Van de ene taal in de andere

Samuel Beckett – Glückliche Tage / Happy Days / Oh les beaux jours

Duits
Winnie: ‘Voll garantierte… echte reine… ah! Barchborsten! Was ist eigentlich ein Barch? (…)’
Willie: ‘Kastriertes männliches Schwein. Zum Schlachten gemästet.’
Engels

Winnie: ‘Fully guaranteed… genuine pureah! hog’s setae! What is a hog exactly? (…)’
Willie: ‘Castrated male swine. Reared for slaughter.’

Frans
Winnie: ‘Solennellement garantie… véritable pure… ah! soie de porc! Qu’est-ce que c’est un porc, au juste ? (…)’
Willie: ‘Cochon mâle châtré. Elevé aux fins d’abattage.’
Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds twee jaar blogt hij wekelijks voor tirade.nu. Hij ziet er overigens anders uit dan hij eruitziet.

 

Marko van der Wal

Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds enkele jaren blogt hij (onregelmatig) voor tirade.nu.

In de Oorshop

Gratis proza #11: De Amatodjastraat

Mevrouw Woo, die het supermarktje op de hoek van de straat heeft, spreek ik elke dag. Haar Nederlands is niet goed genoeg voor hele verhalen, maar als ik mijn inkopen bij de kassa heb gezet, kijk ik altijd even mee naar een film op haar oude televisie. De linker helft van het beeld is rood en de rechterhelft groen, maar mevrouw Woo lijkt daar geen last van te hebben. Ze vertelt me wat er wordt gezegd, zodat ik het verhaal kan volgen. Daarna reken ik af en loop terug naar huis.

Toen we hier net waren, werd Philip lid van de zwemvereniging, en na een half jaar vroegen ze hem om penningmeester te worden. Nu is hij elke dag van zeven tot elf de deur uit. Hij draagt teenslippers en een korte broek, wat hij vroeger nooit gedaan zou hebben. In de middag dut hij in zijn blote bast op onze veranda, met zijn T-shirt op zijn hoofd. Hij slaapt zoals hij dat in Nederland nooit kon: diep en zonder reserve.

Phil lijkt zich vereenvoudigd te hebben, teruggebracht tot het minimaal nodige. Soms vraag ik me af of ik misschien ook naar een andere man verhuisd ben.

Vrienden van de zwemclub komen vaak onaangekondigd langs. Ze zetten de motor van hun auto niet uit wanneer ze vragen of Phil thuis is. Vroeger was ik de enige die hem Phil noemde, maar nu is Phil van iedereen. Als ik nee zeg, bedanken ze me en rijden het erf weer af. Soms komen ze op het avondeten, en brengen bier en rum mee. Er wordt dan hard gelachen en de meegebrachte drank gaat altijd op.

Ik mis witte wijn, koele witte wijn en Franse kaasjes. Kalfsvlees en oesters, mis ik. Mijn boekwinkeltje in de stad.

Maar Philip heeft zijn leven hier verdiend. Er zijn mannen die na hun pensioen zomaar doodgaan. Dat is ons mooi niet gebeurd. Ik heb mijn man nog, en hij is voor het eerst in lange tijd gelukkig. We vrijen zelfs weer, al heb ik moeten wennen aan het litteken op zijn borst: het kloppend hart erachter zo veel minder vanzelfsprekend.

Vorig weekend is hij gaan jagen met Dennis, een zwaarlijvige Nederlander die hij kent van de zwemvereniging. Toen hij thuiskwam liep hij meteen door naar de slaapkamer, waar hij met zijn kleren aan op bed in slaap viel. Twee dagen lang alcohol en geroosterd wild hadden zijn lichaamsgeur volledig veranderd, en zo kreeg ik een idee hoe het zou zijn om op een ochtend, in dit land, naast een vreemde wakker te worden.

De dag erna kwam Dennis langs met een cadeau voor Phil, gewikkeld in een laken. Toen ik zei dat Philip er niet was, gaf hij het aan mij. Natuurlijk wist ik wat er in dat laken zat; met het ding in mijn armen keek ik de truck na tot hij uit het zicht verdween.

