Decorum

Vroeger droeg ik altijd pakken. Ook in restaurants waar mijn collega’s in vale truitjes en gescheurde spijkerbroeken rondliepen werkte ik in kostuum.

Omdat ik hield van rechte pijpen en brede revers kwamen mijn pakken uit een voorbij decennium, maar ik was een jonge man en altmodiek maakte me alleen maar dandy.

Ik herinner me dat vriend Gijs, die mijn liefde voor de rechtgesneden pijp altijd gedeeld had, overstapte op sportieve kleding en strakke spijkerbroeken. Ik voelde me verlaten en zette mijn hakken in het zand. Nooit zou ik worteljeans en hoodies dragen.

Tijd verstreek en tegenwoordig geef ik mijn geld uit aan boeken, wijn en eten. Liever een fles Trevallon dan een nieuwe pantalon. B probeert me er niet op aan te spreken, toch weet ik dat mijn verschijning haar soms pijn doet aan de ogen. We delen een huishouden en hebben evenveel zakgeld, maar als het echt niet meer gaat haalt ze een nieuwe broek voor me.

Ik heb daar geen problemen mee.

Op verjaardagen krijg ik steeds vaker kleding. Vriend Arie nam me mee naar een winkel waar hij zelf graag komt en kocht twee overhemden en een trui met me.

‘Als je het niet voor jezelf doet,’ zei hij met zijn neus tussen de kier in het kleedhokgordijn. ‘Doe het dan voor je meisje. Je ziet er niet uit, Gil.’

Ik ben zesenveertig en word gekleed door mijn vrouw en vrienden. Mijn ouders gaven me gympen voor Sinterklaas.

Ada (drie) heeft een heel eigen esthetiek, draagt graag maillots waar ze een onderbroek van haar broer overheen trekt. Aansluitend kijkt ze minutenlang stralend naar zichzelf in de spiegel. Op dagen dat er minder tijd is kleed ík haar, wat bijna altijd een gevecht wordt. Ik doe niet aan borstelen, vlechten of staartjes.

Er moet kindermode komen speciaal voor vaders, hansoppen die uit twee delen bestaan. Je legt de kleuter op het rugdeel, gooit het buikdeel over haar heen en drukt de klitteband aan. Ik hoef hier geen patent op. Ik wil alleen maar dat het er komt.

Op onze vrije dag zitten Aad en ik vaak bij een kioskje om de hoek, en kijken dan samen over het water. Ik maakte een foto van haar met haar beker chocomel, en toen ik dat beeld vanochtend tegenkwam zag ik het opeens zelf.

Mijn arme kind. Mijn arme vrouw.

Voor Ada is het nog niet te laat, maar of ik zelf het tij nog keren kan?

________________________________________________

Optie 8Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en recensent. Hij was redacteur van Tirade en zijn fictie verscheen online en in diverse bladen. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind en Het jasje van Luis Martín.

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

In de Oorshop

Het gezicht van God (in mijn platte kak)

De goede heer zegende mijn leven met vele mooie dingen, maar een stevig maag-darmstelsel is niet een van deze dingen.

Bekend is de cultuurfilosofische triade van Europese toiletvormen: 1. het Duits-kritische kakafdak waarop je je ontlasting aan een grondige inspectie voorlegt, alvorens er resoluut komaf mee te maken; 2. de Frans-existentiële omarming van de afgrond – een stortgat, in directe relatie met je kont, die het afval dat erin verdwijnt te overdetermineren komt; 3. de Angelsaksisch-pragmatische synthese, met een waterbassin waarin je uitwerpselen een tijdlang in onzekerheid drijven, voordat je er discreet afscheid van neemt: zichtbaar, maar niet té.

Ik stel vast dat dergelijke analyses vandaag grotendeels verjaard zijn. En de vraag: is er een – voor ons braaf-witte wereldburgers – meer tastbare gestalte van het westerse cultuurimperialisme dan de globale verspreiding van het Angelsaksische toilet? Tenminste in steden, die er steeds meer hetzelfde uitzien de wereld rond, moet je al vaak hard je best doen om nog eens nostalgisch te kunnen hurken boven een Frans-koloniaal gat in de grond.

