Ich hatte bis heute keine Anhung

De trein van Berlijn naar Amsterdam was vol. Ik had een zitplaats gereserveerd, net als op de heenweg, toen er niks klopte van stoelen & rijtuigen en ik – ook die trein was vol – in een vierzits een paar uur tussen drie mannen doorbracht die een nacht in Amsterdam hadden gefeest. De treurigste had een plastic bril in de vorm van het cijfer 30 aan zijn kraag hangen en zag vaalgroen. Zo nu en dan viel hij in slaap, om wakker te schrikken en verontrustend ruikende boeren te laten. De andere twee mannen lagen ook te pitten, de Amerikaan naast me viel soms tegen me aan en meurde naar de vloer van Paradiso toen er nog gerookt mocht worden. Toen het me lukte een plaatsje aan de overzijde van het gangpad te bemachtigen (enkelzits, ik was er zo blij mee dat ik haast een religieuze ervaring kreeg, hierbij moet vermeld worden dat ik een buitensporige angst voor brakende mensen bezit), rende de kerel met de bril om zijn nek met zijn hand voor zijn mond het treinstel uit. De Amerikaan liet in zijn slaap een harde natte wind.

Dat was dus de heenweg, op de terugweg ging alles goed, ik zat op stoel 36, naast me zaten afwisselend een lezende Japanse, een lezende Duitser en een zoet slapend persoon van onbekende nationaliteit. Ook ik las, the War of the Worlds* in vertaling van Arie Storm, soms dutte ik even in en droomde ik half van langpootaliëns. De dagen ervoor las ik De wand* van Marlen Haushofer (vertaling Ria van Hengel) en viel ik in slaap met dommeldromen over berglandschappen. De wand gaat over een vrouw die tijdens een logeerweekend in een jachthut ineens door een glazen wand van de buitenwereld is afgesloten, een beetje zoals Under the Dome* van Stephen King, maar zij is alleen met een koe, een hond en een kat, en niet met een heel dorp vol mensen. Toen de roman uit had las ik dat Stephen King, geconfronteerd met het werk van Haushofer, vertelt dat hij van haar boek (voor het eerste verschenen in 1963), niks afwist: “Damals war ich 16 Jahre alt, und ich hatte bis heute keine Ahnung, dass es überhaupt existiert.”

20160905_122759

Marswezens, wanden, een omroepbericht: deze trein stopt in Bad Bentheim en zal niet verder rijden wegens een probleem met de bovenleiding in Nederland. Er worden bussen ingezet.

Met moeite worstelde ik me onder mijn eigen vredige stolpje vandaan. Buiten, op het busstation, reed inderdaad een bus voor. Twaalfzits. Reizigers buitelden over elkaar om er een plek in te bemachtigen, de bus reed weg en daarna kwam er een uur lang niks meer. Ik zag het samen met een Duitser en een Australiër aan, we deelden biertjes en sigaretten. Bad fucking Bentheim. Niet veel later bevond ik me met de Australiër (veellezer, loodgieter) in een taxibusje naar Amsterdam. Voor ons regende het asfalt bijna weg, achter ons zaten zes Duitse jongens die niet alleen straalbezopen maar ook idioot waren, eentje bleef me kleine flesjes kruidenbitter aanbieden, hij probeerde ze in mijn kleren te stoppen tot ik tegen hem schreeuwde, over z’n eigen kutmuziek heen, dat ik hem in z’n gezicht zou stompen als hij z’n tengels niet thuishield. Sieg Heil, riep een van de jongens een paar kilometer verder, niet omdat hij een nazi was, maar omdat zijn IQ lager was dan het alcoholpercentage van de kruidenbittertjes. In Amsterdam aangekomen vroeg de jongen waar ik tegen geschreeuwd had – hij was helemaal braaf geworden – waar ze het best konden gaan stappen. ‘Rembrandtplein’ zei ik. Daar zouden ze passen. Ik had ze ook wel uit wraak naar een debatcentrum of een verlaten plein met louter woonhuizen kunnen sturen, maar dan hadden die mensen daar ermee gezeten.

