Surviving Pessoa

Twee maanden bloggen voor Tirade. Of ik dat wilde doen. Ja, tuurlijk, zei een gehoornd stemmetje dat zich op mijn linkerschouder had neergevlijd. Op de andere schouder sloeg het engeltje in paniek (engelen zijn zoals u weet notoir digibeet). Ga je dat wel kunnen, met je vingers die brekebeen spelen op het klavier, met je bloeddoorlopen ogen die verdwalen tussen de lettertypes, met je hersens die kaasfondue worden van die overdaad aan websites?

Tuurlijk, hou toch gewoon je geslachtsloze bek. En het engeltje droop af.

Maar weg was niet de onrust, wat me bij Pessoa brengt. In Het boek der rusteloosheid schrijft hij: ‘Afzien van het leven om niet af te zien van jezelf.’ Het leven als tegenpool van jezelf. Ongetwijfeld waar, maar dat is geen ramp. Het enige wat je moet doen, is een verbindingsweg kiezen. Een boek, een psychiater, een feestje in Haren, of – ach, waarom niet – een blog. We naderen het leven.

[foto verwijderd op last van fotograaf]

PS Pessoa is de kerel met de gele helm op de foto.

In de Oorshop

Laatste dag

Ik had er langzaam naartoe willen werken. Af willen tellen, zo van: nog drie dagen, twee, een… Maar het lukte niet. Ik ben slecht in afscheid nemen.

Afscheiden worden gemakkelijk overdreven, maar ze zijn ook nooit groots genoeg. Ga maar eens op Schiphol kijken als je overdreven afscheid wilt zien, en denk voor gebrek aan grootsheid aan hoe je laatst je moeder gedag zei*. 

Het is waar dat ik graag wat langer bij jullie gebleven was, maar zoals Eric van Bentum ooit in zijn beroemdgeworden ontslagbrief schreef: ‘Aan alles zit een einde, aan een salsiccia** zelfs twee.’ Mijn 45 dagen zitten erop, en na een korte zomerstop zal een andere schrijver deze blog overnemen. Ik wens hem of haar succes en vooral plezier. 

Rest me jou, mijn denkbeeldige lezer, te bedanken voor je aandacht. Je was een goede luisteraar, en bracht het beste in me boven. Denk ik. Waren deze dertig stukjes het beste wat ik voor je kon doen? 

Altruisme bestaat niet, maar ik kan er wel op hopen dat wat mij blij maakte voor jou ook gewerkt heeft. In ieder geval heb ik mijn grenzen voor je verlegd: zo had ik me stellig voorgenomen nooit over mijn kinderen of huisdieren te schrijven***, maar kijk nou eens… Otis de Hond wordt door vreemden op straat herkend.

Laat het los, Gil. Kom, verman je. Het is goed geweest, zo****. Schrijf de laatste woorden van je laatste dag en ga Otis uitlaten. De zon schijnt. 

Je kunt het. Het moet. Tanden op elkaar.

Drie

twee

een.

 

 

* Ze wordt ouder, je moeder. En wat zei ze nou, over de voorrem van haar fiets?

** Verse worst.

*** Waaraan Sjoerd Jurkovich, toekomstig schrijver van De beste vrienden die ik nooit had, me gisteren herinnerde.

**** Als iemand ergens in een clubblaadje of in een uithoek van het internet een plekje vrijheeft waar ik mag doorgaan met columns schrijven mag hij of zij me dag en nacht bellen!!!! Ik kan vanmiddag nog beginnen.

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

De eeuwigheid in 2000 bytes

Het is moeilijk om over geluk te schrijven. Schrijven over verlies, dreigend verlies of lang verloren geluk is veel makkelijker. Dat heeft waarschijnlijk met afstand te maken, met het vermogen je beschouwend op te stellen. 

Wat mij betreft is een belangrijk kenmerk van gelukkige momenten de onmiddellijkheid ervan. Het ervaren van intens geluk laat weinig ruimte voor andere gewaarwordingen. Ons beschouwend vermogen valt weg, en daarmee de mogelijkheid het geluk te beschrijven, behalve in de meest afgrijselijke termen als allesverzengend, tot in het diepst van mijn ziel snijdend, bijzonder en transcendent.

Fuck transcendentie, denk ik dan. Een beetje man ervaart al allesverzengendheid als hij zit te kakken. 

Geluk is sowieso moeilijk voor iemand als ik, die altijd het vochtig verval achter de gevels ruikt en in een pasgeboren kind de grijnzende schedel al kan zien. Bij het horen van kleuterstemmen op het plein achter ons huis stel ik me vast voor hoe zangerig en nasaal ze zullen klinken als die stroopbesmeerde kinnetjes straks tien centimeter lager hangen.

Toch ben ik geen ongelukkige man. De neiging het einde in alle begin te zien, maakt ook dat ik me steeds bewust ben van de kostbaarheid van mijn momenten, dat ik ze vast wil kunnen houden. Misschien is het waarom ik schrijf.

