Are your underarms beautiful enough to show off?

Ik wist wel dat het moeilijk is om in de zomer een vrouw te zijn. Allereerst zijn er wintervetjes, maar daar wilde ik het niet over hebben, want een beetje vrouw heeft daar in augustus natuurlijk allang geen last meer van. Dan is er de gevreesde bikinilijn die, denk ik, aan de basis ligt van veel vriendschappen tussen vrouwen en wat dat betreft zo slecht nog niet is. Maar sinds gisteren heb ik er een nieuwe zorg bij. Met een paar ongelukkige internetkliks kwam ik plotseling terecht in de wondere wereld van…

Whitening Deodorant.
Deodorant om je okselhuid te bleken. Want die heeft dat nodig. Het schijnt dat veel vrouwen last hebben van een wat donker gekleurde okselhuid en dat ze zich daar voor schamen.

Ik ging meteen kijken.
Het was lastig te zeggen of mijn okselhuid donker was.
Eigenlijk heb ik onder mijn oksels altijd een hele hoop stoppels zitten waardoor je de huid niet goed kunt zien.
Een beetje onderzoek leverde op dat van de celebs in ieder geval Naomi Campbell, Beyoncé en Serena Williams met donkere oksels gespot zijn.
Dat is op zich niet heel gek, zij hebben alledrie een donkere huidskleur.
Maar het is toch vervelend voor ze.
Julia Roberts wordt daarentegen wel eens op de rode loper aangetroffen met ongeschoren oksels.
Hoe durft ze!
Maar goed, dat is een andere kwestie. Terug naar de dark chicken skin worries.
In Azië is whitening Deodorant big business.
Ik kan niet precies verstaan wat de vrouw in deze video zegt, maar ze is overduidelijk heel blij met haar Dove Whitening Deodorant.

En ook Nivea heeft het gat in de markt gevonden. Hun deodorant is zelfs extra whitening. Omdat ik niets beters te doen had besloot ik om een van hun commercials uit te typen:

Are your underarms beautiful enough to show off? Nivea extra whitening deodorant nourishes with natural ingredients, to repair, tighten and whiten underarm pores. In just two weeks! For smoother, whiter underarms – even up close (man kijkt begeerlijk naar oksel van vrouw). Extra whitening deodorant from Nivea. A hundred years of skin care for life!

De natuurlijke ingrediënten waar ze het over hebben zijn dropextracten (wat ik een vreemd bleekmiddel vind), avocado (wat ik ook een vreemd bleekmiddel vind) en Witch hazel. Witch hazel is een plant die in het Nederlands ‘Toverhazelaar’ heet. Dat klinkt dan weer wel veelbelovend.

Er is echter een probleem:

Er is geen probleem. Het kan me geen flikker schelen hoe mijn okselhuid er uit ziet. Totdat ik deze commercials zag had ik nog nooit gehoord van iemand die zich zorgen maakte over haar mogelijk iets donkerdere oksels. Verder onderzoek vertelt me bovendien dat het verkleuren van de okselhuid een resultaat is van deodorantgebruik. Lekker dan. Gebruik je jarenlang de deo’s van Dove en Nivea, blijken die vervelende bijwerkingen te hebben, moet je Dove en Nivea gaan gebruiken – alsof ze je een dienst bewijzen. Zul je zien dat ze in die whitening-shit iets stoppen waardoor je oksels over drie jaar blauw zijn.

Ik heb de hoop dat dit product verder zichzelf wel belachelijk zal maken. Ik wilde maar zeggen, handen de lucht in als je je niet voor je okselhuid schaamt.

In de Oorshop

Parels

IMG_3352Mijn tweede boek is bijna af. Vorige week ging ik bij redacteur Merijn langs om zijn laatste redactiesuggesties door te nemen. Ik ben altijd te vroeg voor dat soort afspraken. 

Als ik het me kan veroorloven, loop ik er zelfs heen. Dat betekent dat ik vanaf de Jordaan de hele Herengracht af moet, maar het is het meer dan waard. 

Je gaat je bruid ook niet met de brommer bij haar ouders halen.

Je wilt de Raadhuisstraat oversteken met de gedachte: Hier loop ik dan, op weg om mijn tweede boek te bespreken bij de uitgever. Je wilt jezelf ter hoogte van de Leidsestraat nog eens in je arm knijpen, en er op de Vijzelgracht bij stilstaan dat je hiervan al droomde toen je bij Panini werkte. 