IMG_20160831_213139In het heerlijke Berlijn had ik moeten glimlachen om een muursticker omdat de leus erop (Fear everything, do nothing) pijnlijk herkenbaar was. Het is een wonder dat ik überhaupt in die stad rondliep, want om er te komen moest ik uit mijn huis, een onbekende trein in en in mijn eentje de weg naar een hotel vinden, en daarna Alweer Helemaal In Mijn Eentje Terug Met de Trein. Ik ben hopeloos, ik houd van overzicht, van mijn eigen glazen wand, ik hoef er niet zo nodig achter of onder vandaan. De hel, dat zijn de Citytrips.
Behalve dan dat het me achteraf, werkelijk waar, allemaal reuze meeviel. De enige remedie bleek onderdompeling te zijn.

 

 

*War of the worlds, H.G. Wells, vert Arie Storm, Prometheus 2005/2015

*De wand, Marlen Haushofer, vert Ria Hengel, Van Gennep 2009/2015

*Under the Dome, Stephen King, Hodder & Stoughton 2009

IMG-20160820-WA0001Roos van Rijswijk is redacteur van Tirade. Ze publiceerde proza in diverse tijdschriften en de roman Onheilig (Querido, 2016).

Foto van Roos van Rijswijk
Roos van Rijswijk

Roos van Rijswijk is redacteur van Tirade. Ze publiceerde proza in diverse tijdschriften en de roman Onheilig (Querido, 2016).

In de Oorshop

Het kinderlijk verlangen naar fonteinen

Een verblijf in een andere stad is altijd een goede manier om uit te vinden wat je eigenlijk mist aan je eigen stad, en in Amsterdam mis ik fonteinen. Zaterdag was ik op een Berlijnse vlooienmarkt rond een plantsoen. Er stonden vijf enorme, iets gekantelde sculpturen in de vorm van de industriële smeltkroezen die ik uit mijn geboortestreek ken, waar van oudsher veel gieterijen zitten. Bovenop een van de smeltkroezen stond, om een idee van de omvang te geven, een kinderwagen. Uit elke kroes klaterde een straal water in een in de bestrating uitgespaarde geul. Alle geulen liepen in een centrale geul uit, die het water naar een afvoer leidde. In Keulen, aan de Rijn, is ook zo’n mini-Neeltje Jans gebouwd, met allerlei kuilen en geulen waar stromend water zich een weg doorheen baant. Ik word er altijd vrolijk van.

In Amsterdam is water in overvloed, dat weet ik ook wel. Maar hoeveel ik ook houd van de grachten, doe mij het speelse avontuur van een fontein. Het een hoeft immers het ander niet uit te sluiten. Als straks het Rokin af is, komt daar een fontein te staan, maar wel een laffe, die vooral sijpelt. Een beetje fontein moet spuiten, of op zijn minst klateren. Je kan in Rome geen straathoek omslaan of er tinkelt weer een stroompje uit een gebeeldhouwde leeuwenbek. In Nijmegen hebben ze in een hellende straat een klein beekje door het midden gelegd. Dat doet een mens toch goed?

Als ik de burgemeester was, het speelse verlangen naar een fontein maakt dit soort kleuterredeneringen in mij los, dan zou ik het, om voor het gebrek aan fonteinen te compenseren, extra bont maken. Ik zou een mooie, brede brug uitzoeken. De Torensluis of het Koningsplein bijvoorbeeld. Een pomp de gracht in, en dan, o megalomane waterpret, een fontein op een brug. Wie weet, misschien wel met een geultje over de stoep zodat het water de gracht in klettert. Natuurlijk bij een pijler, zodat je niet nat wordt in je grachtenbootje. Maar je moet wel elke keer een beetje bang zijn dat het misschien toch spettert.

Op de kaart zag ik dat er in het Volkspark Friedrichshain letterlijk een sprookjesfontein staat, de Märchenbrunnen. Ik ga er een dezer dagen eens kijken, ik heb de fontein bewust niet gegoogeld, maar hoop op een Efteling-LSD-Anton Piecktrip. Als Eberhard dit leest: ik zou het Leidsebosje wel een mooie plek vinden.

