De laatste Avonden van het jaar

Jaarlijks roept een van mijn facebookvrienden in december zijn vrienden op om De Avonden te lezen. Het facebookevent waarvoor hij me heeft uitgenodigd bestaat uit het lezen van een hoofdstuk per dag in de periode 22 t/m 31 december, de dagen die in het boek aan bod komen. In totaal doen er deze keer 35 deelnemers mee, die together apart een poging wagen, ‘verbonden door deze digitale omgeving waar iedereen naar hartenlust kan spuien wat hem invalt rondom Reve’. Afgelopen maandag ging ook ik moedig voorwaarts met De Avonden.

Op de eerste dag was bij anderen de paniek al toegeslagen. ‘IK LOOP NU AL ACHTER’ postte iemand, waarop dan weer werd gereageerd met geinige citaten uit het boek, bijvoorbeeld: ‘Het is tien minuten over drie. Maar de avond kan nog veel vergoeden.’ Er zijn ook deelnemers die het elk jaar maar weer proberen in de hoop dat als ze dit jaar verder komen, ze het op den duur toch helemaal gelezen zullen hebben.

De Avonden is nu eenmaal niet bedoeld als een gemakkelijk boek. De fraaie ondertitel ‘Een winterverhaal’ is natuurlijk ironisch-bedrieglijk en zou volgens mij ook best ‘Een winterverveling’ kunnen luiden. Reve weet immers precies de vinger op de zere plek te leggen: de donkere dagen van het jaar waarin nauwelijks iets beleven valt. In De Avonden worden alle lege uren, hatelijke ouders en beuzelende vrienden met boter en suiker uitgeserveerd door de landerige Frits van Egters. De situaties zijn pijnlijk herkenbaar voor iedereen. Ik begrijp wel dat sommigen een hekel aan dit boek hebben, omdat je met sommige zaken liever niet wordt geconfronteerd.

Voor een generatie die de oorlog meemaakte groeide De Avonden uit tot een lijfboek, hoewel het verhaal geen enkele hoop biedt voor de toekomst. Het geeft juist de troosteloosheid weer, aan de vooravond van de jaren vijftig. Na de eerste paar hoofdstukken te hebben herlezen, besef ik dat het een ontzettend muf boek is. Het huis van de Van Egtersen, de kachel, die ouders en hun taalgebruik (‘Hoei, boei, ik moet hier even zijn’; ‘de schurft’) kondigen de spruitjeslucht al aan. Reve giet het verhaal ook in een concessieloos soort spruitjesluchtproza dat bij zijn tijd hoort, en heel anders is dan zijn latere stijl. Hoofdpersoon Frits zorgt onderwijl dat het geheel een naargeestig randje meekrijgt.

Een van de deelnemers aan het facebookevent vindt de sfeer hilarisch en had ‘in tijden niet zo smakelijk gelachen om een boek’. Er zijn onvermijdelijk ook lezers die De Avonden in hedendaags perspectief verschrikkelijk vinden, of die zulke grote overeenkomsten met de huidige tijd zien dat ze de Prediker gelijk zullen geven omdat er ‘niets nieuws onder de zon is’. Ik ben benieuwd welke kanten de lezersgroep er allemaal mee op kan. Binnenkort meer.

Marko van der Wal

Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds enkele jaren blogt hij (onregelmatig) voor tirade.nu.

In de Oorshop

Zeeën

In één van de kamers van het huis waar Renoir zijn laatste jaren doorbracht, staat een ouderwetse rolstoel. Van hout.

Ik doe helemaal niks. Ik lees niet. Ik schrijf niet. Ik beantwoord geen mail.

Lunchen op een terras bij de bloemenmarkt. Zonder jas.

Aan de Promenade des Anglais worden kerstbomen verkocht. In zee zwemmen mannen en vrouwen met Kerstmanmutsen op. Één jongen draagt zelfs een grote witte baard en een gele zonnebril. Een kajak met een kunststof rendier voorop.