Het stemmetje dat zich bij het voorbijlopen van het Thorbeckeplein opdringt om te miepen dat je straks weer gerecenseerd gaat worden, trap je aan de kant. ‘Rot op,’ zeg je. ‘Dit is mijn moment.’

Je wilt de tijd hebben om een haring te eten op de Utrechtsestraat en even in de boekhandel te kijken of je eerste boek er nog staat. (En ja: ze hebben het op voorraad. Of dat ene exemplaar is nog altijd niet verkocht). 

De deur van mijn uitgeverij kan sinds jaren niet op slot, wat het mogelijk maakt je redacteur te besluipen.

Merijns werkkamer is precies wat je ervan verwacht. 

Ja, zijn antieke tafel staat op een Perzisch tapijt. Er is een kast met eerste drukken.

Een verouderde computer staat op – inderdaad – een Gispenbureau. 

Natuurlijk heeft Merijn een hoornen bril. 

Ik zei toch: precies wat je verwacht. 

Nog een paar dagen om een en ander bij te schaven, dan kan Het laatste kind naar corrector Jaap.

Vanochtend trof ik, “Tjonge wat een mooi beeld. Allemachtig.” aan in de kantlijn. Ik ben meteen even een haring wezen eten. 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Erop of eronder, het stierengevecht revisited

Dat waar stierenvechten over gaat: Het intieme moment dat steeds terugkeert: onderwerping en vernedering van de toreador.

Het zeldzame geval dat ik het oneens blijk te zijn met  Rudy Kousbroek moet ik met beide handen aangrijpen. Omdat er helaas geen Verzameld werk van Kousbroek is kan ik het niet goed nazoeken maar in 1 van zijn fotosyntheseboeken staat een foto van een toreador, met een akelig mondje. Kousbroek kaffert de man uit: het is een verwende bek van een slecht mens: stierenvechten is zeer verwerpelijk.  Een pruillipje van een dreinkind, zoiets vindt Kousbroek ervan.

Ik reisde deze zomer naar Noord Spanje, waar ik nog nooit geweest was. In Villasante de Montija, een mooi stoffig dorpje in Noord Spanje aten we tapas en dronken  ijskoude vino rosado in El Crucero tot om 22 uur eindelijk de keuken openging. Het zat er stampvol met vooral mannen. De tv stond aan, het is het seizoen, stierenvechten op het scherm. Ik had nog nooit een heel gevecht gezien, maar heb ik dat café over verschillende avonden verspreid een tiental gevechten gezien.  Ik ben vooral gefascineerd geraakt door twee zaken: de stilering van het gevecht en het algemeen gevoeld hoogtepunt: het falen  van de toreador.

De Spaanse bevolking in het café zal de stilering al te goed kennen om er voortdurend veel aandacht voor te hebben, maar de falende toreador kon altijd rekenen op het neerleggen van kaarten, het wegzetten van glazen en naar de tv lopen: hoewel de uitkomst altijd vaststaat: de stier sterft, is het hoogtepunt  van het gevecht de pijn van de toreador.

Mijn opa was een boer, ik had veel huisdieren vroeger, wilde van mijn 6e tot mijn 16e  bioloog worden en houd van dieren en bestudeerde ze zeer intensief, maar mis inmiddels vrijwel elke sentimentaliteit aangaande dieren.  Ik heb voldoende merels, vinken, Turkse tortels , pimpelmeesbaby’s  getracht op te voeden als ze uit hun nest gelazerd waren om te weten dat de 5% die het haalt evenzo goed straks door de kat gepakt wordt.  En al deze vogels vind ik nog steeds schitterend. Ik kan niet om een vogel heen kijken.  Intussen is het zien afmaken van een stier meestal niet zo plezierig. De anderhalf miljoen runderen die wij jaarlijks wegkauwen laten we dan ook achter gesloten deuren afmaken en verwerken tot bitterballetjes en haasbiefstukjes en gehakt voor in de lasagne.  Ik zie zelf geen verschil tussen de ene dode stier en de andere, en ik ben van mening dat wie een kip kan eten, haar ook moet kunnen doden. (Ik heb eens in Zweden uit honger iets moeten doden om te eten.)

