Vis, vlees, schone en herstelde kleren

Er zijn altijd al vier winkels geweest waar ik graag kom, de (Turkse) kleermaker, de stomerij, de slager, de visboer. Op een rijtje maken ze meteen duidelijk waarom: er heerst een sfeer van ambachtelijkheid. Je kunt er dingen horen, concreet: er wordt geluid gemaakt. En de vormgeving is veel minder nadrukkelijk dan in andere winkels. En een aantal van de aanwezigen doet er echt iets.

De kleermaker; achter de kassa waar de herstelwerkzaamheden aangenomen worden bevindt zich een ruimte waarin een paar vrouwen en mannen achter een machine zitten. Het geratel wordt soms door gelach onderbroken, vaak door geneurie begeleid. Je hoort scharen, je hoort garen knappen, spoelen vastlopen.  De vrouw achter de balie kijkt aandachtig naar een dunne elleboog, stelt elleboogstukken voor, controleert een voering, maakt afkeurende klakgeluiden. Flirt deugdzaam. De baas van een kleermakerij heeft altijd een zeer rustige uitstraling, maar ook een die doet vermoeden dat hij nog veel andere dingen doet.

De slager heeft een hakblok naast de vitrine waar hij uitbeent en trancheert. Hij zwiept met genoegen een stuk vlees over zijn andere zijde. De Berkel snijmachine schuurt licht. Dat wat hij niet heeft liggen, verkoopt hij vaak toch, je moet er om vragen en dan haalt hij het uit de koeling. Overal ter wereld worden dieren die veel gegeten worden anders aangesneden en dat leidt tot andere gerechten en een andere maak. De wijze waarop ergens een slager zijn mes in de hand hield heeft de culinaire geschiedenis bepaald. Een zuigend geluid als een koeling open gaat. De klap van plakken vlees op plastc snijplanken.

De vismensen hebben een heel strikte verdeling in werk. Vrouwen verkopen, manen fileren. Ik ben mateloos gefascineerd door filerende handen, en de bewegingen en de intervallen waarmee vuil van de plank naar een hoek geschraapt wordt.  Anders dan een rund lijkt een haring zo’n overzichtelijk dier dat ook vaak zoveel op een andere haring lijkt. Van de visboer is opmerkelijk dat je hem, anders dan de slager vaak weinigs zinnigs kunt ontlokken over de bereiding of smaak van het een en ander. Ik heb een visboer heel vaak horen zeggen dat ie eigenlijk een speciaal soort vis die hij wel verkoopt nog nooit gegeten geeft. De borrelende frituur. Klompen op tegels.

De wasserette is de best gekende van deze. Je brengt er het meest tijd door, althans in de  periode waarin je geen wasmachine hebt. Er zijn dan ook veel films waarin een wasserettescène zit, je leert er mensen kennen. Kijken naar een draaiende droger is altijd leuker dan kijken naar een commerciële zender.  Vreemd genoeg, want het is even repetitief, maar minder voorspelbaar. Munten in schuifjes, waspoeder in bakken, drogers die draaien. De onbemande wasserette, bij schemering op een rustige oktoberdag.

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

In de Oorshop

De lente

Het zou de eerste warme zondag worden. Nadim en ik gingen vroeg de deur uit en hij wilde zelf de dauw van zijn fietszitje vegen voor we opstapten. In de koelte van onze straat hield hij zijn handen nog onder de mijne, even later legde hij ze er bovenop.

Zo zacht en warm, die handjes. Zo’n klein maar hartverscheurend soortelijk gewicht.

We reden langs de nog verlaten Prinsengracht. Ik sloot mijn ogen en telde bomen: donker, licht, donker, licht, donker. Drie.

De geur van diesel boven zoet water. Het roestend ijzer van mijn fiets. Het stoplicht voor de Rozengracht werd groen.

