De regelmaat is saai…

Een gereformeerd meisje….

In de films Wolf of Wall Street, Inside Job  en Margin Call  – alledrie dramatische verwerkingen van de apocalyptische beurskrachs van 1987  en 2008 – is een terugkerend gegeven dat de mensen die beslissen over beurshandel niet snappen hoe het technisch in elkaar zit en mensen met verstand van zaken, hebben geen beslissingsbevoegdheid. Klinkt als Polare.

Feit is dat de neergang van een economisch systeem een fraai drama oplevert. (En wat is DiCaprio toch goed!)  Hoe mensen stijgen en dalen, waanzinnig rijk worden of zelfmoord plegen vanwege te grote verliezen,  wanneer er iets gebeurt dat ieders kracht en voorstellingsvermogen te boven gaat. Dat iets, zou je in navolging van Nassim Nicholas Taleb kunnen omschrijven als een Black Swan, een uitzondering op de regel, een niet te voorspellen voorval dat richting van de geschiedenis ingrijpend wijzigt. Wat ik – en ik ben bepaald niet de enige – boeiend aan Talebs boek vind is niet slechts de biografische ondertoon van zijn betoog wat het tot een heus groot essay maakt – (Libanees, kwam tot wasdom in de oorlog en heeft zo zijn eerste persoonlijke Black Swan rond zijn 12e al te pakken)  maar de nadruk op denken over het bijzondere in plaats van over de regel. Waar heel veel wetenschap zich bezighoudt met het ontlokken van regelmatigheden aan de koers der geschiedenis, ligt het toch veel meer voor de hand je te richten op de grote onregelmatigheden.  En je hoeft dan niet per se op het gebied van de trend watchers te komen: voorspellen is misschien niet mogelijk, maar achter de regel aan lopen is niet instructief.

In conreto: alles doen om een tweede aanval op de Twin Towers te voorkomen is in wezen zinloos, want gaat voorbij aan de ontwrichtende denkkracht van de terrorist. (Ik lees over Bin Laden dat hij een ongeëvenaarde capaciteit had niet top down te beslissen, maar originele ideeën onder zijn volgers aan te moedigen, bottom up dus.)

Een ander voorbeeld is een driedelige semi-erotische reeks laten schrijven door drie jonge Nederlandse auteurs om het succes van E. L. James te evenaren, dat  was al belegen toen het in iemand haar hoofd op kwam.

Taleb meent dat kranten lezen weinig zinnig is omdat je je laaft aan een kennisbron van velen, en je dus regel ziet en geen uitzondering. De man leest liever boeken. En komt zo tot een aantal beangstigende inzichten, waaronder dat van clustering. ‘The next time a Martian visits earth, try to explain to him why those who favor allowing the elimination of a fetus in the mother’s womb also oppose capital punishment. Or try to explain to him why those who accept abortion are supposed to be favorable to high taxation but against a strong military. Why do those who prefer sexual freedom need to be against individual economic liberty?

I noticed the absurdity of clustering when I was quite young. By some farcical turn of events, in that civil war of Lebanon, Christians became pro-free market and the capitalistic system—i.e., what a journalist would call “the Right”—and the Islamists became socialists, getting support from Communist regimes (Pravda the organ of the Communist regime, called them “oppression fighters,” though subsequently when the Russians invaded Afghanistan, it was the Americans who sought association with bin Laden and his Moslem peers).’

En ik vond het al heel wat toen ik op mijn 12e ontdekte dat Prodent protestants was, en Colgate katholiek…

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

In de Oorshop

‘Meer sterren dan er aan de hemel staan.’ – Lucarotti’s loftrompet

‘Francesco, alsjeblieft… concentreer je… hoofd stil houden, gewoon recht in de lens kijken. Niet naar ’t statief, in de léns.’

‘Denk je dat de lezers van Tirade ’t niet suspect vinden dat ik een blauw oog heb?’