Iemand vertelde me laatst dat een foto die op internet geplaatst is altijd ergens terug te vinden blijft. Dat is een vorm van onsterfelijkheid die vroeger alleen door de allergrootste kunst gehaald werd. Mocht het echt zo zijn, mag ik dan de linksbovenstaande 2000 bytes de eeuwigheid toewensen?

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

So far, so very good

Afgelopen zaterdag waren we in Laren. Laren is afgrijselijk, maar ik kan onze reis erheen uitleggen op een manier die iedereen begrijpt: midden in het dorp, op een bomig plein met vijver dat natuurlijk de Brink heet, staat de beste poffertjeskraam van Nederland. Nadim zou er zijn eerste poffer gaan eten.

Bij mij op schoot, handjes op de met plastic overtrokken tafel, wachtte het blonde bolleke geduldig. Kennelijk voelde het aan dat er iets Groots te gebeuren stond. Nauwlettend volgde het de obers in de witte jassen, hun geroepen bestellingen* en de bewegingen van de koks achter het zilveren poffertjesorgel. De geboetseerde boterberg had in het bijzonder Nadims interesse. 

Om niet de hele tijd naar de poedersuikerman te staren (iemand die kennelijk als enige taak heeft alle bestellingen van poedersuiker te voorzien), keek ik ook wat naar de mensen om ons heen. Er waren veel blonde mannen van mijn leeftijd in poloshirts met polospelertjes erop, die wafels en poffers voor hun mooie vrouwen en nog mooiere kinderen kochten met scherpe biljetten uit Castelijn en Beerens portemonnees. De lijven van de mannen leken hun babyzachtheid nooit te hebben afgeschud. Hun handen waren bleek en glimmend als die van Nadim; de vingers schijnbaar knokkelloos. 

In haar autobiografische laatste boek The Mistress’s Daughter schrijft A.M. Homes: “Did I ever say how precariously positioned I feel – on the edge of the earth, as though my permit could be revoked at any second?” Ik heb die zin overgetikt, geprint en uitgeknipt. Al jaren hangt hij boven mijn bureau, waar dat ook staat. 

Onze poffertjes kwamen. Nadim, die geboren lijkt met het arbeidsethos van zijn moeder, maakte er korte metten mee en wilde toen ook de mijne wel proberen (die hadden extra aandacht van de poedersuikerman gekregen). Het kostte nogal wat moeite de kleine gozer uit te leggen dat hij de komende twee jaar nog geen suiker zou mogen. We dronken appelsap, en Birre probeerde Nadim te leren hoe je een rietje gebruikt. Het meest belangrijke onderdeel van rietjesgebruik – het zuigen – kreeg ze niet overgebracht. Nadim bleef steken bij op het plastic bijten en moeilijk kijken. 

‘Die mannen’, zei ik tegen Birre, mijn hand half voor mijn mond zodat de mensen aan het tafeltje naast ons het niet zouden horen, ‘denk je dat ze wel eens slecht slapen?’

Birre liet haar rietje zakken en keek om zich heen. Daarna trok ze haar schouders op. ‘Wat bedoel je?’

‘Ze lijken zo op hun gemak te zijn. Alsof ze niet weten dat alles elk moment heel gruwelijk verkeerd kan gaan. Als kinderen. Als hele grote baby’s.’

Nadim werkte zich uit mijn armen, greep mijn lege poffertjesbordje vast en keerde het om. Een wolk poedersuiker kwam tussen Birre en mij in te hangen. Twee seconden van onze levens verstreken, waarin niemand doodging of voorgoed verloren raakte.

Het was de zomer van 2012. We moesten heel erg lachen. Birre was jong en mooi en Nadim had net zijn eerste poffertjes gegeten. Zolang we hier in Laren bleven kon er – getuige de ontspanning van de mannen om ons heen – niets gebeuren. In ieder geval zou ons de tijd gegund zijn om nog een portie wafels te bestellen. 

 

 

* Hoe werk dat systeem in die kramen? Zit er een oma in de boterberg die alles netjes invoert? 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Een ochtend in Palladina

Al mijn verhalen spelen zich op imaginaire plekken af. Ook al staat er Palermo boven een tekst: het is niet meer dan een sfeerindicatie, een woord dat het decor helpt bouwen. Een tijdje terug vroeg iemand me (ik geloof Kenneth van Zijl) waarom dat was; of de werkelijkheid voor mij misschien tekortschoot. 

Ik antwoordde – zoals meestal – zonder eerst na te denken, en kwam er gedurende mijn antwoord achter dat de werkelijkheid me te beklemmend was. Te beperkend. Over mijn eigen stad zou ik nooit een verhaal kunnen schrijven omdat ik Amsterdam te goed kende.

Ik zou geen magisch theater of kruidenierszaak kunnen beschrijven tussen de patatwinkels op het Rokin, omdat ik weet dat die er er niet zijn. Als ik schrijf heb ik absolute vrijheid nodig, en die krijg ik niet van plekken die te helder op mijn netvlies staan.

