Almost like weighing someone’s soul

Lieke schreef vorige week op deze plek dat Het begin van geluk het eigenlijke geluk is. Sterker nog: dat geluk ligt in een voorvoelen van komend geluk. 

De belofte van mooie dingen is wat onze pas verlicht, onze mondhoeken optrekt en onze dagen glans geeft. Ik werd door Liekes stuk herinnerd aan de tijd dat ik studeerde. Een sterk verheugen kon me ‘s ochtends in mijn bed overvallen en bij me blijven tot ik me probeerde te herinneren waarop ik me precies verheugde en op niets uitkwam. 

Ik herinner me die jaren als een zonnige herfstdag. De soundtrack is het album dat John Coltrane en Johnny Hartman samen maakten. Met het raam open en de kachel aan schreef ik op mijn typemachine aan mijn eerste roman. Nog een jaar of twee en op de universiteit zou gelachen worden om getikte papers. 

Toen ik klaar was met schrijven streek ik een overhemd terwijl mijn Bastos zichzelf traag oprookte in mijn opa’s monsterlijke glazen asbak. Ergens in die jaren zou ik samen met mijn vriend Gijs de film Smoke* zien, waarna ik nooit meer op dezelfde manier naar as zou kunnen kijken.

Schrijver Paul – een rol van William Hurt – vertelt bij een bezoek aan zijn sigarenboer dat sir Walter Raleigh ooit een weddenschap met koningin Elizabeth de eerste aanging. Raleigh, die het roken aan het Engelse hof geïntroduceerd had, wedde dat hij het gewicht van rook bepalen kon. 

‘You can’t to that. It’s like weighing air,’ zegt een van de andere klanten in de winkel. 

‘I admit, it’s strange,’ zegt Paul. ‘It’s almost like weighing someone’s soul.’ 

Raleigh legde een sigaar op een weegschaal en rookte hem daarna op, waarbij hij alle as en de uiteindelijke peuk op de schaal liet vallen. Het verschil in gewicht tussen de sigaar en de resten was het gewicht van de rook. 

Het café waar ik werkte was een klassieker. Zand op de vloer, tegels op de tafels en een donkere lambrisering met geoxideerde spiegels rondom. Ik droeg Zweedse officiersschoenen, een zwarte pantalon met een scherpe vouw in de pijpen en hele brede stropdassen om te laten zien dat ik wel een gevoel voor humor had. Ook op mijn werk zong Johnny Hartman: Through the trees, comes autumn with her serenade... Gijs lachte naar me toen ik binnenkwam, hield een wijnglas boven een koeler met kokendheet water en wreef het op met een gesteven servet. Ik knoopte een sloof voor en begon hem te helpen. Nog een uurtje en de eerste gasten zouden komen.

Elke dag was er de mogelijkheid van geluk. We waren niets meer dan het verhaal dat we onszelf vertelden, en wogen nog niet meer dan rook.

 

*Paul Auster en Wayne Wang, 1995.  

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

In de Oorshop

Uitsterven, vier maal

De passengers pigeon

1. Dit jaar is het honderd jaar terug dat de laatste passengers pigeon stierf. De duif Martha stierf in een dierentuin in Cincinnati Zoo in 1914. Dat is twaalf jaar nadat de laatste wilde duif door een kwajongen uit een boom werd geschoten met een katapult. Dat was hem niet echt kwalijk te nemen want in de vijftig jaar daarvoor was de Passengers pigeon het armeluisvoedsel bij uitstek geweest, Huckleberry Finn sloeg ze met een knuppel uit de lucht. De religieuze Amerikaan vergeleek de vogel met de oudtestamentische kwartels waarmee de ‘Heere Heere’  het volk Israëls in de woestijn van eten voorzag. Miljarden vogels vlogen halverwege de negentiende eeuw in zwermend die de zon verduisterden over Noord Amerika.  Eén zwerm had 14 uur nodig over te trekken volgens ooggetuigen. De vogel had een handigheidje in zijn kaak zodat hij grote noten en vruchten in een keer kon inslikken. Een vraatzuchtige duif in groten getale. Waarom stierf hij uit? Minder bosgrond, intensieve jacht verklaren een deel, maar toch zeker niet alles. Bijzonder bij-apect: mogelijk werd uitsterven versneld door dat hij in zijn darwinistische ontwikkeling was gaan rekenen op ‘in groten getale zijn’ Dat verklaart dan zijn zo vlugge decimering. Dat gaat ons misschien ook overkomen want:

2. Wij sterven uit, nu nog niet, maar wel ooit. Het is aardig om daar sub specie aeternitatis eens over na te denken, zoals ik recent las dat men deed in The New Yorker (alwaar ook een stuk over de passengers pigeon, al mijn blogs komen uit de new yorker, ik plagieer en geef het om de nrc de wat mij betreft te overduidelijke lol te ontnemen die men daar aan ontmanteling lijkt te beleven zelf maar even toe ). Het is vreemd je een wereld voor te stellen waar de mens niet meer is. Als over een miljard jaar, een beschaving die van ons eens onder de loep gaat nemen dan zullen ze enige tijd nodig hebben om te beoordelen wie nou precies wiens huisdier was. Waren die grote tweevoeters de huisdieren of zelfs vee van die kleine katachtigen? Of andersom.  Hoe zullen geografen ons tijdperk noemen, wat zal het opvallendst blijken te zijn geweest? Plasticgebruik of wegenbouw? Toenemende co2 neerslag of nucleaire fall out? Wat voor betekenis wordt door de archeoloog toegekend aan de vierkante platte reliekschrijntjes in soorten maten  die een centrale positie innemen in het huishouden van deze kleine katachtigen?

3. De mens die gewoon zijn werk doet en daarvoor gewaardeerd wordt sterft uit. Walter Mitty is er zo een. Ben Stiller speelt hem, de kleine dromer die eerder door Danny Kaye vereeuwigd (1947)  werd op doek. James Thurber schreef een kort verhaal met de titel The Secret Life of Walter Mitty gepubliceerd in jawel alweer The New Yorker in maart 1939, en Stiller maakt er een aantrekkelijke feel good movie van. De grijze muis Mitty werkt op de negatievenafdeling van Time Magazine, en is wel de enige die de befaamde fotograaf Sean O’Connell – weer een fantastische rol van Sean Penn – als aanspreekpunt gebruikt. O’Connell is de man van het volle leven, het avontuur. Hij stuurt negatieven voor de laatste cover, het bedrijf wordt opgedoekt door managers van het foute soort. Maar het juiste negatief zit er niet bij. Walter moet op zoek, en gaat ook eindelijk op avontuur. Half tussen droom en werkelijkheid leert Mitty dat je een stap moet zetten.  Aardige scene in de film is de beklimming van een top in de Himalaya door Mitty, hij reist O’Connell achterna. Dan treft hij hem op het moment dat hij een sneeuwluipaard wil vastleggen. ‘Beautiful things don’t ask for attention.’ En als hij die dan voor de lens heeft, klikt hij niet. Waarom niet? Omdat hij iets soms zo mooi vind dat hij niet gehinderd wil worden door de camera, maar dat hij het moment laat duren. Dit moment, zegt hij dan. 

4. Het raadsel sterft uit. In 1872 treft men een schip aan, de Mary Celeste op de Atlantische oceaan, zeilen in orde, geen averij, complete lading aanwezig. Er is alleen geen mens aan boord, de complete, vakkundige crew is verdwenen en wordt nooit gevonden. Er zijn artikelen , films over, boeken vol over geschreven, een bevredigende verklaring is er niet. En alleen voor dit blog mag er op de reling, nabij de voorplecht een eenzame passengers pigeon zitten, die alles zag, maar niet koert.

 

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

‘Groetjes uit 1977’ – een ansichtkaart

Hey Lieke,

Hoe issie? Hé, weet je nog dat je mij die foto liet zien waarop jij met je moeder en je zusje in de sneeuw speelt en dat ik toen zei dat ik ook nog ergens zo’n jeugdsneeuwfoto moest hebben? Dat is deze.