Toen Phil thuiskwam zei ik: ‘Ik kan me jou niet voorstellen met een jachtgeweer.’

Hij knikte het open en staarde in de loop alsof hij daar wijzer van zou worden. ‘Dat is hier anders’, zei hij, en klikte het weer dicht. ‘Hier jaagt men om te overleven.’

Ik dacht aan Dennis, met zijn dikke buik en zijn Amerikaanse truck. Aan de bierkoeler in de laadbak. Het geweer is opgeborgen, en hoewel ik niet weet waar, voel ik dat het nog in huis is.

_________________________________________________________________________________________________

Optie 8Gilles van der Loo (Breda, 1973) is redacteur van Tirade. Sinds 2010 publiceerde hij online en in diverse bladen. Van hem verschenen in 2011 de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en in 2013 de roman Het laatste kind

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Privacy

OLYMPUS DIGITAL CAMERA

Sommige woorden hebben gewicht. Andere zijn al verdwenen nog voordat je ze uitspreekt, dwarrelen hoogstens even door de ruimte, landen daarna in een hoekje waar nooit meer iemand kijkt. Sommige woorden kun je met gerust hart uitbesteden aan belangenorganisaties waar nooit iemand naar luistert.

We noemden vrijheid privacy. We zeiden, privacy is dood. We zeiden het alsof het iets vanzelfsprekends was. We zeiden het alsof elk verlangen naar privacy op zichzelf al verdacht was, want we hadden toch niets te verbergen.

Een Duitser die ik kende merkte ooit op hoeveel vertrouwen er schuilt in ons woord ‘overheid’, de neutrale instantie die boven ons zweeft, het beste met ons voor heeft. Ik zag de afgelopen weken twee politie-acties. De eerste was echt, de tweede een oefening met de wat lacherige sfeer van een gymnastiekles op de middelbare school – de agenten hadden er duidelijk plezier in om de rollen om te draaien, een opdringende menigte na te spelen. Blank, middenklasse ben ik opgegroeid met de politie als mijn beste vriend, maar de daklozen die ik later sprak dachten daar vaak heel anders over. Ik heb aan tafel gezeten met politiefunctionarissen die zichzelf omschreven als dienders – de politie maakt niet het beleid, zij voert het alleen uit. Het zware materieel dat voor de acties van stal was gehaald deed denken aan science-fiction films waarin er nergens meer een plaats was om naar toe te gaan, geen mogelijkheid om aan het systeem te ontkomen. Zoveel was er niet aan de hand, de meeste agenten verveeld, de brave burgers nieuwsgierig toekijkend, van een veilige afstand. Het valt eenvoudig te vergeten dat onze oom agent – een term die in veel andere landen onvoorstelbaar is – alsnog het monopolie op geweld bezit, dat de sterke arm ook ons een klap kan uitdelen, het systeem erachter niet per definitie welwillend is.

Privacy is het recht om niet te worden bekeken. Het recht om niet te worden bekeken, en daarom nog niet verdacht te zijn. Privacy is dood. Vrijheid ligt onder de grafsteen, onzichtbaar.

IMG_0499Wytske Versteeg (1983) publiceerde Boy, De Wezenlozen en Dit is geen dakloze. Haar derde roman verschijnt deze herfst.

 

Junk

‘Als je altijd alleen maar over ’m zit te zeiken, waarom ga je dan niet bij ’m weg?’

‘Dat kan niet zomaar als je ’n kind hebt.’

‘Waarom niet? Dacht jij dat Dostojevski zou instorten als je bij ’m wegging? Die heeft zo weer een ander, hoor. En daar maakt ie dan ook weer ’n kind mee.’

‘…’

‘Moet ik z’n remleidingen doorsnijden? Of zal ik ’m overhoop knallen?’

‘Björn, doe normaal!… En je moet Pjotr geen ‘Dostojevski’ meer noemen, dat vind ik echt niet leuk.’