De significante verschillen lijken zich vandaag eerder op het vlak van het papier (of ontbreken van papier) op te houden. Waarmee de politieke implicaties van dergelijke toiletgedachten van zichzelf kunnen worden gered? Waar het lot van het sociale afval in wc-potanalyses door onze structurele relatie met de leegte werd bepaald, komt het er in mogelijke wc-papieranalyses, gevoeliger voor onze vloeibaar-moderne obsessies, vooreerst op aan over de juiste papieren te beschikken.

Naast de onvergeeflijke verdorvenheid van de joden, was Luther door niets zo geobsedeerd als zijn kak. Zijn strijd met zijn stoelgang was niets minder dan een strijd met de duivel en emmerauspiciën doorspekken zijn geschriften. In zeer precieze zin ligt deze aanhoudende diarreedialoog – ik bedoel: deze meerlagige dialectiek van innerlijkheid en uiterlijkheid – mee aan de basis van onze gefaalde moderniteit.

Is dit dan wel een manier waarop je jezelf al reizend kan ontdekken? Het banaal-burgerlijke idee dat je je meest innerlijke essentie in de verste hoeken moet gaan zoeken, in Zuidoost-Azië ter afronding van je studies of in de Afrikaanse brousse na een burnout, is natuurlijk onversneden pervers: (reis)ervaringen als ultieme consumptiegoed, deze van je bucketlist te mogen schrappen als laatste priceless waar: een bij voorbaat verloren zoektocht naar de wereldgeest of God in de dwangbuis van een seriële Instagramspiritualiteit. Wegen die nooit naar echte kennis kunnen leiden. Daarentegen kunnen zelfs wij rijke stinkerds nog een oprechte diarree oplopen, die bovendien de wereldsystemische relaties binnenstebuiten keert. Hierin broeit waarheid. (Het ultieme kaïnsteken voor de reizende westerling: een flesje, in plaats van een glas kraantjeswater bij de koffie.)

Ook Cioran, die andere meestertheoloog van het moderne leven, wist al: “les rêves sont menteurs ; chier dans son lit, il n’y a que ça de vrai.” (Dromen liegen. Er is geen waarheid dan schijten in je bed.)

——

lodeJan Lodewijckx (1990) had het wel even gehad op kantoor. Hij kocht een zware fiets en een kleine tent en zegde zijn werk op en zijn appartement. Hier meer.

Foto van Jan Lodewijckx
Jan Lodewijckx

Jan Lodewijckx (1990) had het wel even gehad op kantoor. Hij kocht een zware fiets en een kleine tent en zegde zijn werk op en zijn appartement.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Jacob Olie

Als het ter sprake komt, en dat komt het op mijn leeftijd nog maar zelden, hoef ik nooit na te denken over naar welke tijd en plaats in de geschiedenis ik terug zou gaan.

Een zomerwandeling door mijn stad in de tijd van Jacob Olie.

Zijn licht, zijn mensen, het ontbreken van gemotoriseerd verkeer. Al die gebouwen die er tegenwoordig niet meer zijn. Een Amsterdam dat door de handel in contact stond met de rest van de wereld, maar zich er nog niet aan spiegelde.

Onschuld is het (tijdelijke) onvermogen jezelf door de ogen van anderen te zien en aan de hand daarvan bij te sturen, af te remmen.

In Olies tijd was het merendeel van de mensen nog gelovig. Vertrouwen op een groter iets maakt blind maar ook tevreden. Je zou het roekeloos kunnen noemen. Vuurwerk afsteken in een benauwde ruimte en dan genieten van de kleuren, in plaats van te zoeken naar het raam.