Eerst was het een dia, geloof ik, daar is ooit een foto van gemaakt en van die foto heb ik nu ff een scan gemaakt. De beeldkwaliteit is niet 100% Hans Anders, maar soit.

Dat jongetje in de ‘deuropening’ ben ik. Het meisje daarachter is mijn zus. De zaterdagmiddag waarop we deze iglo hebben gebouwd kan ik me, eerlijk gezegd, niet meer van minuut tot minuut voor de geest halen, maar het zou me niets verbazen als mijn vader en moeder af en toe een handje hebben geholpen met ‘t opspatelen van die iglo…

We woonden destijds overigens gewoon in een huis van steen. Maar dat staat niet op de foto.

Ik denk dat de foto (dia) is gemaakt door mijn vader terwijl mijn moeder chocolademelk o.i.d. stond te maken in de keuken. Vanuit de keuken had je zicht op de tuin.

Hij bestaat echt wil ik maar zeggen, die jeugdsneeuwfoto.

Tot snel weer, ergens,

Ciao!

Martijn

Soundtrack: Beethoven.

Tirade – doorgewinterd.

Volgende week: slecht nieuws voor Lars von Trier. En meer.

In aantocht: Tirade 452 – Writers Unlimited Special 2014

I EXIST,’ is the impulse that throbs under most voluntary writing.’ David Foster Wallace, The Empty Plenum (1990).

Op donderdag 16 januari aanstaande verschijnt Tirade 452, de Tirade Writers Unlimited Special. Het nummer – meer dan 130 pagina’s wereldliteratuur – is tot stand gekomen onder gastredactie van schrijfster en Writers Unlimited-programmeur Judith Uyterlinde.

Tirade 452 bevat poëzie/songteksten van: Saskia de Coster, Rodaan al Galidi, Marjolijn van Heemstra, Antjie Krog, Huub van de Lubbe, Anne Provoost, Andries Samuel, Alfred Schaffer, Typhoon & Blaxtar en Wende.

Het nummer brengt bovendien essays/ beschouwingen van: Ian Buruma, Tijs Goldschmidt, Noreena Hertz, Jan van Hooff, Fouad Laroui, Ad van Liempt, Amin Maalouf en Anne Vegter.

Er is verhalend proza van: Abdelkader Benali, Linda Christanty, Mathijs Deen, Aminatta Forna, Martijn Knol, Herman Koch, Andres Neuman, Elisabeth van Nimwegen, Roos Pollmann, Nihaad Siries, Miral al Tahawi en Geling Yan.

In het hart van Tirade 452 bevindt zich een NRC-leesclub katern met essays van Elsbeth Etty en Michel Krielaars over de verhalen van Isaak Babel.

Tirade 452  is geïllustreerd met foto’s/ filmstills/ tekeningen/ schilderijen van: Theo van den Boogaard, Johan Jacobs, Rudolf Kahl, Lynne Leegte, Milo Manara en Wende.

Het nummer is vanaf donderdag 16 januari verkrijgbaar via deze website, in de serieuze boekhandel en bij de stand van boekhandel Paagman op Writers Unlimited.

Een Tirade abonnement neem je hier.

TiradeUnlimited.

Tirade wordt uitgegeven door het zelfstandige Uitgeverij Van Oorschot.

P.S. Tirade 452 bevat óók een bijdrage van de PEN-winnaar 2014 – wie dat is maken de PEN & Festival Writers Unlimited volgende week bekend.

Ontwerp voorplat Tirade: Emiel Efdée.

Uno

Na het eten spelen we een spelletje. Mezelf niet meegerekend, zijn we met vijf.

     Wie als eerste zijn zeven kaarten aflegt, wint het spel. De adder onder het gras: wie één kaart in de hand overhoudt moet ‘uno! roepen. Wie hier niet tijdig aan denkt, moet zeven nieuwe kaarten nemen. Van nul beginnen.