We zoefden de trambaan over. Achter ons klonk de stalen bel van lijn 14, gevolgd door het geluid van wielenwielenwielen over een oude brug. Ik stelde me die gele tram voor en vroeg me daarna af hoe lang de trams al wit met blauw zijn, in de stad.

In de ruimte tussen mijn armen zong Nadim – dat doet hij het hele jaar door – zijn meest verkeerde Sinterklaaslied. Afleren heb ik opgegeven. Je hoeft het niet met alle keuzes van je kind eens te zijn.

Licht, donker, licht, donker. Twee.

In de middag zouden we naar het bandje van ome Lex [geen familie] gaan kijken, dat optrad bij Melody Line. Verder was ons rooster leeg. We belden ome Arie [geen familie] omdat het Nadims eerste rockconcert zou worden. Bij overgangsrituelen heb je toch getuigen nodig.

Ome Arie wilde mee, wat van de zondag een mannendag maakte. Mannendagen zijn belangrijk, al pakken we ze niet wezenlijk anders aan. Zo leek het Nadim ook nu zinnig om bij elke speeltuin af te stappen voor een korte keuring van de aangeboden toestellen. Tussen ons huis en dat van Arie stopten we zeven keer.

Ik weet niet of Arie een deurbel heeft. Al sinds ik hem ken roep ik bij het inrijden van zijn straat zijn naam, waarna het de bedoeling is dat hij op zijn balkonnetje komt staan en doet alsof hij verbaasd is om me te zien. Omdat Arie een man van gewoonten is, gaat dit zelden mis. Nu ik Nadim heb laat ik het roepen aan hem over. Wat ook zelden misgaat: de lach van mijn zoon bij het zien van ome Arie.

 

_________________________________________________________________________________________________

Optie 8Gilles van der Loo (Breda, 1973) is redacteur van Tirade. Sinds 2010 publiceerde hij online en in diverse bladen. Van hem verschenen in 2011 de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en in 2013 de roman Het laatste kind

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Iets

We keken naar iets dat ik niet zal omschrijven.

‘Als we hier ooit over praten’, zei hij, ‘zal het kleiner worden, minder.’ Hij pakte mijn hand vast en ik knikte instemmend. We zwegen en keken ernaar. Het maakte kleine geluidjes en indrukwekkende, trage bewegingen. We zouden er bang voor moeten zijn, maar dat waren we niet. Ver weg begon een vogel te zingen.

Altijd al had ik het willen zien, maar ik had nooit gedacht dat het echt zou gebeuren. We keken zo lang als we konden en daarna schreeuwden we hard zoals ons was opgedragen, we sloegen ook op pannen. Toen ging het er op een holletje van door, nu was het bang van ons.

We keken het na totdat het was verdwenen, maar we zeiden niets. We wisten niet goed wat. Misschien bestond er ergens wel een woord, maar als dat bestond was het niet hier, niet tussen ons in. We ruimden zwijgend op, van alles te ver weg.

 

IMG_0499 Wytske Versteeg schreef Dit is geen dakloze, De wezenlozen en Boy (BNG Literatuurprijs). Haar derde roman verschijnt deze herfst.

Terug

Tirade klantenservice met Brenda.’

‘Hé, Bren, met Martijn. Zag dat je gebeld had.’

‘Tyn! Hoe was je vakantie? Ben je lekker uitgerust?’

‘We zijn nog op de terugweg. Hoor je de wind?’

‘…’

‘Je had gebeld? Is er iets aan ’t handje of wilde je gewoon m’n stem even horen?’

‘Hahaha! Ik wilde je blog voor volgende week vast aankondigen, maar je hebt nog geen onderwerp in de agenda gezet.’

‘Jezus Christus, Bren… daar hoef je toch niet voor te bellen? Waarom heb je niet ff een mailtje gestuurd?’

‘Heb ik gedaan, maar toen kreeg ik weer zo’n rare dierenfoto in mijn mailbox.’

‘Hahaha!’

