‘Italië op het spoor’

Het laatste boek van Tim Parks gaat over reizen met de trein in Italië. Hij, an Englishman in Milano, probeert aan de hand van de spoorwegen te duiden hoe de Italiaanse samenleving in elkaar steekt. Jammer genoeg slaagt hij daar slechts ten dele in. Sterker nog, hij laat een essentieel kenmerk van de mediterrane slag nagenoeg buiten beschouwing. Wat overblijft is een vermakelijke verzameling reportages die bol staan van de persoonlijke ergernissen.

Trenitalia, het spoorwegbedrijf, is een vat vol tegenstrijdigheden – dat heeft Parks goed gezien. Doordat de treinkaartjes niet meer kosten dan een appel en een ei wordt het enorme netwerk van sporen en dienstregelingen kunstmatig in stand gehouden, want anders zouden de treinen leeg zijn. Terwijl Trenitalia een privaatbedrijf is moet er altijd overheidsgeld bij. Elke organisatorische verandering aan Trenitalia is er om alles bij het oude te laten, om met Il gattopardo te spreken. In de trein zuchten de reizigers onder de grote hoeveelheid regels, die de conducteurs over het algemeen niet of naar eigen inzicht naleven, wat kan resulteren in tirannie en totale willekeur. Parks stoort zich aan de omslachtigheid die heerst aan het loket en op het perron. Omroepberichten over vertrekkende treinen luiden bijvoorbeeld: ‘Il treno regionale venti-cinque-zero-tre di Trenitalia delle ore undici e trenta, da Bologna per Verona Porta Nuova, è in partenza dal binario nove, anziché sei.’ terwijl een gemiddelde reiziger alleen de woorden Verona en spoor negen nodig heeft om verder te kunnen. Tja, van die dingen.

De spoorwegen gelden voor Parks als een spiegel van de natie. Ik begrijp niet waarom hij het treinreizen in Italië afschildert als een ware verschrikking, want het is een voorbeeldige microkosmos gemodelleerd naar het land waarin hij woont. Zijn constatering dat de vele regels in Italië ad hoc worden toegepast is juist. Wie met de auto bij een wegafzetting komt vraagt aan de politieagent ter plekke om doorgang en krijgt die meestal ook. Mijn zus kreeg een boete in de trein omdat haar kaartje niet was ‘geconvalideerd’ (de onzinnige handeling van het eigenhandig afstempelen). Daar staat een boete van vijftig euro op, maar de conducteur zei: ‘Voor een briefje van vijf loop ik door.’ Bovenstaande komt misschien clichématig over, maar het is hoe het in werkelijkheid gaat. In het boek ergert Parks zich er bij voortduring groen en geel aan. Of de dertig jaar in Italië heeft zijn gevoel voor Britse humor ernstig aangetast.

In de trein zetten de Italianen het leven zoals je dat daar op straat aantreft gewoon voort. Parks neemt flink de ruimte om te beschrijven hoe het in de trein toegaat en laat geen weigerende airco, ouwehoerende medepassagier, mierenneukerige conducteur, overbodig telefoongesprek of stinkend broodje mortadella onbesproken. Hij heeft aan al die dingen een hekel en verzaakt daardoor ze te duiden – een gemiste kans.

De treincoupé neemt in Italië een bijzondere plaats in op de schaal van privé en publiek. Pieter Hoexum beschrijft in zijn artikel ‘Wel vriendelijk, niet vriendschappelijk’ in De Groene van deze week duidelijk het schemergebied tussen privé en publiek met de woorden ‘trottoir’, ‘stoep’ en ‘parochiaal domein’. Over treinen heeft hij niet, maar volgens mij zouden perron en trein in Nederland beide onder ‘trottoir’ vallen: de publieke ruimte waar ook onbekenden zijn. De trein behoort niet voor niets tot het Openbaar Vervoer. Wie een Italiaanse trein binnenstapt betreedt echter wat Hoexum de ‘stoep’ noemt: een parochiaal gebied, een gemeenschapsruimte voor mensen die in hetzelfde schuitje zijn terechtgekomen, namelijk de trein. Dat zij elkaar niet kennen staat small talk en dergelijke niet in de weg, aangezien het gevoel van collectief verzet tegen De Willekeur van Het Systeem daarvoor te sterk is. Een conducteur die een boete gaat uitschrijven kan rekenen op protest van de hele coupé.

