I.M. Gijs Jan Thio

Ik smste je omdat jij de grap wel zou begrijpen.

Omdat ik M zag, en niemand anders haar hier kent.

Het was al vroeg, ik ging naar huis,

de wolken roze-oranje,

de zon achter het station, ik smste je.

Ik sms je nu. 

 

Ik weet welke berichten in mijn oude telefoon

van jou zijn,

kende je nog uit de tijd

dat mensen nummers waren. 

 

Straks krijgt iemand anders jouw getallen, hij zal

gaan praten, schrijven, leven.

Ik blijf berichten sturen.

Zeker saai, daar?

Kom met je echte vrienden feesten.

 

Wie is dit? 

zal hij me schrijven.  

Herken je nummer niet.

 

Het kan niet anders of

hij gaat mijn tekstjes grappig vinden.

Misschien wordt hij benieuwd naar wie ze schrijft.

Gozer, zal hij sturen.

Onbekend 

is geen belemmering voor bier.

 

Breed zal ik grijnzen voor ik terugstuur: 

Eindelijk, daar ben je weer.

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

In de Oorshop

Reizen en vertrouwen

Het volgende citaat hebben veel Amsterdammers paraat: ‘ Like all great travellers, I have seen more than I remember, and remember more than I have seen.’ Het citaat is van Benjamin Disraeli en hangt geschilderd op een muur over wel 20 m2 in de Pijp in Amsterdam.

Mijn jaren ´80 stonden in het teken van liften, waar het reizen aanging. Omdat ik de jongste van 5 kinderen ben, en de twee oudste in die periode veel op twee andere continenten verbleven, maakten mijn ouders zich over mij niet zo’n zorgen. Vanaf mijn 14 liftte ik. Eerst naar de grote steden nabij  mijn dorp, later, toen ik aan het mislukken was op de middelbare school en al mijn vrienden al studeerden naar andere grote steden. En al snel door heel Europa. Ik ken geen mooiere manier van reizen. Het gevoel van vrijheid dat ontstaat doordat je niet weet hoe het zal gaan, waar je uitkomt, is onvergelijkbaar. Vaak blijft ook lang onbekend waar je zult slapen die nacht. Ik heb meer in vreemde talen gesproken in die tijd dan ooit daarna nog. Waaraan dacht ik die lange uren langs de snelweg? Aan Jung en Freud, dat is niet onmogelijk, want omdat ik op school aan het mislukken was, verkeerde ik in de veronderstelling dat je Freud en Jung in het Duits moest lezen. Ter compensatie. En aan seks, en een goede maaltijd, drank en sigaretten, getuige een lied dat we maakten in het Frans, ik zal het hier niet herhalen. Er waren dagen dat liften zo goed ging dat je een ondergrens kon instellen: dat je alleen maar je duim opstak bij een auto van boven de 50.000 gulden, of alleen als er twee dames inzaten. In Lübeck op weg naar Zweden werden we door een jong stel meegenomen die vervolgens vanwege het late uur niet vonden dat we nog verder konden. We sliepen in de woonkamer in een waanzinnig appartement en ´s ochtends schepten ze er behagen in ons een ongelooflijk ontbijt op bed te brengen. In Eger in Hongarije kregen we veel geld, bij een benzinestation  nadat we geduldig over de glorieuze overwinning van Ischtwan op de Turken hadden geluisterd. Wandelend langs de snelweg in Luxemburg vond ik een koffer waardepapieren die later uit een roofoverval bleken te stammen, ik heb de Luxemburgse politie moeten tonen waar ik ze precies vond.

Een eng mannetje met witte handschoentjes heeft me laten zien dat je 270 km per uur kunt rijden, op weg naar München. Op de grens van Italië naar Zwitserland heb ik me helemaal laten uitkleden om te bewijzen dat ik geen drugs bij me had, ik had daar toen geen dubbele gevoelens bij. Ik heb een Spaanse vrachtwagenchauffeur zien huilen toen hij zijn hele levensverhaal aan me verteld had. Ik kon maar net wakker blijven. Dat ging veel makkelijker in een Duitse cel, nadat ik met twee stonede automobilisten een politieauto rechts over de vluchtstrook had ingehaald. De trappen van het station in Milaan slapen daarentegen weer heel redelijk, totdat die arrogante carabinieri je wakker poken  met een ploertendoder.