Ik probeer een week helemaal niks te doen. Met het intikken van dit stukje ben ik eigenlijk al in overtreding.

Tussen de olijf- en mandarijnenbomen in de tuin bij Renoirs huis denk ik: ja, waarom zou je hier ook eigenlijk geen bezadigde doekjes en beelden maken? Madeliefjes, mugjes in het licht van de middagzon.

Alles glanst en glinstert, alles leeft.

Op pleinen ruisen fonteinen. Bij de bushaltes hangen jongens in trainingspakken. Oude mensen ruiken naar mottenballen, jonge donkere vrouwen naar kokosolie. Een steeg door, een trap op – het vrolijk-melancholische geluid van een trekharmonica die wordt bespeeld door een vijftiger op een stenen bankje.

De oude Renoir leed aan reuma en aan artritis. Er zijn zwijgende filmbeelden waarop hij laat zien hoe hij blijft werken: zijn handen zijn ingezwachteld, de penselen steken tussen huid en katoen. Hij gaat zijn doeken te lijf als een bokser. De oude, poezelige Renoir – action painter avant la lettre.

Kook ik zelf, dan draai ik Serge Gainsbourg. Gainsbourg: dichter, mooiboy, chansonnier, regisseur, schilder.

Het paradijs bestaat. Vanaf luchthaven Nice ben je er in twintig minuten. Bus 200, richting Cannes.

Ik verheug me op de matinee van komende woensdag. Ballet in de Opéra.

Iedere dag loop ik vanuit het dorp de berg af, naar zee, om naar de vissers te kijken. Hoe ze hun spartelende vangst in een theedoek wikkelen en hem dan met één tik doodslaan op de rotsen. Alle patisserie wordt hier in vloeipapier verpakt. ’s Avonds is het koud en, logisch, donker, dan kun je op het pleintje met de kerstmarkt een zakje gepofte tamme kastanjes kopen.

In het restaurant naast de bloemenmarkt werkt een serveerster die iedere handeling die ze uitvoert zelf recenseert. Parfait! Hier, uw koffie… parfait. Zo, dan neem ik de borden weer mee… parfait! Ja, neemt u maar plaats… parfait!

Het slechte, het lelijke – bij deze lichtsterkte lost het gewoon op.  Suikerklontje, gloeiend hete thee.

Voor vogels en bomen en vissen maakt het niet uit of het 6 februari is of 25 december. Soms is het leuk om kerst met twintig mensen van drie, vier generaties door te brengen aan een grote tafel. Maar liever vier ik kerst als de dieren: niet.

Alles hier verzet zich tegen een narratief. Wat volstaat als verbinding: schoonheid en zonlicht.

In de voortuin staat een grote sinaasappelboom. Ik loop op mijn blote voeten naar buiten. Tussen de bladeren van de sinaasappel hangen tientallen of misschien wel honderden vruchten. Ik begin te tellen. Bij 187, 188, 189 stop ik omdat ik me realiseer dat ik me had voorgenomen een week niks te doen.

’s Avonds kijk ik vanuit de woonkamer op de tweede verdieping naar de lichtjes in het dal en in de bergen. Hoeveel mensen zouden nu, gelijktijdig, naar de schichten van de vuurtoren staan te kijken? En hoeveel van hen zouden zich afvragen hoeveel mensen nu, gelijktijdig, naar de schichten van de vuurtoren staan te kijken?

Tirade – een welbehagen.

Soundtrack (allemaal staan!): ‘Vrede op Aarde.

——–

Volgende week: Let’s call it a year.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Bregje Hofstede Tirade‘s Zondagse Gastblogster Januari 2015

Bregje Hofstede (1988), wier debuutroman De hemel boven Parijs (2014) in het jongste nummer van Tirade, Tirade 456, lovend wordt besproken door Carel Peeters, is in januari 2015 onze Zondagse Gastblogster. Hofstede studeerde kunstgeschiedenis en Frans in Utrecht, Parijs en Berlijn en publiceerde verhalen en essays in Hollands Maandblad, Kunstschrift en Das Magazin. Ze ontving de Hollands Maandblad aanmoedigingsbeurs 2012/2013 voor de teksten die zij publiceerde in het gelijknamige tijdschrift. Bovendien is zij mede-auteur van De Verbeelders (2014).  Hofstede woont in Brussel.