‘Ga dan bij ’m weg.’

‘Hij heeft me nodig! Dat jij nou zo goed voor jezelf kan zorgen.’

‘Weet je wat? Rot meteen maar weer op. Ga maar lekker naar Dostojevski. Dahaag.’

Ik duw haar van me af, maar ze grijpt de hals van m’n shirt en trekt er zo hard aan dat we de naden horen knappen. Lachend laten we ons op bed vallen.

‘Moet je nog terug naar kantoor?’

‘Misschien vanavond nog even. Jij?’

‘Ik heb om vijf uur een bezichtiging.’

‘Godverdomme.’

Ze kijkt me aan, droevig en vrolijk tegelijk, trekt me dichter naar zich toe.

*

Winter, anderhalf jaar eerder. We waren een paar dagen foetsie. Samen. Mijn broer zat een halfjaar in India en omdat ik zijn planten verzorgde, konden we dag en nacht terecht in zijn appartement. Ze was tegen me aangekropen op de bank en las een script op basis van een roman van James Salter of F. Scott Fitzgerald. Een slokje wijn, een pagina dialoog. Opeens legde ze het scenario weg en vroeg:

‘Wanneer was jij ’t gelukkigst? Ooit? Tot nog toe?’

‘Op onze trouwdag.’

‘Niet gemeen doen. Eerlijk antwoorden.’

‘Die week in ’t huis van je zus.’

‘Ja.’ Ze keek me blij aan. Opgelucht dat mijn antwoord met haar te maken had. ‘Alles was zo… intens… Voor m’n gevoel hebben we daar een jaar gezeten.’ Ze zette haar glas op tafel en liep van de bank naar het raam.

‘Sneeuw!’

*

Ze kan douchen zonder dat haar haar nat wordt. Haar gezicht is nog knalrood. Soms leest ze me voor uit scenario’s, vandaag verdwijnt haar bril ongebruikt in de tas. Ze ziet er tien jaar jonger uit dan toen we hier een paar uur geleden aankwamen.

‘Doe m’n rits even dicht.’ Ze heeft haar rug naar me toegedraaid. Ik leg mijn hand in haar nek. Ze is onweerstaanbaar in deze jurk. Alleen haar eigen, blote huid staat haar beter. Het liefst zou ik de marineblauwe stof in één beweging van haar lijf rukken, als cadeaupapier. Rot toch op met je bezichtigingen. Ik heb zin om haar op haar knieën te dwingen en ’r te neuken tot ze de slappe lach krijgt, stil wordt en alleen nog maar kan kreunen en hijgen.

‘Björn? Please?’

Als ik de rits van haar jurk heb dichtgetrokken loopt ze naar het dienblad met waterkoker en kopjes op het dressoir. Ze pakt een hand verpakte paaseitjes uit de schaal ernaast, stopt die in haar tas. Voor haar dochtertje.

‘Blijf nog even? Laat die filmlui de schijt krijgen.’

‘Jezus Christus, Björn, ’t is echt maar goed dat we niet samenwonen, want dan zouden we de hele dag niks anders doen dan vrijen.’

First world problems.’

‘…’

‘Ik denk dat ik je oor d’r af ga bijten. Als aandenken.’

‘Ik zal jouw snikkel er eens af bijten. Waar zijn m’n autosleutels?’

‘Die heb ik uit ’t raam gegooid.’

Ik probeer luchtig te doen, maar ze kijkt dwars door me heen. Met de rug van haar hand aait ze over mijn wang.

‘Zorg je wel dat je af en toe iets eet?’

‘…’

‘Alles komt goed, lieverd. Sneller dan je denkt. Echt.’

Ik weet niks meer te zeggen. Ze trekt haar jas aan. Ik pak mijn telefoon. Als ze in de deuropening naar de gang staat, noem ik haar naam. Zodra ze over haar donkerblauwe schouder kijkt, maak ik een foto. Haar hoofd vult het schermpje van mijn iPhone. Bruine krullen, grote groene ogen. Een location hunter met de looks van een Oscar winnares.