Ik leefde in een wereld waarin niets mis kon gaan. Hoe kon dat nou?  Ik heb absurde dingen meegemaakt in de overtuiging dat er niets mis kon gaan. Vreemd genoeg, in mijn herinnering eigenlijk vooral omdat ik wist dat mijn lot in handen van anderen lag.

Op een goede dag, toen ik 28 was, bleef ik staan in Parijs, waar ik misschien al wel 10 keer zonder enige moeite naar en van terug gelift was. Het was op, ze wilden me niet meer. Ik was te oud geworden, men zag aan me dat ik eigenlijk een kaartje moest kunnen willen kopen. De wandeling naar het Gare du Nord voelde als een vernedering: 28 zijn en al iets afgesloten hebben. Van de treinreis terug herinner ik me niets.

 

 

ps

Mijn twee beste reisboeken die een liftgevoel kunnen oproepen hoewel er niet zoveel in gelift wordt: De wegen der wereld van Nicolas Bouvier, Lubberhuizen, en De weg naar Oxiana, Robert Byron, Atlas.

Film: On the Road. (Jack Kerouac)

 

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

You don’t wanna know.’ – de eetleesclub

 

in een nieuw land een winkel beginnen

daar ’s ochtends de luiken openen

zien dat het lente is

 

Lieke Marsman, De eerste letter (2014)

  

1) De Tirade Leesclub

Utrecht, dinsdagavond 11 maart 2014. Zodra ik vanuit de muur het restaurant in stap, word ik door de leesclubleidster aan mijn mouw getrokken en langs de tafeltjes met etende lezers (m/v) geleid. Hallo, hallo, hallo.

2) Twee sterke vrouwen

Miek Zwamborn en Isa Hoes hebben – op een paar verschillen na – hetzelfde boek geschreven. In zowel De duimsprong als in Toen ik je zag, mijn leven met Antonie probeert een vrouwelijke vertelster in het reine te komen met het verlies van een overleden/verdwenen man. Beide boeken zijn gelardeerd met foto’s.

Maar in de kunsten en de letteren gaat het natuurlijk altijd om de verschillen. Om de details.

Het boek van Zwamborn is literatuur, in de modernistische traditie, het boek van Hoes is lectuur. Het ene is cerebraal, artistiek en intellectueel, het andere emotioneel, toegankelijk en volks. Het boek van Hoes had bij veel uitgeverijen kunnen verschijnen, aan projecten als dat van Zwamborn durven alleen zelfstandige uitgeverijen zich te wagen.

3) Echo, echo (1/2)

‘De cabrio wordt gestart, het dak gaat open en de muziek gaat aan: ‘Lose Yourself’ van Eminem schalt uit de speakers. (…) Ik hoor ze wegrijden, met de muziek snoeihard aan. Vader en zoon, de berg af, keihard meezingend en met de grootste lol.’ (Toen ik je zag, p.159)

En:

‘Ik reed over Zürich terug naar Amsterdam (…) In de achteruitkijkspiegel zag ik de velden als een reusachtige muur van gras liggen. Ik luisterde naar Bach met het volume helemaal open. De oude Golf maakte zoveel lawaai dat alleen de lage tonen te horen waren.’ (De duimsprong, p.150).

4) Frits (63)

‘Maar die Heim… heeft die nou echt bestaan of niet?’

5) Annechien (27)

‘De hersenen van Miek en het hart van Isa… dat lijkt mij wel een ideale combi.’

6) Steen

De duimsprong. Jens – een Bas Jan Ader-achtig personage – lijdt, als ik het goed zie, aan depressies en paniekaanvallen en is op een dag verdwenen. De reizen en wandelingen die de vertelster van De duimsprong daarna maakt, de fascinatie die zij opvat voor, onder andere(n), de geoloog Heim helpen het verdwijnen van Jens te verwerken. Bergen en stenen lijken aanvankelijk symbolen voor dood en verstarring, later voor kracht en onvergankelijkheid. Steen, gedenksteen.

