Uitmarkt

We zitten op een rijtje.  Links Sanneke van Hassel. Rechts Manon Uphoff. Het regent. De wind waait onder het plastic zeil dat aan de achterkant van de kraam met wasknijpers is opgehangen. De kou kruipt onze broekspijpen in. Voor ons, op houten planken, liggen de nieuwe boeken. Voor iedere schrijver een eigen stapeltje. Met naambordjes ernaast. Hete thee warmt onze handen.

Dames van middelbare leeftijd, gehuld in felkleurige jassen, de plastic regenkapjes strak over het hoofd getrokken, komen in groepjes voorbij schuifelen. Niemand staat stil, althans, niet bij ons. De buren hebben meer geluk. Daar worden bestsellers met slappe kaft voor een prikje verkocht. 

We eten een koekje. Opnieuw schuifelt een stoet dames voorbij. Paraplu´s vormen één groot dak boven hun gekapte hoofden. De groep vertraagt. Er wordt stilgestaan, getuurd, gekletst, met tasjes gezwaaid. Eén vrouw slaakt een gilletje. Een arm zwaait. Een bril valt op de grond. Gespetter. Gelach. Iemand vist de bril uit een plas.

We eten nog een koekje.

Een jongen met lang haar en een sikje blijft stilstaan. Aarzelend bladert hij door een van de boeken van het stapeltje voor Sanneke van Hassel. ‘Hoeveel? ’  ‘39,90’. Hij knikt verlegen en schuift het boek terug op de stapel. Hij krabt op zijn hoofd, veegt met een vinger langs zijn neus en verdwijnt.  Druppels glijden langs het plastic. De plassen op de grond worden groter. Ineens schiet een vrouw uit het groepje paraplu’s naar voren. ‘Weten jullie of lijn 5 hier ook langskomt?’ We knikken en wijzen richting het Concertgebouw. De vrouw verdwijnt. Wij nemen nog een koekje.

Vanaf het podium op het Museumplein komen flarden muziek binnenwaaien. Gitaren en harde, schrille vrouwenstemmen. Een man met een hond rent langs. Giechelende scholieren schuifelen voorbij. We knikken. We glimlachen. Niemand stopt. ‘Hoi. Kunnen jullie de vuilnis achter zetten?’ Een meisje met twee grote volle plastic zakken staat voor de boekenkraam. We kijken verbaasd. ‘Zijn jullie niet van de organisatie?’ We lachen. Wijzen op de boeken. De naambordjes. Halen verontschuldigend onze schouders op. ‘We moeten eigenlijk signeren.’  ‘O, sorry.’

De koekjes zijn op. De stapels met boeken nog steeds hoog. ‘Ik moest een keer met Arthur Japin in de Bijenkorf boeken signeren’, zegt Manon Uphoff. ‘Hij zat met een stapeltje boeken vlak naast de afdeling lingerie. Toen wilde een vrouw een bh bij hem afrekenen.’

We trekken onze jassen aan. De regen valt met bakken uit de lucht. We rennen over het gras. Achter een boom staat een grote vuilniscontainer.

 

(1971) studeerde filosofie en politieke wetenschappen. Ze is journaliste bij het NRC Handelsblad, publiceerde verhalen in Bunker Hill, Lava en Tirade en werd twee keer genomineerd voor de Brandende Pen voor het beste korte verhaal. Ze debuteerde in 2012 met de mozaïekroman Scherptediepte (De Bezige Bij).

In de Oorshop

A major girl crush

Het was donker, er zat een slag in mijn achterwiel en het regende ijsnaalden. Voor de derde keer deze week vervloekte ik mijn gewoonte om vlak voor de ergste kou mijn handschoenen kwijt te raken. In mijn regenschaduw fietsten Birre en Caroline, die ondanks het feit dat Caroline oorspronkelijk mijn vriendin is, altijd meer met elkaar praten dan met mij als we samen ergens heen gaan. 

Doel van onze barre tocht was de presentatie van Liekes nieuwe bundel De eerste letter in Perdu. Zoals altijd als ik niet weet waar iets precies is, ging ik er vanuit dat ik Perdu wel zou herkennen als ik er langreed, maar dat was niet zo. Bij aankomst wist ik vrij zeker dat ik er nog nooit was geweest. 