*

Ik sta in m’n blote lul achter de vitrage. Even later zie ik haar beneden naar haar veel te grote auto lopen. Haar hoge hakken accentueren hoe klein ze is. Net een schoolmeisje op de schoenen van haar moeder. De aanvechting mijn vuist door de ruit te slaan en haar naam uit te schreeuwen. Kom terug! Kom terug! Ik leg een hand op het glas. Het gewicht van alle jaren die we niet samen hebben doorgebracht lijkt de lucht uit m’n lijf te persen.

Haar lippen tintelen nog op de mijne. Mijn handen gloeien na van haar kuiten, haar bovenarmen, haar kont. Voor ze instapt kijkt ze naar de geblindeerde hotelgevel. Naar de verkeerde kamer, naar de verkeerde etage. Ze start de auto en rijdt het parkeerterrein af.

Ik draai me om. Ik heb het gevoel dat ik in de fik sta. Nu godverdomme het hele interieur kort en klein slaan. De kreukels die we in de lakens hebben geneukt, de ingedeukte kussens. Ik ga op de rand van het bed zitten. Even lijkt het of ik moet overgeven – dan begin ik, tot mijn eigen verbazing, voor het eerst in tien, vijftien, twintig jaar te huilen. Minutenlang.

Als ik, nadat ik mijn gezicht heb gewassen, de badkamer uitkom, zie ik dat er een hemelsblauwe envelop uit mijn jaszak steekt. In de envelop zit een correspondentiekaart en een sleutelhanger die ik eerder heb gezien: de vergeelde gummi vuurtoren met daaraan de sleutel van het duinhuis van haar zus. Op de voorkant van de kaart staan onze beide namen in een krans van zelfgetekende hartjes, achterop een datum en een tijd.

Nog zes dagen en twintig uur – dan herrijs ik uit mijn as.

 

————–

Portret Martijn Knol (foto Koos Hageraats) web

Martijn Knol (1973) is schrijver en Tirade-redacteur. De duiker (2003), Aphinar (2007), Alles kan kapot (2011), Elders (2014). Verder: korte verhalen, essays, besprekingen, blogposts.

 

 

 

 

Volgende week: Zadie Smith, geïnterviewd door Arnon Grunberg.

 

““Here I am””

Roelof ten Napel

Ik was eerst van plan iets anders te schrijven, tot ik de aankondiging van deze reeks blogs op Tirade las. Er wordt verwezen naar een interview met CJP, naar dingen die ‘ik’ ‘daarin’ ‘zeg’. Zo’n artikel heeft een schrijver, Steven Stoffers, waarvan we moeten beseffen dat hij een toon probeert te vangen, dat hij een impressie van me heeft gekregen en een tekst heeft gemaakt die ‘mij’ voor anderen probeert te herhalen. Een tekst met, soms, zinnen die ik anders zei dan dat ze er staan – zelfs al was het maar omdat ik met hem sprak, omdat ik ze nooit, zelf, zo schreef.

 

I

Als motto is elke zin een aforisme. Misschien is elke uitspraak dat ook, als citaat. Of nee, misschien is het anders. Als motto kan elke zin een aforisme worden – doordat de zin een andere omgeving krijgt, een andere lading, waardoor hij anders gaat werken.

Andere gedachte:

 

Als motto is elke zin een aforisme.

— Roelof ten Napel, Blog op Tirade.nu

 

Het stond er, ik schreef het. Maar klopt dit? Even later staat er, “Of nee, misschien is het anders.” Wat voor significantie had dat, het verbeteren? Wat wordt hier herhaald?

Voorbeeld.

Politici worden getraind om zinnen zo te formuleren, dat ze niet uit hun context gerukt kunnen woorden. Dat ze als losse (of holle) slagzinnen gaan werken. Dat is een gevolg van, om maar met de deur in huis te vallen, ons ‘collectieve waarheidsbegrip.’