Ik weet dat de kindersterfte hoog was, dat er huizenblokken waren zonder wc. Dat je aan tuberculose (waarmee ik intiem bekend ben) nog overleed, of een zware handicap overhield.

Natuurlijk weet ik dat het Amsterdam van Jacob Olie geen fijne plek was, maar er zit liefde in de blik van Olie. Hij moet reden gevonden hebben om te houden van de stad die hij vastlegde. Misschien omdat hij niet wist dat het beter kon.

En ik, vanuit mijn betere tijd, kan sterk verlangen naar de zijne.

Jacobs geboortehuis staat niet ver van waar ik woon. Als ik erlangs kom probeer ik me hem als kleuter voor te stellen, of als jongen van de leeftijd van Nadim, met wie ik vaak voorbij Zandhoek 10 loop.

Soms vraag ik me af of Olie óók naar een andere tijd verlangde. Als dat zo was dan zal zijn droommoment in de toekomst gelegen hebben, men was toen nog zo hoopvol over de mogelijkheden van onze soort.

Misschien droomde Jacob van het jaar 2020; hoe zijn stad er in die tijd uit zou zien. Als jonge vader moet hij zeker naar betere tijden verlangd hebben, want hij en Carolina verloren drie kinderen.

De keerzijden aan ons beider tijden bewijzen dat de tijd en plek waarnaar we soms verlangen niet bestaat.

Ons verlangen is een hunkering naar een warm niet-hier niet-nu.

De behoefte aan een ander soort licht.

________________________________________________

Optie 8

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en recensent. Hij was redacteur van Tirade en zijn fictie verscheen online en in diverse bladen. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind en Het jasje van Luis Martín.

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Uitstel

Lesgeven heb ik altijd leuk gevonden, maar als ik eenmaal gewend ben aan mijn plek voor een groep, mijn draai gevonden heb en me vrij voel om te improviseren, word ik al snel lastiggevallen door het gevoel dat ik beter ben in uitleggen hoe iets moet, dan in de taak zelf.

He who can, does. He who cannot, teaches.

Expliciet maken wat zo eigen is geworden dat het vanzelf lijkt te gaan vind ik een mooie stap, maar ik weet niet zeker of het een nodige is: of ik beter ga schrijven door uit te leggen wat ik wél en niet vind werken aan een tekst.

Ik moet er ook rekening mee houden dat ik misschien lijd aan imposter syndrome. Wikipedia: “Ondanks externe bewijzen van hun competentie, blijven mensen met het syndroom ervan overtuigd dat ze bedriegers zijn en hun succes niet verdienen. Blijken van succes worden afgedaan als geluk, timing of het resultaat van het misleiden van anderen waardoor die denken dat zij intelligenter en competenter zijn dan ze zelf geloven. Het oplichterssyndroom komt meer voor bij succesvolle vrouwen.”

Een sterke vrouwelijke kant is me al eerder toegedicht.

Misschien moet ik in therapie voor mijn imposter syndrome, of stoppen met lesgeven, óf een heel goed boek afleveren.

Mijn laatste roman verscheen in 2016, en de afgelopen drie jaar werkte ik aan een boek dat Dorp gaat heten, en dat zoals gebruikelijk ver verwijderd raakte van de synopsis die ik voor het Letterenfonds schreef. Begonnen als apocalyptische gothic novel met een veelheid aan personages, veranderde Dorp in een psychologische roman met slechts drie centrale figuren.

De haast die ik voelde sinds mijn eerste verhaal in 2010 in Tirade verscheen lijkt verdwenen, maar haar plek is ingenomen door de overtuiging dat Dorp nóg beter moet worden dan wat ik hiervoor schreef.

Mijn nieuwe klasje bij de Schrijversvakschool is uitzonderlijk omdat al mijn studenten veel lezen. In de lerarenkamer wordt vaak geklaagd over studenten die willen schrijven, maar niets met boeken hebben. Een tussenvorm zie je ook wel, dat zijn studenten die alleen Engelstalig lezen, en niet weten wat er in hun eigen taalgebied gebeurt.