Het is geen wonder dat Parks zich niet op zijn plaats voelt wanneer hij in de trein een boek wil lezen. De andere passagiers zijn voortdurend bezig met verder leven, en dat betekent over het algemeen: contact leggen met anderen. Ja, daarbij wordt gewoon ruziegemaakt, gegeten, gedronken en getelefoneerd – precies wat je aantreft in het mediterrane buitenleven. Ik heb in de trein, net als op straat, gesprekken gehad over theater, fietsen in Nederland, fietsen in Italië, de treinen in Oostenrijk, het proces tegen Berlusconi en de geschiedenis van Lazio, met mensen die ik niet ken maar zonder me ongemakkelijk te voelen. Blijkbaar is de upperlip van Parks zo stiff dat hij niet meegaat in het sociale gebeuren dat het Italiaanse treinreizen is. Je moet wel van erg goeden huize komen om die afspiegeling van de samenleving buiten beschouwing te laten.

Marko van der Wal

Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds enkele jaren blogt hij (onregelmatig) voor tirade.nu.

In de Oorshop

Over werken

IMG_3433Een tijdje terug nam ik een periode vrij van de horeca om mijn volle aandacht op het schrijven te richten. Omdat ik had uitgerekend dat mijn reserves me minstens twaalf maanden drijvend zouden houden, hield ik al het werk af dat niet met tekst te maken had. 

Ergens halverwege dat jaar werd mijn eerste verhaal gepubliceerd in Tirade, en niet lang daarna mocht ik met het begin van wat Hier sneeuwt het nooit zou worden langskomen bij Van Oorschot.

De dingen leken op hun plek te vallen. Mijn boek zou worden uitgegeven – in de winkels komen te liggen – en alles zou veranderen. 

Nu is het twee jaar later. Ik heb nog nooit zoveel in de horeca gewerkt als deze zomer. Mijn ochtenden gebruikte ik voor het afronden van mijn tweede boek, het redacteurschap van Tirade en het officemanagen van het bedrijfje dat Birre en ik samen hebben overgenomen. Tijd die niet naar werk (of korte, droomloze slaap) ging, was bestemd voor onze zoon Nadim. 

De laatste weken hebben meerdere mensen me verteld dat ik er zo goed uitzie. Dat ik ontspannen lijk; vrolijker dan normaal. Het waren niet mijn vrienden, voor de vriendschap was weinig tijd deze zomer. Het waren gasten van de nieuwe zaak waar ik kook, en op wiens onpartijdige mening ik wel moet vertrouwen. 

Zou het waar zijn? Heb ik drie banen – en bijna nul vrije tijd – nodig om gelukkig te worden? 

Is het volle schrijverschap de dood voor mijn humeur? 

Moet ik ophouden met verlangen naar de dag waarop ik nog maar één ding tegelijk hoef te doen?

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Waar wij vandaan komen

Vannacht werd ik wakker met deze tekst:

Mijn Verlosser hangt aan ‘t kruis,
hangt ten spot van snode smaders.
Zoon des Vaders,
waar is toch uw almacht thans,
waar uw goddelijke glans?

Mijn Verlosser hangt aan ‘t kruis,
en Hij hangt er mijnentwegen,
mij ten zegen.
Van de vloek maakt Hij mij vrij,
en zijn sterven zaligt mij.

En niet alleen de tekst, de muziek galmde diep binnen in mij, een flink kerkorgel begeleidde me.  Ik staarde in het donker naar de door een zacht windje wapperende gordijnen voor de opengeslagen balkondeuren.  Voor mij geen verlossing.

Dat komt: ik ben  gereformeerd opgevoed en ging tot mijn 18e ter kerke en bad en dankte zesmaal daags, en wij lazen tweemaal daags de bijbel en dat ging van kaft tot kaft, dus ik heb het boek wel enige malen volledig tot mij genomen. Tot zover mijn verder onbelast verleden. Ik kan ermee wakker worden, en dat is niet met schrik, want de kerk en ik hebben elkaar altijd redelijk in elkanders waarde gelaten, ik bleek een andere weg te moeten gaan, en vind veel andere boeken nu minstens zo goed, veel andere muziek zeer veel beter.