 


 

Daan Doesborgh (1988) is schrijver en redacteur van Tirade. De maand september brengt hij door in Berlijn. Op Tirade.nu blogt hij elke zondag over wat hem op is gevallen.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

De knipseldienst

Zouden ze nog bestaan? vroeg ik me ineens af. Bedrijfjes die aanbieden per onderwerp dag- en weekbladen te doorzoeken, en de gevonden stukken toe te sturen. Dan ontving je een keurig uitgeknipt artikeltje, meestal geplakt op een stuk karton, met op een aangehechte strook de bronvermelding. Er zal tegenwoordig vast een digitaal equivalent van zijn.* Tot een paar jaar geleden werd er goed gebruik van gemaakt. Ik heb gewerkt op plaatsen waar nog hele afdelingen archiefkasten stonden, gevuld met dit soort knipsels. (Denk aan LesterCorp uit Being John Malkovich.) Toen konden die gegevens allemaal al lang opgeslagen worden in de cloud, maar als je daarover begon deden ze net alsof je iets vunzigs zei.

Ik houd er mijn eigen knipseldienst op na. Dat wil zeggen, mijn oma houdt er een privéknipseldienst op na, en ik maak daar dankbaar gebruik van. Mijn oma kan ik niet genoeg prijzen, om ontelbare redenen, waarvan dit er een is.

In tegenstelling tot mij heeft mijn oma daadwerkelijk de tijd om de krant bij te houden. Ze leest ‘m, in haar geval de Leeuwarder Courant, dan ook van begin tot eind. Bij alles wat ze interessant acht voor mij, of voor mijn zus, ouders, oom, tante, nichten etc. maakt ze een notitie. Die artikelen scheurt ze uit en ordent ze om te verdelen. Zodra ik weer eens bij mijn ouders ben tref ik dan op de piano, keurig in een mapje, een stapel knipsels aan met mijn naam erop. Soms is ze er niet helemaal zeker van of iets echt interssant voor me is. Dan staat er ‘Marko?’ boven (soms ook geheime boodschappen). Het is haar overigens om het even: ‘Ik zeg altijd maar, als je het niets vindt, kan je het altijd nog wegdoen. Dat maakt mij niets uit.’

De reden waarom mijn oma dit doet kan ik niet met zekerheid noemen. Ik vermoed dat ze iets voor anderen wil betekenen, zoals ze altijd iets voor de mensen om zich heeft betekend. Een poot uitsteken voor een ander, ook al is het maar een klein gebaar.

In de laatste lichting zat een groot artikel over de zeventigjarige PvdA, waarin een paar leden van het eerste uur (!) aan het woord komen. Zij vertellen allemaal over het belang om je te informeren, via Het Vrije Volk, de Arbeiderspers of anderzins, zolang je maar op de hoogte bent van de wereld om je heen. Dat is de weg voorwaarts, richting verheffing, zoals mijn rode oma het ook voorstaat.

Haar knipselmap is tenslotte ook een manier voor mij om het nieuws uit Friesland te volgen. Hoewel ik er niet meer woon vormen de artikeltjes uit de Leeuwarder Courant een goede aanvulling op de NRC, die ik thuis in de bus krijg (en ook niet altijd kan lezen). Ik heb weleens overwogen om de krantenjongen van mijn oma te betalen voor een cladenstien NRC-abonnement op haar adres, maar dat betekent dat ik waarschijnlijk zelf de krant zou opzeggen. En dat is in tegenspraak met zekere idealen.

* Automatische alerts van bijvoorbeeld Google of Blendle zijn in mijn ogen echt iets anders.

 

Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds drie jaar blogt hij bijna wekelijks voor tirade.nu.

Marko van der Wal

Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds enkele jaren blogt hij (onregelmatig) voor tirade.nu.

Ulleke

Het was zomervakantie. In de Dordogne deden we een middeleeuws dorp aan dat in Disneyland niet beter zou zijn uitgevoerd. Van de stoeptegels tot aan de hoogste pannendaken was het centrum in verdacht perfecte stijl.

Wat Disney ook niet had kunnen overtreffen was het bezoekersaantal: als de gemeente entree of zelfs maar parkeergeld zou innen, dan stond er inmiddels een massief gouden hek omheen.