Zelf was ik precies zo. Paul Auster, A.M. Homes, Rupert Thomson, Bret Easton Ellis, Elizabeth Strout, Daniel Woodrell, Richard Flanagan: toen ik in het eerste jaar van de opleiding zat las ik nooit iets in mijn eigen taal.

Een zegen, eigenlijk. Sinds mijn grote inhaalslag begon en ik erachter kwam hoeveel goede schrijvers we in Nederland hebben, vroeg ik me steeds vaker af wat ik nog toe te voegen had. Heb. Wat ik nog toe te voegen heb.

Als om het even wat voor kunstenaar zich die vraag gaat stellen, weet je dat het foute boel is.

Uitgever Menno vroeg me om een flaptekst met het oog op de aanbiedingsfolder voor de zomer. Dorp zou er dan instaan met een presentatie in september.

Ik keek in mijn agenda, wikte en woog, maar zag niet hoe ik met deze planning nog ruimte zou hebben om Dorp álles te geven wat het verhaal verdient. Om desnoods op het laatst nog dertig nieuwe bladzijden te schrijven. Ik mailde Menno dat ik graag naar het najaar wil, met Dorp.

Als ik een cursus aan de Schrijversvakschool geef, maak ik altijd een halfuurtje vrij om mijn studenten uit te leggen wat het nou écht inhoudt, dit leven.

Ik vertel hoe groot een eerste druk is, wat je als schrijver in het best denkbare geval verdienen kunt, en hoe vaak dat eigenlijk voorkomt.

Wie dan nog verder wil, heeft het nódig om te schrijven.

________________________________________________

Optie 8Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en recensent. Hij was redacteur van Tirade en zijn fictie verscheen online en in diverse bladen. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind en Het jasje van Luis Martín.

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Elias Canetti en Susan Sontag en ernst

In ‘Mind as Passion’, een essay in Under the Sign of Saturn van de onvergelijkbare Susan Sontag vraagt zij zich over Elias Canetti onder meer af of hij een ‘intellectuele dandy’ is. ‘Want inderdaad is de grootste beperking van Canetti’s gevoeligheid de afwezigheid van maar het geringst aspect van een estheet. Canetti toont geen liefde voor de kunst op zichzelf. Hij heeft zijn lijst van Grote Schrijvers, maar geen schilderkunst, theater, film, dans of een van de andere gebruikelijke vormen van humanistische cultuur figureren in zijn werk. ‘ Het is een betrekkelijk eenmalige niet te plaatsten opmerking in een verder zeer enthousiasmerend essay.

In het elders  door haar geciteerde The Tongue Set Free, het eerste deel van zijn memoires lees ik immers net: ‘Ik was 19 toen ik ineens voor Breughels schilderijen stond. Onmiddellijk herkende ik de vele kleine mensen van die brand in mijn jeugd. De schilderijen kwamen me zo vertrouwd voor alsof ik altijd onder hen geweest was. Ik voelde een geweldige aantrekkingskracht van ze uitgaan en kwam er elke dag naar kijken. Breughel werd mijn belangrijkste schilder, ik absorbeerde hem niet, zoals bij veel dingen later door beschouwing en reflectie. Ik ervoer hem als aanwezig in mijzelf alsof hij al lang op me wachtte, zeker dat ik naar hem toe zou komen.’

16246468380_c06f90af74_bSontag beweert zeker genoeg zeer raaks over Canetti in haar essay, vind ik. Zo is haar waarneming van een afwezigheid van ironie bij Canetti naar mijn smaak iets waar je betekenis uit kunt halen, het is misschien wat hem zo aantrekkelijk maakt. Ironie is natuurlijk geen kwaad in zichzelf, maar functioneert bij veel kunst als verontschuldiging op voorhand, het inbouwen van een vluchtweg, ironie is minder recht door zee, minder diep gemeend. Het is angstig, in zekere zin.