     Na de aanrijding belandde ik op het kruispunt naast mijn fiets, tussen een immokantoor en een winkel voor kantoorbenodigdheden. Een omgestoten pion op het ganzenbord.

     Met altijd enen gooien, kom je er ook. Gooi je drie keer na elkaar een zes, dan juich je twee keer maar vlieg je vervolgens terug naar start.

Mijn linkeronderbeen bengelde als een afgezakte sok onder mijn knie toen ik opnieuw mijn eerste stappen zette.

 Mijn dijen ploffen neer op de koude toiletbril, nu pas merk ik dat ik al dronken ben. Ik vermoedde het, aan tafel hoorde ik mezelf vragen stellen waarvan ik de antwoorden niet perse wilde weten.

     Zes kaarten zitten in mijn vrije hand wanneer ik mijn billen afveeg. Ik herinner me hoe graag ik bij het begin van dit spel nog wilde winnen.

 Ik zet me terug neer aan de tafel. Alcohol werkt als een omgekeerde contraststof, ze maakt me er onbewust van hoe ik beweeg en waar mijn ledematen zich bevinden. Mijn knieën lijken niet langer breekbaar.

     Ik gooi een spelkaart op het stapeltje, ze smakt neer naast het stapeltje, harder dan ik zou willen.

Na nog een glas val ik uiteen in twee delen die niet meer perfect willen samenwerken.

     Het gebeurt wel eens met digicorders: je zet een talkshow op pauze maar door een technische fout blijft de audio gewoon doorspelen. De bewegingen van de gasten rond de tafel bevriezen. Daar zitten ze dan: een beleefde glimlach om hun mond gesnoerd, ogen op kiertjes. Verstomd ondergaan ze hun eigen gesnater.

     De tijdsindicator op het scherm geeft aan hoeveel tijd er verloren gaat. Het lijkt of de gasten hun meningen nooit meer zullen kunnen bijbenen.

 Ik vraag me af of mensen die altijd slecht op beeld staan dezelfde mensen zijn die onuitstaanbaar of lelijk worden als ze dronken zijn. Ik heb nog twee uno-kaarten in de hand. Er wordt een kaart gelegd die zegt dat ik mijn beurt moet overslaan.

     Op het verjaardagsfeestje van een vriend zat een danseres met een voet in de plaaster. Ze vertelde dat ze was gaan rechtstaan terwijl ze een slapende voet had. Ze hoorde een luide krak, zag dan dat ze met haar linkerenkel naast haar linkervoet was gaan staan.

Ik beeldde me het bot in, dat kraakte als een houten vloer wanneer men kasten na een lange tijd van plaats verandert.

 Onderweg naar huis wordt er ergens een restje vuurwerk afgestoken. Ik zie niets, ik hoor enkel de knal in de verte. Niet echoënd door de straten, maar droog en zakelijk boven de stad uit.

     Mijn mond schiet in de lach, het voelt belachelijk. Rond de speltafel vertelde ik een grapje terwijl niemand luisterde. Mopjes gaan zelden over mensen die niet op het juiste ogenblik op de juiste plaats waren, ze gaan over mensen die op het juiste ogenblik op de foute plaats waren.

     Ik duw op de trappers zo snel mijn been het toelaat. Wat me bang maakt wanneer ik door de Anspachlaan fiets en het kruispunt aan de winkel met kantoorbenodigdheden oversteek: dat ik opnieuw zou worden aangereden, op exact dezelfde plaats. Niet uit vrees voor de klap, maar dat de mensen niet meer zouden geloven dat het ook dit keer een ongeluk was. Te veel toeval.

 Aan de voordeur sta ik te klungelen met mijn sleutelbos. De juiste sleutel is de middelste van drie sleutels aan het ringetje. De mogelijkheden zijn oneindig. Mijn verstand loopt voor op mijn bewegingen. De eeuwigheid die het duurt voor ik de juiste sleutel in het sleutelgat krijg, voelt als een minuutje.