Ik kom erop terug, maar maak even een omweg.

Anne Carson schrijft in Eros the Bittersweet het volgende:

“Written texts make available the notion that one knows what one has merely read. For Plato this notion is a dangerous delusion; he believes the reach for knowledge to be a process that is necessarily lived out in space and time. Attempts to shortcut the process, or package it for convenient reuse, as in the form of a written treatise, are a denial of our commitment to time and cannot be taken seriously.”

En een hoofdstuk later: “As reader you want knowledge to be knowledge and yet lie fixed on a written page.”

Ik zeg net, Anne Carson schrijft. Moet ik zeggen schreef? Ons tijdbesef is bij geschreven tekst onhelder. Ik citeer dat ze daar Plato laat zeggen dat geschreven tekst nooit hetzelfde kan zijn als de geleefde kennis. Maar wat staat daar dan?

Ons collectieve waarheidsbegrip – dat hoewel niemand het hoeft te delen, tot uiting komt in hoe we met elkaar omgaan; de maat die voor geen van ons maatgevend hoeft te zijn, maar ons wel meet, in het beïnvloeden van ons gedrag – is deze: het idee dat waarheid te verdelen is onder blijvend kloppende volgordes woorden, ondeelbaar, los van een bewegende, geleefde context. Het idee dat waarheid niet iets is dat wordt meegemaakt, niet iets is dat over kan gaan.

Het idee dat iemand die niet liegt, continu de waarheid spreekt, met elk losse woord uit zijn strot, en daaruit: het idee dat een journalist elke zin van een politicus zou mogen nemen, kan verbranden en zo de integriteit van een mens in twijfel kan trekken. Daaruit: politici die alleen nog nietszeggende, ontwijkende antwoorden geven, zodat ze in elk geval niet liegen.

 

Wat er staat?

Carson, ik – elke schrijver sterft vast voor elke tekst: we hebben alles altijd al geschreven.

Kennis is wat plaatsvindt terwijl er wordt gelezen, terwijl het wordt geleefd. Mijn gesprek met Steven is vergaan, en is er zelfs nooit als geheel geweest. Wij spraken, en dat heeft bij hem het schrijven een tekst veroorzaakt.

 

II

I see the signal searchlight strike me in the window of my room

— Sufjan Stevens, ‘Death with Dignity’, Carrie & Lowell

 

Here I am.

— Travis Jeppesen, Wolf at the Door

 

Here I am (…).

— Jacques Derrida, Of Grammatology

 

[H]ere I am.

— Jason Schwarz, ‘I am tired’, A German Picturesque

 

Envoi

Die zin van Jeppesen heb ik ‘eerder’ gebruikt, in m’n debuut, (p. 133). Ik had die van Derrida ook kunnen gebruiken. Dat ook Schwarz hem heeft geschreven, wist ik toen ik aan Constellaties werkte nog niet.

Of heb ik die, achteraf, alsnog gebruikt?

Wie spreekt daar op bladzijde 133? Jeppesen? Ik? Iets of iemand anders? En wat wordt er gezegd? “Here I am”? Of meer dan dat?

Misschien dezelfde vraag, op een andere manier: wie spreekt er in Of Grammmatology, dat door Derrida als De la grammatologie werd geschreven, en door Gayatri Chakravorty Spivak werd vertaald?

 

III

I am all here alone.

— Jason Schwarz, ‘I am tired’, A German Picturesque

 

“[A] denial of our commitment to time”, zo stond het er net. We willen dat kennis vaststaat zonder dat het plaatsvindt, we willen dat geschreven teksten een atemporeel karakter hebben.

Ik geloof in een recht tot citeren – mijn debuut staat vol met een, zoals Gerwin van der Werf het omschreef, “confetti van wereldliteratuur”.

Maar wat ik van belang vind, is een besef van wat herhalen is. Het besef dat alles de hele tijd verloren gaat, en dat wat we doen, wanneer we terugwijzen, iets nieuws is. We her-denken gebeurtenissen.