7) Ruben (42)

‘Persoonlijk vond ik het boek van Isa Hoes een beetje zeurderig… als ik emotionele vrouwenpraat wil horen, kan ik net zo goed een halve liter witte wijn in m’n vrouw gieten. En dat zeg ik met alle respect.’

8) Sez Ner

Miek Zwamborn schrijft niet alleen, ze vertaalt ook. Dit schreef Tirade over de door Zwamborn in het Nederlands omgezette Sez Ner Trilogie: Sez Ner (SN I), Achter het station (SN II), De laatste (SN III). De wereld van Zwamborn is een heel andere, ernstiger, dan die van Camenisch, maar soms slingert een zin van Zwamborn zomaar richting Sez Ner:

‘Ik nam niet de snelle route maar het weggetje waarover ook de schapen en de koeien in de vroege zomer naar boven gingen.’ (De Duimsprong, p.221)

9) Echo, echo (2/2)

Het gaat niet goed met Antonie Kamerling. Zijn vrouw, Isa, wil weten wat er in hem omgaat. Ze vraagt het. Hij antwoordt (TIJZ, p. 252): ‘Dat wil je niet weten.’

Het doet denken aan een passage uit de biografie die D.T. Max schreef over David Foster Wallace (Every Love Story is a Ghost Story, 2012; p.299). In juni 2008 – drie maanden voor Wallace’s zelfmoord – vraagt redacteur Michael Pietsch, na afloop van een dinertje, aan zijn auteur hoe het met hem gaat. Wallace antwoordt: ‘You don’t wanna know.’

Hoe is het om aan depressies te lijden? Is het alsof je van binnen helemaal kapotvriest? Of eerder alsof je vanuit een vliegtuig naakt in de prikkelstruikjes bent geflikkerd? – blijven liggen doet pijn, bewegen doet pijn. Het boek van Hoes brengt ons niet veel verder – Kamerling lijkt zijn demonen vooral te bestrijden door te gaan slapen – maar draagt, geloof ik, wel bij aan het slechten van het taboe en de schaamte rond depressie. Hulde voor Hoes.

10) Eva (51)

‘Eerlijk gezegd had ik tijdens het lezen van Isa’s boek een heel dubbel gevoel… aan de ene kant had ik met Isa te doen, ik heb een paar keer echt zitten snikken, mogen jullie best weten… maar aan de andere kant was ik ook een beetje jaloers… Van zo’n knappe, artistieke Antonie is het zonde dat ie dood is, maar mijn eigen saaie kutFrans zal nooit zelfmoord plegen… daar issie veel te laf voor… dus voor mij is het wachten tot ie eindelijk kanker krijgt of een keer verongelukt. Lekker dan! Dat heb ik weer!’

11) Evaluatie

Het inleiden en bijwonen van een leesclubavond was een interessante en leerzame ervaring. Ik hoop in mijn werkzame leven nog veel avonden in de stimulerende aanwezigheid van boekenliefhebbers door te mogen brengen. Daarom vanaf deze plek heel veel lieve knuffeltjes voor eenieder die Het Betere Boek én Het Goede Gesprek een warm hart toedraagt. Knuf, knuf. Knuf, knuf.

Tirade – monter.

Soundtrack: Don’t Worry, Be Happy.

Ik wilde je tot besluit van mijn stukje – bij wijze van experiment, via de reactiemodus – uit twee mogelijke blogonderwerpen voor volgende week maandag laten kiezen. INTERACTIEF BEZIG ZIJN! Maar dat gaan we volgende week pas proberen, want aanstaande donderdag gaat de nieuwe film van Wes Anderson in première.

Volgende week: The Grand Budapest Hotel – Wes Anderson. En: hoe gaat het eigenlijk met Stephan Enter?

