Groot Schaamteloos Verkooppraatje voor een Scheurkalender
De kalender
1. Je schenkt een Van Oorschot poëziekalender hierom:
Van iedereen aan wie je een kalender geeft weet je 365 dagen ongeveer een minuut lang wat hij/zij leest en denkt. Je verblijft in het hoofd van – niet slechts de dichter – maar ook iedereen die je weet dat de kalender in bezit heeft. (Deze constructie klopt volgens Renkema.) Je schenkt hem bijvoorbeeld aan je ex (van belang op 1 april). Een aanbedene (11 mei), een neef van 21 (11 juni) een vriend die altijd vraagt wanneer we weer eens afspreken (5 juli) je vrouw (27 juli) je psychiater (21 augustus), jou (12 oktober). Aan iedereen, iedereen voor wie geldt….
Gij allen die vannacht Ver van geliefden slaapt. Waar u geen mens verwacht
Waar donkere leegt gaapt – Weet: Gij zijt niet alleen. De mensheid deelt uw nood, Soms voor een dag of één, En soms tot aan de dood.
Dit is een qr code, met een smartphone lees je deze code en die verbindt je door naar een pagina op de Poetry International website. Alwaar een geluidsbestand staat van Vikram Seth, die dit gedicht leest, in het Engels.
Vikram Seth
2. En daar kan je iets mee:
Olifant Olifant
Ik zou een olifant willen ontmoeten, met wie ik goed kan opschieten.
En terwijl hij slaapt, zou ik op zijn slagtand een klein vogeltje willen tekenen.
Als ik een vergelijking maak tussen het gebrek aan kennis van de olifant en mijn eigen gebrek aan kennis, dan is het mijne zwaarder dan lood.
Op de plaats vóór de olifant zou ik bosbloemen willen opstapelen, een stapel zo zwaar als een olifant.
Luister ook naar Hiroshi Kawasaki
Ik zou niemand op zijn rug laten rijden.
ik zal ervoor zorgen dat zelfs de Boeddha er niet aan komt.
Olifant, ding geworden geheim, – en ik. Met welke schakels van de levensketting liggen wij verbonden met elkaar?
Hiroshi Kawasaki
3. Telefoongesprek op 7 februari 2014:
“Dag mam”
“Dag jongen”
“En, al een olifant ontmoet met wie je goed kan opschieten?”
“Eh, wat bedoel je…?”
“Poëziekalender vanmorgen!”
“O, eh ja, nee, ik ben nog steeds met je vader.”
“Wordt het niet eens tijd een beetje door te gaan zoeken, volgens Darwin hoeven jullie niet meer bij elkaar te blijven.”
“Ach we zijn nu eenmaal met zoveel schakels van de levensketting met elkaar verbonden.”
“Ah. Haha, ja, scherp… dag, mam.”
“Dag jongen.”
4. Slechts 15 euro, 365 keer een mooi gedicht, qr-codes met links naar het audioarchief van Poetry, voor 46 euro aan kortingsbonnen.
Hatjiekiedee, kopen die hap, 3 stuks, weggeven…. Karma!
Al een paar jaar lang neem ik me voor om iets van Boudewijn van Houten te gaan lezen. Waarbij zijn debuutroman Onze hoogmoed de meest voor de hand liggende invulling van dat ‘iets’ is, want dat boek wordt over het algemeen gezien als zijn beste. Het is in ieder geval zijn bekendste. Twee weken geleden werd Van Houten op Radio 1 geïnterviewd door Wim Brands. De schrijver is inmiddels 75 en woont in een toren in België. Om zichzelf in leven te houden vertaalde hij tot voor kort breicatalogi. ‘Tot voor kort’, want hij vroeg salarisopslag en verloor toen zijn baan. Hier vertelde hij met de nodige zelfspot en zorgeloosheid over. In de rest van het interview gaat het onder meer over zijn jeugd (‘Ik heb een rotjeugd gehad, niet door Hitler maar door mijn moeder’), over de aantrekkelijkheid van lezen, hoogmoed, zijn openhartigheid, vrouwen, Hermans, Mulisch (‘Ik vind dat geen intelligente denker’), ergernissen, clichématige Amerika-haat en vriendschappen. Hij merkt in het interview op dat het raar is als schrijvers hun hele leven dezelfde auteurs liefhebben. Volgens hem is het ontdekken van een nieuwe schrijver als het ontmoeten van een nieuwe liefde: je wil dan meteen álles van die schrijver lezen en over die schrijver te weten komen – totdat je op een gegeven moment bedenkt, na zo’n beetje alles gelezen te hebben: wat een lul is het eigenlijk. Waarmee de liefde over is en je op zoek moet naar een nieuwe schrijver. Dit lijkt haast wel een reactie van Van Houten op wat zijn oude kompaan Theo Kars beweert in diens handboek voor non-conformisten, Praktisch verstand, een boek dat ik trouwens iedereen kan aanraden. Kars schrijft daarin: ‘Het gaat er niet zozeer om veel boeken te lezen, alswel een beperkt aantal boeken vaak te herlezen. Paul Léautaud heeft erop gewezen dat ieder ontwikkeld mens een vijftiental schrijvers ontdekt wier werk hem het meest aanspreekt. Het is beter deze hoogstpersoonlijke keur van boeken veelvuldig te herlezen dan te speuren naar andere auteurs die je iets te bieden zouden kunnen hebben.’ Kars geeft hiermee aan dat hij gelooft in een zekere karaktervastheid die een leven lang duurt. Terwijl Van Houten uitgaat van de ontwikkeling en veranderlijkheid van een persoonlijkheid. Aan Wim Brands vertelde hij dat de boeken die hij in de jaren zeventig schreef in zekere zin geschreven waren door een ander mens. Het interview is terug te luisteren op de website van VPRO Boeken.