‘Waarom? Een ongelukje kan de beste overkomen… Van een verstrooide professor verwachten de mensen niet anders dan dat ie de hele dag overal tegenaan loopt… Zo’n blauw oog is juist goed voor je geloofwaardigheid als academicus en onthecht, vergeestelijkt cultuurmens. Bovendien heeft de gemiddelde Tirade-lezer echt veel meer oog voor dat mooie maatpak van je, dan voor zo’n alledaags ongerechtigheidje als een opgezwollen ooglid.’

‘Ja, denk je?’ Francesco straalt.

‘Ik weet het wel zeker.’

      Ik controleer of het statief stevig staat, stel de richtlamp wat bij, ga dan weer op m’n houten kruk zitten. Het is net een uniform, dat pak van Lucarotti.

‘Ja, mag ik?’

‘Ontspannen… schouders nog wat losser… en probeer vriendelijk te blijven kijken… Rustig praten, hè?… En… actie!’

‘Hallo! Hierbij verklaar ik, Francesco Lucarotti, geboren in 1967 in Luca, werkzaam aan de Sapienza, Università di Roma waar ik ook geschoold ben in de Nederlandse taal en letterkunde, uit eigen vrije wil mijn oordeel over het 452e nummer van literair tijdschrift Tirade uit te drukken en te laten vastleggen voor eventuele verspreiding onder een massapubliek. Tevens en bovendien geef ik literair tijdschrift Tirade dus nadrukkelijk toestemming om deze opname te gebruiken in haar publicitaire uitingen.’

‘Ga door. En nu mag het wat minder formeel… ’

‘Hallo. Mijn naam is professor Francesco Lucarotti… De redactie van literair tijdschrift Tirade heeft mij gevraagd om, als onafhankelijk wetenschapper, mijn oordeel te geven over het jongste nummer van tijdschrift Tirade, Tirade 452… Het is voor een wetenschapper altijd wat lastig, ik zou haast zeggen: tegennatuurlijk, om stellige of zelfs absolute uitspraken te doen over literaire kwaliteit, maar met het pistool op de borst zou ik zeggen: Tirade 452 bevat de allerbeste teksten die ik in mijn professionele leven ooit heb gelezen, die ik ooit onder ogen zal krijgen en die ooit ter perse zijn gegaan of zullen gaan. Dit meen ik oprecht. Zowaar ik Francesco Lucarotti heet. Ik dank Uitgeverij Van Oorschot, Tirade gastredactrice Judith Uyterlinde, de Tirade redactie, en de hele Nederlandse en internationale intellectuele gemeenschap voor de onvergetelijke leeservaring die Tirade 452 mij heeft bezorgd… Zou ik in de beste contemporaine dagbladtraditie mijn waardering moeten uitdrukken in icoontjes, dan zou ik mij genoodzaakt zien de opdracht terug te geven, want kort en goed: Tirade 452 verdient meer sterren dan er op een heldere winternacht aan de hemel staan… Abonneert u zich alstublieft allemaal op Tirade, koop zoveel losse Tirade-nummers als uw armen maar dragen kunnen en verspreidt het tijdschrift onder al die hunkerende zielen die tot nog toe van deze literaire pracht verstoken zijn gebleven. Tirade – daar zit geen woord Spaans bij.’

‘…’

‘Deed ik ’t goed? Hoe vond je de pay off?’

‘Ik had het zelf niet beter kunnen doen, Francesco… Mijn dank is groot. Ik zet alles meteen op de blog maandag.’

      Ik berg camera en statief op en loop naar de keuken voor koffie, thee en een schaaltje kaasvlinders.

‘Lekker pittig,’ zegt Francesco meer tegen zijn kopje dan tegen mij. ‘Beter dan de automatenkoffie die ik altijd op de universiteit drink.’

Als ik aan mijn thee nip, herinneren mijn lippen me eraan dat ik bij het eerste glas m’n bovenlip heb verbrand. Ik reik naar een kaasvlinder.

‘Waar is je assistente eigenlijk?’

‘Mijn collega. In de logeerkamer, denk ik… ze werkt aan een nieuwe goochelshow… kostuums tekenen, decors schetsen.’