Zowel de bar als de koffie sleurden me meteen terug naar mijn middelbare-schooltijd, maar er was meer wat daaraan deed denken: de holgesleten zwartstenen drempel onder de zware deuren van de ingang, de geur van oud stof tussen de kieren van een hardhouten vloer; verduisterende gordijnen van een zware kwaliteit, die nog nooit gewassen zijn.

De smaak van goedkope gevulde koek (die met bonenspijs in plaats van amandel) vulde mijn mond. Ik proefde glacé, trekdrop en Raider. 

Opeens kreeg ik vreselijke zin om een Bastos op te steken. Of een hash-jointje, nog beter. 

Lieke las voor uit haar bundel.

Liekes vrienden lazen voor uit Liekes bundel.

Het waren mooie gedichten. Ik had niet anders verwacht, vind het zo knap hoe de humor en het duister in haar werk elkaar in evenwicht houden en versterken.  

Al met al was de avond ook heel erg nu. De lichte onhandigheid en wat onzekere presentatie van de schrijfster, waarbij Caroline zich afvroeg of ze altijd zo was en ik na enig denken toch echt ‘ja’ moest zeggen. De ongeschorenheid van de vrienden van de schrijfster. Veel wilde krullen en dikke wenkbrauwen. Meisjes met Girls-achtige jurkjes. 

Wat nu heel nu is, is eigenlijk ook een soort anti-nu.

Daar zat ik, al een tijdje niet meer heel nu, op een avond van mensen die nu heel nu zijn, terwijl de geuren en smaken van mijn verleden nu door mijn hoofd kolkten.

Na het voorlezen kocht Caroline De eerste letter. Op mijn aandringen – omdat ik wist dat ze het stiekem wilde – ging ze in de rij staan om hem te laten signeren.

‘Jawel,’ zei ik. ‘Dat vindt een schrijver leuk.’

‘Weet je zeker dat ze het niet vervelend vindt?’

‘Doe nou.’

Lieke schreef iets liefs op de eerste bladzijde. Caroline werd er een beetje verlegen van. 

Toen we even later Perdu uitliepen om in een café dat ik wél kende een whisky te drinken (wat anders, na de presentatie van een poëziebundel?), bedacht ik dat ik (als ik nu nu was en ook nog een meisje) een major girl crush op Lieke zou hebben. 

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Scoop!

Lelijkste omslag ever…. of niet?

De State of the Union, de jaarlijkse troonrede van de Amerikaanse president was een paar dagen voor hij uitgesproken werd al te lezen. Niet dat er een lek was ergens hoor, hoewel het feit dat ergens geen lek is tegenwoordig bijna nieuwswaardig is, maar David Remnick, die eerder een boek over Obama schreef plaatste in The New Yorker een 23 pagina’s tellend artikel over Obama waar alles in staat. Alles? Ja alles. Remnick reisde met de president mee op fund raising reizen, in The Beast, een Cadillac die berekend is op alle soorten extreem geweld. Deuren die een bom tegenhouden, banden die niet lek kunnen,  lak dat tegen elk zuur bestand is. Ook in Air Force One vliegt Remnick regelmatig mee en soms wordt hij naar voren geroepen om even een beetje bij te praten. Dan injecteert Obama Remnick met een aantal ideeën die dan in de New Yorker komen. Remnick heeft zo een scoop en Obama communiceert met het volk. In Pieter van Os’ Wij begrijpen elkaar uitstekend is duidelijk uitgelegd en anekdotisch beargumenteerd  hoe politici en pers elkaar nodig hebben.

Zo’n artikel als van Remnick leest ook beter dan de State of the Union, het heeft niet het patina van onschendbaarheid (‘landgenoten!’), er zit met andere woorden geen zuurvrije lak op deze tekst. De Scoop van de journlaist, zijn voortdurende drive werd hilarische beschreven in Evelyn Waugh’s gelijknamige roman uit 1938, vertaald door krantenman Bas Heijne, en in die uitgave in de race voor lelijkste omslag ever. Of heb ik er een over het hoofd gezien?

