Eh

 business conversations

Geïntrigeerd door een eenmansstroming met de naam new infantilism, aanschouwde ik die dichter. Maar ik kon geen chocola van zijn teksten maken omdat mijn aandacht werd weggetrokken door iets wat achter zijn heftig bewegende lippen gloorde. Toen ik daarom eerst maar eventjes studie maakte van een collega, was het hek der diastemiek helemaal van de dam (bij haar was het zeker, bij hem weet ik het nog niet).

Meestal is de vraag ‘Waar denk je aan?’ veel en veel ingewikkelder. Om te ontdekken hoe een brein werkt zou het subject en object moeten zijn. Wel er zijn behalve ogen meer zintuigen, zoals het gehoor.

Laatst heb ik mijn brein beluisterd, in een Compositie voor Synthesizer door Milton Babbitt. Saai, nijver, kortom: niet om aan te horen. Of dacht je dat jij het was? Wat? Ja, gisteren vond ik mijn brein terug in ‘Black’ van John Zorn. Enige lieflijkheid voegde zich met hondengeblaf.

Was ik in een milde bui? Het stuk komt van Elegy, op basis waarvan een derde dichter wist: ‘The imagination, bare, has nothing to confirm it/ There’s just the singing of the birds/ The sounds of the natural scream’.

Dit alles is slechts aannemelijk voor degene die mij op mijn woord gelooft. Anderen verwijs ik door naar de Koran: ‘Zal Ik jullie meedelen tot wie de satans neerdalen? Zij dalen neer tot elke zondige lasteraar. Dezen luisteren scherp en de meesten van hen zijn leugenaars. En de dichters, de misleiden volgen hen.’

In de Oorshop

Waar?

 app3

Ik weet niet meer of hij een stamgast was, noch of hij tot de Galliërs of Romeinen behoorde, maar in Asterix liep een man rond met een schild op zijn haardos, omdat hij bang was dat de hemel viel. Hij had het ook kunnen gebruiken tegen eens in de zoveel tijd op aarde landende brokken van afgedankte satellieten (of zoals K. Silem Mohammad zei: ‘nothing but downbeat groovery in NASA spacegear / that’s what’s been holding me together’).

Laatst was mijn kind, een kleuter, op een feestje. De foto’s ervan schijnen, begreep ik toen ik de koptelefoon even wegschoof, dezelfde avond op Facebook te zijn gepubliceerd. Is dat nou de bestemming voor iemand zonder wie de eigen biografie onmogelijk is (Bindervoet & Henkes)? Mijn kind zelf zou het ‘valsbaar’ noemen.

In de prachtserie Die Manns gaat een paar keer de telefoon over, waarna Thomas vergramd de deur van zijn werkkamer opent en roept of niemand kan opnemen. Later valt dochter Erika zeer hoorbaar van de trap en duwt hij uit alle macht zijn handen tegen de oren. Ongelooflijk verschil met auteurs die nu door sociale netwerken bewegen! Of niet, met eigen wereldjes en zo?


[…] I give myself to whatever it is

that strains my muscles and forces me

to flower like the scatter a shotgun fires,

sing at last from a single place

called Rome, Medina, Jerusalem

which is home to me

as only one place can be

(Aleš Debeljak)

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Zonder kloppen

RJ

Er zijn tijden geweest dat er binnen en buiten de poëzie wat gebeurde.

De Nieuw-Zeelandse dichter Wystan Curnow laat in ‘Knocking on Khlebnikovs Door’ een piepjonge Roman Jakobson in 1913 bij de oerfuturist een zelfgemaakte bloemlezing Zaoum-poëzie aanbieden. Zonder de hand te hebben kunnen leggen op een exemplaar van My Futurist Years, Jakobsons memoires, lijkt mij zo’n geloofsbrievenscenario geloofwaardig. Niet eens omdat de stamvader van de literatuurwetenschap Velimir Chlebnikov de belangrijkste dichter ter wereld vond.

In 1913 had Jakobson, naast futuristische gedichten onder de naam Aljagrov, al manifesten opgesteld en kreeg hij daarom op zijn beurt bezoek van een nieuwsgierige Malevitsj. In 1914 zat hij OPOJAZ (de bij echt papier al eschatologisch getinte Vereniging voor het Onderzoek van de Poëtische Taal) voor en hij verkeerde in kringen van Majakovski die samen met VC en nog twee kubo-futuristen in 1912 Een klap in het gezicht van de publieke smaak had uitgedeeld.

