Grunberg satiricus

In Tirza laat Arnon Grunberg zien dat idolate vaderliefde kan leiden tot het adagium van Oscar Wilde: ‘Each man kills the thing he loves’. Huid en haar, de nieuwste Grunberg, laat ons kennismaken met een personage dat veel minder door zulke gevoelens wordt geplaagd. Anders dan Jörgen Hofmeester heeft Roland Oberstein dan ook geen dochter, maar een zoon. Die is na een scheiding bij zijn moeder achtergebleven; Roland werkt als econoom aan een Amerikaanse universiteit.

Het gebrek aan ouderliefde biedt mogelijkheden om Rolands psychisch profiel nader in te vullen. Grunberg tekent hem als een obsessieve workaholic, die alles en iedereen ondergeschikt maakt aan zijn ambities en allergisch is voor wat hij ziet als sentimentele onzin. Naast de economie kent hij maar één interesse: de Holocaust. Het door Grunberg onopvallend gereleveerde gegeven dat moeder Oberstein Hitlers vernietigingskampen heeft overleefd, speelt in die hobby ogenschijnlijk geen rol; Roland zelf wijst een suggestie in die richting bruusk af, iets wat Freud te denken zou geven.

Huid en haar begint lichtvoetig met de escapades die congresgangers zich plegen te permitteren als ze ver van huis zijn, maar allengs hult het verhaal zich in een steeds wranger en naar het einde toe zelfs benauwende sfeer. We krijgen te zien hoe hoofd- en nevenpersonages naast hun publieke bestaan een verborgen leven leiden en zich daar dingen permitteren waarvan anderen niet mogen weten. In Rolands geval eindigt deze spagaat ermee dat hij in De Telegraaf te schande wordt gemaakt omdat hij maandenlang een studente zou hebben misbruikt; in werkelijkheid had ze hem verleid teneinde een weddenschap met een medestudente te winnen.

In het debat rond Grunbergs werk is veel te doen rond de kwestie of hij nu een nihilistische cynicus is, dan wel een nieuwsgierige waarnemer van eigentijdse zeden en gewoonten die zijn observaties met zoveel satiriek zout bestrooit dat we wel kunnen raden dat hij het zijne ervan denkt. Na mijn lectuur van Huid en haar kies ik eens te meer voor de tweede optie.

In de Oorshop

Eigenzinnig of geborneerd?

Knack laat deze week een aantal Vlaamse auteurs aan het woord over een oud en afgekloven onderwerp: het verschil in cultureel klimaat tussen Noord en Zuid. Daarbij omspannen de opinies een spectrum dat reikt van genuanceerd en relativerend tot grossierend in stereotypen. Een kenmerkende reactie is die van Bart Koubaa: ‘Nederlands en Vlaams zijn twee verschillende talen die twee verschillende culturen oproepen: de calvinistische klompen en de breugheliaanse binnenvetters. Als ik in Amsterdam de weg vraag, beginnen ze in een Engels dat ik niet versta. Sommige Vlaamse auteurs doen het beter in Nederland dan in Vlaanderen, Nederlandse succesauteurs verkopen geen boek in Vlaanderen. Dat heeft onder andere met stijl te maken. Vlamingen zijn eigenzinniger dan hun noorderburen, individueler ook. Nederlanders zijn groepsmensen, meezingers, oranjegekken; er is meer sociale controle in Nederland, ook onder schrijvers, ieder doet zijn zegje. Vlaamse schrijvers houden elkaar niet in de gaten, voelen niet de noodzaak hun mening over een collega te geven. Er heerst ook weinig of geen concurrentie tussen hen.’

Dat vraagt om tegenspraak. In Vlaanderen ontbreekt een leescultuur, en de grootste helft van de Vlamingen raakt nooit een boek aan, ook niet wanneer het van een landgenoot afkomstig is. De eigenzinnigheid die Koubaa zo hoog heeft is niet zelden identiek met geborneerdheid. Dus is het niet zo vreemd dat Nederlandse auteurs beneden Wuustwezel niet scoren. In het Noorden is er ook sprake van ontlezing, maar de harde kern van literatuurliefhebbers is groter en stabieler, en koestert voorkeuren die niet alleen naar de eigen auteurs uitgaan. Als je in dat geval van een kuddementaliteit spreekt en die afzet tegen zogenaamd individualisme, ben je moedwillig de werkelijkheid aan het vervalsen. 

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Vlaamse standbeelden

Het Vlaamse weekblad Knack komt met de resultaten van een enquête naar de Nederlandse waardering voor de Vlaamse literatuur. Mij hadden ze gevraagd naar een boekentoptien. Desgevraagd mailde ik ze dit lijstje:

Buysse, Tantes, Streuvels, Het leven en de dood in den ast, Van de Woestijne, Het vaderhuis, Van Ostaijen, Nagelaten gedichten, Elsschot, Kaas, Walschap, Houtekiet, Gilliams, Elias of Het gevecht met de nachtegalen, Boon, De Kapellekensbaan, Michiels, Het boek alfa, Claus, Het verdriet van België.

Knack noemt als de tien populairste Vlaamse auteurs in Nederland: Tom Lanoye, Dimitri Verhulst, Hugo Claus, Louis-Paul Boon, Erwin Mortier, Willem Elsschot, Herman Brusselmans, Kristien Hemmerechts, David van Reybrouck en Annelies Verbeke. Drie klassieken, zeven modernen.