De reporter heeft niet alleen mijn sympathie, ik bewonder hem. Ryszard Kapuściński heeft deuren voor mij geopend in zijn Travels with Herodotus,  in Imperium in Shah of Shahs. En het kan mij eerlijk gezegd niet schelen of alles 1 op 1 waar is, of hij alles zelf precies zo heeft meegemaakt of in een hotel lounge zat te wachten op mensen die het wel echt meemaakte, als zogenaamde lounge lizard. Mijn geloof in de waarheid of in de journalistiek was nooit zo geweldig in the first place. Maar hoop doet leven. Nu heb ik een abonnement op De Correspondent, wat me een pracht initiatief lijkt. Op voorwaarde dat er niet teveel genavelstaard wordt. In zijn blog van vandaag schrijft Ernst Jan Pfauth over hoe internet de krant overneemt en hoe jonge succesvolle journalisten van papier verdwijnen en online gaan. Een beetje zelfvervullend zo’n waarneming. Wat ook verbazend is dat lounge lizzard Grunberg medewerker van de Correspomdent is geworden.  Grunberg is medewerker van alles en heeft overal een voorwoord bij geschreven verdunt zichzelf zo nogal.  Daar onderscheid je je dus niet mee als internet reportage medium.

Journalistiek en literatuur zijn meer en meer in een adembenemende omarming aan het raken. Ik hoop dat de correspondent ook op pad gaat. Bij Rutte achter op de fiets. Luis in de vacht van Wilders. Inbreken op de telefoon van Teeven. Go get them.

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

J’aime l’horizon – afwezigheidsassistentie

‘Hallo!’

‘Hallo!’

‘Wij zijn – ’

‘Nee: ik ben… zeg jij nou maar wie jij bent, dan doe ik mijn eigen teksten wel.’

‘O, God, is ’t weer zover? Ruikt ’t straks weer naar karnemelk als je wordt gemolken?’

‘Nou, beter dan die Yogidrink die bij jou uit je uiers komt spuiten, meid, het is mij een –’

‘Zullen we ‘t even zakelijk houden?’

‘…’

‘Hallo! Ik ben Nelleke.’

‘Hallo! En ik ben Belleke.’

‘Ik ben de afwezigheidsassistente van de heer Knol.’

‘Ik ben ook de afwezigheidsassistente van de heer Knol.’

‘Wij zijn de afwezigheidsassistenten van de heer Knol.’

‘En nu zien wij u denken… een koe als afwezigheidsassistent? En dan antwoorden wij: waarom niet? Denkt u nou echt dat het zo moeilijk is om even te melden dat een bepaald persoon, te weten: die en die, of: huppeldepup, er niet is? Waarom zouden er wel blindengeleidehonden bestaan en geen bovine afwezigheidsassistenten?’

‘Of weet u niet wat bovien betekent?’

‘Dan vinden wij u een domme koe!’

‘Een rund!’

‘Haha!’

‘Hahaha!’

‘Boe! Hahaha!’

‘Boeha! Haha!’

‘Maar waar ‘t op neer komt… De heer Knol is een eredoctoraatje ophalen aan één of andere Italiaanse Universiteit… en daarna gaat hij met zijn secretaresse met ‘t hele gezin nog ‘n paar dagen skiën.’

‘Volgende week is hij weer terug.’

‘En dan gaat hij vast weer een irritant kutstukje voor u schrijven.’

‘Maar deze week dus niet.’

‘Bofkonten.’

‘Erop vertrouwende u hiermede meer dan voldoende geïnformeerd te hebben…’

‘Verblijven wij.’

 

SoundtrackJ’aime, j’aime la vie.

Tirade – je bent een rund als je niet zonder kunt.

 Volgende week: ‘Hé, Tyn, wanneer mag ’t gips eraf?’

Pannenkoek

In dat jaar moesten we op school twee spreekbeurten geven. Slechts een van de twee mocht over een dier gaan. Een onderwerp verzinnen dat én boeiend was én geen pootjes had, was moeilijk. Bijna iedereen koos een huisdier, omdat moeders tijdens de speeltijd mochten komen aandraven met een kooitje.
Mijn cavia’s gingen altijd dood nog voor ik er een spreekbeurt over kon geven.