Het opgroeien van de schrijver (II)

Toen ik voor de eerste keer ging praten bij de Bezige Bij, vroegen ze me of ik meer boeken ging schrijven, of het niet alleen bij die ene roman bleef die ze nu hadden gelezen. Ja, tuurlijk, ik ga meer boeken schrijven, dat is toch logisch? Maar heel logisch bleek dat niet te zijn; in 2004, het jaar dat ik debuteerde, waren er nog een stuk of zestig andere debuten, en van de meeste debutanten uit dat jaar zijn geen boeken meer uitgegeven.

In Nederland zijn een hoop mensen die zichzelf schrijver willen noemen, maar er zijn vooral heel veel mensen die een boek hebben geschreven.

Frank Heinen heeft in de boekenweek-special van Vrij Nederland een stuk geschreven over de klas van 2004, de debutanten van tien jaar geleden dus, en door de melancholische inslag van Frank zelf is het vooral mooie mistroostigheid om te lezen, maar een opvallend feit uit het stuk is hoe weinig mensen door zijn gegaan met uitgegeven worden. Niet gek natuurlijk: zestig debutanten, stel je voor dat die allemaal op drie, vier boeken zouden zitten nu, plus alle debutanten voor en na hen, die ook allemaal zouden blijven produceren (en uitgegeven worden): dat zouden angstwekkende hoeveelheden boeken zijn geworden, en het is al zo dringen in de boekwinkel.

Dat gesprek bij de Bezige Bij – ik had toen het gevoel dat ik een briljant en wereldschokkend boek had getikt, en dat was het natuurlijk niet. Het was zelfs schokkend normaal, achteraf bezien. Maar zo zat ik er wel, met dat gevoel: mijn debuut komt eraan en literair Nederland gaat schudden op de grondvesten. De redacteuren met wie ik toen sprak, wisten wel beter: dat wordt een aardig debuut, want die jongen kan schrijven, maar z’n goeie boeken moeten nog komen. 

Een aardig debuut: als ze dat toen hardop tegen me gezegd hadden, was mijn wereldje even ingestort, natuurlijk. Maar ik denk dat een aardig debuut de ideale uitgangssituatie is voor den schrijver. 

Volgens mij zijn er drie soorten debuten.

Het aardige debuut: een prima geschreven boekje waar niet veel reuring over zal ontstaan. Het verhaal is bij voorkeur van de coming-of-age-variant, jonge man of jonge vrouw maakt niks bijzonders mee en is een tikje ongelukkig. Zie: mijn debuut. 

Het wereldschokkende debuut: een briljant boek dat de schrijver nooit meer zal kunnen overtreffen.

Het wereldschokkend bedoelde debuut: een boek waarin vooral heel veel gebeurt, met malle personages en gekke wendingen, omdat de schrijver absoluut niet tussen de aardige debuten wilde eindigen. 

En hoe ziet de carrière van de schrijver er na zo’n debuut uit?

Bij het aardige debuut volgen meer boeken, die langzaam beter en beter worden (met vast wel een misser ertussen). 

Bij het wereldschokkende debuut volgen meer boeken die soms wel, soms niet goed zijn, maar de schrijver moet altijd vragen beantwoorden over zijn eerste boek.

Bij het wereldschokkend bedoelde debuut: geen vervolg van de schrijfcarrière.

 

Volgende week: Het opgroeien van de schrijver (III)

———————-

Walter van den Berg (1970) is deze maand Tirade’s zondagse gastblogger. Van den Berg publiceerde tot op heden – behalve vele kortverhalen, columns en reportages – drie romans: De hondenkoning (2004), West (2007) en Van dode mannen win je niet (2013). In Tirade 449 vind je zijn prachtige kortverhaal Voetbalkantine, in Tirade 450 een heftige ‘tirade’.

Amsterdam, 8 maart 2014

Lieve Arjen,

Vrienden die voor lange tijd naar het buitenland gaan, mis ik niet. Dit zal je kwetsen, maar het is beter dat je het meteen weet. Scheelt in de verwachtingen. Je hield op te bestaan op het moment dat je je immer staalbeslagen hakjes lichtte. Gelukkig leest er niemand mee – het is tenslotte zaterdag –  en kan ik dit soort dingen in de veilige ruimte van onze briefwisseling kwijt.