‘The world dies with the individual’ – Alsof het voorbij is (II)
Maarten Baas – alsof het voorbij isAfgelopen vrijdag opende in het Centraal Museum (Utrecht) ‘Alsof het voorbij is’, een mooie, kleine tentoonstelling met werk van ontwerper Maarten Baas (1978). In kamer I is een aantal werken te zien over (het verstrijken van de) tijd. In kamer II staat een decor dat is gebouwd volgens het concept dat Baas ontwikkelde voor de theaterbewerking die toneelgroep Matzer heeft gemaakt van Julian Barnes’ Alsof het voorbij is/ The Sense of an Ending (2011).
0) Er is in het leven – en daarmee in de kunst – maar één thema: de dood. Of om het vanuit een minder particulier perspectief te bekijken: vergankelijkheid. Waar het individu zijn of haar leven beschouwt als een lijn, of een draad, blijkt dat van iets meer afstand niet meer dan een stip te zijn, één van de talloze punten die samen een cirkel vormen.
1) De opening van Alsof het voorbij is vindt plaats in de refter van het Centraal Museum. Na korte inleidingen op de tentoonstelling door museumdirecteur Edwin Jacobs en ontwerper/kunstenaar/whatever Maarten Baas, zingt Lidewij Mahler – de actrice uit de AHVI-voorstelling van toneelgroep Matzer – liedjes uit de toneelbewerking van Barnes’ roman, ze begeleidt zichzelf daarbij op cello. Edwin Jacobs wordt zo gegrepen dat hij na afloop, zoals hij later ook op twitter meldt, even niets meer kan uitbrengen. Het is ontroerend: een museumdirecteur die in eigen huis langs het Syndroom van Stendhal scheert.
2) ‘Beauty plus pity – that is the closest we can get to a definition of art. Where there is beauty there is pity for the simple reason that beauty must die: beauty always dies, the manner dies with the matter, the world dies with the individual.’ Vladimir Nabokov in zijn college over Franz Kafka’s Die Verwandlung (1915)*.
3) Maarten Baas studeerde in 2002 met twee projecten af aan de Design Academy Eindhoven. Met het eerste, Smoke, veroverde hij de wereld. Van het tweede, dat hem, zoals hij vrijdag vertelde, niet minder dierbaar is, is nu een model te zien in Utrecht.
4) Co Starring, de protagonist van Nanne Teppers De vaders van de gedachte (1998), heette – volgens een artikel in het jongste nummer van De Parelduiker – in een eerdere versie van het boek ‘Willem Knollenveld’. Iedere kunstenaar probeert niet alleen de traditie, maar ook zichzelf continu te overtreffen. Binnen individuele werken, maar ook binnen een oeuvre. Zo heeft Baas na zijn Grandfather Clock – een deel van zijn serie Real Time klokken waarin acteurs 24/7 de tijd op een wijzerplaat tekenen – nu ook een Grandmother Clock gemaakt. De kast is van messing, net als, en dat is vast geen toeval, veel wijzerplaten en wijzers.
5) Demevrouw die de tijd tekent in de Grandmother Clock is ook aanwezig bij de opening. Het is grappig en ook wel luguber om haar voor haar eigen projectie te zien staan. Alsof ze is uitgetreden. Of zichzelf heeft opgesplitst. Hoogste tijd voor een Oscar/Gouden Kalf voor de acteur of actrice met het grootste uithoudingsvermogen.