Als een toreador tot zijn verbazing geraakt is, zo zag ik een keer, neemt hij zijn schoenen af, zet ze naast elkaar en vecht op sokken verder, uit respect voor de stier, of om hem te vernederen? Hoe zou Theseus de Minotaurus verslagen hebben en betekent die woldraad eigenlijk nog wat in het bestaan van die rode lap?

Ik was verbaasd het pruillipje en de houding van Kousbroeks toreador verschillende malen exact zo te zien in Spanje, het is niet iets persoonlijks  maar behoort bij de conventies die ik nog niet goed begrijp.  Heeft Kousbroek dat niet gezien: hij maakt het persoonlijk waar het al na een paar gevechten iets algemeens blijkt.

Ik geniet niet van het doden van de stier, maar ik geniet met de Spanjaarden van het falen van de toreador, één moment in de zoveel wedstrijden is zo’n stoere knaap volledig de speelbal van iets woedends dat vele malen sterker is dan hij, en dat hem dood wil. Regelmatig komt zo iemand er dan ook heel beschadigd uit. En waarom vinden we dat nou allemaal zo plezierig om naar te kijken? Ik geniet van de woedende stier, zijn kracht en energie. En ik zou willen streven naar een gelijkwaardiger kans voor de stier,  meer een een op een gevecht.  Ik lees dat heel soms een stier van de voorzitter zijn leven terugkrijgt: bij uitzonderlijke gevallen mag de stier niet gedood. Dat is dan toch wel weer het allermooist.

Uit overwegingen van diversiteit van cultuur denk ik dat we stierenvechten beter kunnen laten voortbestaan, al begrijpen we het niet helemaal. De McDonaldisering van de cultuur wenst eenvormigheid en smaakslapte. En dat we dieren eten maar in het geniep doden. En dan die lachende clown erbij.

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

De verleider

De afgelopen tijd hebben maar liefst drie vrienden of kennissen van mij opgebiecht dat ze ooit The Game hebben gelezen. En dat terwijl ik altijd dacht geen The Game-lezers te kennen. The Game-lezers zijn namelijk nogal zielig.
         
Kort samengevat is The Game een handboek voor het versieren van vrouwen. Er wordt een stappenplan in uitgelegd en als je al die stappen maar nauwgezet volgt dan bereik je als aspirant-vrouwenversierder je doel. Een van de lessen van de schrijver is dat je je tijdens een van deze stappen als een eikel moet gedragen. De meeste mannen gaat dit van nature al goed af, voor alle andere mannen is er The Game. Dat zijn de zachtaardige, vriendelijke jongens die plotseling geforceerd bijdehand gaan doen. Voor hen – ik denk zo’n 20% van de hoger opgeleide mannelijke bevolking tussen de 15 en de 25 – is The Game niets anders dan hun bijbel.
          
Kortgeleden kwam ik erachter dat er in de Nederlandse literatuur een vergelijkbaar boek bestaat. Bij tweedehandsboekhandel JOOT vond ik in hun één euro-kast de roman De verleider van Theo Kars. Net als in The Game wordt erin beschreven hoe een man ‘volkomen nuchter en berekenend te werk kan gaan bij het veroveren van vrouwen’, zoals op de achterflap staat. Daar staat ook dat De verleider, wederom net als The Game, ‘een koele ontleding van de verleidingsmethoden’ is.
          
Het exemplaar van De verleider dat ik nu in huis heb, was vroeger van Thomas Verbogt. Zijn naam heeft hij op de titelpagina geschreven, met daaronder: ‘29-XI-72’. Bij het snelle doorbladeren vond ik geen aantekeningen of uitroeptekens bij bepaalde veroveringstechnieken.

Weerloos

Vorige week nodigde ik je hier uit om Tirade te volgen op Twitter of ons te ‘bevrienden’ op Facebook. Die uitnodiging werd gretig aanvaard: vele tientallen intellectuelen, Facebookende huisvrouwen (m/v), studenten en Zelfstandigen Zonder Personeel En Zonder Iets Omhanden begonnen ons stante pede te volgen.

En dat is dom.

Het was namelijk een val. Een lok-oproep.

We wilden alleen de digitale meelopers er even uitvissen.

Auteurs en aspirant-auteurs onder onze nieuwe volgers en vrienden kunnen toekomstige publicaties in Tirade dus wel op hun buik schrijven.

Hahaha, sukkels! Het was een val! EEN VAL!

