier jaar geleden? Vijf? Wat als zo’n pijp ergens verstopt raakte en de koolmonoxide als ninja’s tussen plafond en vloer begon te strooien, elke kier in huis afdichtend met sluipend gif?

Dit was nog maar een enkel puntje in de lijst van achterstallig onderhoud. Het dak lekte, maar niet op de kritieke plekken, en er liep een barst over de keukenmuur waarvan Issa niet wist of die er altijd al geweest was. En dan waren er natuurlijk de honderden gevaren waaraan hij niet elke ochtend dacht. Het Issadiagram als kleinste van de Vennen, een deelverzameling informatie die minuscuul afstak tegen de oneindigheid van potentieel onheil.

Hij stapte onder de douche en liet de stralen over de wervelingen van zijn brein lopen. Als kleine rivieren zochten ze doorgang, voortgestuwd door smeltend ijs, en voerden nachtsediment af naar lagergelegen gebieden.

Aangekleed, geschoren, zijn wangen brandend van de aftershave, zette hij koffie voor zichzelf. De machine bromde aanvankelijk tevreden, maar toen de druk hoog opliep kwam er een ratel bij die Issa nog niet kende.

‘Niet deze maand,’ zei hij tegen het roestvaststalen beestje, tegen de knoppen waarvan de icoontjes al jaren waren afgesleten. ‘Please, niet deze maand.’

Hoewel Sterre de tafel afgenomen had lagen er overal ontbijtkruimels, die zich vastzetten in de groeven van Issa’s ellebogen terwijl hij zijn toast at. Die middag, bij het indekken van de eerste tafels in het nog lege restaurant, zou een stukje vruchtenhagel ongemerkt zijn mouw uit rollen en tussen een wijn- en waterglas achterblijven om later, tijdens de drukte van het service, te worden aangetroffen door een Deense vrouw die het blauwe korreltje niet kon plaatsen en Issa bij zich riep om te vragen wat het was.

 

_________________________________________________________________________________________________

Optie 8Gilles van der Loo (Breda, 1973) is redacteur van Tirade. Sinds 2010 publiceerde hij online en in diverse bladen. Van hem verschenen in 2011 de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en in 2013 de roman Het laatste kind

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Niet aanraken

Berlinde De Bruyckere, Marthe, 2008 / was, hout, epoxy, ijzer / 159 x 51 x 90 cm / Privécollectie Antwerpen / © Mirjam Devriendt

Tentoonstelling van lichamen gemaakt van was, takken en paardenhaar, de vormgeving van pijn. Het bordje vermeldt: kwetsbaar, niet aanraken en toch zou ik het liefst een deken over de koude ruggen gooien. In plaats daarvan bewegen wij, bezoekers ons voorzichtig en wat lacherig om alle beelden heen.

Een vrouw – maar het zijn mijn eigen ogen die een vrouw van haar maken, in feite is het beeld geslachtsloos – verandert in een aantal takken, daar waar haar armen zouden moeten zijn. Weerloos. Unarmed. 

En even verderop twee losse, even machteloze handen.

 

Berlinde de Bruyckere, nog te zien in Gemeentemuseum Den Haag t/m 31 mei. 

 

IMG_0499Wytske Versteeg (1983) schreef Dit is geen dakloze, De Wezenlozen en Boy.Haar nieuwe roman Quarantaine verschijnt deze herfst.

Plestik

In zijn hoofd was de tekst al af. Teder, rauw, openhartig. Hooguit nog wat langdradig hier en daar. Hij stond voor zijn boekenkast, rekte zich uit, reikte werktuiglijk naar de Nederlandse vertaling van Baltasar Graciáns Oráculo manual y arte de prudencia (1647).

‘117. Nooit over uzelf praten. Wie over zichzelf spreekt zal ofwel zichzelf prijzen, wat beschamend is, ofwel zichzelf naar beneden halen, wat van wereldvreemdheid getuigt. Onverstand bij de spreker wekt onbehagen bij de toehoorder. Als men dit zelfs al moet vermijden in de omgang met vrienden, hoeveel te meer op belangrijke posten, waar men voor het publiek spreekt, dat alles voor dwaas houdt wat daar maar enigszins de schijn van heeft.’*

Dat was waar ook! Echte mensen zijn van plestik.