Op tv zag ik echter een item over een in omvang toenemende groep Australische bejaarden die langzaamaan weer Nederlands begint te praten en dat dat een probleem vormt. Een oud vrouwtje in Melbourne dat in een verpleeghuis ’s nachts wakker schrikt met ‘Mijn verlosser hangt aan ‘t kruis!’, en dat luide begint te zingen wekt bevreemding bij het Australisch personeel. Er is kortom een gierende behoefte aan Nederlandstalige verzorging aldaar. In de eerste helft van de vorige eeuw zijn veel Nederlanders gemigreerd naar onder meer Australië, Canada, Nieuw-Zeeland, Zuid-Afrika. In Nieuw-Zeeland heb ik verschillende winkels gezien waar je stroopwafels en pindakaas kon kopen, hagelslag en bitterballen.

Vorige maand las ik het boek  The Blood of the Lamb van de Amerikaanse schrijver Peter de Vries. Wat een naam voor een Amerikaanse schrijver! En inderdaad, het boek begint zo:

‘My father was not an immigrant in the usual sense of the term, not having emigrated from Holland, so to speak, on purpose. He sailed from Rotterdam intending merely to visit some Dutch relatives and friends who  had settled in America, but on the way over suffered such ghastly seasickness that a return voyage was unthinkable. He lay for a week in steerage while the worst storm in recent Atlantic memory flung him about his bed and even to the floor. Faces tumed green under scarlet sunburns were his sole unsympathetic company; Italians breathed garlic on him, Germans beer and wine. When at last they disembarked, he fell on his knees and kissed the American soil for no other reason than that it was not open water. To face that again was simply out of the question. He canceled his return paasage and sent to the Netherlands for his belongings. Thus was added Ben Wanderhope’s bit to that sturdy Old World stock from which this nation has sprung.’

Het boek is als roman een fascinerend geval, het begint als een verzameling anekdotes  van een immigrantenbestaan, de ouders die nog met het oude geloof leven, rare avonturen met een vuilniswagen, eerste liefdes,  de arme en de rijke ‘New York Dutch’ en het eindigt met een tenhemelschreiend droevige episode waarin de hoofdpersoon zijn dochtertje verliest aan leukemie. (eveneens biografisch voor De Vries) In die episode een van de aangrijpendste sterfscènes uit de wereldliteratuur. (Volgende week op deze plek: een ongelofelijk sterfscène  in een novelle van Pirandello).

In de licht dementerende hoofden van mogelijk duizenden emigranten leven op tienduizenden kilometers van hier stukjes 40-er en  50-er  jaren voort, gefossiliseerde tijd en taal.  Geïnteresseerd?  klik hier.

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Beeldvullers

Tien jaar geleden was ik figurant in een film. De film heette Supertex en was gebaseerd op het boek van Leon de Winter. Ik heb de film nog nooit gezien en ik heb ook nog nooit iemand gesproken die de film wel heeft gezien.
            Ik speelde de rol van een rouwende jood en moest meelopen in een begrafenisstoet. Ik kreeg een keppeltje op mijn hoofd. Mijn blonde haar en blauwe ogen vormden blijkbaar geen bezwaar.
            Wat me vooral fascineerde was de sociale interactie tussen de figuranten. Veel mensen bleken elkaar te kennen, omdat ze met z’n allen de filmsets van heel Nederland afliepen. Al die wandelaars en cafébezoekers die je in films ergens op de achtergrond ziet langskomen – het zijn dus altijd min of meer dezelfde mensen. Ongeveer de helft van hen was werkloos en vulde met dit werk hun uitkering aan. De andere helft droomde ervan om ooit een echte acteur te worden. Daar zaten mensen van in de vijftig tussen, die al decennialang beeldvullers waren.
            Ik kwam erachter dat er weinig dingen zo saai zijn als figureren in een film. Als anoniem onderdeel van een naamloze figurantenstoet heb ik een paar keer op en neer gelopen over een stukje grind van een joodse begraafplaats. De rest van de tijd stonden we met de hele groep te wachten met een bekertje koffie in onze hand. Het was winter en koud en in tegenstelling tot de andere figuranten had ik geen last van een kritiekloze bewondering voor alles wat met film te maken had.
            Mijn collega’s van die dag bleken nogal competitief. Ze pochten tegen elkaar hoeveel seconden ze in totaal in beeld waren geweest. Er was een man bij die nog nooit op televisie was geweest, hoewel hij wel al jaren ‘in het vak’ zat. De eindregisseurs knipten hem er telkens weer uit. Hij was erg lelijk maar ik weet niet zeker of het daaraan lag.
            Net als in andere beroepsgroepen bleek er ook onder figuranten een rangorde te bestaan. Aan het begin van de dag bepaalde iemand van de crew namelijk wie vooraan en wie achteraan mocht lopen. Als je lot was om achteraan te lopen, kon je net zo goed meteen weer naar huis gaan, want dan zou je waarschijnlijk nooit in beeld komen. Mensen feliciteerden of troostten elkaar met hun positie in de stoet.
            Ik weet niet meer hoeveel geld ik na afloop in mijn verkleumde handen kreeg geduwd. Heel veel was het in ieder geval niet. Maar ik had er dan ook niks voor hoeven doen, behalve een paar keer op en neer lopen over een kerkhof.