Nee, hoor. Grapje. We vinden het juist hartstikke leuk dat je ons volgt/onze hartsvriend (m/v) bent en als nieuwe volger/vriend word je verzocht z.s.m. je fysieke postadres aan de administratie van Tirade door te geven, want om de neurodegeneratieve werking van de sociale media te compenseren, willen we je graag een Tirade Verrassingspakket voor de Complete Geestelijke Verzorging toesturen met daarin, onder meer, alle reeds verschenen delen uit de Russische Bibliotheek, zes jaargangen Tirade, een Cees Nooteboom kleurplaat (‘Opa Cees is tachtig jaar geworden… help jij hem alle kaarsjes een vrolijk kleurtje te geven?’), viltstiften, een glitterbril waarmee je op eigentijdse wijze de blits kunt maken in een van de vele boekendisco’s die ons prachtland rijk is, een hoela hoep om je moves mee te oefenen, en nog véél, véél meer…

Nee, hoor… grapje! Hahahaha! Zoek het gewoon lekker zelf uit met je sociale media, kan ons het schelen wat je daar uitspookt, zolang je je maar gewoon op Tirade abonneert, onze nummers leest, en het ge-eikel op dit blog een beetje volgt, vinden wij, vind ik althans, alles best.

Nee, hoor, grapje! Behalve dat laatste dan!

Godverdomme… ik weet zelf gewoon niet meer wat ik meen en wat niet…

Het is bijna griezelig!

Nou, goed… sla de alinea’s hierboven gerust over, het schrijvertje is warmgedraaid, dus dan kunnen we nu… beginnen! Joehoe! Hahaha! Kopje koffie, mijnheer Knol? Lekker Eline*, zet daar maar neer, dankjewel… zo, een vriendschappelijke pets op je secretariële achterste… klats!… en laat me nu alsjeblieft een minuutje of drie met rust, want ik moet even wat hoogwaardige ongein inkloppen voor de intellectuele voorhoede van Nederland (want dát mag ook weleens gezegd worden!).

Deze week een stukje onder de eenvoudig bedrieglijke titel: post.

Post

Toen mijn gezin en ik alweer viereneenhalf jaar geleden naar Florence* emigreerden – mijn kinderen, die kleine arrogante kutsnobs, zeggen altijd Firenze – maakte ik me vooral zorgen over de postbestelling. De Italiaanse posterijen, de Poste Italiane, zijn berucht (traag, onbetrouwbaar), zeker, maar tot op heden – knock on wood – is er nog nooit iets zoekgeraakt. Brieven, rekeningen, tekeningen, cadeautjes en pakketjes… het komt allemaal ongeschonden aan. Ook de post die wij naar Nederland, de VS en het verre oosten versturen bereikt, voor zover ik kan nagaan, allemaal netjes z’n bestemming.

      Vooralsnog.

Ik ben niet de eerste auteur uit de NED-LIT die eenmaal gevestigd in den vreemde een verhoogde belangstelling ontwikkelt voor het lot van zijn poststukken. Zo noteerde mijn al in de jaren zeventig geëmigreerde collega W.F. Hermans – die bij zijn vlucht uit Nederland bleef steken in Parijs – onder het pseudoniem Age Bijkaart in een stukje in Het Parool van 23-09-1978 (waarin hij onder meer de Franse en de Nederlandse posterijen met elkaar vergelijkt): ‘Zo weerloos als een brief in een brievenbus zou eigenlijk een staande uitdrukking moeten zijn. Psychopaten gaan soms de brievenbussen langs, gieten er een scheut benzine in, gooien er een brandende lucifer achteraan. Maar dit gebeurt niet dagelijks.’

Maar het gebeurt wel. Nog steeds. Ook in NL.

Zoals NRC Handelsblad – een krant die ik, gelegen in mijn Florentijnse hangmat, al uit heb (iPad, pdf) tegen de tijd dat de papieren uitvoering nog op de mat bij mijn Nederlandse vrienden moet vallen – vorige week, 29/07/13, berichtte, ik copy-paste: ‘Futloze bezorger steekt post in brand Door onze correspondent MAASTRICHT. Een bezorger van POSTNL heeft post voor adressen in delen van de dorpen Swalmen en Posterholt (bij Roermond) verbrand. De 26-jarige vrouw zei geen zin meer te hebben in het afleveren van de stukken. (…) PostNL heeft geen idee hoeveel post in vlammen is opgegaan. De meeste stukken zullen verloren zijn gegaan. Mocht er alsnog wat worden teruggevonden, dan wordt die post nabezorgd. PostNL zegt dat het gaat om een incident.’