Eigenlijk ben ik nu wel uitgeluld met Lucarotti. Het liefst zou ik ’m gewoon overhoop schieten, maar dan moet ik zelf de rotzooi opruimen en daar heb ik natuurlijk geen zin in. Ik herschik m’n gun in m’n schouderholster, ga een paar keer verzitten.

‘Ik weet eigenlijk niet hoe dat in Nederland zit,’ zegt Lucarotti die van plan lijkt me uitputtend kennis te gaan laten maken met zijn verbale kwaliteiten, ‘maar in Italië is het Existentialisme enorm aan het opleven… wist je dat? Het is bij ons al veel groter dan de New Sincerity… Als je op zaterdag door Trastevere of San Lorenzo slentert, dan waan je je in het Parijs van Sartre en De Beauvoir, werkelijk… overal zitten jongeren druk te discussiëren over politiek, moraal en literatuur, overal zitten studenten kranten, boeken, literaire tijdschriften te lezen en te bespreken… en nooit vrijblijvend hè? Voor die jongelui zijn de Existentialisten weer echte rolmodellen.’

‘O, dat wist ik niet.’ Ik neem nog een kaasvlinder. Ze vallen zwaar en toch blijf je er van eten.

‘Ken je dat standaardwerk van Hans van Stralen over het Existentialisme?’

Beschreven keuzes? Zeker.’

‘Van Stralen beschouwt de ‘gesloten ruimte’ als een typisch Existentialistisch motief en – ’

‘Wat zeg ik nou net? Ik heb dat boek godverdomme ook gelezen. Dan hoef je me toch niet te vertellen wat er in staat?’

‘En nou vroeg ik mij af… die rechtbank in Alles kan kapot waar Serafijn op een gegeven moment woont en die school waarin ze dan exposeert en zo, zou je die plekken volgens jou ook als Existentialistische ‘gesloten ruimten’ kunnen duiden? Of is dat – ’

‘Ik heb echt geen flauw idee professor Francesco.’ Ik kom overeind. ‘Bovendien denk ik dat jij het soort salaris opstrijkt waarvoor de Europese belastingbetaler wel wat intellectuele autonomie mag terugverwachten. Kom, we gaan naar buiten, ik wil je iets laten zien.’

‘Je gaat me toch niet vermoorden?’

‘Hahahaha!,’ ik gooi mijn hoofd in mijn nek en door een interne serverfout of door één of andere bug blijf ik een kwartier zo schokkend staan lachen – na een hikje vervolg ik: ‘Zoiets kan alleen een Italiaan vragen. Je vindt de maffia nog eerder in het uiterste noorden van Zweden of in IJsland dan in Zwitserland hoor.’

      We lopen het behaaglijke huis uit, de sneeuw in. De buitenlamp springt aan. Naast m’n Jeep staat de grote legergroene Kliko die ik ooit uit Nederland heb meegenomen. Vanmorgen geleegd.

‘Ga d’r maar in staan,’ zeg ik tegen Francesco.

‘Huh?’

      Ik houd de bak scheef, Francesco klimt erin. Ik zet de Kliko weer recht, duw het hoofd van Francesco naar beneden, sluit het deksel.

‘Ik ben benieuwd!,’ roept Francesco blij vanuit de gesloten ruimte.

‘Nu stevig met je hoofd tegen de binnenkant van ’t deksel duwen.’

Met m’n ene hand houd ik de Kliko dichtgeklemd, met de andere trek ik m’n gun uit m’n schouderholster. Zodra ik het deksel in het midden zie opbollen, zet ik de loop van m’n gun erop, haal dan twee, drie, vier keer de trekker over. In de Kliko verschuift iets – daarna blijft het stil.

Ik rek me uit, neem een teug van de ijskoude nachtlucht. Pinkelende lichtjes in het dal. Op de weg die twee dorpjes in de bergen aan de overkant met elkaar verbindt een piepkleine sneeuwschuiver met brandend zwaailicht, daarachter twee strooiauto’s. Terwijl ik m’n gun weer in m’n schouderholster steek, gaat boven een raam open. Pam steekt haar hoofd naar buiten.