Salie

Twee jaar geleden, ik was toevallig over uit Florence, woonde ik een uitzending bij van het televisieprogramma Zomergasten. Niet als gast, niet omdat ik zelf iets uitzonderlijks had gepresteerd, maar omdat ik gezellig meereed met Maarten*. In de dalende zon, over lege wegen, zoefden we, gegidst door het knipperende blauwe bolletje op het scherm van de iPhone, richting mediapark.

zomergastenSlagboom langs, deur door, trappen op, gangetjes uit. De ruimte in waar redactie, crew en gasten samen naar de uitzending kijken. Jelle Brandt Corstius beende voorbij, op weg naar de presentatorstoel voor een soundcheck.

Het was de laatste uitzending in de reeks van 2011. Gast: Guy Verhofstadt.

In de televisiekijkruimte stonden losse tafeltjes en stoeltjes en, voor familie en vrienden van GV,  een grote hoekbank. Buiten was het nog licht, achter de grote ramen lag het parkeerterrein van het mediapark.

Op drie, vier televisieschermen volgden we de opening van het programma.

Maarten had me ooit uitgelegd dat Zomergastenregisseur Peter van Ingen hem ooit had uitgelegd dat in zijn (Peters) visie een Zomergastengesprek uit veel meer bestaat dan het gesprek alléén – in zijn holistische, organische programmaopvatting moeten niet alleen de voorbereiding van de presentator en redactie, maar álles om de uitzending heen even voortreffelijk zijn: de keuze en afwisseling van de gasten gedurende een seizoen, lengte en kwaliteit van de televisiefragmenten op een avond, website, decor, studio-techniek, de voorbereidingen op de dag van de uitzending.

Zelfs het voedsel dat gast, redactie, presentator en crew eten in de uren vóór en ná de uitzending moet uitgebalanceerd, verzorgd, doordacht zijn.

In 2011 werd de Zomergasten-catering verzorgd door David Hague. Ik ga de gerechten die hij met zijn assistent had opgetast, die zij bereidden en serveerden, hier niet opsommen, maar een grote, malse kippenpoot, de lekkerste kippenpoot die ik ooit gegeten heb, gebakken in knoflook, voorzien van een salie-striping kan niet onvermeld blijven.

Alles is in alles, meende Multatuli.

En inderdaad: aan die kippenpoot met salie kon je proeven met hoeveel liefde en aandacht Zomergasten wordt gemaakt.

Het had wel iets, trouwens: naar Hilversum rijden om daar in de studio een televisieprogramma te gaan zitten kijken dat een paar meter verderop wordt gemaakt.

Alsof je, uitgestrekt op de bank in zijn werkkamer, een uitdraai van de laatste Philip Roth ligt te lezen.

Na een paar fragmenten wenkte de floormanager me en nam me, gang door, steile trap op, mee naar de techniekruimte. Daar beneden zaten Jelle en Guy in het decor, in gesprek, en op dezelfde vloer, buiten beeld van de camera, zaten Peter van Ingen en nog twee mannen aan de regietafel.

Alles onder controle.

Wat zich achter de schermen van een productie afspeelt, speelt zich achter de schermen af. Maar dit is, denk ik,  nog wel sympathiek om te vertellen:  ook Aaf Brandt Corstius bevond zich onder het publiek dat zich op de grote hoekbank in het grote gasten- en medewerkersvertrek had verzameld om het gesprek tussen JBC en GV te volgen – het trotse gezicht waarmee zij haar broer in de gaten hield.

Dit jaar kijk ik weer gewoon thuis, in Florence, naar Zomergasten. Op ons dakterras. Meestal met een bevriend Nederlands stel. Iedere week serveer ik kippenpoten met salie – en iedere week smaken ze beter.

Tirade – niet per se actueel.

O, ja. In het vraaggesprek met Maarten Baas dat je onder de link in de openingsalinea van dit stukje vindt, brengt hij Boukje Schweigmans voorstelling Spiegel ter sprake. Haar jongste, Blaas, is de hele maand september te zien in Fort de Klop, Utrecht.