Lachen!

Uitgerekend in de week dat de gedigitaliseerde versie van Jacques Tati’s klassieke postbodefilm Jour de Fête (1949) in roulatie ging. Over die film kunnen we, overigens/by the way, kort zijn: wie hem nooit zag móet ernaartoe. Wie hem al eens gezien heeft, wíl er naartoe. [En nu is het een kwestie van discipline om de afslag Il postino te negeren.]

het oude frankrijkIk ben zo ontvankelijk voor alle posttijdingen omdat ik net een boekje heb gelezen dat een Nederlandse kennis me had toegestuurd omdat het dorpje dat erin wordt beschreven hem wel wat aan Harkdorp deed denken. Het boekje, Het oude Frankrijk/ Vieille France, dateert uit 1933, is geschreven door Roger Martin du Gard (RMG) en roept een dag uit het leven van een postbode op. RMG spreekt zelf van ‘dit simpele album met dorpsschetsen’ en volgens de verantwoording is HOF/VF ‘het enige tragikomische boek’ dat hij, RMG, ooit heeft geschreven.

Ik kende Roger Martin du Gard – in 1937 werd hem de Nobelprijs voor Literatuur toegekend – alleen van het sterke De verdrinking, dat een jaar of vijf geleden in NL vertaling verscheen. Zijn werk – een oordeel dat ik inmiddels baseer op twee boekjes – doet wel wat denken aan dat van Proust en van Nabokov, maar is wat ‘gewoner’, ‘warmer’ , ‘menselijker’.

Vieille France beschrijft, zoals gezegd, één dag uit het leven van een postbode,  Paul Joigneau heet ie. Hij blijkt de spil van het dorp. Niet alleen omdat hij iedereen uithoort, maar ook omdat hij brieven open stoomt en de informatie die hij zo opdoet doorspeelt aan de burgermeester en inzet voor zijn eigen machinaties. PRISM avant la lettre. Toch is het niet, of niet alleen, dit kluchtige uitgangspunt dat Vieille France zo aardig maakt; Martin du Gard schetst mooie portretten van de dorpelingen – de eenzame oude man wiens kunstgebit niet meer past en die daarom, net als zijn kat, alleen nog maar in melk gedoopt brood eet, is onvergetelijk – maar vooral weet hij zijn personages, het dorp waarin zij wonen, de landelijke zomerdag waarop hij zijn vertelling situeert zo zintuiglijk en lichamelijk te beschrijven.

Moet je bijvoorbeeld kijken hoe mooi ie hoofdstuk XV opent:

‘Gedurende het kwartier dat Joigneau in die kroeg heeft gezeten, is de lucht betrokken. In het bos is het net een hete oven. Er zijn dichte zwermen muggen, net alsof het al aan het einde van de middag is; de geur van paddenstoelen blijft vlak boven de grond hangen. In het dennenbos knispert de rossige grond als beschuitkruim onder de fietsbanden, geen zuchtje wind beweegt de grote waaiers van varens die op hun spichtige stengels oprijzen.

‘Vooruit Pic! Hup, vooruit Mirabole!’ roept hij de honden toe, die hem met de tong uit de bek volgen en zich om de haverklap met een dof geluid op de grond laten vallen om dan meteen weer verder te gaan, hijgend en wel.

In de richting van Ville-Grande komt aan de horizon een grote donkere wolk opbollen. En terwijl Joigneau het dorp binnenrijdt, kondigt ver verwijderd gerommel het onweer aan.’ (2009;p.68)*

Vooral die ‘rossige grond’ die ‘als beschuitkruim’ onder de fietsbanden knispert’ vind ik prachtig.

Net als het ‘opbollen’ van die grote donkere wolk.

Er staan ook een paar nare, pijnlijke passages in het boekje. Maar ja: da kannie anders hè? Anders isset geen li-te-ra-tuur! Literatuur moet schuren. Anders kun je net zo goed de hele dag grote, zachte, zoete slagroomtaarten  gaan zitten eten en je grotemensenPamper vol poep scheten.