‘Wat was dat voor geluid, collega? Je hebt toch niet die Italiaan door z’n hoofd geschoten?’

‘Natuurlijk niet.’

‘Godverdomme, klojo… door jouw rottige verdwijntrucs mag ik straks nergens meer komen goochelen! Sorry dat ik ’t zeg, maar ik vind ’t eigenlijk een heel onsympathieke gewoonte. Die jongen zou nota bene ’t adres van een leuk eethuisje in Rome nog voor me opschrijven.’

‘Vraag zo iemand een volgende keer dan om dat meteen doen. Maar who cares… m’n iPhone kent meer leuke eettentjes dan drie generaties Lucarotti bij elkaar hoor.’

      Pam schiet in de lach. ‘Jezus, wat een onverbeterlijke hufter ben je toch.’

‘Ik ben een professional.’ Ik knijp met mijn ogen, kijk door het schijnsel van de buitenlamp heen naar boven. ‘Heb je al gezien hoe helder ’t nog is? Als jij nou je jas aandoet, warme shawl om, je guitige muts op, dan kunnen we nog een eind gaan lopen.’

‘Ik heb net een – ’

‘Pitten kan de hele nacht nog, oma.’

 ———————

Tirade – veelgeprezen, veelgelezen.

Soundtrack:  Giuseppe Domenico Scarlatti, sonata K531

Volgende week: ‘Hé, Tyn… waarom heb jij eigenlijk geen kinderen?’

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Barista

Het is warm op het bankje in de hoek. Buiten tikt de regen tegen de ramen. De deur zwaait telkens open dicht. Een plastic zakje waait naar binnen. De rij voor het koffieapparaat wordt langer. Mensen wachten, starend op hun smartphone, lezend in een krantje. Voorin de rij staat een vrouw, een peuter op de arm. Een jongetje hangt aan haar jas en wijst op de vitrine met croissants en brownies. ‘Ik wil die, mama, ik wil die, mama, ik wil die.’

Hipsters achter de koffiemachine voeren traag hun handelingen uit. Ze zijn gewend aan de wolk van ingehouden woede in de ruimte. Iedereen wil. Maar iedereen zwijgt. De barista is koning. Het is zijn traagheid waar wij naar verlangen. Daarom komen wij hier. De mannen met baarden, de meisjes met hoornen uilenbrillen, de potentiële singer-songwriters met hun laptops, de jongens met hun hoge leren veterschoenen, hun oude racefietsen, hun dikke wollen coltruien.

‘Mama, ik wil die, mama, ik wil die, mama, ik wil die.’ Druppels vallen van vochtige jassen. Ramen beginnen van binnenuit te beslaan. Een man met lang donker haar staart over zijn computerscherm de ruimte in. Een plug door zijn oorlel. Latino-poseur met een vrij beroep. Zo zichzelf. Hij wordt gezien. Zoals wij allemaal, hier, worden gezien. Door elkaar, voor elkaar, met elkaar. Hier, in deze ruimte, zijn wij wereldwijs. Wij zijn allen artiesten. En we nemen de tijd, voor onze koffie.

 

 

Rosan Hollak (1971) studeerde filosofie en politieke wetenschappen. Ze is journaliste bij het NRC Handelsblad, publiceerde verhalen in Bunker Hill, Lava en Tirade en werd twee keer genomineerd voor de Brandende Pen voor het beste korte verhaal. Ze debuteerde in 2012 met de mozaïekroman Scherptediepte (De Bezige Bij). 

She understood Duke Ellington.’ – American Hustle

Film: American Hustle (2014).

Genre: misdaad, drama, komedie.

Regie: David O Russell.

Verhaal: twee oplichtertjes – Irving Rosenfeld en Sydney Prosser – worden gepakt en gedwongen de FBI te helpen om grotere boeven te vangen. De jonge FBI agent die de operatie leidt, lijdt aan hybris. Uiteindelijk gaat het mis/goed/goed mis – voor de FBI, welteverstaan.