Hij zette zijn laptop uit en wandelde door de schemering (zwaluwen, seringen) naar het filmhuis.

—————

Sandro_Botticelli_-_Portrait_of_Martijn KnolMartijn Knol (1973) – schrijver, Tirade-redacteur.

 

 

Noot

* Uit: Baltasar Gracián, Handorakel en kunst van de voorzichtigheid (1990; p.52). Vertaler Theo Kars schrijft in zijn nawoord bij de NL editie: ‘De overtuigingskracht van Graciáns leefregels schuilt in de wijze waarop hij ze formuleert en uitwerkt. Hij legt ons daarbij vaak de mentaliteit en filosofie van onze tegenstanders uit, zegt hoe zij zullen reageren wanneer wij een voorschrift niet in acht nemen, en waarom zij zo reageren. Hij laat ons voortdurend in de huid van anderen kruipen, traint ons onszelf te zien  met hun ogen. Het Handorakel is bedoeld als vademecum en heeft dan ook alleen nut als men het geregeld raadpleegt. Wie het in één keer leest, wint daar niets bij en zal zich achteraf hoogstens herinneren dat de schrijver voorzichtigheid aanraadt, maar niet de voorschriften zelf. Wie daarentegen van tijd tot tijd een aantal bladzijden leest, maakt zich het boek geleidelijk eigen, herkent de situaties in het leven waar Gracián op doelt, en bezint zich langer alvorens een beslissing te nemen, dat wil zeggen: wordt voorzichtiger.’ (Ibid. 134-135).

Volgende week: cinema.

Portret M.K.:  Sandro Botticelli.

Bezinningseiland 2

Vorige week  Bezinningseiland 1. Vandaag Deel 2:

Mijn hotelkamer is twee bezemkasten groot. Er ligt zand in de douchebak, zand op het nachtkastje, zand tussen de lakens. De tafel wiebelt, het bed kraakt en aan de muur hangt een abstract zeegezicht in een lijstje van de Action. Er stampt iemand over de gang. Iemand die zijn best doet om te sluipen, maar te log is om zijn voeten op te tillen. De muren in hotel ‘t Zonnegloor zijn van vloeipapier.

(Maar denk nu niet dat ik klaag, Alex. Het raam kan ver genoeg open om te roken en maandagochtend is dit allemaal voorbij. En dan moet het voor jou nog beginnen. Wist je dat ma’s koor in een gospelfase zit? Oefen maar vast op je hallelujah-gezicht.)

We werden opgehaald in de haven. Een busje van het hotel met een slungelige jongen achter het stuur. Een eilander die luistert naar de naam Fons. Batman stond al naast hem met zijn rolkoffer. Hij probeerde de slogan die op de bus stond op zijn selfie te krijgen: ‘t Zonnegloor ~ Bezinnen is opnieuw beginnen.

(Fons vroeg zich af waar je was, Alex. Op zijn klembord stonden twee ‘de Klerkjes’ om af te vinken. Aan zijn gezicht te zien, geloofde hij je drukbezette verhaal net zo min als ik. Ik hoop dat je je vrije weekend gebruikt om betere smoezen te verzinnen.)

Batman schoof tegen me aan op de achterbank. In het dagelijks leven heet Batman Jasper en laat hij offertes door een hoepel springen. Of beitelt hij prognoses op een whiteboard. Ik luisterde maar half (zoals je doet met mensen die je meteen op de vergeetlijst zet) tot Jasper naar me toe boog en me toevertrouwde dat hij dit weekend een doorbraak verwachtte.

‘Dit gaat ‘m worden,’ zei hij. Zijn adem rook naar kroketten. ‘Vorige keer kwam ik heel dichtbij, maar ik had nog zoveel weerstand in me. Zoveel weerstand..’

Hij schudde zijn hoofd en trok zijn mondhoeken naar beneden.