Bij Canetti herkende ik onmiddellijk ‘de kunstenaar van wie het lijkt dat die op je wacht.’ Voor mij is dat bijvoorbeeld Frans Masereel. De verzameling houtsneden in Mon Livre d’Heures, maar vrijwel al zijn werk lijkt recht door zee, eeuwig fris, steeds een nieuw op je leven passend verhaal te vertellen. Ik kan ernaar blijven kijken. Vitaal is het. Net zo vitaal als Canetti in zijn jeugdherinneringen die van een enorme serieuze kracht zijn. Of zoals Sontag schrijft:
‘ Zijn werk verdedigt welsprekend spanning, inspanning, morele en amorele ernst.’

 

—-

IMG_6285

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot. Hier iets anders over Susan Sontag.

En hier nog een over Sontag en fotografie.

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Andere schrijvers

Ik had de memo niet gekregen waarin stond dat het een zwarte trui moest zijn. Bij toeval was de trui die ik aanhad zacht en van natuurlijk materiaal, wat ook in die memo bleek te hebben gestaan, maar zwart dus: nee.

Zoals altijd had ik het restaurant gekozen. Soms ben ik bang dat andere schrijvers me niet meer zullen moeten als ik geen culinair recensent meer ben, maar net als de meeste mooie vrouwen heb ik geleerd me dit soort dingen niet hardop af te vragen.

Mooie vrouwen (ja ja, en mannen) worden uiteindelijk minder mooi, en zo zal ik op een gegeven moment ook geen culinair recensent meer zijn. Tot dan geniet ik van mijn volle lippen, gladde huid en wespentaille, van de voordelen die ze me opleveren.

Hans-Ivo meldde dat het van nu af aan oké was om dingen te noteren als we met zijn drieën op pad zijn. Hij was de enige die noteerde, en deed er moeilijk over* toen Rob en ik wilden weten wat hij opschreef.

We zouden praten over de reis die we binnenkort gaan maken. Doel van de reis is het feit dat we laat gedebuteerd zijn een kleine week te ontkennen**. Wij zouden ook graag jónge schrijvers zijn geweest. Nu willen we op een niet nader te noemen locatie in Europa soort van tegelijkertijd onze komende boeken afronden.

Rob en mij zal dat waarschijnlijk lukken, maar Hans-Ivo heeft nog geen letter op papier vanwege het Grote Zijspoor waartoe hij zich afgelopen jaar liet verleiden. Omdat hij een noeste en licht competitieve tikkerd is, sluit ik niet uit dat hij vlak voor de finish nog een eind op ons zal inlopen.

Dat onze boeken sleutelromans moeten worden had kennelijk ook in de memo over de kleur van onze truien gestaan. Het mijne is al een heel eind op weg, en nu moet ik er opeens nog twee Muppets (zie beeld) in werken.

Ik schrijf geen grappige of zelfs maar luchtige boeken. Wie daaraan twijfelt vindt hieronder mijn beknopte bibliografie.

Om van onderwerp te veranderen vroeg ik me hardop af of Hans zijn alter Ivo in een volgend boek van kant moet maken. Een soort Fight Club, waarin alter Tyler Durden het tenslotte ook aflegt tegen de vertellende hoofdpersoon.

Hans-Ivo maakte een notitie achter zijn gekromde arm en borg daarna zijn boekje op.

Ik wilde weten of we onderweg in de auto wel zouden zingen. Ik houd heel erg van zingen in de auto.

‘Dat doen wij eigenlijk nooit,’ zei Rob.

‘Nee,’ zei Hans-Ivo. ‘Zingen in de auto, dat doen wij niet.’

Na het eten gingen we nog één biertje in de Engelse Reet drinken.

Hans-Ivo dronk één biertje en zei dat hij naar huis ging. Normaal gedrag, behalve dat hij ook echt ging. En Rob en ik dus ook.

Op de fiets kreeg ik een berichtje van Rob. Of ik iets wist over de bedden op ons vakantieadres. Dat hij bij een bepaald soort matras snel last van zijn rug krijgt.