6) Het lijkt me zinloos om de stukken die nu in het Centraal Museum te zien zijn hier één voor één te gaan bespreken. Ik neem tenminste aan dat meeste lezers van dit blog gewoon in Utrecht wonen, dus als je ‘Alsof het voorbij is – de tentoonstelling’ wilt zien moet je maar even naar het Nicolaaskerkhof fietsen. Kun je meteen de Dick Bruna Kerststal bekijken.
7) ‘We nemen dingen veel te makkelijk aan in het leven, niet dan? Bijvoorbeeld dat herinnering gelijk is aan gebeurtenissen plus tijd. Maar het zit allemaal een stuk vreemder in elkaar. Wie zei ook weer dat herinnering datgene is wat we dachten te zijn vergeten? En het zou voor ons duidelijk moeten zijn dat tijd niet werkt als een fixatief, maar eerder als een oplosmiddel.’ Julian Barnes, Alsof het voorbij is, vertaald uit het Engels door Ronald Vlek, Uitgeverij Atlas Contact (2011;p.71).
8) Het decor dat Baas ontwierp voor Matzers ‘Alsof het voorbij is’ bestaat uit ingepakte meubels. Het is alsof je naar een ondergesneeuwd landschap* kijkt of naar een vakantiehuisje waarvan het interieur is afgedekt met lakens en doeken.
Zonder acteurs, zonder projecties, zonder muziek – in de zwarte museumruimte waarin een variant op het toneeldecor is opgesteld – wekken de meubels en objecten ook nog heel andere associaties. De stukken doen denken aan marmeren, antieke beelden die ooit beschilderd waren, en aan ruines die ooit geornamenteerd zijn geweest. De blanco beelden symboliseren hier, in het museum, nog meer dan in het theater, de verloren tijd en het onkenbare verleden/de onkenbare werkelijkheid. Alles gestold in witte lava.
Anderzijds nodigen de stukken in het museum, grappig genoeg, ook uit tot vrolijke interpretaties. Opeens lijkt het wel of je naar een toekomst kijkt die nog is ingepakt. Een cadeautje waarvan de serene, bescheiden verpakking het grootst denkbare contrast vormt met de veelkleurige pracht die het herbergt. Een platenspeler met houten kast. Een oranje leunstoel. Een pluizig hobbelpaard.
9) ‘Dingen zijn geen ballast,’ zei scheidend Centraal Museum curator/Rietveld kenner Ida van Zeil onlangs bij de opening van haar door Jurgen Bey’s samengestelde afscheidstentoonstelling De zeven hoofdzonden. Dat was, vertelde ze erbij, één van de weinige dingen waarover ze altijd met Rietveld van mening is blijven verschillen.
10)Na afloop van de opening praten we nog wat na in de refter. Over kunst en film, over het verplanten van bomen, over koekjes bakken. Tot de agenda’s worden getrokken. Er moet een Belangrijke Afspraak worden genoteerd: begin januari gaan we met een paar man (m/v) karten. Eindig ik straks een beetje bovenaan in het eindklassement, dan schrijf ik er misschien wel een blogje over. Racebaan, wijzerplaat.
Volgende week: ‘Mp, mp… buah!’ – gezellig aan de kaasfondue met Arno Camenisch en Miek Zwamborn.
Toegift – Smoke.
Filmpje over het ‘smoken’ van Rietvelds ‘Red and blue‘:hier te zien.
Noten
*1 Vladimir Nabokov, Lectures on Literature, George Weidenfeld & Nicolson, London (1980; p.251).
* 2 Eternal Sunshine of the Spotless Mind (2004) – over de horreur van het vergeten, zelfs als het om het verlies van pijnlijke of ambivalente herinneringen gaat. Joel Barish heeft besloten de herinneringen aan zijn geliefde te laten wissen door Lacuna Inc… Maar tijdens de behandeling bedenkt hij zich: ‘Can you hear me? I don’t want this anymore… I want to call it off…‘
Jarenlang heb ik mijn dagen doorgebracht in een bibliotheekzaal waar een apart plankje was voor de afdeling ‘oudheidkunde: chronologie’. Een goede tijdrekening komt tot stand door met zekerheid gedateerde gebeurtenissen ten opzichte van elkaar te plaatsen. Neem de Olympische Spelen, die vonden ook in antiek Griekenland eens in de vier jaar plaats (vanaf 776 v.C.). De rest is een beetje rekenwerk en vooral veel kalenderlogica.