Natuurlijk waren er winkels met zwaarden en messen en kruisbogen en harnassen en Schleichminiaturen van ridders te paard. In Frankrijk kun je in dat soort zaken nog stalen replica’s van een stengun of Luger kopen die – althans voor mij – niet van echt te onderscheiden zijn.

Nadim stond met grote ogen voor zo’n etalage en wees naar lansen en strijdbijlen terwijl B op haar Iphone zocht naar een fatsoenlijke plek om te lunchen. We waren tenslotte in foie-grasland, en onderweg hadden we meerdere boerenbedrijven gezien waar tevreden ogende ganzen en eenden in de schaduw van eiken deden waar pluimvee goed in is.

Aan een rek voor de winkel hingen houten zwaarden en plastic ridderhelmen. B zette onze jongen een van de helmpjes op en liet hem de verschillende wapens zien.

‘Wil je een ridderpak?’ vroeg ze. ‘Een echte coole ridder zijn om prinsessen te gaan redden?’

Nadim keek om zich heen en haalde een schouder op. Het helmpje zakte scheef.

‘Of zullen we een pijl en boog kopen?’ zei ik. ‘Dan kunnen we samen schieten in de tuin bij het huisje.’

Hij tuurde naar de delicatessenwinkel aan de overkant van het plein en leek ons niet meer te horen. Mijn kokshart zwol.

‘Een lekker stuk terrine?’ zei ik. ‘Zullen we dat halen?’

En daar ging Nadim. Slalommend door de groepjes toeristen bereikte hij – gevolgd door B en mij – de overkant, waar hij uit een krat met pluchen mestganzen en kooieenden een klein zacht woerdje trok. Met het beest in zijn armen keek hij ons strijdbaar aan.

Ik had zelf een eendje, vroeger. Een echte woerd die ik vanaf een pulletje had opgevoed. Eenden zijn trouwe en sociale dieren, die – als je ze kon leren niet in huis te kakken – fantastische huisdieren zouden zijn. De mijne heb ik toen hij volwassen werd weer uitgezet in de singel voor ons huis, maar elke middag kwam hij langs om in de tuin te eten en geaaid te worden. Toen hij een nest verwekt had nam hij vrouw en kinders mee. Zes kleine pullen zoals hij ooit was en een extreem wantrouwige moedereend die naar me blies als ik die donsbolletjes wilde aaien.

Ik vertelde Nadim over mijn eend terwijl ik de knuffel afrekende en dacht aan de cirkels in een leven. Aan hoe die er zijn als je ze wilt zien. Ik wilde deze cirkel graag zien, tilde mijn jongen met eend en al op en vroeg hem hoe zijn nieuwe vriend ging heten.

‘Hoe heette die van jou?’

‘Joene,’ zei ik, en herinnerde me voor het eerst in jaren mijn verdriet toen we verhuisden en ik mijn eend moest achterlaten. Elke avond huilde ik om hem. Om me te helpen slapen vertelde mijn moeder me mijn ogen dicht te doen en me voor te stellen dat ik met Joene aan het vliegen was.

Nadim dacht na. Misschien hoopte ik dat hij zijn eend dezelfde naam zou geven. Misschien wilde ik een iets te mooie cirkel.

________________________________________________________

Optie 8Gilles van der Loo (Breda, 1973) was redacteur van Tirade. Sinds 2010 publiceerde hij online en in diverse bladen. Hij schreef de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de roman Het laatste kind. Dit najaar komt zijn roman Het jasje van Luis Martín uit.

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Blokker, aan een bezoek gedachten bij

Thuis

oost best

west

Huisje

een kruisje

heeft z’n

elk

Thuis

uit samen

uit

Huis

de kat als

is de muizen

tafel op dansen

van

Thuis

Het klokje

Nergens tikt tikt

het zoals

IMG-20160820-WA0001Roos van Rijswijk is redacteur van Tirade. Ze publiceerde proza in diverse tijdschriften en de roman Onheilig (Querido, 2016).

Foto van Roos van Rijswijk
Roos van Rijswijk

Roos van Rijswijk is redacteur van Tirade. Ze publiceerde proza in diverse tijdschriften en de roman Onheilig (Querido, 2016).