‘Is Blaas ook weer zo’n zwijgende voorstelling?’

‘Volgens mij wel.’

‘Best lekker na zes weken Zomergastengepraat.’

‘Pas op je woorden, vriend.’

Volgende week: de nieuwe Woody Allen, Blue Jasmine. En meer.

Noot

* Maarten Baas, ontwerper van de Zomergasten tafel en stoelen. Vrienden van het beeld opgelet: deze zomer was Baas aan het fröbelen in Boisbuchet. Op designboom een fotoverslag.

I am Woman

Het is gistermiddag, 13.00 uur. Ik ben al een paar uur wakker, maar mijn bed ben ik alleen nog maar uit geweest om ontbijt voor mezelf te maken en naar de WC te gaan (2x). Wel heb ik al drie afleveringen van Orange is the new Black gekeken (echt een aanrader, zie hier). Ik besluit om op te staan en een eindje te lopen voor koffie; dit is mijn eerste verdiende weekend in jaren en ik heb zin om er van te genieten.

Zodra ik het huis uit ben voel ik meteen hoe benauwd het buiten is. De vochtige lucht dringt zich op aan de jurk die ik draag, die ik al een paar dagen draag, en waarvan ik nu opeens besef dat ik hem in de was had moeten doen; hij ruikt muf. Op een vreemde manier voel ik me al een paar dagen heel eenzaam, maar ik kan er mijn vinger nog niet op leggen. Op straat heb ik het idee dat iedereen naar me kijkt en me beoordeelt, dat gevoel heb ik al een paar weken, en de afgelopen dagen was het oordeel weliswaar overwegend positief in mijn hoofd, maar vandaag stink ik, dus zakt de moed me in de schoenen. Ik besluit om te kijken of mijn vriendin Reowin thuis is, zij kan mij vast opvrolijken.

“Reo, ik geloof dat mijn confidence-dip een nieuw dieptepunt heeft bereikt.”
“Hoe bedoel je precies?”
“Ik bedoel dat ik me waardeloos en onaantrekkelijk voel, en dat ik stink.”
“Heb je de laatste tijd wel genoeg I am Woman geluisterd?”
Reowins vriendje, Harald, vindt het zielig voor me en biedt aan om koffie met me te gaan drinken. We gaan naar een hip koffietentje om de hoek. Ondertussen eet ik stukjes van het grote zuurdesembrood dat Harald steevast bij zich heeft.
Ik pak de Volkskrant-cryptogram erbij. 
“De Engelse Zwarte Piet belt er mee, 10 letters.”
“Black Berry?”
“Jezus, dat is slecht.”
“Nogal slecht ja.”

Als we weer thuis zijn neemt Reo me mee haar klerenkast in. Ik mag een jurk uitkiezen, dan voel ik me vast beter. Bovendien zal ik dan niet meer muf ruiken. Ze geeft me een lange rode jurk aan met kleine witte bloemetjes. Zelf trekt ze een lange gele jurk aan met kleine zwarte stippen.
“Ik zie er uit als een verpleegster uit de jaren ’50,” zegt Reowin.
“Schatje, je bent prachtig.”
Omdat ze een nieuwe agenda nodig heeft, lopen we de stad in. We zien er ontzettend vintage uit. Toch is er iets wat me niet lekker zit; ik heb nog steeds het idee dat er een groot rood kruis boven mijn hoofd zweeft en dat iedereen die mijn kant op kijkt gniffelend wegloopt. Het onbestemde rotgevoel zwelt aan als we in de Kalvertoren op de roltrap staan. Op de tassenafdeling van de V&D Back to School afdeling zie ik hoe een klein meisje samen met haar vader een schooltas aan het uitzoeken is. Onzeker houden ze een lichtrode Eastpak in hun handen. Is dit de tas die haar ongeschonden de brugklas door gaat krijgen? Ik weet niet zeker wie van de twee ik wil zijn, het kleine meisje of de vader – maar ik zou willen dat ik met iemand een schooltas kon uitzoeken. Helaas vinden we geen agenda voor Reowin.