Zo ook vrijdag de dertiende, dat was het gisteren. Het blijft een fascinerend bijgeloof, vooral omdat het in Nederland pas eind negentiende eeuw in zwang is geraakt. Ik had het eens met iemand over die dag, en zij zei dat vrijdag de dertiende volgens haar vaker voorkomt dan ander dagen. We dachten daar even over na. Ik zei dat het vreemd zou zijn dat één combinatie van dag en datum zich vaker zou voordoen dan een andere. Vrijdag de dertiende valt je nu eenmaal sneller op doordat die als klinkende combi in je hoofd zit. Dat vond ze inderdaad een logische verklaring.
Maar had ik haar niet een of andere flutverklaring op de mouw had gespeld? Want wat is nu werkelijk de kans op een vrijdag de dertiende? Mijn gedachtegang is als volgt: ten eerste is de kans dat een willekeurige dag van de week op een vrijdag valt altijd 1 op 7; ten tweede is de kans op de datum dertien volgens mij 12 (maanden) op 365,25 (gemiddeld aantal dagen per jaar). Samen levert dat een kans van gemiddeld 1/7 x 12/365,25 x 100 % = 0,47 % op.* De grap is dat de kans op bijvoorbeeld dinsdag de vierde of zaterdag de achtentwintigste gemiddeld even groot is, maar op die combinaties van dag en datum slaat niemand ooit acht. De uitzonderingen komen bij combinaties met de data 29, 30 en 31, want die komen minder vaak voor.
Even terug naar de historische tijdrekening. Doordat de Westerse wereld gebruik maakt van de gregoriaanse kalender, is bovenstaande berekening alleen maar een gemiddelde. Die kalender kent een aantal ingebouwde correcties, bijvoorbeeld het schrikkeljaar, en een cyclus. Volgens Wikipedia neemt de cyclus vierhonderd jaar in beslag, wat volgens mij betekent dat er in 2413 weer een vrijdag de dertiende van december zal zijn. Wat blijkt nu? In de cyclus is de vrijdag absoluut genomen de meest voorkomende dag. Vrijdag komt toevallig namelijk 688 keer voor in vierhonderd jaar, en dat is 0,07 procentpunt meer dan het gemiddelde.
Alsnog, vrijdag de dertienden komen niet (noemenswaardig) vaker voor dan ander dagen. Voor iedereen die aan angst voor deze ongeluksdag, paraskevideketriafobie, lijdt herhaal ik het nog eens: vrijdag de dertiende komt niet vaker voor. Er bestaat geen verhoogde kans op ongeluksdagen. Volgend jaar is het alleen in juni raak; dit jaar hadden we er twee; in 2012 drie. Niets om bang voor te zijn.
* Voor de wijsneuzen: het fenomeen schrikkeljaar is opgevangen door een jaar te rekenen als 365,25 dagen. De kans van 0,47 % lijkt weinig, maar 365 x 0,47 % = 1,7 dagen gemiddeld, en dat strookt met het feit dat elk jaar tenminste één vrijdag de dertiende heeft, met een maximum van drie.
Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds enkele jaren blogt hij (onregelmatig) voor tirade.nu.
Best vreemd, hoe gauw je woorden in je vocabulaire kunt incorporeren op een manier dat je je vervolgens niet meer voor kunt stellen dat je het ooit zonder ze moest doen. Toen ik 5,5 jaar geleden aan mijn filosofiestudie begon en het vak Metafysica moest volgen, durfde ik de eerste twee maanden tegen niemand te zeggen dat ik geen idee had wat ‘metafysica’ betekende. Iedereen zat maar te knikken en ijverig notities te makken, alsof de betekenis van het woord metafysica hen a priori gegeven was, net als de betekenis van a priori, alsook dialectiek, hermeneutiek, epistemologie, enzovoorts.
Toch houd ik van bijzondere woorden. Sinds ik bekend maakte dat mijn tweede bundel ‘De eerste letter’ gaat heten vinden mijn vrienden het grappig om zodra ze mij zien te roepen ‘Kom, laten we het spel De eerste letter spelen’. Iedereen noemt dan om de beurt zo snel mogelijk een woord of een naam met de letter A; imaginaire punten krijg je bij een origineel of moeilijk woord. Het gaat ongeveer zo:
Shunning Latinate constructions, I choose instead the simple Anglo-Saxon monosyllabic words, simple words. Why utilize what I can use? I want to make sense, not fabricate matter for comprehension. Call it a fear, a phobia, but my skin crawls when I hear pseudo- words like functionality or paradigm.