‘Ja, lach maar… Ondertussen ben ik de echte Afwezigheidsassistente… Ik doe alles voor je! Jij bent degene die nooit een weekje kan overslaan… ‘horizontaal programmeren’… ‘keeping the floor’… ‘verwachtingen waarmaken’ en hoe je stokpaardjes ook mogen heten. En dan bel ik je… en dan krijg ik dit.’

‘Je hebt gelijk. Hoe ziet m’n week eruit?’

‘…’

‘Bren? Sorry. Je hebt helemaal gelijk.’

‘Het is al goed.’

‘Hoe ziet m’n week eruit?’

‘Maandagmiddag ga je, eindelijk, naar De Late Rembrandt, dinsdagavond naar Rosas, woensdag heb je een eetafspraak, donderdag staat er een uitroepteken bij de – ’

‘Ja, laat dat allemaal maar zitten… ik probeer één dezer dagen een foto te maken van een bloeiende dichtersnarcis. En misschien moet ik Cormac McCarthy’s Blood Meridian es vergelijken met Verbroken beloftes van Jenny Offill.’

‘Dus?’

‘Heb je schrijfwaren bij de hand?’

‘Verkoopt een groenteboer witlof?’

‘Wat?’

‘Dicteer nou maar.’

‘Volgende week: Tyn’s tuin, de dichtersnarcis.’

Martijn Knol (1973) – schrijver, Tirade-redacteur.

Koolzwart

I

Sakutaro Hagiwara wordt wel de vader van de moderne Japanse spreektaalpoëzie genoemd. Het volgende gedicht, vertaald door Hiroaki Sato, komt uit zijn laatste bundel, Het IJsland.

 

Fire

 

I saw fire burning red

like a beast

you keep silent and do not say.

 

In the quiet sky over the city in the evening

flames come out beautifully burning

in no time the flow spreads

in an instant destroys everything.

Burns up everything and all

assets, factories, great architecture

hope, honor, wealth and prestige, ambition.

 

Fire

how is it that like a beast

you keep silent and do not say?

Being trapped in sad melancholy

in so quiet a twilight sky

you think of all the passions.

 

Het voelt hier en daar ook vertaald – of, misschien scherper: je voelt de afstand tussen Engels en Japans.

Vuur blijft stil, zegt Sakutaro, als een beest. Blijven beesten dan stil? In het tweede deel van zijn Filosofische onderzoekingen zegt Wittgenstein dat als een leeuw kon spreken, we hem niet zouden verstaan. In het begin zegt hij dat het inbeelden van een taal, het inbeelden van een levensvorm is.

Waar het denk ik om gaat – bij vuur, bij een dier, bij Japans – is dat er ondanks elke vertaling iets stil blijft. Er blijft iets in de spreker achter, iets vergaat – praten is een vorm van verbranden.

In Cinders schrijft Jacques Derrida over een zin over kooltjes, il y a là cendre. Mijn Engelse voorwoord noemt dat ‘nearly untranslatable.’ Derrida gebruikt de zin om allerlei ideeën uit zijn oeuvre toe te passen, of terug te vinden, aan te halen. Ergens valt de zinsnede: daar, waar sintel het verschil betekent tussen wat blijft en wat is.

Dat sprak me aan – het verschil tussen wat blijft en wat is, in de oplichtende warmte van kolen. Iets wat het vergaan laat voelen, iets wat er nog is van wat er verging. We lezen as. We ruiken nog de geur van de rook, voelen de wegebbende hitte.

 

II

Om het verschil tussen wat bleef en wat is te denken, moet je misschien ook zien wat er is terwijl het niet bleef, terwijl het nergens van resteert. In Ontology of the Accident schrijft Catherine Malabou over die destructie, zoals we hem zien in mensen na een serieus trauma, die plots zich niets meer herinneren, wiens gedrag we nergens meer van herkennen. Alsof in dezelfde mens een andere persoonlijkheid is ontstaan. Ze noemt ook verouderen – mensen rondom ons worden constant ouder, maar er komt een moment dat ze dat zijn, haast per ongeluk. Opeens is een oud mens ontstaan.