Geen van de auteurs die ik in Constellaties aanhaal heeft nog alle controle heeft over wat ze daar zeggen. Je kunt die zinnen alleen maar beleven op het moment van lezen, nieuw en toch alweer, met alle associaties die je op dat moment maakt, waar ik deels op anticipeer, maar ook geen idee van heb. Het klinkt solipsistisch, dat hoeft het niet te zijn – hoewel we in het laatste citaat ‘I am here all alone’ kunnen horen, plaatste Schwarz het in andere volgorde. Er was anticipatie. Er is een nabijheid. Wat ik probeer te schrijven, wat literatuur denk ik moet willen zijn, zijn woorden die naar jouw ervaring verwijzen. Het enige bereikbare leven voor elke tekst is die van de lezer, hier en nu – die naar waarheid zou kunnen herhalen: here I am.

Roelof ten Napel (1993) debuteerde vorig jaar op 21-jarige leeftijd met Constellaties’.  Ten Napel woont in Utrecht, studeert wiskunde en werkt aan een roman.

 

De Johannes

Het lijkt wel of de ‘goede week’ tegenwoordig niet meer compleet is zonder de Matthäus-Passion. Was dat pakweg tien jaar geleden ook al zo? Iedereen heeft voor de gelegenheid weer zijn mond vol van dat barokke lijdensmonument, is het niet de originele versie van Bach zelf, dan toch de hapklare The Passion van de EO, of zelf lekker kwelen bij een of andere meezinguitvoering. Iedereen kan de passie kiezen die hem/haar het beste past. Er zijn namelijk wel erg veel verschillende gedaanten van het evangelie. Onder de muzikale Matthäus-passies vinden we bijvoorbeeld die van: Jacob Obrecht (1471), vader en zoon Bach (18e eeuw),  Tan Dun (1999) – om maar eens een greep te doen. Daarnaast hebben we nog andersoortige bewerkingen zoals Jesus Christ SuperstarThe Passion of the Christ met Mel Gibson en Il Vangelico secondo Matteo van Pasolini (aanrader). We zouden het oorspronkelijke Bijbelboek bijna vergeten, laat staan denken aan de andere drie evangeliën.

Voordat Bach zijn Matthäus-Passion schreef componeerde hij een Johannes-Passion (BWV 245). Niet alleen verschilt het lijdensverhaal volgens Johannes van de versie van Mattheus, maar ook Bachs verklanking is anders. Zonder meteen een link te leggen met de persoonlijke religieuze beleving van de componist is het onderscheid als volgt: in de Johannes is Jezus een christus triumphans, in de de Matthäus een christus patiens. In de eerste passie komt hij naar voren als de messias die de dood overwonnen heeft, in de later als degene die heeft geleden en is gestorven voor de zonden in de wereld. Dezelfde ontwikkeling is zichtbaar bij afbeeldingen van de kruisiging. Het vroege christendom, tot aan de Renaissance, laat uitsluitend de triomferende, heersende Christus zien; die verdwijnt later ten faveure van de gestorven Christus, hangend aan de dwarsbalk, die tot op heden alom vertegenwoordig is.

Het begin van de Johannes is het beste voorbeeld van hoe Jezus door Bach wordt neergezet. Het oratorium opent met een relatief heel kort voorspel, waarna het koor onmiddellijk inzet met de ondubbelzinnige tekst: ‘Herr, unser Herrscher, dessen Ruhm / in allen Landen herrlich ist!’ Christus Koning dus. De teneur van de rest van het stuk is hetzelfde, dus anders dan in de Matthäus zien we veel minder innerlijke twijfel, minder psychologische verdieping, minder tweestrijd. Minder lange taaie stukken dan in de Matthäus en een in omvang veel bescheidener koor en orkest. Misschien is het ook een geschiktere versie voor niet-religieuzen zoals ikzelf, want Jezus komt vooral als leider uit de bus die beschikt over kwaliteiten die niet per se religieus zijn. We zien en horen hem als een man, een fysieke figuur en de muziek daarbij is soms bijna gewelddadig.