Bij Curnow getuigt Jakobson over zijn idool: ‘Some of my/ excerpts he excerpted/ straight into the mouths of/ memaids [sic] in “The Night in/ Galicia” for example.’ Dag originaliteit! Ze sluit mooi aan bij Jakobsons theorieën en genoemd lang gedicht is sowieso een collage uit volksverhalen. Te verstaan is het niet, te horen wel.

Ik zou Curnows gedicht best eens willen vertalen, maar blijf reeds steken bij de titel die zo duidelijk alludeert op de beroemde Dylansong. Wat moet het Nederlands daarmee? ‘Bij Chlebnikov: binnen zonder kloppen’? Nu ja, Huub van der Lubbe is ook een zanger-dichter (die in Solomon Burke een leidsman had).

What candles you light after the show

 rlj-1978

Het recente bericht dat de Zangeres zonder Naam, toen ze nog een Meisje was, een abortus moest ondergaan waarna ze geen kinderen meer kon krijgen, geloof ik onmiddellijk. Net als dat Billy Bragg, zeker volgens Google Translate, een punt heeft als hij stelt: ‘“Feral”” is a word that is virtually interchangeable with “vermin””.’

Dat Rickie Lee Jones niet al haar hele leven alleen op de wereld is, gaat er bij mij echter wat lastiger in. Ze zingt hartverscheurend, als een straatkat. Als een tussenzin van de Marseillaise Florence Pazzottu: ‘sans rames ni étendard, sans/ le soutien de la communauté dont le dégoût/ de soi de bon ton est le signe, sans même le/ secours d’un renoncement tranquille’. Ik was dus domweg verrast door een extraverte foto van Rickie Lee uit de tijd dat ze verkering had met Tom Waits (op de achterkant van Blue Valentine schonden ze al enige openbare zeden tegen een auto, maar dat was voor de vorm).

Wat maakt haar stem zo bijzonder? Het schrijnende liedje ‘Altar boy’ heeft een melodie die piepjonge kindjes onwillekeurig produceren als ze in pogingen piano te spelen meer toetsen tegelijk indrukken die naast elkaar liggen. Het leren kennismaken. Misschien het moment dat Dubravka Ugresic beschreef vanuit het standpunt van een allochtoon: het kunnen identificeren en lezen van afval (‘Mars’, ‘Melk’, ‘Spa’), als inleiding op een ware doop in het nieuwe land, en uiteindelijk op intimiteit.

Syndroom

PC

‘Paul Chambers, Paul Chambers!’ Dat kreeg Ron Carter uit het publiek te horen, toen hij als pas aangenomen bassist bij Miles Davis een solo op touw zette. Ik moest eraan denken toen ik uit een bundel vertalingen van de Spaans-Catalaan Joan Margarit een gedicht las over wat daar ‘noise’ heet bij jazz, omgevingsgeluid uit een club als de opname feitelijk en juridisch live is. Inderdaad een cruciaal bestanddeel van deze kunst, waar de ontvanger evenveel praatjes kan hebben als de zender. Helaas ging de tekst voor mij alsnog de mist in doordat de vergelijking volgde met ‘life after death’.

Misschien boterde het al niet tussen Margarit en mij, nog nagrommend van een voorwoord waarin hij klaarblijkelijk Diderot instemmend citeert: ‘Mediocrity is characterised by a taste for the extraordinary’ (levenswijsheid die pontificaal rijp is!). Ook een bundel gewijd aan het overlijden van zijn dochter Joana, die leed aan het syndroom van Rubinstein-Taybi, gaat, voor zover haar voornaam het al niet verried, vooral over Margarit zelf. Maar dat ze voor een laatste operatie tegen de chirurg van dienst ‘I love you’ gezegd heeft, te quiero dus vermoedelijk, greep aan.

A solar thread

Hoe komt het toch dat de banden tussen jazzpoëzie en rap altijd wat low profile blijven? Het bestaan van die familie heeft iemand als Amiri Baraka, wellicht beter bekend als LeRoi Jones, eenvoudig kunnen aanwijzen, inclusief het besef dat de jongere loot veel populairder is dan de oudere.