Linkerbeen omhoog, rechterbeen omhoog, de trap op. Ik mag geen enkele trede vergeten. Mijn benen lopen op automatische piloot achter me aan.

Mijn hoofd ploft als een grote bol wol in mijn kopkussen. Plots snijdt er een gedachte. Ik vergat ‘uno!’ te roepen tijdens het laatste spelrondje, maar niemand heeft het opgemerkt. Iedereen was vooral met zijn eigen kaarten bezig.

Ik val in slaap. Met een droge mond en een overwinning die toch niet telt.

—- 

Lize Spit (1988) schrijft scenario’s, proza en poëzie. Ze publiceerde in Tirade, Kluger Hans, Het Liegend Konijn en Das Magazin. Momenteel werkt ze aan een scenario voor een speelfilm en aan een roman. Eerder dit jaar won Spit de schrijfwedstrijd Write Now! met het verhaal Ordehandhaver. In het zomernummer van Tirade, Tirade 449, publiceerde Spit het kortverhaal Jagersaus. Deze maand publiceert zij iedere zondag een blogbijdrage op Tirade.nu

Gijsbrecht van Amstel

De tragedie waarmee de Amsterdamse Stadsschouwburg in 1638 werd ingewijd is een drakerig stuk. Vondel heeft er maar liefst 1900 verzen voor nodig om het beleg van Amsterdam en het wedervaren van Gijsbrecht gestalte te doen geven. Zoveel roombotervette alexandrijnen zolang te verduren, dat valt het moderne oor behoorlijk rauw op het dak – dacht ik.

Na opvoeringen van werken van Racine kom ik meestal lacherig de zaal uit, en blijf dan nog minstens een half uur in jamben en trocheeën spreken. Maar na Vondel hoor je mij niet ironisch een zin als ‘wat staan wij nog te talmen, pak vast die laatste strohalmen!’ mompelen. Sterker nog, de Gijsbrecht heeft alle ingrediënten voor het Seneca-effect: oersaai drama met zoveel taalvirtuositeit dat je er wel doodmoe van moet worden, en toch gebeurt dat niet.

Bij de overbekende openingszinnen zat ik al op het puntje van mijn stoel: ‘Het hemelsche gerecht heeft zich ten lange lesten / erbarremt over my, en mijn benaeuwde vesten, / en arme burgery; en op mijn volx gebed, / en dagelix geschrey, de bange stad ontzet.’ Wat een illusie, de vijand ligt nog steeds op de loer. Dat kan natuurlijk nooit goed gaan, ook al klinkt het nog zo mooi.

De vijandige soldaten nemen hun intrek in het klooster net buiten de stad. De monnik die de poort opent, bewijst dat Vondel ook humor heeft. Hij zegt: ‘O Iesus, sta ons by, dit is een mislijck teecken.’ Dat is het zeker, want die nacht halen de Amsterdammers een schip binnen dat verdacht veel op het paard van Troje lijkt (het heet niet voor niets een ‘zeepaard’). Amsterdam wordt in dood en verderf gestort en heer Gijsbrecht, een brave krijgsman, komt in de knel door zijn onvermoeibare verdedigingsdrang.

Alsof dat nog niet genoeg is gaat zijn vrouw, Badeloch, ook nog dwarsliggen. Die huiselijke consternatie en verwarring zijn gelukkig van korte duur, en dat wordt beklonken met nog zo’n poëtische evergreen: ‘Waer werd oprechter trouw / dan tusschen man en vrouw / ter weereld oit gevonden? / Twee zielen gloende aen een gesmeed, / of vast geschakelt en verbonden / in lief en leedt.’ Gijsbrecht en Badeloch gaan niet uiteen, zelfs niet als een bode in een onweerstaanbaar relaas vertelt hoe het met Gozewijn en Klaerisse, de burgers en de stad is afgelopen. Het staat er niet florisant voor.