Kortom, wie zo langzamerhand moe is van de Matthäus, wie de aftreksels daarvan niet meer kan uitstaan: luister eens de Johannes. Het is jammer voor alle liefhebbers van aria-knallers zoals ‘Erbarme dich’, maar misschien wordt het tijd voor een ommezwaai van de lijdende naar de triomferende Christus. Een bijkomend en niet onbelangrijk voordeel is dat we dan ook de vaart erin kunnen houden: de Johannes duurt namelijk nog geen twee uur.

 

Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds twee jaar blogt hij wekelijks voor tirade.nu. Hij ziet er overigens anders uit dan hij eruitziet.

Marko van der Wal

Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds enkele jaren blogt hij (onregelmatig) voor tirade.nu.

Meer blogs

  • Afbeelding bij Warm

    Warm

    Hitte verbindt. Er wordt minder van je verwacht; je verwacht een stuk minder van anderen en veel minder van jezelf. Bij hitte doe ik alles langzaam en merk dan dat ik hetzelfde gedaan krijg – zelfs na vijf duiken in de gracht en anderhalf uur staren sluit ik mijn laptop in de middag met tevredenheid....
    Lees verder
  • Afbeelding bij Zomerverlies

    Zomerverlies

    Alle ramen stonden open en toch was het warm in mijn keuken. Ik sneed knoflook in dikke plakken en liet die bruinen in de lekkerste olijfolie, hakte een paar rijpe vleestomaten en voegde die toe, dopte hulkgroene erwtjes. Als ik buiten de deur ga eten maak ik voor vertrek iets voor de thuisblijvers; je bent...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De bekende weg

    De bekende weg

    Het Zeeuwse dijkhuisje van B’s tante is al een jaar of twintig in mijn leven. Het is er stil, er is veel licht en de zee voelt heel dichtbij, maar rond de dijk is geen toerisme. Het enige wat er verandert is de tuin: er zijn meer rozen dan voorheen. De wilg is groter, en...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Sem van de Graaf
    Sem van de Graaf

    Sem van de Graaf (2002) schrijft absurde verhalen die uit de bocht vliegen en toch een sterke moraal communiceren. Zijn werk is komisch, vervreemdend en oprecht.Hij studeert af van Writing for Performance aan de HKU met het lange filmscenario ‘Een stoel, de dief en Elske’ en zijn onderzoek ‘Handen’. Verder schrijft hij toneel voor verschillende groepen, waaronder zijn eigen collectief ‘bröd’ waarmee hij met de gelijknamige voorstelling in Zaal 3 stond. Zijn VHS-korte films stonden op het Rotterdams Open Doek en het Gouds Filmfestival, waar hij de prijs won voor Beste Film Jong Talent.

  • Foto van Gigi Müjde
    Gigi Müjde

    Gigi Müjde studeert in augustus 2025 af van de schrijfopleiding met een gemoderniseerde bewerking van het Middelnederlandse toneelstuk Mariken van Nieumeghen, namelijk: Meryem van Mokum. Door de lens van een oud Nederlands stuk, reflecteert die op de hedendaagse Nederlandse samenleving. In diens schrijven, speelt Gigi met taal, gebaar en referenties – om de lezer een eigen(aardige) wereld in te lokken vol verwarring en plezier. Die schrijft ook graag in samenwerking, vooral met Robin Alberts volgens hun eigen versie van de flarf-techniek, waarin er een tekst heen en weer wordt verstuurd en om en om wordt herschreven tot het onherkenbaar vol zit met liefde voor taal. Gigi schrijft alleen vanuit liefde, anders telt het niet.

  • Foto van Alexander Baneman
    Alexander Baneman

    Alexander Baneman (Amsterdam, 1986) publiceerde in o.m. Tirade, De Revisor en De Parelduiker. In november verschijnt zijn debuutroman De schim van Raamswolde bij Van Oorschot.