In het komende nummer van Tirade, Tirade 457, vind je nieuw proza van Bregje Hofstede. Bovendien zal zij in januari optreden tijdens de twintigste editie van het Writers Unlimited Festival (Den Haag).

De familie van het plaatje

Het zijn de donkere dagen voor kerstmis en heel Nederland is wanhopig bezig zich gelukkig te kopen. Er is, om te beginnen, de heikele vraag bij wie Eerste Kerstdag zal worden doorgebracht en wat dat vervolgens betekent voor de familieverhoudingen en wie wie het belangrijkst vindt. Alleen al de gedachte aan het diner, dat steevast teveel gangen kent omdat iedereen toch íets moet maken, is voldoende om een spontane maagzweer op te wekken. Tijdens het eten zijn er de krampachtige pogingen om een geanimeerd gesprek te voeren terwijl het hele gezelschap onder tafel al met kromme tenen zit, er is altijd minimaal een gast die teveel drinkt en daarna de ellenlange autorit omdat ook de schoonfamilie niet kan worden overgeslagen.

Maar bovenal is er de dwingende noodzaak tot gezelligheid, het dodelijke verlangen om op te gaan in de familie van het plaatje. U kent ze wel: die mensen die in witte kabeltruien de tijdschriften bevolken; de mannen steevast van het type golden retriever, de vrouwen urenlang door een visagiste bewerkt om er lekker nonchalant uit te zien in hun houthakkershemd, de blonde kindertjes met engelenvleugels aan hun witte jurkjes bevestigd. Iedereen weet dat die mensen helemaal niet echt bestaan, laat staan dat ze familie van elkaar zijn; iedereen weet dat die mensen stuk voor stuk bedacht zijn door kwaadaardige middenstanders, eerst zorgvuldig geregisseerd en daarna nog gephotoshopt.

Ze zijn niet echt en toch zijn ze er wel, de hele tijd.

Het is niet goed, zeggen ze, niet goed genoeg. Ze zeggen het met een poeslieve glimlach tegen al die mensen die zich plichtsgetrouw inblikken om kerst te vieren bij familie die ze liever helemaal niet zouden zien. Ze zeggen het ook, en dat is pijnlijker, tegen wie geen familie heeft om met kerst over te klagen. Voor die laatste groep is december met een beetje pech een donkere maand waarin je alleen van buitenaf kunt toekijken hoe ieder ander aan een feestelijk gedekte tafel lijkt te zitten. Is dit je leven, fluistert die perfecte familie spottend vanachter het verlichte raam. Is dít alles wat je hebt?

Ze lijken zo prachtig, zo mooi op het plaatje. Maar in vergelijking met de familie van het plaatje was de eenzame, onaardige Scrooge zo slecht nog niet.

Niet vaak in de geschiedenis was geluk zo dwangmatig als nu.

——————————————–

wytske-versteeg-eline-spekWytske Versteeg (1983) publiceerde de romans Boy (2013) en De wezenlozen (2012) en het non-fictie boek Dit is geen dakloze (2008). Ze won, onder andere, de Serge Heederik Prijs voor filosofisch schrijftalent en de Kwakoe Literatuurprijs. Dit jaar zette zij bovendien de BNG Nieuwe Literatuurprijs op haar naam. In Tirade 455 vind je een kortverhaal van Wytske, Overgave. Ze werkt aan een proefschrift en aan haar derde roman.

Volgende week: de vierde Zondagse Gastblog van Wytske Versteeg.

 

Portret WV: Eline Spek.