Zoals op het moment dat je altijd wandelende vader ineens hijgt aan het einde van de trap.

Het hoeft niet eens te gaan om aftakelen. Wie is nog nooit iets vergeten van waar anderen ons aan herinneren? Verhalen waar je in voorkomt, die niet meer in eerste persoon bestaan.

 

III

In Nay Rather heeft Anne Carson het over die stiltes. Ze begint met de stiltes van fragmenten, wanneer fysieke stukken tekst zijn verdwenen, en over de stiltes in vertaling, de onvertaalbaarheid van bepaalde woorden, zoals klanknabootsingen. Derrida schreef daar in Sjibbolet ook al eens over – bijvoorbeeld als Paul Celan Frans gebruikt in een ‘Duitstalig’ gedicht. Dat verschil verdwijnt in de Franse vertaling, het verschil tussen de regels en dat ene, uitheemse woord.

Sommige uitzichten zijn niet onder elke hoek te zien.

Zo noemt Carson een woord in Homerus’ Odyssee, μωλυ, een naam van een plant ‘in de taal van de goden’, waarvan de ‘Griekse’ vertaling ontbreekt – je leest een viertal letters, je kunt ze horen klinken, maar daar blijft het bij. ‘[A] word that does not intend to be translatable. A word that stops itself.’

Iets dat zich verzet – tegen vertaling, tegen heroriëntatie, tegen bezit. We ervaren het, en het enige dat het nog betekent is dat er een grens aan ons bevatten is. Het markeert een einde waarachter nog iets ligt, maar waar voorbij we niet kunnen lezen.

 

IV

Zoals de woorden van goden zijn de klanken van dieren. We komen terug bij Sakutaro, bij het Japans dat een rijk register aan onomatopeeën heeft – aan ‘klanksymboliek’, eigenlijk, gezien er soms zelfs ‘geluiden’ bestaan voor dingen die ze niet maken. Uit twee verschillende, Engelse vertalingen van een gedicht, heb ik een derde in het Nederlands geprobeerd te schrijven.

 

Katten

Koolzwarte katten, een tweetal,

op het dak van een weemoedige nacht;

vanaf de toppen van hun strakke, rechte staarten

schijnt vaag een draadachtige halve maan.

Owaa, goedenavond.”

Owaa, goedenavond.”

Ogyaa, ogyaa, ogyaa.

Owaaa, de meester van dit huis is ziek.”

 

Het stille vuur komt terug in de vorm van twee koolzwarte katten.

De schuingedrukte termen zijn twee keer nearly untranslatable – van de kat naar het Japans, en van daar naar het Nederlands, dat zulke woorden mist. De katten miauwen, maar spreken ook als mensen. Er zijn termen die op miauwen slaan, maar het miauwen zelf kunnen we in feite niet schrijven. Allemaal taal loopt door elkaar.

En dan dat ogyaa. Dat is een woord voor het huilen van een baby.

Er vallen allemaal stiltes.

Klinkt het gemiauw als gehuil? Of horen we tussen de zinnen van de katten door een kind, vanuit het huis? Het verschil is onleesbaar, het staat er, maar we kunnen er niet bij. We horen een leeuw, maar verstaan hem niet, of we horen een kind dat door de regels heen breekt.

 

V

Jeanne d’Arc, schrijft Carson, werd door de inquisitie veroordeeld omdat onvertaalbaarheid haar niet werd toegestaan. Omdat ze werd berecht in het Latijn, en niet haar Frans. Omdat ze haar eigen, ondeelbare ervaringen moest vormen tot een ‘ja’ of een ‘nee’ op een vraag. Het ontnemen van een taal is het ontnemen van een leven.