Toen we naar het Dolfinarium in Harderwijk gingen, probeerde ik niet te denken aan hoe we allemaal zouden doodgaan, want we moesten erg lang in de auto zitten.
Die dag kreeg ik de kans een rog te strelen. Zijn vinnen deden denken aan de pannenkoek die die ochtend per ongeluk in het afwaswater was beland.

Ik had weinig affiniteit met roggen. Wat me vooral aansprak was hun klein, lachend mondje, verborgen onder hun afgeplatte lichaam. Ik zag meteen dat ik het onderaanzicht van deze vis in slechts enkele krijtlijnen op het schoolbord zou kunnen tekenen.

Dat was het leukste aan spreekbeurten: tijdens de speeltijd in je eentje achterblijven in het klaslokaal om alle voorbereidingen te treffen.
De lege klas lag er bij als een dorp na het neerstorten van een boeing: pennen zonder dopjes, half afgemaakte zinnen, gedempt geschreeuw.

Omdat ik de op een na kleinste was, en ook de enige in de klas was die thuis geen televisie had, zag ik alles grootser.
Ik tekende een gigantische ruit, die zich uitspreidde over het drie meter lange schoolbord. Ik ging achter in de klas staan om te bepalen waar het klein, lachend mondje moest komen. Ik trok een norse streep met scherpe tandjes die niet de indruk wekten dat roggen eenvoudig te verslagen waren.

Enkele weken na mijn spreekbeurt verzamelde de leerkracht recepten voor een klaskookboek. Ik wilde een recept voor pannenkoeken inleveren, maar ik was niet de enige met dat idee.
Het bundeltje met zelfgetekende prenten werd afgedrukt en op het oudercontact uitgedeeld.

Ik heb het kookboek niet bijgehouden, maar ik weet wel nog welk recept ik uiteindelijk had ingestuurd. Het zat achterin, diende eerder als schutblad.

Lizes fruitsla. Lekker gezond, en heel eenvoudig te maken.

Ingrediënten:
Dertig appels, vijftien ananassen, veertien meloenen, zestien kiwi’s, dertig peren, negentien appelsienen.

Even snijden.
En klaar.

Lize Spit (1988) schrijft scenario’s, proza en poëzie. Ze publiceerde in Tirade, Kluger Hans, Het Liegend Konijn en Das Magazin; eerder dit jaar won ze de schrijfwedstrijd Write Now. In het zomernummer van Tirade, Tirade 449, publiceerde Spit het kortverhaal ‘Jagersaus’. Momenteel werkt ze aan een scenario voor een speelfilm en aan een roman. Deze maand publiceert Lize Spit ieder weekeinde een blogbijdrage op tirade.nu

Voor op je graf, ouwe

fotoNa drie jaar waarin zijn familie naarstig zocht naar de perfecte zwerfkei, besloten zijn vrienden dat er nu echt iets op Gijs’ graf moest komen. Al was het tijdelijk: iets met zijn naam erop, wat niet verdorde als de wijnstokken uit Piemonte of de plantjes van de bloemenkraam voor de ingang van Zorgvlied. We hadden er al vaker over gepraat, maar uiteindelijk was het Olle die me belde. 

‘Gil,’ zei hij. ‘Ik dacht aan koper.’

Ik wist meteen waarover het ging. Gijs had een koperfetish. De keuken van zijn huis op de 3e Oosterparkstraat, die ook zo lang als mijn keuken gevoeld had, was ermee beslagen. Ook de wanden van zijn plee had hij met koperplaat bekleed, waardoor naast de pot piesen prachtig groene roestspetters deed ontstaan. 

Olles plan betekende dat ik naar de smid mocht. In het Westelijk Havengebied zit een bedrijfje met de hallucinogene naam Koblenz & Vuur. Ik zweer het je, zoek maar op. Helaas werken er geen orks en is het allemaal bovengronds; netjes tl-verlicht. De eigenaar – ja, meneer Vuur – komt wel verdomd dicht bij een Hobbit. Ik legde hem uit wat we wilden, waar het voor bedoeld was en dat het haast had. Zijn ogen leken gigantisch achter de duikbootdikke glazen van zijn stalen bril. Ze gingen dicht en weer open.