Als ik over het bovenstaande nadenk (kennelijk schrijf ik ook al zonder na te denken) is het best raar. Die ruimte om alles uit mijn duim te zuigen… Hoezo zou ik niet een Amsterdam kunnen maken dat op een aantal punten afwijkt van de stad zelf?

De bundel waaraan ik nu werk gaat uit vier of vijf verhalen bestaan die zich in dezelfde stad afspelen en elkaar in de tijd opvolgen. De stad, Palladina, is een verstilde kruising tussen Venetië en ParamariboGisteren hield ik op met werken toen de zon opkwam boven het massief van Altea en mijn hoofdpersoon Gustavo in de haven zijn beste vriend had uitgezwaaid.

Dit was de tweede keer dat een man waarvan hij hield Gustavo’s leven verliet. Hij staarde over het brakke water van de baai: alles was donker en lelijk. Onderweg naar huis sloeg hij in een opwelling af op San Iseo, een kanaal dat de suikerrietvelden met de haven verbindt. In onbruik geraakte trekschuiten lagen weg te rotten tegen de kadewanden. Het water was zo rimpelloos dat onder en boven niet meer te onderscheiden waren, en Gustavo vroeg zich af bij welke wereld hij nu hoorde. Wie nou wiens spiegelbeeld was.  

Vanochtend heel vroeg liep ik een rondje door mijn buurt. Ik had Nadim op mijn schouders, Otis de hond was ook mee en alledrie zagen we het: hoe de Brouwersgracht een kort moment het kanaal van San Iseo werd. Nadim babbelde er gewoon doorheen, maar Otis moest erg blaffen en grommen. Dat was, denk ik, omdat hij net als ik naar het water gekeken had en zich afvroeg wie nou wiens spiegelbeeld was.   

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Het was de zomer van 2012

Het was de zomer van 2012 en je was net oud genoeg om in het fietsstoeltje te mogen. 

De regel was dat je zelf rechtop moest kunnen gaan zitten, en als ik je op een heel precieze plek op het kleed legde, daar waar de bank een hoek maakte en de vloer het steilste afliep, kon je dat ook.  

Op de fiets was alles anders en prachtig en nieuw en zo de moeite waard.

Handjes omhoog bij het beklimmen van bruggen en joelend de bruggen weer af.

Wijzen naar mensen en honden en auto’s en fietsen en brommers en huizen en wolken en hondendrollen en steeds maar babbelen en lachen en

volgens mij vond jij het ook heel leuk. 

 

 

 

 

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Meer blogs

  • Afbeelding bij Veertien

    Veertien

    Bijna elk jaar is onze jongen jarig in de herfstvakantie. We zijn dan in Normandië, in een huis met een haard in de woonkamer en grasland voor de deur waar bonkige paardjes grazen. We wandelen er veel, ik koop voorraad op de markten en kook voor onze familie. Een man of tien, met kinderen en...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Met de fiets naar de trein

    Met de fiets naar de trein

    Ik haastte me met flinke wind tegen naar het station. Terwijl ik zwoegend op de pedalen stond schoot me de titel van een gedicht van Obe Postma (1868-1963) te binnen: ‘Mei de auto nei de trein’ (Met de auto naar de trein), dat hij in 1927 publiceerde. De opeenvolging van de twee vervoersmiddelen, en vooral...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Zwichten de varensmannen

    Zwichten de varensmannen

    Gezwicht ben ik, wist je dat wij varensmannen, de taal van de molenaars verstaan? Het is dan wel een andere taal, een landtaal maar de molenaars leven nu eenmaal ook van de wind. Met veel wind reven ze net als wij maar het minderen van de zeilen heet bij hen zwichten. Wat ik qua taal...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Anja Sicking
    Anja Sicking

    Anja Sicking schrijft romans en essays. In haar laatste boek, De visionair, onderzoekt ze via de verbeelding
    hoe de toekomst eruit zou kunnen zien.

  • Foto van Jos Versteegen
    Jos Versteegen

    Jos Versteegen (1956) schreef zeven dichtbundels, waarin hij zich vooral liet inspireren door zijn familie en zijn jeugd in Limburg. Voor zijn debuutbundel werd hij genomineerd voor de C. Buddingh’-prijs. Zijn meest recente bundel is Woon ik hier, met herinneringen van oude mensen. In 2016 publiceerde hij zijn vertaling van de Duitse gedichten die Hans Keilson in 1944 in de onderduik schreef voor een geliefde: Sonnetten voor Hanna. Jos Versteegen werkt sinds begin 2017 aan de biografie van Hans Keilson.

  • Foto van Twan Vet
    Twan Vet

    Twan Vet (1998) schrijft poëzie, proza en liedteksten. Hij blogt wekelijks voor Tirade.

    Zijn gedichten verschenen eerder in literaire tijdschriften zoals De Revisor, DW B en Het Liegend Konijn en in kranten zoals NRC en AD.

    De komende jaren werkt hij aan een dichtbundel, een non-fictieboek en een roman bij De Bezige Bij.

    Foto: Roderique Arisiaman