Veel legendes zeggen dat ze, als laatst, drie keer de naam van Jezus riep. Volgens Carson niet, die schrijft dat ze op het einde zei: ‘Light your fires!’

 

Content is King!!!

You can’t depend on your eyes when your imagination is out of focus.
Mark Twain

Bol.com heeft de wens te kennen gegeven de beste boekhandel van Nederland te worden. Daartoe organiseerden zij het Uitgeversevent op 10 april jl. Ik was daarbij, omdat ik van boekhandels houd en omdat ik graag op de hoogte ben van wat de grootste internetboekhandel denkt en doet.

We zitten in een zaal die – naar Managing Director Daniël Ropers zegt – ‘niet zo inspirerend is als de dag die we voor ons hebben’. De managing director, spijkerbroek, mocassins, strak overhemd, is in zijn beste jaren. Bluetooth microfoontje, hij komt goed uit zijn zinnen, heeft gedegen naar allerhande TED talks gekeken. Hij komt zó goed uit zijn zinnen, dat duidelijk is dat hij de managing director is geworden. Niemand  die volgt komt in de buurt. In het vervolg van de ochtend teken ik voor eigen vermaak nog de volgende zinnen op:

‘een journey die nooit zal stoppen’

‘er een stukje perspectief op geven’

‘content is King!!’

‘qua storytelling en bingewatching’

Ik waak er voor de elitaire papierenboekenfetisjist uit te gaan hangen. Meer dan een beetje glimlachen is dan ook niet nodig. Wel heb ik gaande de ochtend, omdat je nu eenmaal hersencellen overhoudt, een aantal punten geformuleerd die beter kunnen als je als grootste internetboekhandel met uitgevers te maken hebt. Ik zet ze even op een rijtje om af te sluiten met iets wat ik wel leerde die dag en nog steeds heel interessant vind.

Wat BOL retorisch beter zou moeten kunnen:

-onderschat andere mensen nooit.

-wanneer je een zaal uitgevers toespreekt helpt het een stapel boeken op je bureau te hebben staan. Je moet ze overtuigen dat – anders dan Amazon eigenaar Jeff Bezos – je niet net zo goed ‘doodskisten, wasmiddel en paprika’s’ zou kunnen verkopen, maar dat je van boeken houdt. Dat 10 keer zeggen is niet voldoende.

-Noem een paar titels, gebruik in je slides geen grasmaaimachines als je het het over boeken hebt. Citeer iemand. Google is zeer behulpzaam met het zoeken van een passend citaat: Abraham Lincoln: ‘Books serve to show a man that those original thoughts of his aren’t very new at al.’

Of

‘There’s definitely a role for online booksellers, but they can’t host events, bring people together, and form a personal relationship in the way a bricks-and-mortar store and its staff can.’–  Graeme C. Simsion. Nou ja, die vonden ze misschien wel maar ze lieten dit citaat wellicht achterwege.

-Herhaal niet voortdurend dat je van de aanwezigen wilt leren, terwijl je uitsluitend over je zelf vertelt hoe goed je bent. Als je wilt leren, luister je.

-vermijd 367 keer ‘zeg maar’ zeggen in 8 minuten, Petra Lubbers, in het veelbelovende praatje ‘Ontwikkelingen en uitdagingen in de Boekenmarkt’ zorg dat je er minstens 1 van die ontwikkelingen en uitdagingen ook werkelijk noemt, die niet die door elke willekeurige groenteboer gesuggereerd zou worden, desgevraagd. Dat niet doen en bij algemeenheden blijven die op elke borrel wenkbrauwen zouden doen fronzen omdat ze zozeer voor de hand liggen, is een ontoelaatbare onderschatting van je publiek. Zie eerste punt, zeg maar.

Mijn conclusie: Bol is een heel goede webwinkel. ‘De beste boekenwinkel van Nederland’ worden, is een holle claim die past bij ‘think big’, maar er zijn er al snel zo’n 70 die ik ken die eerder in aanmerking komen. Gewoon omdat ze hun klanten inschatten. Groot is BOL wel en belangrijk ook. Ik heb suggesties hoor, hoe ze zichzelf verbeteren kunnen.