Het echte kantel- en hoogtepunt komt dan nog, wat mij betreft. Gijsbrecht geeft zijn verdediging niet op tot het moment dat hem het volgende verteld wordt over de vijand: ‘Ick ken hem, als my zelf: hy mint u in ‘t byzonder.’ Hij reageert: ‘Hy mint my, als het blijckt, en keert het bovenste onder. / Hy mint my averechts, zijn liefde staet ons dier.’* Nou, dat doet de deur dicht. Zodra de rivaal zijn waardering voor Gijbrecht kenbaar maakt, begint het hem te dagen dat elk verweer zinloos is. Het is de spreekwoordelijke doodssteek, de minne van de vijand, en Gijsbrecht beseft dat er nog maar één mogelijkheid is: de aftocht. Zo neemt hij samen met zijn Badeloch de wijk naar Pruisen, om daar een nieuwe stad te stichten.

 

* ‘staet ons dier’ = komt ons duur te staan

Marko van der Wal

Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds enkele jaren blogt hij (onregelmatig) voor tirade.nu.

Meer blogs

  • Afbeelding bij Repelsteeltje

    Repelsteeltje

    (beeld: Don Duyns) Je kijkt naar je handen, die een met melk gevulde koehoorn vasthebben. Ze ogen rustig, kalm, in harmonie. Ze hebben de hoorn stevig vast, de melk zal niet over de rand klotsen. Koemelk, daar zou het maar genoegen mee moeten nemen, voor nu. Tot dusver lijkt de koemelk het ding niet goed...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De RattenRanger van Hamelen

    De RattenRanger van Hamelen

    (beeld: Don Duyns) (geschreven met contributie van Robin Alberts) Bijna duizend jaar terug, liep een man met felle kleuren en een fluit door Duitsland. Hij werd later bekend als de rattenvanger, maar dit is het verhaal waarin hij ze vangt. Eigenlijk vangt hij ze niet, hij doodt ze. Maar hij heet niet de rattendoder.—- Ja,...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De mens als biopic 3 - Hannie en Marinus

    De mens als biopic 3 - Hannie en Marinus

    ‘Daar! Kijk! Door dát raam is ie naar binnen geklommen, stiekem. En toen heeft ie de hele zaak in de fik gestoken!’ Ik geloofde er niks van. Omwille van het verhaal kraamde mijn vader vaker historische onzin uit. Dit robuuste gebouw is sinds die brand op 27 februari 1933  herbouwd en gerenoveerd. Vorige  week nog...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Mira Aluç
    Mira Aluç

    Mira Aluç (1993) schrijft korte verhalen en beschouwingen. Haar werk is sinds 2015 onder andere verschenen op Mister Motley, in Streven, De Revisor en De Gids en werd meermaals gepubliceerd op DIG (De Internet Gids) en in Tirade. In 2020 werd haar verhaal Backspace opgenomen in Rebel, Rebel, de bundel van Uitgeverij Prometheus ter gelegenheid van de Boekenweek. Ook maakte zij de podcast Balkon voor Sprekende Letteren.

  • Foto van Sem van de Graaf
    Sem van de Graaf

    Sem van de Graaf (2002) schrijft absurde verhalen die uit de bocht vliegen en toch een sterke moraal communiceren. Zijn werk is komisch, vervreemdend en oprecht.Hij studeert af van Writing for Performance aan de HKU met het lange filmscenario ‘Een stoel, de dief en Elske’ en zijn onderzoek ‘Handen’. Verder schrijft hij toneel voor verschillende groepen, waaronder zijn eigen collectief ‘bröd’ waarmee hij met de gelijknamige voorstelling in Zaal 3 stond. Zijn VHS-korte films stonden op het Rotterdams Open Doek en het Gouds Filmfestival, waar hij de prijs won voor Beste Film Jong Talent.

  • Foto van Lodewijk Verduin
    Lodewijk Verduin

    Lodewijk Verduin (1994) studeerde Nederlands aan de Universiteit van Amsterdam. Hij schrijft over literatuur en is redacteur van Tirade.