 

Literaire viespeuken

Judith Eiselin schreef vorige week in NRC over het gemis aan door vrouwen geschreven schelmenromans in de Nederlandse literatuur. Waar blijft de vrouwelijke onbezonnen vuilak?, kopte de NRC. Kennelijk zitten ze daar al decennialang op te wachten. De tijd zou rijp zijn voor ‘Ik Janneke Cremer’ en voor de vrouw die de Wolkeriaanse zin durft te uiten: ‘Ik neukte alles wat los en vast zit.’ Eiselin vindt dat de jonge generatie schrijfsters (ze noemt Weijers, Bervoets, Gerritsen en Wortel) opvallend weinig seksuele losbandigheid kennen. “Seks komt in hun boeken wel voor, maar het is afgewogen, afgemeten, overbewust, en zelden zomaar voor de vuist weg, wild, woest of slordig.” Als mogelijke oorzaak van dit tekort geeft zij de Sletvrees, zoals geïntroduceerd door Sunny Bergman: de angst van vrouwen om als hoer te worden gezien. Kennelijk, zo concludeert Eiselin is er nog altijd iets als een glazen plafond. Ze nodigt de vrouwelijke schrijfster uit daar eens flink tegenaan te schurken, “laat zien wat je hebt, kunt en wilt, breek er ‘gloei-kittelend’, fel splinterend doorheen. En vis vooral die pen tussen je borsten vandaan.”

Ik moet toegeven dat ik me ergens uitgedaagd voelde. Aangesproken, want ja, ik beschouw mezelf als een vrouwelijke viespeuk, en ben daar ook trots op. Maar. Ik pieker er niet over om daar een boek over te schrijven, alleen omdat mannen dat ook gedaan hebben. Is dat dan emancipatie? Grote mannelijke literatoren hebben boeken geschreven die bulken van seks, en dus moeten vrouwen dat ook? En omdat we dat niet doen is er een glazen plafond? Het grote glazen neukplafond waarop Cremer en Wolkers (zaliger) lekker literair liggen te naaien?

Het probleem in de redenering van Eiselin zit hem wat mij betreft in haar opvatting dat de tijd rijp is voor vrouwelijke viezigheden. Volgens mij is het omgekeerde het geval. Er was een seksuele revolutie gaande in de tijd dat Wolkers en Cremer hun meesterwerker schreven. Deze heren literatoren-viespeuken zetten zich af tegen eerdere generaties die vonden dat seks alleen binnen een huwelijk plaats mocht vinden. Een huwelijk dat je bovendien als maagd binnen hoorde te wandelen. Jan en Jan genoten ervan dat je opeens onder rokjes mocht grijpen zoveel je maar wilde, en schreven groots en meeslepend over hun promiscue strapatsen. Tegenwoordig ligt dat anders. Seks is niet meer iets waarmee we ons afzetten. Trouwen doen we steeds minder en later. Seks hebben we gemiddeld geloof ik vanaf ons vijftiende, en gemiddeld met een partner of twaalf voordat we trouwen. Sommige mensen leren pas laat in hun neukende leven dat het ook mogelijk is dat te doen met liefde. Want porno kijken kindertjes tegenwoordig vanaf een jaar of acht. Seks en naakt is dagelijks aanwezig in ons blikveld. En niet alleen in de populaire cultuur. Naakt is ook diep verankerd in het culturele leven. Ik durf zelfs wel te stellen: naakt is een verplicht nummer geworden in de Nederlandse kunst. Probeer maar eens een boek te vinden waarin geen seks voorkomt. Of een toneelstuk vavlammenwerpersn de TGA waarin niemand zijn kleren uittrekt. In de Nederlandsche topfilm mogen we van dichtbij bekijken hoe Carice haar schaamhaar blondeert. Sex Sells is het grootste cliché van onze tijd. Mogen we het alsjeblieft toejuichen dat er een generatie opstaat die zich daartegen verzet?

