De duivel in Knausgård

Al dagen wil ik schrijven over Karl Ove Knausgård. Over ‘Schrijver’, zijn laatst vertaalde boek. De andere delen uit de serie las ik met interesse, maar ik vond ze niet perse goed, te wijdlopig, onrustig. ‘Schrijver’ maakte grote indruk. Maar alles wat ik de afgelopen dagen op papier zette over het boek, was niet goed genoeg. Ik wiste versie na versie, en besloot het er maar bij te laten zitten. Maar mijn drang om over het boek te schrijven verdween niet, zat me dwars zoals een kiwipitje dat achter een kies is blijven haken. Het moest eruit. Als ik dan per se iets over ‘Schrijver’ wilde publiceren, laat het dan in godsnaam maar gaan over de invloed die het boek op mij heeft uitgeoefend.

Ik koop het boek op een sneeuwdag. Het ligt al maanden in de schappen, maar ik kom er nu pas aan toe. Op de achterkant staat dat Karl Ove zijn periode aan de schrijversvakschool beschrijft, zijn wording tot schrijver. Lezen hoe schrijvers zijn gevormd, voelt vaak toch alsof ik over mezelf lees. Zelfs wanneer de vorming heel anders tot stand is gekomen dan bij mij, herken ik zaken, zie onderliggende gelijkenissen. Ik neem het boek mee naar de hipste koffietent van Utrecht, waar het zo druk is dat ik er op de grond moet zitten. De ruiten zijn beslagen, net als mijn brilglazen zodra ik er binnenstap. Weinig dingen zijn zo fijn als een roman kopen en er meteen in gaan lezen. Ik hou het lijvige boek voor mijn gezicht, om me ervan te vergewissen dat iedereen ziet wat ik lees. Knausgård  is sexy. Een hipster-meisje vraagt al snel: ‘En, is het echt zo goed?’

‘Dat is een ingewikkelde vraag,’ antwoord ik. De boeken van Knausgård  jaag ik er in grote vaart doorheen. Iets in zijn werk dwingt tot haast, de schijnbare afwezigheid van urgentie nodigt uit tot het overslaan van stukken. Je komt ermee weg als lezer, eigenlijk zou dat niet moeten mogen. Ik neem me voor Schrijver rustiger te lezen, ook al maant mijn nieuwsgierigheid me geregeld vaart te maken, vooruit te kijken. Ik wil weten of Karl Ove het meisje krijgt, of zijn nieuwste verhaal eindelijk wel zal worden gepubliceerd en of broer Yngve en hij het goedmaken na een vreselijke ruzie.

Buiten ligt een laag sneeuw op de straten, tegen het vriespunt is het. Het past bij het kille van het boek. Karl Ove klimt dronken op balkons van niet ter zake doende meisjes, bezig zijn liefdesgeluk af te breken, de destructieve lul. Wanneer ik de koffiezaak verlaat, zonder een bevredigend antwoord te hebben kunnen geven aan het hipster-meisje, waan ik me in de studentenstad Bergen, ergens in de winter van ’99, tijdens één van die avonden waarop het maar niet donker wil worden. Sommige goede boeken doen dat met mij. Ze halen me naar hun tijd en even zie ik de mensen om me heen door de bril van de hoofdpersoon. Soms voel ik me zelfs de hoofdpersoon, maar dat vind ik een stuk moeilijker om toe te geven, want dat is raar.

In alle ernst vermoed ik wanneer ik halverwege Schrijver ben de hand van de duivel, zo’n vernietigend pact dat vroeger nog wel eens werd gesloten: Knausgård  heeft het talent gekregen om wervelend en onstuimig te schrijven over het donkerste in zijn ziel, tot op het bot te gaan en dan nog te schrapen over de bodem. De duivel biedt hem bovendien een wereldwijd podium. Wat Knausgård daarvoor in ruil moet doen? Zonder verfraaiingen verhalen over zijn menselijkheid. Ik voel me geregeld onthutst en mistroostig terwijl ik Schrijver lees. Overal wordt Karl Ove’s werk te licht bevonden. Pijnlijk aan de oppervlakte blijft het. Literatuur moet het persoonlijke blootleggen en daardoor een universele uitdrukkingskracht krijgen, dat weten we allemaal. De jonge Karl Ove snapt er geen zak van.

In drie dagen lees ik het boek uit, dat had drie keer zo snel gekund als ik mezelf niet tot traagheid had gemaand. Ik ben er beduusd van, waan me een Noor op de rand van een depressie, de grauwe luchten boven de stad helpen niet. De ochtend nadat ik Schrijver definitief dicht heb geslagen, ontwaak ik met de mededeling dat mijn eigen roman die ik in de lente publiceerde, niet op de longlist voor de Libris Literatuurprijs is geplaatst. Mijn veelbesproken debuut is voor niets genomineerd, ook niet voor debuutprijzen. Wat vervolgens met me gebeurt past niet bij me: ik hoor mijn zelfvertrouwen kraken. De chronische twijfel waarover ik drie dagen achter elkaar heb gelezen, spitst me op zijn drietand en sleurt me mee omlaag. Is mijn roman eigenlijk wel zo goed als ik denk? Als ik gevoelig zou zijn voor verslavingen, zou ik deze avond meer dan één glas whisky drinken om het benauwende gevoel weg te spoelen.