Het zou me niet verbazen dat die ontkenning een politiek-poëticale – voor zover deze twee etiketten elkaar niet overlappen – achtergrond heeft. In het artistieke Westen hebben zowel jazz als poëzie iets verhevens. Daarom schijnen ze de werkelijkheid bij voorkeur niet te recht in de ogen te mogen kijken. Geducht worden mediocre producten of ‘dogmatisch engagement à la de jaren zeventig’. Afstand is de panacee. Wordt dat geografisch bepaald? Eens even een M-testje doen.

Mij staan over presidentskandidate Michele Bachmann diverse teksten en analyses bij, die erg schrander waren. Toch ontbrak er iets aan, vooral vanwege een amper bedekte satirische laag. Die is dan weer volledig opgelost bij een hoopvol en identificerend gedicht van de Chileense Cecilia Vicuña ten gunste van Michelle Bachelets verkiezing.

Terug naar jazzpoëzie. Adriaan de Roover in Enkelvoudig blauw (2011) over Charlie Parker: ‘die abel babel bijbel bla bla/ in één ademstoot de blinde/ achterbuurten schoonblaast’. Het slotwoord reinigt, iets wat specifiek aan dit genre toegeschreven wordt. Improviserend op de letter b brengt De Roover ook een eigen formele logica aan, plus hetgeen jazz door de bank wenst te bereiken. In ‘abel’ de aandacht voor het slachtoffer, in ‘babel’ de bedrieglijkheid van taal als communicatiemiddel, in ‘bijbel’ de universele pretentie en in ‘bla bla’ terstond de relativering daarvan.

Maar het is wel gezegd.

Meer blogs

  • Afbeelding bij Zo alleen… Zo alleen 

    Zo alleen… Zo alleen 

    (beeld: Don Duyns) Uit de hengstebron gedronken hebben.   Ik schrijf over gegeven paarden en ogen van naalden.  Over brood op de keukenplank muizen die op tafel dansen en   klokjes die tikken.  Had het meisje geantwoord.  Hij had haar rode kapje gevolgd en zijn besluit genomen.  Ik ben een poëet, had ze piepend gezegd.  Aan de...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Geen weer

    Geen weer

    Omdat onze vriendengroep door aanvullende kinderen en huisdieren bijna alle vakantiehuizen ontgroeid is en de resterende vakantiehuizen hatelijk duur zijn geworden, bedacht ik een alternatief. We zouden een tentenkamp opslaan bij S en L, die sinds kort een boerderij met flink wat grond in Wardoe bewonen. Fikkie stoken, buiten koken, disco met de kinderen, sterrenstaren...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Tenta

    Tenta

    (beeld: Don Duyns – naar Hokusai) Het Spaanse strand is leeg, op wat lege flessen, de resten van een kampvuur, omgevallen plastic stoelen en Cleo na. Haar vingers prutsen met het wieltje van een aansteker terwijl ze haar 3e sigaret van de ochtend probeert op te steken. Blote voeten half begraven in het zand, gehaakte...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Roos van Rijswijk
    Roos van Rijswijk

    Roos van Rijswijk is redacteur van Tirade. Ze publiceerde proza in diverse tijdschriften en de roman Onheilig (Querido, 2016).

  • Foto van Sem van de Graaf
    Sem van de Graaf

    Sem van de Graaf (2002) schrijft absurde verhalen die uit de bocht vliegen en toch een sterke moraal communiceren. Zijn werk is komisch, vervreemdend en oprecht.Hij studeert af van Writing for Performance aan de HKU met het lange filmscenario ‘Een stoel, de dief en Elske’ en zijn onderzoek ‘Handen’. Verder schrijft hij toneel voor verschillende groepen, waaronder zijn eigen collectief ‘bröd’ waarmee hij met de gelijknamige voorstelling in Zaal 3 stond. Zijn VHS-korte films stonden op het Rotterdams Open Doek en het Gouds Filmfestival, waar hij de prijs won voor Beste Film Jong Talent.

  • Foto van Jack de Boer
    Jack de Boer

    Jack de Boer (1966) is leerkracht in het speciaal basisonderwijs. Zijn meer dan vijfentwintig jaar aan onderwijservaring heeft hij opgedaan in Amsterdam en Franeker, en vormt een belangrijke bron voor zijn schrijverschap.

    Zijn fraaie, essayistische  De gelukkigste klas toont wat het betekent basischoolkinderen door een jaar heen te begeleiden, op weg naar een betere toekomst.