Dat Buysse, Streuvels, Van de Woestijne, Walschap en Gilliams zijn geëclipseerd, is jammer maar begrijpelijk. Voor lezers die weglopen met Lanoye, Verhulst en Brusselmans bestaan ze eenvoudig niet. Ivo Michiels leeft nog, maar is al te zeer verbonden met het steendode Andere Proza. Elsschot blijft onverwoestbaar. Maar waar is de ooit zo populaire Paul van Ostaijen gebleven? 

Intussen heb ik spijt dat ik geen melding heb gemaakt van Patricia de Martelaere. Anderhalf jaar na haar dood is die hard op weg de meest onderschatte Vlaamse auteur van de laatste halve eeuw te worden. 

Fin de saison

Herfst in de Ardèche. Het is zo stil dat je de plofjes hoort waarmee de kastanjes landen en uit hun schil rollen. Ik denk dat ik in het vervolg vakantie ga houden in oktober, in dit roodbruingouden landschap dat langzaam afkoelt van het toeristenseizoen.

Straffe whiskey

untitledSpringers nieuwe roman Quadriga brengt me terug naar de eerste maanden van 1986. Hij was toen net Nederlands ambassadeur in de DDR, ik zat in de laatste weken van mijn gastdocentschap aan de West-Berlijnse Freie Universität. Hij nodigde me uit voor een diner in zijn ambtswoning aan de andere kant van de Muur en liet me door zijn chauffeur ophalen bij Checkpoint Charlie. De Nederlandse kranten die ik bij me had werden door de onvriendelijke grenspolitie in beslag genomen, het voor hem meegebrachte cadeauboek bleef ongemoeid.

Ik had mijn gastheer nooit eerder ontmoet, kende alleen zijn werk, het pas verschenen Quissama voorop. Hoewel hij terwille van de in Den Haag geldende beroepscode niet te koop liep met zijn schrijverschap, ontdekte ik in hem de man van zijn boeken: een Leidse bal, maar wel een van de aangename soort, ironicus tot in zijn vingertoppen, liefhebber van een straffe whiskey, in het gelukkige bezit, toen nog wel, van de beeldschone vrouw die op de achtergrond van zijn werk een prominente rol speelde en nog altijd speelt. Hij vertelde de prachtigste anekdoten over DDR-leider Erich Honecker, die een kleine vier jaar later zo smadelijk ten val zou komen.

Na zijn pensionering in 1989 zag ik hem zo nu en dan nog wel eens. Maar zo authentiek als in zijn habitat, de diplomatieke wereld, maakte ik hem niet meer mee. Quadriga, waarin een niet onbelangrijke bijrol is weggelegd voor de Herr Botschafter Raaf, betekende dus een even plezierig als weemoedig Terug in de Tijd.

Toorop en Mussolini

Het is bekend: schilder Jan Toorop was een fervent bewonderaar van Mussolini. Niets bijzonders in de jaren twintig. We weten nog maar sinds kort dat we niet achter leiders en rolmodellen aan moeten lopen, dus wie dat in het verleden wel deed, zij veel vergeven.







042Toorop had een voorliefde voor Mussolini’s kop, en beeldde die dan ook herhaaldelijk af. Ook dat is bekend. Minder bekend is dat Mussolini deel is van een aan Toorop gewijd gedenkteken. Dat bevindt zich zich op de hoek van de Jacob Catslaan en de Buitenrustweg  in Den Haag en is in 1937 vervaardigd door John Rädecker, de beeldhouwer die naderhand een belangrijk aandeel had in het Nationale Monument op de Dam, opgericht ter herinnering aan de slachtoffers van Mussolini’s politieke vriend Hitler.

Meer blogs

  • Afbeelding bij Veertien

    Veertien

    Bijna elk jaar is onze jongen jarig in de herfstvakantie. We zijn dan in Normandië, in een huis met een haard in de woonkamer en grasland voor de deur waar bonkige paardjes grazen. We wandelen er veel, ik koop voorraad op de markten en kook voor onze familie. Een man of tien, met kinderen en...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Met de fiets naar de trein

    Met de fiets naar de trein

    Ik haastte me met flinke wind tegen naar het station. Terwijl ik zwoegend op de pedalen stond schoot me de titel van een gedicht van Obe Postma (1868-1963) te binnen: ‘Mei de auto nei de trein’ (Met de auto naar de trein), dat hij in 1927 publiceerde. De opeenvolging van de twee vervoersmiddelen, en vooral...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Zwichten de varensmannen

    Zwichten de varensmannen

    Gezwicht ben ik, wist je dat wij varensmannen, de taal van de molenaars verstaan? Het is dan wel een andere taal, een landtaal maar de molenaars leven nu eenmaal ook van de wind. Met veel wind reven ze net als wij maar het minderen van de zeilen heet bij hen zwichten. Wat ik qua taal...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Menno Hartman
    Menno Hartman

    Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

  • Foto van Tim Veeter
    Tim Veeter

    Tim Veeter

    Tim Veeter (1991) is acteur en schrijver. Hij studeerde af als Theaterwetenschapper aan de UvA en genoot diverse acteeropleidingen. In zijn schrijfwerk speelt hij met taal en legt de nadruk op het perspectief en de ontwikkeling van de personages. Zijn verhalen zijn vaak licht absurdistisch, maar toch herkenbaar. Tim is woonachtig in Amsterdam.

  • Foto van Jente Jong
    Jente Jong

    Jente Jong werkt als actrice, theatermaker en schrijver. In 2017 debuteerde ze met de roman Het intieme vreemde bij uitgeverij Querido. Daarnaast schrijft ze toneelstukken voor onder andere de Toneelmakerij en speelt ze in een jeugdvoorstelling en een poëzieprogramma. Voor Tirade schrijft ze over haar (eerste) stappen in de schrijverswereld.