Tenslotte, wat ik wel leerde en boeiend vond, kwam van Arno Otten, Managing Director Digital Media bij RTL en is het volgende. Een serie van het type dat iedereen nu kijkt: House of Cards, Borgen, Suits etc kost evenveel om te maken als een speelfilm. Het format van de speelfilm heeft veel te maken met de beperkingen die golden toen het concept van massavermaak op het grote doek zijn eerste  furore maakte: het moest in pakweg 1,5 uur, op 1 plek te consumeren zijn. Door dat bedrag nu in een serie te stoppen, heb je niet alleen veel meer tijd doorgebracht als consument, maar de ‘uitgever’ heeft ook veel meer ‘contactmomenten’ met de ontvanger.

En deze manier van verhalen vertellen pas beter bij het hart en de ziel van de verhalenverteller: tijd nemen, uitspinnen, divergeren, lange afstanden afleggen (Homeros). Ik denk er al een dag of zes over na wat dit precies kan betekenen voor schrijvers en uitgevers.

——-

IMG_6841Menno Hartman (1971) was vroeger redacteur van Tirade. Sinds 2008 werkt hij bij Uitgeverij Van Oorschot. Houdt van de geur van boeken en van lente.

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Meer blogs

  • Afbeelding bij Warm

    Warm

    Hitte verbindt. Er wordt minder van je verwacht; je verwacht een stuk minder van anderen en veel minder van jezelf. Bij hitte doe ik alles langzaam en merk dan dat ik hetzelfde gedaan krijg – zelfs na vijf duiken in de gracht en anderhalf uur staren sluit ik mijn laptop in de middag met tevredenheid....
    Lees verder
  • Afbeelding bij Zomerverlies

    Zomerverlies

    Alle ramen stonden open en toch was het warm in mijn keuken. Ik sneed knoflook in dikke plakken en liet die bruinen in de lekkerste olijfolie, hakte een paar rijpe vleestomaten en voegde die toe, dopte hulkgroene erwtjes. Als ik buiten de deur ga eten maak ik voor vertrek iets voor de thuisblijvers; je bent...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De bekende weg

    De bekende weg

    Het Zeeuwse dijkhuisje van B’s tante is al een jaar of twintig in mijn leven. Het is er stil, er is veel licht en de zee voelt heel dichtbij, maar rond de dijk is geen toerisme. Het enige wat er verandert is de tuin: er zijn meer rozen dan voorheen. De wilg is groter, en...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Hans van Pinxteren
    Hans van Pinxteren

    Hans van Pinxteren is dichter en vertaler

  • Foto van Jos Versteegen
    Jos Versteegen

    Jos Versteegen (1956) schreef zeven dichtbundels, waarin hij zich vooral liet inspireren door zijn familie en zijn jeugd in Limburg. Voor zijn debuutbundel werd hij genomineerd voor de C. Buddingh’-prijs. Zijn meest recente bundel is Woon ik hier, met herinneringen van oude mensen. In 2016 publiceerde hij zijn vertaling van de Duitse gedichten die Hans Keilson in 1944 in de onderduik schreef voor een geliefde: Sonnetten voor Hanna. Jos Versteegen werkt sinds begin 2017 aan de biografie van Hans Keilson.

  • Foto van Twan Vet
    Twan Vet

    Twan Vet (1998) schrijft poëzie, proza en liedteksten. Hij blogt wekelijks voor Tirade.

    Zijn gedichten verschenen eerder in literaire tijdschriften zoals De Revisor, DW B en Het Liegend Konijn en in kranten zoals NRC en AD.

    De komende jaren werkt hij aan een dichtbundel, een non-fictieboek en een roman bij De Bezige Bij.

    Foto: Roderique Arisiaman