In the flamethrowers beschrijft Rachel Kushner bijzonder geëmancipeerd, zonder het woord emancipatie ooit te gebruiken, over de omzwervingen van een alleenstaande vrouw/kunstenares per motor door Amerika en Italië. Haar autonomie en onafhankelijkheid is zo vanzelfsprekend dat hij niet aan de orde hoeft te worden gesteld. Onderweg ontmoet ze menig man die interesse heeft in haar, maar de meesten – en juist degenen met die roofdierenblik in de ogen – vervelen haar enorm. De Ik Janneke Cremer van vandaag, zoekt misschien naar manieren om van die seksueel ongeremde man af te zijn.

‘Je vluchtte niet, je ontsnapte’

Vorige week deel III van de correspondentie Gerrist-Brands, Brands-Gerrist. Vandaag deel IV:

Dag Wim,

Ik heb een paar dagen met je woorden door de stad gelopen. ‘s Ochtends vroeg, rond half 8, laat ik de hond uit. Het is een jachthond, en op grote groene grasvelden maakt hij voor mij onbekende routes, met zijn neus op de grond. Vastberaden. Soms stopt hij, kijkt even op, en volgt dan weer een ander spoor. Ik beeld me in dat hij ruikt hoe andere honden over het gras zijn gelopen, en dit volgt.

Op het spoor komen van het onzichtbare, en dit door middel van sporen zoeken, het is een prachtige definitie. Van poëzie, van kunst zou ik zeggen. Ik zou trouwens niet weten wat er romantisch aan is. Wat een heldere en eigenlijk ook vrij consequente overgang van dingen die je in je jeugd zocht, en nog steeds zoekt. Ik heb zelf nooit zo’n duidelijk spoor gevolgd. Al mijn bewegingen links of rechtsaf heb ik te danken aan docenten. Het waren altijd docenten die me wezen waar ik goed in was, wat ik aan het doen was, wat ik ermee kon doen. Ik had zelf helemaal geen idee. Tot een docente in het eerste jaar van de Rietveld Academie over mijn teksten zei ‘wat een bijzondere gedichten’, had ik geen idee dat ik poëzie schreef.

Mijn aanmelding bij de Rietveld Academie, een dubbele selectie met twee commissies, heb ik in een soort roes beleefd. Twee docenten hadden me afzonderlijk van elkaar gezegd dat ik dit moest doen. Ik wist eigenlijk helemaal niet wat het inhield, de kunstacademie. Ik herinner me een fotoboekje van de Hema, van doorzichtig plastic, die ik had gevuld met een appel die ik had ontleed in delen: de schil, de pit, de vrucht. Ik had geen idee waarom ik dat had gedaan. Ik had de bladzijden aan alle kanten dichtgemaakt met lijm. De appel was gaan ontbinden. Verschillende kleuren kwamen tevoorschijn die ik mooi vond. Ik herinner me een van de commissieleden, waarvoor ik heel erg bang was omdat hij er zo overtuigd uitzag, die grinnikte en zei ‘dat is wel een heel geurig kunstwerk’. En ik dacht, ‘kunstwerk?’. Het was alsof mijn intuïtie ver voor me uitliep, maar dan ook mijlenver.

Wel herken ik in het sporenonderzoek naar het onzichtbare, de nieuwsgierigheid. Dat onzichtbare, abstracte wat er aan de horizon gloort, als ik daarmee bezig ben heb ik het idee dat ik me vrij kan bewegen. Dat alles mogelijk is. Die abstracte, onzichtbare werkelijkheid klopt met hoe ik me beweeg. Het tastbare vind ik een vreemde zaak.

Als je schrijft dat dichten het lezen van afdrukken is op het spoor van het onzichtbare; afdrukken van wat zijn dat dan?

hartelijke groet,
Annemieke

————————————————————-

Dag Annemieke,

die afdrukken moet je niet al te letterlijk nemen natuurlijk. Ik kan intussen wel een voorbeeld geven van hoe ik sporen probeer te lezen en dan soms – als bij toeval – een vangst doe die ik voor ondenkbaar had gehouden.

Toeval moet je trouwens lezen als: dat wat je toevalt.

En er valt je alleen iets toe als je per dag minstens tien uur in het bos rondloopt.