In the beginning, we are told, was the Word. and He spoke the world into being with “Let there be light!” not “Illuminate this cosmological nothingness into existence.” Imagine Matthew penning, “The Messiah grew copiously lachrymose” instead of “Jesus wept.”
As I work on my own humble creations, I seek clean, clear words, simple ideas: Leave pomegranates, gorgonzola, and osculation to other more erudite lovers; I’ll tell you, in no uncertain terms, I love you. I will feed you apples and cheese. We will share one sweet kiss.
Ik heb de indruk dat de decennia sinds de tweede wereldoorlog een afkalven van gebruiken en tradities hebben laten zien. Grappige en eeuwenoude gewoonten als kerkbezoek, lezen en jam-maken werden verruild voor televisie, gamen en Bonne Maman.
Met het stijgen van de aandacht voor koken in de laatste jaren, waarbij we ons eerst blind staarden op Frankrijk en daarna op Italië, verwierven koks sterrenstatus. Als we tegenwoordig een nieuw huis kopen gaat het grootste deel van ons bouwdepot naar de keuken.
Niet iedereen gebruikt zo’n combisteamer of Kitchenaid voor wat ‘ie kan, maar ik ken een grote groep hip te noemen mannen en vrouwen die zich bekwaamden in onder andere de charcuterie, het brouwen van bier en bakken van brood.
Het echt nieuwe hieraan is dat die mensen er vreselijk goed in geworden zijn.
Mijn broden en verse pasta zijn goed. Geen Slowfoodprijs waard, maar wel echt goed. Als huisvrouw – ik kook aardig voor dertig man, maar geweldig voor zes – kan ik me met de besten van deze aarde meten. Mijn plezier en trots in het koken is onze zoon Nadim niet ontgaan. Hij heeft een grote interesse voor alles wat ik in de keuken doe en sinds we een krukje voor hem kochten wil hij overal zijn handen aan vuil maken. Ik hoef maar naar mijn desem te kijken en hij heeft zijn mouwen al opgestroopt.
Nu weet ik dat ik me niet mag wijsmaken ook maar een haar minder deel van de kookhype te zijn dan mijn leeftijdsgenoten, maar wat ik de laatste tijd loop te denken: onze kinderen weten niet dat al die slow-roastende, koffiebrandende en botargadrogende stoerheid maar een generatie diep is.
Onze kinderen groeien op in een ‘traditie’ van lange zelfgetimmerde tafels, goede wijn en rustieke gerechten bereid met ingrediënten van lokale herkomst. Hun generatie zal bij reizen in het buitenland (als dat dan nog mogelijk is) de indruk wekken uit een rijke cultuur te komen met diepe culinaire wortels.
Snel, voordat ze kunnen lezen: laten we afspreken nooit te verklappen dat we het onszelf hebben moeten leren.
Dat we uit het niets begonnen zijn en de eerste jaren maar wat aanklootten.
(beeld: Don Duyns) ‘Het is vrijdag al, hé,’ herhaal ik. Kay kijkt me verward aan. ‘Wat?’ ‘Het schoolfeest.’ ‘Oh, ja’ Ik ben niet overtuigd. ‘Weet je al op wie je gaat stemmen?’ Kay haalt haar schouders op. Voordat ik door kan vragen klinkt de bel. ‘In de pauze straks…?’ Kay knikt en loopt de trap... Lees verder
Rob en Ivo waren al aan het einde van de middag in Bergen aangekomen en hadden zich vast in ons duinhuisje geïnstalleerd. Daarna fietsten ze naar een strandtent aan het noordeinde van het dorp, waar ze een mooie tafel bij het raam bemachtigden. Het is traditie dat we daar op de eerste avond eten. Ik... Lees verder
(beeld: Don Duyns) Je kijkt naar je handen, die een met melk gevulde koehoorn vasthebben. Ze ogen rustig, kalm, in harmonie. Ze hebben de hoorn stevig vast, de melk zal niet over de rand klotsen. Koemelk, daar zou het maar genoegen mee moeten nemen, voor nu. Tot dusver lijkt de koemelk het ding niet goed... Lees verder
Lia Tilon (1965) debuteerde in 2002 met de roman Huizen van papier bij Uitgeverij De Arbeiderspers. In 2012 publiceerde Uitgeverij Cossee haar roman Zielhond, in 2017 gevolgd door Archivaris van de wereld. Tilon schrijft romans en korte verhalen. Zij blogt over emigratie en de vraag wat heimwee is. Is heimwee wel verbonden met een plek in je leven, of aan het gevoel dat je had toen je je op die plek bevond? En maakt het wat uit?