Het oude Frankrijk is niet meer leverbaar, maar je kunt het nog wel bestellen via boekwinkeltjes.nl  En dan maar hopen dat jouw postbode niet net op de dag dat ie jouw exemplaar van Roger Martin du Gards Het oude Frankrijk zou bezorgen, een of ander weiland of schoolplein oploopt om zijn lading kaarten, brieven, pakjes in de fik te steken.

Fin

‘God, wat leuk… het einde sluit aan op het begin… Geniaal is hij die de cirkel vierkant maakt, stelde Freek de Jonge ooit, maar fijn dat ie bij jou nog ouderwets rond is.’

‘Ja, jammer alleen dat jij de vorm nu tot een ei trekt, rekt door d’r nog een beetje achteraan te gaan zitten ouwehoeren.’

‘Sinds het Modernisme zien we een werk alleen nog voor vol aan wanneer het op zichzelf reflecteert.’

‘Dan zie je het maar niet voor vol aan.’

‘Wat ga je volgende week voor ons maken, mijnheer Chagrijn?’

‘Geen flauw idee. Geen stukje waarin ik aan het slot de opening nog even laat oplichten denk ik.’

‘Wat jammer. Je moet je nooit iets aantrekken van kritiek.’

‘En van goede raad?’

Tirade – als de post een cadeautje mag zijn.

‘Je klefste slogan ooit.’

Voor een lofzang op Pablo Bergers Blancanieves (2013) is hier helaas geen ruimte meer – dat komt een andere keer, mevrouw, mijnheer.

Noten

*Eline = Eline Struweel, p.a.

* Wij zijn destijds hiernaartoe verhuisd omdat hier, in het katholieke zuiden, veel meer markt is voor grote goochelshows, en voor circus in het algemeen natuurlijk (Zampanò! Zampanò!), dan in het sobere, fantasieloze, calvinistische Nederland; op het uitbundige, bonte aanplakbiljet waarop mijn voorstellingen worden aangekondigd staat zelfs (ik vertaal): ‘Er is maar één Italiaan die beter goochelt dan Martino Knollio – en dat is de paus.’

* Het oude Frankrijk  (vertaald uit het Frans door Jan Keppler). Vieille France (1933). In 2004 verschenen bij Comenius, in 2009 herdrukt door Uitgeverij L.J. Veen.

Kort en bondig

‘Wat is jouw favoriet?’

‘Eh, het is al een tijd geleden… Hoe heet hij ook alweer? Van den… Van der…?’

‘Van der Kar-bar-gen-bok!’ riepen we tegelijk.

De andere namen uit Bordewijks zendersroman Bint ben ik ik sinds de middelbare school zo goed als allemaal vergeten. Ik las het destijds voor De Lijst, wat voor mij geen geschikte situatie was want als iets móét heb ik er automatisch bezwaar tegen. Met Bint had ik de grootste moeite, herinner ik me, en ik deed er ongelooflijk lang over om het uit te krijgen terwijl het boekje hooguit honderd pagina’s telt. Ik was voor De Lijst bovendien andere dingen aan het lezen: Max Denderdmondes De wereld gaat aan vlijt ten onder (in de vergetelheid), de Mei van Gorter (koos niemand) en Hans Warren (tja).

‘Zeer geslaagd, die beschrijving van een klas vol roofdieren,’ begon mijn goede vriend de novelle de hemel in te prijzen. Ik kon niet bedenken welke dieren hij bedoelde. Bij Van der Karbargenbok denk ik aan een kruising van een prijswinnend biggetje en een bok, maar het bleek een gier te zijn. Er kwamen nog andere namen, bijna zoals het gedrukt staat: ‘Toen ging hij lezen. – Whimpysinger – De Moraatz – Neutebeum – Nittikson – Surdie Finnis – Te Wigchel – Kiekertak –’ En zo verder.

‘Kattadreuve of zo toch ook?’ wierp ik maar in de strijd.

‘Dat is Karakter, lul…’

Ik liet me terugvallen in het gras. Wist ik veel, volgens mij heb ik na Bint (en Blokken en Knorrende beesten) geen Bordewijk meer aangeraakt. Misschien heb ik de verfilming gezien.

‘Het gaat natuurlijk om de enorme kortheid van die Bint en De Bree,’ ging hij verder. ‘Tucht, regelmaat. Korte zinnen.’ Ik ken inderdaad weinig mensen die nog werkverslaafder zijn dan de jongen die mij dit vertelde. Ik las een stukje voor uit het boek dat ik op dat moment op mijn borst had liggen, het was Bij nader inzien van Voskuil, maar dat kon hem absoluut niet bekoren. ‘Dat is toch geen schrijven, man.’