Op dit moment zit ik in de paaskipgele badjas die je me voor mijn verjaardag gaf aan tafel, en probeer met het klapscherm van mijn laptop mijn ontbijtende gezin te blocken. Nadim is zojuist van de trap gedonderd en heeft zijn eerste bloedlip. Prachtig rood bloed, heeft onze jongen. Van binnen is hij ook al zo goed gelukt.

Omdat je niet meer voor me bestaat, vraag ik me af wie ik eigenlijk schrijf. Misschien is de ‘persoon’ Arjen van Lith niet meer dan een filmdoek voor me geworden, een blank doch smaakvol vlak waarop ik mijn gedachten projecteer. 

Zal ik je met Jezus vergelijken? Ook moeilijk te vinden, maar altijd aan te roepen als je met zijn zwijgen genoegen neemt. In ieder geval heb je hetzelfde fysiek (al ben je waarschijnlijk langer): dat tanige, ascetische. 

Jezus zou Luckies roken, denk ik. Of Caporals.

Wat rook je, daar in Austin? 

Zeg maar niets. Als schrijver kan ik dat soort dingen prima zelf bedenken. 

Je rookt Luckies, natuurlijk. De zon staat laag aan de middaghemel terwijl je het vuur in je getoaste tabak zuigt. Ik verwacht dat je langzaamaan begonnen bent met het dragen van een lichtkomisch (eventueel strooien) cowboyhoedje. Overhemden droeg je hier ook al, maar heb je bij dat kleine boetiekje aan de rand van de campus al een denimshirt gekocht met een subtiel net Texaans borduursel over de schouders?

Na hoe lang is een Nederlander in rodeolaarzen officieel geen toerist meer? Maakt het uit als die laarzen van paars lakleer zijn?

Welke ongeschreven regels er in Austin ook gelden, Arjen van Lith zal ze binnen de kortste keren doorgronden om ze vervolgens te breken*. Nee, nooit breken. Te pletten. Nee. Om ze vervolgens licht in te deuken.

Ach, je zou eens moeten weten hoe helder ik je voor me zie.

Hoe karakteristiek je naar huis stapslentert. Niemand kan zo casual bewegen en toch zo heel erg rechtop lopen als jij. Dat is een gave, Arjen. Weet dat alsjeblieft.

Is stapslenteren misschien Nederlands voor moseyen? Ik begrijp dat men moseyt, waar je nu woont. Zou je daarover in je volgende brief meer kunnen vertellen? Is jouw manier van lopen daar eigenlijk wel bijzonder? Ik heb nog zoveel vragen. Zo vreselijk veel belangrijke vragen.

Maar maak je geen zorgen over mij, als ik nog voor je besta. Je bent net thuisgekomen en rookt op het balkon, met je ellebogen op de afbladderende verf van de reling. De minste beweging doet bloedrode snippers op de stoep regenen. Geniet van nog zo’n Lucky, en van het evenzo gefilterde zonlicht onder je strooien Stetson. 

De sproeiers in het parkje voor je huis gaan aan. Ettelijke regenboogjes komen boven het Kermitgroene gras te hangen. Je verheugt je op het perfecte moment om die rodeolaarzen te gaan dragen; denkt na over de kleur. Misschien toch maar geen paars.

Rood, denk je nu, aangespoord door de bladders op de stoep. Dan zeg je het hardop:

Kleuterbloedliprood.’

Je glimlacht. Neemt je voor het woord straks op te schrijven.  

En nu, Arie, terwijl ik deze woorden tik, kantel je je hoed een graad of drie voorover. Net ver genoeg over je klamme voorhoofd om de perfecte hoeveelheid Texaanse avondzon door te laten. Je legt je vingertoppen op de deuk in het gevlochten stro, en geeft me met toegeknepen ogen een net zichtbaar knikje.