American Hustle is een glijbaan met lekker veel bochten erin.

‘In een goed parfum zit altijd iets… verrots,’ zegt de ordinaire, maar erg grappige Rosalyn Rosenfeld gegeneerd lachend aan een maaltijd met haar man en de burgemeester en diens vrouw. Het is de clou van American Hustle: zonder leugens/dromen/fantasie/verbeelding wordt het niks.

Tot op zekere hoogte, meent de film, zijn we allemaal oplichters. Om te overleven. Bovendien zijn we zelfbedriegers. Uit noodzaak. Je moet jezelf bij elkaar liegen, een identiteit construeren, om iets van het leven te kunnen maken.

Set design, kostumering en camerawerk van American Hustle zijn in heerlijk vette jaren zeventig stijl. En ja: er is een disco sequentie. Toch voel je je een beetje gefopt als de aftiteling wordt ingezet, want AH bezorgt je een prima, volvette filmavond, maar is minder enerverend of kunstig dan de kritieken in de dagbladen deden vermoeden.

De sequentie die de hardste lach oogst is die waarin Rosalyn Rosenfeld een magnetron krijgt. De gever – Irving Rosenfeld, de vader van Rosalyns zoontje – zegt erbij dat ze er geen metaal in mag doen. Nou… dat maakt ze zelf wel uit! Ze zet een ovenschaal afgedekt met een flinke lap aluminiumfolie in de magnetron en drukt op ‘start’. Poef! Hahaha! Schitterend! Serieus. Het voorval is nog symbolisch/voorspellend ook: door de ‘eigenzinnigheid’ – lees: loslippigheid – van Rosalyn gaat ook het masterplan dat de FBI en Rosalyns man hebben uitgedacht bijna in rook op.

Uiteindelijk is American Hustle een liefdesverhaal: de geboren fantasten en overlevers Irving Rosenfeld en Sydney Prosser voelen zich gelukkiger in de alternatieve werkelijkheid die zij voor zichzelf hebben gecreëerd, dan in ‘de realiteit’ van de FBI-ers die hen dwingen andere fantasten te vangen. Een leugen is een droom is een gedicht: je kunt erin wonen.

Overigens is Russells vorige film, Silver Linings Playbook (2012), leuker, beter, eigenzinniger, sterker, waarachtiger dan AH.

Titel van dit stukje: aan het begin van de film vertelt Irving in de voice-over hoe Sydney en hij elkaar hebben leren kennen en hoe intelligent hij haar meteen vond. Bovendien/want voegt hij daar vertederd aan toe: ‘She understood Duke Ellington.’

Tirade – licht op cinema.

Alan Smithee (Los Angeles, 1967) is regisseur. Hij heeft tientallen speelfilms en televisieseries op zijn naam staan.

The One

imagesEen echte vriend geeft je wat je nodig hebt, niet wat je het liefst wilt. Deze week, voor zijn vertrek, waaide Arjen nog één keer bij ons aan.

Ik stond in het raam toen hij op zijn karakteristieke manier de straat in kwam lopen: kaarsrecht, zijn schouders naar achteren en zijn hoofd geheven zoals ik me voorstel dat de veel te jonge Lorca in het Grenada van 1936 het vuurpeloton tegemoet trad. 

Ergens helpt het voor de vergelijking dat Arjen zo bijziend als de neten is. Lorca zal de hem aangeboden blinddoek zeker hebben afgewezen; door de dikte van zijn brilleglazen lijkt Arjen zijn omgeving altijd met een soort vorsend wantrouwen op te nemen. Het is een ontembare blik, een soeverein myopisch gedogen, dat pas verdwijnt als hij naar je lacht. 

Het zat er al langer in dat Arjen zijn geliefde achterna zou reizen. Merijn, de boy wonder, doet aan de universiteit van Austin iets met code waarvoor hij door de NSA gesponsord wordt. Ik vermeld dit omdat ik ervan geniet het te vertellen, alsof ik beste vrienden met een wapenhandelaar ben. 