Ik zei dat ik het fantastisch vond, waarop hij een tegenbod deed door voor te lezen uit iets van F. Springer. Volgens mij visten we in dezelfde vijver. Die van kort en bondig, zeer Nederlands van inborst. Ik besloot als tussendoortje Bint te gaan lezen.

De hoofdpersoon uit het boek, De Bree, deed me bij nader inzien denken aan mijn eigen docent Nederlands van de middelbare school, onder wie ik het boek de eerste keer las. Zij kon ook voortreffelijk wegkomen met uitspraken als ‘Er wordt hier niet gesproken!’ terwijl er nog geen woord gezegd was. Ook iemand laten nakomen of wegsturen ging net zoals bij De Bree (ik citeer uit het hoofd, met het risico dat ik kortheid hier verwar met kortaf zijn):

– Meneer, mag het raam dicht?

– Van der Karbargenbok komt zaterdags terug van twee tot vier.

– Maar dan viert mijn oom zijn verjaardag.

– Van der Karbargenbok komt ook terug van vier tot tien.

Zo keihard heeft mijn docent de orde nooit gehandhaafd, maar ze stuurde wel eens iemand weg alleen bij het zien van de kop in kwestie. De door Bint oplegde tucht maakt Bint uiteindelijk kapot. Hij past niet meer in zijn eigen systeem omdat hij inziet dat hij zijn eigen regels niet kan naleven. Aan het eind blijft het een mysterie wat er werkelijk met hem gebeurd is.

Mijn favoriete naam uit Bint is nu Taas Daamde.

Marko van der Wal

Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds enkele jaren blogt hij (onregelmatig) voor tirade.nu.

Meer blogs

  • Afbeelding bij De bekende weg

    De bekende weg

    Het Zeeuwse dijkhuisje van B’s tante is al een jaar of twintig in mijn leven. Het is er stil, er is veel licht en de zee voelt heel dichtbij, maar rond de dijk is geen toerisme. Het enige wat er verandert is de tuin: er zijn meer rozen dan voorheen. De wilg is groter, en...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Zo alleen… Zo alleen 

    Zo alleen… Zo alleen 

    (beeld: Don Duyns) Uit de hengstebron gedronken hebben.   Ik schrijf over gegeven paarden en ogen van naalden.  Over brood op de keukenplank muizen die op tafel dansen en   klokjes die tikken.  Had het meisje geantwoord.  Hij had haar rode kapje gevolgd en zijn besluit genomen.  Ik ben een poëet, had ze piepend gezegd.  Aan de...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Geen weer

    Geen weer

    Omdat onze vriendengroep door aanvullende kinderen en huisdieren bijna alle vakantiehuizen ontgroeid is en de resterende vakantiehuizen hatelijk duur zijn geworden, bedacht ik een alternatief. We zouden een tentenkamp opslaan bij S en L, die sinds kort een boerderij met flink wat grond in Wardoe bewonen. Fikkie stoken, buiten koken, disco met de kinderen, sterrenstaren...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Femke Lucia
    Femke Lucia

    Femke Lucia (Bogota, 1998) is een eerlijke schrijver, die realistische, menselijke verhalen in een magisch daglicht zet. Ze schrijft omdat ze gelooft in de kracht van verhalen en hecht veel waarde aan gemeenschappelijkheid, haar voorouders en Latijns Amerikaanse muziek. Ze bevindt zich in een zoektocht naar de vorm en betekenis van het schrijverschap, en laat zich daarbij leiden door haar eigen ritme en intuïtie.

  • Foto van Machiel Jansen
    Machiel Jansen

    Machiel Jansen blogt voor Tirade incidenteel over zaken die ‘Big Data’ raken. Hij leidt het Scalable Data Analytics-team bij SURFsara Amsterdam. Machiel is gepromoveerd op Knowledge Engineering en heeft in 2007 bij verschillende bedrijven en universiteiten aan SURFsara gewerkt.

  • Foto van Alexander Baneman
    Alexander Baneman

    Alexander Baneman (Amsterdam, 1986) publiceerde in o.m. Tirade, De Revisor en De Parelduiker. In november verschijnt zijn debuutroman De schim van Raamswolde bij Van Oorschot.