Happy doomsday

foto audrey_sel via Flickr

Afgelopen zomer heb ik werk gedaan waarvoor ik me wel moest concentreren, maar niet echt veel na hoefde te denken. Sterker nog, te veel nadenken werd afgeraden. Mensen die te veel nadenken hebben namelijk de neiging om uiteindelijk geen beslissing te nemen en nergens aan toe te komen, en dat kon het betreffende project niet gebruiken. In de eerste week maakte ik een playlist aan die ik Anger Issues noemde. Het was niet zo dat ik de hele tijd boos was, maar agressieve muziek vulde de leegte in mijn hoofd die het niet-nadenken achterliet.

Mijn collega’s hadden ook hun manieren om bezig te blijven naast het bezig blijven. Op sommige dagen praatten ze veel. Hun gesprekken gingen over alles van Ajax tot Augustinus. Eén van mijn collega’s vertelde dat hij had gehoord dat er steeds meer “doomsday preppers” in Nederland zijn. Dat zijn mensen die hun kelder volstouwen met blikken bonen zodat ze kunnen overleven als er een nieuwe wereldoorlog uitbreekt of andere apocalyptische situatie ontstaat. Ik ben geen doomsday prepper. Als doomsday eraan komt, denk ik dat ik toch liever aan de gevolgen sterf dan dat ik verder leef in een bunker vol blikvoer.

Toen ik de agressiviteit zat was, wendde ik me tot podcasts. Ik vond een podcast van NPR: Invisibilia, waar ik uren naar luisterde. Wat het punt is van deze serie weet ik niet precies. Elke aflevering draait om een soort “onzichtbare kracht”. De eerste aflevering die ik luisterde heette “How to become Batman”, en uiteraard was die titel de voornaamste reden dat ik het aanzette.

Het verhaal begint met een anekdote over ratten. Een wetenschapper had twee groepen ratten die hij weggaf aan mensen die de rat een week lang moesten voorbereiden op het doorlopen van een labyrint. De ene groep mensen kreeg te horen dat hun rat bovengemiddeld slim was. De andere groep mensen zou een domme rat mee naar huis nemen. Dat waren beide leugens. Er waren geen domme of slimme ratten, ze waren min of meer hetzelfde.
Een week later deden de ratten de test. De ratten die bij mensen hadden gewoond die dachten dat ze een slimme rat in huis hadden, deden het veel beter dan de “domme” ratten. ‘It wasn’t even close,’ zei de wetenschapper.

Dit voorbeeld was de aanloop  naar het voornaamste onderwerp van de podcast: een blinde man die in zijn opvoeding nooit had gehoord dat hij iets niet zou kunnen omdat hij blind was. Als kind klom hij in bomen, hij fietste en rende. Hij verloor zijn weliswaar wat tanden toen hij tegen een lantaarnpaal rende, maar zijn zintuigen ontwikkelden zich zo goed dat hij een belevingswereld heeft die gelijk is aan dat van een ziend persoon. Vandaar de titel “Batman”.

Waar het uiteindelijk om draaide, was de kracht van verwachtingen. Als we verwachten dat iemand iets niet kan, heeft dat daadwerkelijk invloed op de prestatie van die persoon. Een rat wordt dommer als je hem behandelt alsof hij dom is. Een blinde man wordt beter in het leren kennen van zijn omgeving als je hem niet vertelt dat hij het niet kan.
Dezelfde avond vertelde ik dit alles vol enthousiasme aan mijn vriendin.
‘Dat is al jaren bekend en dat heet het Pygmalion-effect,’ zei ze droog.
Ik hoorde aan haar stem dat ze er iets aan toe had willen voegen als “maar jij luistert nooit naar mij, dus daarom ontdek je dit nu pas.”

Thuis zocht ik naar Pygmalion op Google. Dat blijkt een beeldhouwer geweest te zijn die zo’n perfecte vrouw beeldhouwde dat ze tot leven kwam en hij kinderen met haar kon maken. Dat gaat toch net wat verder dan ratten soepel door een labyrint rennen. Maar desondanks was ik meer in de war dan op elk ander willekeurig moment.