Liefs,

your man in Amsterdam,

 

Gilles

 

 

* Ik vermoed dat amerikanismen als regels breken in mijn brieven steeds vaker zullen voorkomen. Het is een wezenlijk onderdeel van het me eigen maken van mijn nieuwe personage Arjen Vanlith. De klemtoon zal in je nieuwe achternaam overigens op de a gaan liggen. 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Samenwerking Amsterdam Poëziefestival & Tirade

Van 9 t/m 11 mei 2014 vindt in De Nieuwe Liefde, centrum voor debat, bezinning en poëzie, het eerste Amsterdam Poëziefestival plaats. Het festival en literair tijdschrift Tirade bereiden ter gelegenheid daarvan een Tirade special voor met als thema ‘Nieuwe Liefdespoëzie’. Het Tirade liefdespoëzienummer, Tirade 454, wordt gepresenteerd op de openingsavond van het festival: vrijdag 9 mei 2014.

Op het Amsterdam Poëziefestival treden dichters op als Eva Gerlach, Remco Campert, Nachoem Wijnberg, Anne Vegter en Micha Hamel. De openingslezing wordt verzorgd door K. Schippers. Verder is er een programma over en met Joke van Leeuwen, over de poëzie van Duizend-en-één-nacht, over vrouwelijke dichters en de liefde en over poëzie en democratie. Tirade redacteur Lieke Marsman is festivaldichter, oud-Tirade redacteur Mirjam van Hengel programmeert het Amsterdam Poëziefestival.

Meer informatie over het Amsterdam Poëziefestival vind je op de site van De Nieuwe Liefde.

Je duurzame relatie met Tirade begint hier.

Tirade – houdt van literatuur

Tirade – verliefd op poëzie.

Soundtrack: ‘We will live each day in springtime‘ – Minnie Riverton, Lovin’ you.

P.S. Op dinsdag 25 maart 2014 verschijnt Tirade 453 – details (genres, namen) volgen binnenkort.

Meer blogs

  • Afbeelding bij Warm

    Warm

    Hitte verbindt. Er wordt minder van je verwacht; je verwacht een stuk minder van anderen en veel minder van jezelf. Bij hitte doe ik alles langzaam en merk dan dat ik hetzelfde gedaan krijg – zelfs na vijf duiken in de gracht en anderhalf uur staren sluit ik mijn laptop in de middag met tevredenheid....
    Lees verder
  • Afbeelding bij Zomerverlies

    Zomerverlies

    Alle ramen stonden open en toch was het warm in mijn keuken. Ik sneed knoflook in dikke plakken en liet die bruinen in de lekkerste olijfolie, hakte een paar rijpe vleestomaten en voegde die toe, dopte hulkgroene erwtjes. Als ik buiten de deur ga eten maak ik voor vertrek iets voor de thuisblijvers; je bent...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De bekende weg

    De bekende weg

    Het Zeeuwse dijkhuisje van B’s tante is al een jaar of twintig in mijn leven. Het is er stil, er is veel licht en de zee voelt heel dichtbij, maar rond de dijk is geen toerisme. Het enige wat er verandert is de tuin: er zijn meer rozen dan voorheen. De wilg is groter, en...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Lia Tilon
    Lia Tilon

    Lia Tilon (1965) debuteerde in 2002 met de roman Huizen van papier bij Uitgeverij De Arbeiderspers. In 2012 publiceerde Uitgeverij Cossee haar roman Zielhond, in 2017 gevolgd door Archivaris van de wereld. Tilon schrijft romans en korte verhalen. Zij blogt over emigratie en de vraag wat heimwee is. Is heimwee wel verbonden met een plek in je leven, of aan het gevoel dat je had toen je je op die plek bevond? En maakt het wat uit?

  • Foto van Ida Blom
    Ida Blom

    Ida Blom schrijft proza en essays. Haar werk verscheen op papieren helden.

  • Foto van Femke Lucia
    Femke Lucia

    Femke Lucia (Bogota, 1998) is een eerlijke schrijver, die realistische, menselijke verhalen in een magisch daglicht zet. Ze schrijft omdat ze gelooft in de kracht van verhalen en hecht veel waarde aan gemeenschappelijkheid, haar voorouders en Latijns Amerikaanse muziek. Ze bevindt zich in een zoektocht naar de vorm en betekenis van het schrijverschap, en laat zich daarbij leiden door haar eigen ritme en intuïtie.