‘Maar geloof me, Ludo Stoker is het echte werk. Ik heb al heel wat lifecoaches geprobeerd, maar Ludo en Irma..’

Jasper stak twee duimen op. Hij spreekt in smileys. Dit is zijn derde Bezinningsweekend. Als ik de website had gelezen had ik geweten dat Ludo Stoker en Irma Nijverhut al sinds 2005 Bezinningsarrangementen organiseren in hun strandhotel. Maar ik heb de website niet gelezen. Misschien komt Jasper me nog van pas dit weekend.

Toen wilde hij met me op de foto, maar de batterij van zijn telefoon gaf er de brui aan. (Soms knipoogt het universum naar me, Alex. Zullen we het karma noemen?)

***

Er klopt iemand op de deur. Het is te aarzelend om voor op te staan. Waarschijnlijk is het mijn nieuwe beste vriend. Hij zit in de kamer naast de mijne. Jasper zingt onder de douche. Marco Borsato. Hard, en vals.

***

Het was al donker toen Fons ons afzette bij ‘t Zonnegloor. Het hotel ligt in de duinen, aan het einde van een lange weg zonder tegenliggers. Er schijnt een bos te zijn, en verlaten bunkers waar de toeristen ‘s zomers wildplassen. En volgens Jasper wemelt het van de vakantiehuisjes met rode daken waar nu niemand inzit, want februari is geen weer voor de natuur. Er staat geen maan aan de hemel vannacht, maar sterren zijn er genoeg. Het is hier donkerder dan in de stad. Kouder ook. Ik heb mijn extra trui al aan.

We werden opgevangen door een forse vrouw met een opgetekende glimlach. Irma Nijverhut, de gebatikte rechterhand van Ludo, bemant de receptiebalie met verve. Als ze lacht – en dat doet ze onophoudelijk – gluurt haar zwarte tand naar je. We mogen elkaar niet. Nu al.

‘Raphael,’ zei ze. ‘Raphael de Klerk.’

Ze sprak mijn naam nadrukkelijk uit en keek me onderzoekend aan. Ik knikte. Ik wist wat er kwam.

‘Goh. Wat bijzonder.’

‘Bijzonder?’ vroeg ik voor de vorm.

‘Ja,’ zei ze. ‘We krijgen hier niet zoveel mensen die.. Mensen met jouw.. achtergrond.’

Het viel me mee dat ze het woord exotisch niet gebruikte, Alex.

‘Waar kom je vandaan?’ vroeg ze.

‘Uit Rotterdam.’

Ze lachte. ‘Ik geloof niet dat je begrijpt wat ik bedoel. Waar kom je echt vandaan?’

‘Rotterdam-West.’

De zwarte tand verdween even achter haar dunne lippen, maar Irma herpakte zich snel.

‘Welkom Raphael,’ zei ze. ‘Welkom in de rust.’

Nadat ze ons geplastificeerde naamkaartjes en de sleutels van de kamers had overhandigd, kwam ze achter de balie vandaan en drukte ons omstebeurt aan haar boezem. Het was er benauwd en het rook er naar knoflook.

Toen moesten we onze telefoons inleveren. Daar was geen discussie over mogelijk. Jasper had me er al op voorbereid. Er is geen televisie, geen wifi, geen afleiding van het bezinnen in dit hotel. Contact met de buitenwereld schijnt je “uit het moment” te halen. Ik heb het vermoeden dat ik aan het eind van dit weekend vloeiend Hallmarks spreek.

Irma vertelde dat de andere “bezinners” al liggen te rusten. Er wacht ons morgen een vol programma met de grote coach. Ze stuurde ons naar onze kamers met een dienblad waar een bord waterige pasta op stond en een karaf waar een reep geraspte komkommer in dreef. Het zag er heel gezond uit. Het smaakte naar knoflook.

***

En nu zit ik hier, aan een wiebelende tafel me af te vragen hoe ik zo makkelijk mijn telefoon ben kwijtgeraakt. En waarom ik daar lichtelijk nerveus over ben. Het bezinnen is begonnen, Alex.