Ik liet Arjen binnen, zette hem aan tafel en trok een fles wijn open. Daarna rookten we, zoals al jaren onze gewoonte is, een jointje. De combinatie van koele witte wijn en cannabis is niet te verslaan. Tel daar een gesprekspartner bij op die zo grappig is als Arjen, en binnen tien minuten giebel ik als de stonede tiener die ik op de middelbare school meestal was. 

Ritme wordt vaak belangrijk gevonden in humor. Dat is het ook, maar wat voor mij belangrijker is: weten waar de grens van het betamelijke ligt en op die grens een koorddansje doen. Arjen is hierin een meester. Hij zet anderen en vooral zichzelf in een paar woorden zo helder neer, met zulke perfecte beelden…

Je weet dat het harder kan; hij weet dat het harder kan, maar uit zijn plagen spreekt altijd respect, altijd liefde. Ik wil mijn boekje niet te buiten gaan, maar ik geloof dat Arjen door zijn achtergrond een expert geworden is in het houden van complexe mensen. Ik kan het weten, ik ben er zelf een.

Aan het einde van de avond haalde mijn vriend een boekvormig cadeau uit zijn tas. Ik scheurde het witte papier weg en hield The One in mijn handen, de biografie die R.J. Smith schreef over James Brown. 

Ik lees nooit biografieën. Als ik non-fictie lees, is het meestal de krant. Uit liefde voor Arjen belandde zijn boek bovenop mijn leesstapel en vandaar, sinds gisteren – toch echt eretribunewerk – bij me in bed.

‘Maar dit is fictie,’ zei ik tegen Birre na het lezen van de eerste tien bladzijden. 

‘Geniaal,’ zei ik na de eerste zestig. 

Zelden heb ik een personage zo helder, zo zuiver naar voren zien komen als deze James Brown. R.J. Smith schreef een tot dusver briljant boek, dat waarschijnlijk ook nog heel dicht bij de waarheid ligt. Het leven van de jonge James is deernis-, maar ook vaak lachwekkend opgeschreven. Toch blijft de liefde van de schrijver voor zijn onderwerp te allen tijde overeind. 

Een beter afscheidscadeau, vriend Arjen, had je me niet kunnen geven. 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

If I Could Turn Back Time…

…had Plasterk het allemaal anders gedaan.  Terugkijken is een bezigheid die naarmate men ouder wordt belangrijker wordt, ook eenvoudigweg omdat er steeds minder is om naar vooruit te zien. Het verleden groeit. In literatuur is het een opvallende technische verteltruc. Anna Louws Kroniek van Perdepoort speelt zich af respectievelijk op 9 maart, 8 maart en 7 maart. Wat betekent dit? Het blok informatie dat je krijgt opgediend in het eerste deel van de prachtige roman, is niet slijtvast op te slaan, maar moet voortdurend opnieuw ondervraagd worden naarmate het boek vordert.

In de geweldige film Memento van Christopher Nolan krijgt de kijker brokjes informatie toegdiend, terug in de tijd, naar steeds meer inzicht in wat er precies gebeurd is. De verteltruc hierbij is dat de hoofdpersoon een falend korte termijngeheugen heeft, hij moet zelf kleine beetjes informatie als een roofdier aan de wereld ontfutselen. Uiteindelijk is een goed verhaal vertellen het doseren van informatie. Wanneer een verhaal verteld wordt op de wijze als in Kroniek van Perdepoort, blijft het deel van het boek dat al gelezen is steeds meeresoneren bij elke nieuwe informatielaag, en hierdoor maakt het boek een veel sterkere indruk dan wanneer het boek chronologisch verteld zou zijn.