‘Drie uur istie klaar, man.’ 

Als je zegt dat iets voor het graf van je beste vriend bestemd is, kan er opeens heel veel heel snel. Voor ik het wist reed ik naar de begraafplaats met een grafmonument voor Gijs in mijn achterbak. De letters op het plaatje waren dezelfde als die op zijn overlijdensbericht als die op zijn geboortekaartje. 

Rare dingen. Fuck. Rare dingen.

Naast Gijs’ graf werd die middag iemand begraven. Een grachtengordelberoemdheid, waarvoor een hele sleep ernstigkijkende zestigers was aangerukt. Terwijl acht meter verderop geknikt en doorgeschuifeld werd, zette een ongeschoren Olle de eerste schep in het graf van onze vriend. Nog geen drie jaar geleden hadden we het gezamenlijk dichtgegooid. Goddank hoefden we nu niet zo diep te gaan. Boris en ik lieten ons monumentje in het gat zakken en Mattijs schoof het weer dicht, de laatste aarde aanstampend met zijn hagelwitte Nikes.

Een heupfles whisky kwam voorbij. Ik weigerde omdat ik nog moest rijden en nam daarna twee grote slokken. 

‘Zo,’ zei Mattijs. ‘Voor op je graf, ouwe.’

Dat rare moment was er weer, waarop iedereen wegwilde, maar niemand als eerste wilde voorstellen om te gaan. 

Ik wist al dat het niets zou opleveren om te blijven staan. Er zouden geen tranen komen. Het zou alleen maar donkerder en kouder worden. Maar na al die tijd voelde het nog steeds als verraad om mijn vriend hier achter te laten. 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Meer blogs

  • Afbeelding bij Warm

    Warm

    Hitte verbindt. Er wordt minder van je verwacht; je verwacht een stuk minder van anderen en veel minder van jezelf. Bij hitte doe ik alles langzaam en merk dan dat ik hetzelfde gedaan krijg – zelfs na vijf duiken in de gracht en anderhalf uur staren sluit ik mijn laptop in de middag met tevredenheid....
    Lees verder
  • Afbeelding bij Zomerverlies

    Zomerverlies

    Alle ramen stonden open en toch was het warm in mijn keuken. Ik sneed knoflook in dikke plakken en liet die bruinen in de lekkerste olijfolie, hakte een paar rijpe vleestomaten en voegde die toe, dopte hulkgroene erwtjes. Als ik buiten de deur ga eten maak ik voor vertrek iets voor de thuisblijvers; je bent...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De bekende weg

    De bekende weg

    Het Zeeuwse dijkhuisje van B’s tante is al een jaar of twintig in mijn leven. Het is er stil, er is veel licht en de zee voelt heel dichtbij, maar rond de dijk is geen toerisme. Het enige wat er verandert is de tuin: er zijn meer rozen dan voorheen. De wilg is groter, en...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Bibi Roos
    Bibi Roos

    Bibi Roos studeert in 2025 af van de opleiding Writing for Performance aan de HKU en is de eerste in de reeks Tiradeblogs van afstudeerders. Ze schreef een scriptie over schaamte en humor en maakt daarnaast als Funny Bergman de explosieve solo ‘Ik ben Funny’, waarmee ze deze zomer op de Parade staat. Ze maakt het liefst werk over Bijzonder Vreemde Personen en Dingen en is entertainer, winnaar en performer in vele opzichten.
    (portret: Lin Woldendorp)

  • Foto van Michaël Van Remoortere
    Michaël Van Remoortere

    Michaël Van Remoortere (1991) is schrijver. Hij publiceert essays, verhalen en gedichten in een aanzienlijk aantal tijdschriften. Daarnaast maakt hij ook theaterperformances en installaties. Momenteel werkt hij aan de gedichtenbundel mythomaniën en de roman Autodafe.

  • Foto van Gilles van der Loo
    Gilles van der Loo

    Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.