Genoeg beeldspraak voor vandaag.

Een tijd geleden vroeg de Ikon-radio mij of ik een Brief aan mijn jongere Ik wilde schrijven. Ik heb de brieven die tot dan toe waren geschreven gelezen en het viel mij op dat de meeste schrijvers de neiging hadden om vertederd naar zichzelf te kijken.

Dat wilde ik niet.

Wat ik schreef – en ik zeg niet dat het goed is – valt na te lezen in ‘s Middags zwem ik in de Noordzee. Ik heb een pijnlijk moment uit mijn jeugd gekozen waarover ik nog nooit had geschreven.

Toen begon ik te schrijven en geloof het of niet: aan het einde van de brief was er het toeval zoals hierboven beschreven.

Ik stond er zelf van te kijken toen ik noteerde: Je vluchtte niet; je ontsnapte.

Zo had ik nog nooit over mijn daad nagedacht.

Over jeugd gesproken. Ik heb net op uitnodiging van het Zeeuwse tijdschrift Ballustrada een gedicht geschreven over dat mooie licht dat weerkaatst wordt door de Schelde. Ik lieg niet als ik zeg dat ik afgelopen september ‘s ochtends zielsgelukkig uit mijn hotelraam aan de Scheveningse boulevard tuurde.

Kreeg ik een bericht terug dat ik een opdracht had gekregen. Het thema was jeugd. Ik zag dat jij ook meedoet.

Weet je al wat je gaat schrijven?,

vrgr

Wim
—————

Annemieke Gerrist (1980) is dichter en beeldend kunstenaar. Wim Brands (1959) is dichter en radio- en televisiemaker bij de VPRO. De jongste Tirade-publicatie van Gerrist vind in je Tirade 454, die van Brands in Tirade 455.

Binnenkort: Gerrist-Brands, Brands-Gerrist, deel V.

Meer blogs

  • Afbeelding bij Warm

    Warm

    Hitte verbindt. Er wordt minder van je verwacht; je verwacht een stuk minder van anderen en veel minder van jezelf. Bij hitte doe ik alles langzaam en merk dan dat ik hetzelfde gedaan krijg – zelfs na vijf duiken in de gracht en anderhalf uur staren sluit ik mijn laptop in de middag met tevredenheid....
    Lees verder
  • Afbeelding bij Zomerverlies

    Zomerverlies

    Alle ramen stonden open en toch was het warm in mijn keuken. Ik sneed knoflook in dikke plakken en liet die bruinen in de lekkerste olijfolie, hakte een paar rijpe vleestomaten en voegde die toe, dopte hulkgroene erwtjes. Als ik buiten de deur ga eten maak ik voor vertrek iets voor de thuisblijvers; je bent...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De bekende weg

    De bekende weg

    Het Zeeuwse dijkhuisje van B’s tante is al een jaar of twintig in mijn leven. Het is er stil, er is veel licht en de zee voelt heel dichtbij, maar rond de dijk is geen toerisme. Het enige wat er verandert is de tuin: er zijn meer rozen dan voorheen. De wilg is groter, en...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Senna Felius
    Senna Felius

    Senna Felius (1997) is dichter. Ze studeert filosofie en Arabisch en woont in Egypte. Haar poëziedebuut staat in Tirade 487.

  • Foto van Anja Sicking
    Anja Sicking

    Anja Sicking schrijft romans en essays. In haar laatste boek, De visionair, onderzoekt ze via de verbeelding
    hoe de toekomst eruit zou kunnen zien.

  • Foto van Menno van der Veen
    Menno van der Veen

    Menno van der Veen studeerde filosofie en wijsbegeerte. In 2019 publiceerde hij zijn tweede roman Ontweten bij Van Oorschot. Menno werkt ook als onderzoeker, consultant en trainer op het gebied van democratie, participatie en mensenrechten. Momenteel werkt hij aan zijn derde roman (werktitel Het profetenverbod). Die is naar verwachting klaar in 2022.