Dan nu het klapstuk. Ik lees Time’s Arrow van Martin Amis en ik ben heel erg onder de indruk.  Toch vreemd dat ik zo onder de indruk kan zijn van zulke overduidelijke verteltrucs (ik heb bijvoorbeeld ooit een diepe liefde opgevat voor het boek L’Année dernière à Marienbad van Alain Robbe-Grillet)

Maar Time’s Arrow: De verteller in het verhaal is iemand die zich bevindt in het hoofd van een net gestorven man met de naam Tod Friendly en hij komt er al snel achter dat hij een passagier is die het leven van Tod Friendly, andersom meemaakt. En dan letterlijk, het levensverhaal als een film terugverteld. (mensen stappen echt achteruit de deur uit)  Ik voel een stijgend enthousiasme als ik alle implicaties van dit idee probeer voor het voetlicht te brengen, maar ik volsta maar even met de mededeling dat ik verhevigd leef sinds ik dit boek ken.  Twee dingen: Bij elke nieuwe pagina raakt de vorige anders belicht. Het boek, 170 p. lang, is droevig, intens, en bijna voortdurend heel humoristisch.

Een voorbeeld op blz 74:

‘This business  with the yellow cabs, it surely looks like an unimprovable deal. They’re always there when you need one, even in the rain or when the theatres are closing. They pay you up front, no questions asked. They always know where you’re going. They’re great. No wonder we stand there, for hours on end, waving goodbye, or saluting – saluting this fine service. The streets are full of people with their arms raised, drenched and weary, thanking the yellow cabs. Just the one hitch: they’re always taking me places where I don’t want to go.’

Een van de ontelbare voorbeelden van hoe prachtig Amis gebruik maakt van deze rake vertelconstructie. En wonderbaarlijk is vervolgens dit: de lezer heeft geen last van het hulpmiddel van de verteller die precies modereert wat de lezer kan begrijpen en wat niet. Een rare constructie is dat de verteller zelf dus bijna nooit een conclusie trekt over hoe het eigenlijk is, dat is aan de lezer. Wat een boek!

Iets wat me nog van het hart moet: ik ken geen boek waarbij de achterflap zo belangrijk is, want hoe je dit boek moet lezen zonder dat je vooraf opgeladen bent met de informatie dat de man een kamparts blijkt te zijn geweest is me een raadsel.

En dan de schoonheid van dat idee: een kamparts is precies het tegenovergestelde van een arts: als je de zaak terugdraait dan geneest een kamparts zijn patiënten dus, ik ben er nog niet, maar vind het nu al huiveringwekkend…

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Meer blogs

  • Afbeelding bij Warm

    Warm

    Hitte verbindt. Er wordt minder van je verwacht; je verwacht een stuk minder van anderen en veel minder van jezelf. Bij hitte doe ik alles langzaam en merk dan dat ik hetzelfde gedaan krijg – zelfs na vijf duiken in de gracht en anderhalf uur staren sluit ik mijn laptop in de middag met tevredenheid....
    Lees verder
  • Afbeelding bij Zomerverlies

    Zomerverlies

    Alle ramen stonden open en toch was het warm in mijn keuken. Ik sneed knoflook in dikke plakken en liet die bruinen in de lekkerste olijfolie, hakte een paar rijpe vleestomaten en voegde die toe, dopte hulkgroene erwtjes. Als ik buiten de deur ga eten maak ik voor vertrek iets voor de thuisblijvers; je bent...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De bekende weg

    De bekende weg

    Het Zeeuwse dijkhuisje van B’s tante is al een jaar of twintig in mijn leven. Het is er stil, er is veel licht en de zee voelt heel dichtbij, maar rond de dijk is geen toerisme. Het enige wat er verandert is de tuin: er zijn meer rozen dan voorheen. De wilg is groter, en...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Menno Hartman
    Menno Hartman

    Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

  • Foto van Milo van Bokkum
    Milo van Bokkum

    Milo van Bokkum (Amsterdam, 1994)  is economieverslaggever bij NRC.

  • Foto van Eline Helmer
    Eline Helmer

    Eline Helmer (1993) begon na een BA Antropologie (University College Utrecht) en MSc Russische en Oost-Europese Studies (University of Oxford) in 2017 aan een PhD (University College Londen). Ze woont en werkt sinds 2015 in Rusland; eerst één jaar in Pskov, daarna in Sint-Petersburg en ze portretteerde voor Tirade mensen die ze ontmoet.