Het einde van de middag nadert en het is tijd om na te denken over wat ik ga eten. Ik voel me compleet besluiteloos. Ik loop in licht vervreemde toestand terug naar huis. Aan het begin van de Utrechtsestraat spot ik de vlaggen van de MARQT. Misschien kan ik mezelf opvrolijken door veel te veel geld uit te geven aan biologisch fairtrade eten met een EKO-keurmerk. Ik loop met mijn trekmandje door de gangpaden en bedenk me dat ik er in deze outfit en in deze omgeving nog het meeste uitzie als een vermoeide Groenlinks-moeder. Op de broodafdeling kom ik een meisje tegen dat ik ken en maak een praatje met haar. Dan laat ze zich per ongeluk ontvallen dat mijn ex een nieuwe geliefde heeft. Ik heb zin om de fles aanmaaklimonade die ik in mijn handen houd (5 euro) op de grond te laten vallen, of misschien wel gewoon om in huilen uit te barsten. In plaats daarvan maak ik een grapje en verlaat zo snel mogelijk de winkel.

De laatste 300 meter naar mijn huis probeer ik de dag op een rijtje te zetten. Wat een godvergeten kutdag. Dan begint langzaamaan dit stukje zich in mijn hoofd te vormen. Ik herhaal Reo’s grapjes voor mezelf, ik denk aan Harald en zijn lieve obsessie voor lekker eten, aan de drie afleveringen van Orange is the New Black die Bittorrent inmiddels waarschijnlijk voor me heeft klaarstaan en aan het feit dat ik het me blijkbaar kan veroorloven om 5 euro uit te geven aan aanmaaklimonade. Fuck it, ik kan mijn rotgevoel zometeen in ieder geval omzetten in een overdreven tragi-komisch Tirade-stukje. Er is eigenlijk niets aan de hand. En die jurk staat me gewoon hartstikke goed.

Meer blogs

  • Afbeelding bij De bekende weg

    De bekende weg

    Het Zeeuwse dijkhuisje van B’s tante is al een jaar of twintig in mijn leven. Het is er stil, er is veel licht en de zee voelt heel dichtbij, maar rond de dijk is geen toerisme. Het enige wat er verandert is de tuin: er zijn meer rozen dan voorheen. De wilg is groter, en...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Zo alleen… Zo alleen 

    Zo alleen… Zo alleen 

    (beeld: Don Duyns) Uit de hengstebron gedronken hebben.   Ik schrijf over gegeven paarden en ogen van naalden.  Over brood op de keukenplank muizen die op tafel dansen en   klokjes die tikken.  Had het meisje geantwoord.  Hij had haar rode kapje gevolgd en zijn besluit genomen.  Ik ben een poëet, had ze piepend gezegd.  Aan de...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Geen weer

    Geen weer

    Omdat onze vriendengroep door aanvullende kinderen en huisdieren bijna alle vakantiehuizen ontgroeid is en de resterende vakantiehuizen hatelijk duur zijn geworden, bedacht ik een alternatief. We zouden een tentenkamp opslaan bij S en L, die sinds kort een boerderij met flink wat grond in Wardoe bewonen. Fikkie stoken, buiten koken, disco met de kinderen, sterrenstaren...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Sybren Sybesma
    Sybren Sybesma

    Sybren Sybesma (2001) werd in Leiden geboren. Na de middelbare school deed hij een jaar vooropleiding klassiek piano aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag. Daarna studeerde hij Biomedische Wetenschappen in Leiden.  Hij volgde een cursus korte verhalenschrijven aan de Schrijversvakschool in Amsterdam bij Nico Dros. Bij de Mare kerstverhalenwedstrijd won hij twee keer de derde prijs. Ander werk verscheen op De optimistOp ruwe planken en in het Friese literaire tijdschrift Ensafh. Hij zit in de redactie van Babel en studeert in Amsterdam. Hij speelt nog veel piano.

  • Foto van Twan Vet
    Twan Vet

    Twan Vet (1998) schrijft poëzie, proza en liedteksten. Hij blogt wekelijks voor Tirade.

    Zijn gedichten verschenen eerder in literaire tijdschriften zoals De Revisor, DW B en Het Liegend Konijn en in kranten zoals NRC en AD.

    De komende jaren werkt hij aan een dichtbundel, een non-fictieboek en een roman bij De Bezige Bij.

    Foto: Roderique Arisiaman

  • Foto van Jack de Boer
    Jack de Boer

    Jack de Boer (1966) is leerkracht in het speciaal basisonderwijs. Zijn meer dan vijfentwintig jaar aan onderwijservaring heeft hij opgedaan in Amsterdam en Franeker, en vormt een belangrijke bron voor zijn schrijverschap.

    Zijn fraaie, essayistische  De gelukkigste klas toont wat het betekent basischoolkinderen door een jaar heen te begeleiden, op weg naar een betere toekomst.