Morgenochtend zal ik zien waar ik ben. Ik kan me niet herinneren wanneer ik voor het laatst zo vroeg ben gaan slapen op een vrijdagavond. Ik hoop dat jij..

Daar is het weer. Geklop. Harder nu.

Ik ga kijken –

————

Daphne Huisden portretDaphne Huisden (1988) debuteerde in 2010 met de roman Alles is altijd fictie, die werd genomineerd voor de Academia Literatuurprijs. In 2013 verscheen Huisdens tweede roman, Dit blijft tussen ons, genomineerd voor de Halewijnprijs. Naast romans publiceerde Huisden kort proza in, onder meer, Tirade, Das Mag en De Volkskrant en schreef ze bijdragen voor Crossing Border, The Chronicles. Daphne Huisden woont in Rotterdam en werkt daar aan een nieuwe roman.

Portret: Marisa en Iris.

 

Volgende week: Bezinningseiland 3.

Meer blogs

  • Afbeelding bij Warm

    Warm

    Hitte verbindt. Er wordt minder van je verwacht; je verwacht een stuk minder van anderen en veel minder van jezelf. Bij hitte doe ik alles langzaam en merk dan dat ik hetzelfde gedaan krijg – zelfs na vijf duiken in de gracht en anderhalf uur staren sluit ik mijn laptop in de middag met tevredenheid....
    Lees verder
  • Afbeelding bij Zomerverlies

    Zomerverlies

    Alle ramen stonden open en toch was het warm in mijn keuken. Ik sneed knoflook in dikke plakken en liet die bruinen in de lekkerste olijfolie, hakte een paar rijpe vleestomaten en voegde die toe, dopte hulkgroene erwtjes. Als ik buiten de deur ga eten maak ik voor vertrek iets voor de thuisblijvers; je bent...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De bekende weg

    De bekende weg

    Het Zeeuwse dijkhuisje van B’s tante is al een jaar of twintig in mijn leven. Het is er stil, er is veel licht en de zee voelt heel dichtbij, maar rond de dijk is geen toerisme. Het enige wat er verandert is de tuin: er zijn meer rozen dan voorheen. De wilg is groter, en...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Kevin Headley
    Kevin Headley

    Kevin Headley (1983) is een Surinaamse documentairemaker, journalist en schrijver. Sinds een aantal jaar schrijft hij ook korte verhalen, welke onder andere gepubliceerd zijn in de Surinaamse krant de Ware Tijd, het opinieblad Parbode, het online literair tijdschrift Papieren Helden, het tijdschrift Wobby en Tirade. Kevin heeft ook de speciale uitgave van Tirade PRAKSERI met alleen Surinaamse verhalen samengesteld. Tweewekelijks leren we door zijn ogen verschillende aspecten kennen van Suriname.

  • Foto van Aska Hayakawa
    Aska Hayakawa

    Aska Hayakawa groeide op als third-culture kid in Leiden. Haar verhalen gaan over eenzaamheid in het kapitalisme en de hedendaagse zoektocht naar geluk. Deze zomer studeert ze af van de studie Writing for Performance aan de HKU met het avondvullend toneelstuk Pièce de Résistance! en een scriptieonderzoek naar werkbare kwetsbaarheid. Eerder schreef ze theaterteksten voor Cecilia Moisio Company, Club Guy & Roni, Maas Theater en Dans en Bosfest. Haar kortverhalen werden gepubliceerd bij DIG, De Gids, Tirade Blog en De Revisor. Momenteel werkt ze aan haar debuutroman bij Uitgeverij Pluim.

    (portret: Lin Woldendorp)

  • Foto van Jente Jong
    Jente Jong

    Jente Jong werkt als actrice, theatermaker en schrijver. In 2017 debuteerde ze met de roman Het intieme vreemde bij uitgeverij Querido. Daarnaast schrijft ze toneelstukken voor onder andere de Toneelmakerij en speelt ze in een jeugdvoorstelling en een poëzieprogramma. Voor Tirade schrijft ze over haar (eerste) stappen in de schrijverswereld.