Ik hoop dat we straks in mei overtuigendere twintigers zullen zijn.

________________

Hieronder de reacties van de genoemde schrijvers op de hen toegezonden conceptversie van dit stuk. Ik verzoek de lezer hiervan kennis te nemen en alvast medelijden met me te hebben.

* Hans-Ivo: “Ik deed helemaal niet moeilijk, maar het is grappig dus laat maar staan.”

** Rob: “Ik wil helemaal niet naar Frankrijk om een jonge schrijver te zijn. Verder geen opmerkingen.”

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Meer blogs

  • Afbeelding bij DE MENS ALS BIOPIC 4 Robert Oppenheimer cs

    DE MENS ALS BIOPIC 4 Robert Oppenheimer cs

    Speelfilms over de levens van wetenschappers zijn zeldzaam. Zulke mensen zijn alleen verhaalwaardig als hun werk omstreden is, als ze struikelen of zich catastrofaal vergissen. Successen, Nobelprijzen en eeuwige roem leveren geen spannende scenes op. Grote namen op wetenschappelijk gebied zijn alleen geschikt voor een biopic als er gedoe ontstaat over de waarde of de...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De Sneeuwkoningin

    De Sneeuwkoningin

    (beeld: Don Duyns) ‘Het is vrijdag al, hé,’ herhaal ik. Kay kijkt me verward aan. ‘Wat?’ ‘Het schoolfeest.’ ‘Oh, ja’ Ik ben niet overtuigd. ‘Weet je al op wie je gaat stemmen?’ Kay haalt haar schouders op. Voordat ik door kan vragen klinkt de bel. ‘In de pauze straks…?’ Kay knikt en loopt de trap...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Touren met de band

    Touren met de band

    Rob en Ivo waren al aan het einde van de middag in Bergen aangekomen en hadden zich vast in ons duinhuisje geïnstalleerd. Daarna fietsten ze naar een strandtent aan het noordeinde van het dorp, waar ze een mooie tafel bij het raam bemachtigden. Het is traditie dat we daar op de eerste avond eten. Ik...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Jasmijn Kenselaar
    Jasmijn Kenselaar

    Jasmijn Kenselaar studeert in de zomer van 2025 af als toneel- en filmschrijver. Het samenbrengen van mensen en het aanbieden van nieuwe perspectieven kenmerken haar signatuur. Ze schrijft veel voor en over jongeren en plaatst haar verhalen vaak in werelden die een beetje – of heel erg – verschillen van de onze. Haar eindwerk De Ongewilden is een komische, sciencefiction-dramafilm over een zestienjarige wees die zich staande probeert te houden in een wereld die niet voor haar gemaakt is. Haar afstudeerscriptie As if! is een praktijkgericht onderzoek naar hoe schrijftechnieken kunnen worden ingezet om films en series te creeëren met een positieve impact op tieners. Voor afstuderend regisseur Julija Filipović schreef ze daarnaast De Golven – een vrije bewerking van de gelijknamige roman van Virginia Woolf. Haar korte film GENIUS is in juni 2025 te zien tijdens het Rotterdams Open Doek Filmfestival.

  • Foto van Alexander Baneman
    Alexander Baneman

    Alexander Baneman (Amsterdam, 1986) publiceerde in o.m. Tirade, De Revisor en De Parelduiker. In november verschijnt zijn debuutroman De schim van Raamswolde bij Van Oorschot.

  • Foto van Jente Jong
    Jente Jong

    Jente Jong werkt als actrice, theatermaker en schrijver. In 2017 debuteerde ze met de roman Het intieme vreemde bij uitgeverij Querido. Daarnaast schrijft ze toneelstukken voor onder andere de Toneelmakerij en speelt ze in een jeugdvoorstelling en een poëzieprogramma. Voor Tirade schrijft ze over haar (eerste) stappen in de schrijverswereld.