Die hele podcast klonk me zo verrekte logisch in de oren dat ik me afvraag welke van mijn overtuigingen ik nog meer moet laten varen. Moet ik toch naar Zuid-Limburg verhuizen? Zijn mensen wel op aarde om elkaar lief te hebben? Is het echt de moeite om boter op warme toast te doen?  Ik verwacht soms dat het naar regen zal ruiken als ik naar buiten loop. Verder verwacht ik vooral teleurstelling. Doomsday preppers verwachten tenminste nog om te kunnen gaan met de ellende die op ze af komt.

Sinds ik overtuigd ben van de kracht van verwachtingen, is er iets veranderd. Ik overweeg toch een bunker te bouwen voor als ik ooit ga geloven in Doomsday. Het kan een heel klein hoekje van mijn kamer worden. Ik denk niet dat ik voor eten ga zorgen, maar er zal wel iets te doen zijn. Misschien kunnen we een tekening maken. Misschien steek ik wat kaarsen aan met de hellevuur we waar ons in bevinden. Het belangrijkste is dat er een deur in de bunker komt, zodat we naar buiten kunnen als de wereld in elkaar stort. Ik denk dat het nog best gezellig zal worden.

Marjolein TakmanMarjolein Takman (1991) schrijft voornamelijk proza. Ze studeerde onlangs af in Creative Writing met een novelle. In 2014 stond ze in de finale van Write Now, en ze droeg voor op diverse podia. Verder heeft Marjolein de ambitie om een boek te schrijven dat je wervelend zou kunnen noemen.

Meer blogs

  • Afbeelding bij Zomerverlies

    Zomerverlies

    Alle ramen stonden open en toch was het warm in mijn keuken. Ik sneed knoflook in dikke plakken en liet die bruinen in de lekkerste olijfolie, hakte een paar rijpe vleestomaten en voegde die toe, dopte hulkgroene erwtjes. Als ik buiten de deur ga eten maak ik voor vertrek iets voor de thuisblijvers; je bent...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De bekende weg

    De bekende weg

    Het Zeeuwse dijkhuisje van B’s tante is al een jaar of twintig in mijn leven. Het is er stil, er is veel licht en de zee voelt heel dichtbij, maar rond de dijk is geen toerisme. Het enige wat er verandert is de tuin: er zijn meer rozen dan voorheen. De wilg is groter, en...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Zo alleen… Zo alleen 

    Zo alleen… Zo alleen 

    (beeld: Don Duyns) Uit de hengstebron gedronken hebben.   Ik schrijf over gegeven paarden en ogen van naalden.  Over brood op de keukenplank muizen die op tafel dansen en   klokjes die tikken.  Had het meisje geantwoord.  Hij had haar rode kapje gevolgd en zijn besluit genomen.  Ik ben een poëet, had ze piepend gezegd.  Aan de...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Greet Kuipers
    Greet Kuipers

    Greet Kuipers (1962) is psychiater. Onder het pseudoniem Minke Douwesz publiceerde zij bij uitgeverij Van Oorschot twee romans, Strikt en Weg. Voor de laatste ontving zij de Opzij Literatuurprijs 2009 en de Anna Bijns Prijs 2012.

  • Foto van Gregor Verwijmeren
    Gregor Verwijmeren

    Gregor Verwijmeren studeerde Taal- en Cultuurstudies aan de Universiteit Utrecht en gitaar aan het conservatorium in dezelfde stad. Hij publiceerde fictie in onder meer De Gids en Flash: The International Short-Short Story Magazine. De vorm van geluid, zijn debuutroman, werd uitgegeven door Van Oorschot, en is wereldwijd de eerste roman over tinnitus (en muziek en geluiden) die door een mainstreamuitgeverij is uitgegeven. Gregor werkt momenteel aan zijn tweede roman, waarvoor hij een beurs ontving van het Nederlands Letterenfonds. In april 2021 zal hij Nederland vertegenwoordigen bij het European First Novel Festival in Boedapest (uitgesteld vanwege Covid). Hij is vader van drie kinderen en kookt en tennist graag in zijn vrije tijd.

  • Foto van Senna Felius
    Senna Felius

    Senna Felius (1997) is dichter. Ze studeert filosofie en Arabisch en woont in Egypte. Haar poëziedebuut staat in Tirade 487.