De volgende morgen constateer ik dat de onzekerheid is achtergebleven in de nacht, daar lijkt het tenminste sterk op. Dat ik toch even zo aan het twijfelen ben geslagen, is een bewijs van de kracht van goede literatuur en een duivelsbewijs van het ontembare talent van Karl Ove Knausgård .

————–

SAMSUNGRoman Helinski (1983) studeerde Moderne Letterkunde en Journalistiek. Zijn teksten verschenen, en verschijnen, in, onder meer, Tirade, Hollands Maandblad, Hard gras, De Brakke Hond en Deus ex Machina. In 2014 verscheen zijn romandebuut, Bloemkool uit Tsjernobyl. Helinski werkt aan een nieuwe roman. Hij woont in Utrecht. Zijn jongste Tirade-publicatie vind je in Tirade 456.

Volgende week: de Tweede Zondagse Gastblog van Roman Helinski.

 

Foto (K.O.K.):  Serge Ligtenberg (WU). Foto (R.H.):  Corine 24.

In de Oorshop

Tante Ellen

Maandagavond werd mijn oudtante Ellen overvallen in de hal van haar seniorenflat. Een onguur type wachtte haar daar op, nam haar in een houdgreep, viste haar portemonnee uit haar handtas, en haastte zich het gebouw uit met zijn trofee, een paar tientjes, en een identiteitsbewijs.
Ik belde haar die avond om een andere reden. Het was de volgende dag zeventig jaar geleden dat zij als zestienjarig meisje werd bevrijd uit Auschwitz.
‘Wat lief dat je belt’, zei Ellen aan de telefoon. ‘Maar het gaat niet zo goed met mij.’ Ze vertelde over de overval. Dat ze het uitgegild had van angst. Dat ze thuis meteen de bank had gebeld en de politie. Dat haar kleindochter naar haar toe was gekomen, dat iedereen zo lief en behulpzaam was geweest.
Maar ze had niet goed geslapen die nacht, zei ze. Gek genoeg had ze niet gedroomd over de overval. Vooral Auschwitz kwam terug in haar herinnering. Ze had toevallig ook een boek over de Duits-joodse kunstenaar Nussbaum gelezen, die in Auschwitz aan zijn einde kwam. Dat had ook al van alles opgerakeld. ‘Het komt ook allemaal tegelijk’, besloot ze.

Op Pesach vorig jaar kwam ik mijn oudtante Ellen weer tegen. Ik had haar jaren niet gezien; ik was misschien te veel gevormd door mijn vaders gebrek aan behoefte aan contact met de weinig talrijke, verre familie die we nog over hebben. Bij het Pesachmaal las ik mijn eerste verhaal voor dat kort daarvoor werd gepubliceerd in Tirade. En toen ik het uit had keken Ellens kraakheldere, donkere ogen me betraand aan, en greep ze me vast in een stevige omhelzing.
‘Ik ben helemaal ontroerd’, zei ze met haar lichte Duitse accent. ‘Wat zou je oma trots zijn geweest.’

Sindsdien ben ik een aantal keer bij haar op bezoek geweest. Ik vind haar onmetelijk stoer. Zesentachtig jaar is ze, en ze strompelt daadkrachtig door haar zonnige appartement in Amstelveen, dat omlijst is met planken vol boeken over de Holocaust. Ze kookte asperges voor me, en een keer een spinazietaart. Hulp heeft ze niet nodig, en ze staat alleen oogluikend toe dat ik de afwas doe. Ze vraagt belangstellend naar mijn leven en toekomstdromen. Ze nodigt me uit te komen voorlezen op haar boekenclub. Soms vraag ik voorzichtig naar de oorlog, maar ik ben bang dat ik haar belast met mijn nieuwsgierigheid.

Om er toch iets meer over te weten te komen, las ik de afgelopen weken het oeuvre van Gerard Durlacher. Ook Durlacher overleefde als jonge jongen Auschwitz. En hij schreef daarover zo onverdraaglijk mooi, dat ik zijn verhalen verslond, al was ik telkens in tranen. In zijn boeken, waarin hij een geschiedenis beschrijft die zo diepzwart is dat je het maar nauwelijks kunt bevatten, zijn het de momenten van menselijkheid, van goedheid, die in zijn verhalen de meeste indruk maken. De man die hem Latijnse les gaf in de barakken van Theresienstadt, de schoolmeester die hem in de politiecel in Apeldoorn kwam bezoeken om hem door de tralies een wiskundeboek te geven.

Het verhaal Na 1945, uit de bundel Quarantaine, wil ik graag even noemen in deze week waarin Auschwitz wordt herdacht. Het beschrijft Durlachers veel te lange zoektocht na de oorlog, naar een plek waar hij veilig was. Nadat hij uit Auschwitz werd bevrijd op het moment dat hij meende te sterven, ontving hij maar weinig hulp om terug naar Nederland te keren. Terug in Nederland trof hij in zijn ouderlijk huis een vreemde in een pak van zijn vader. Ook als hij intrekt bij een oom en tante wacht hem vooral kou en onbegrip. Maar op een dag klopt hij aan bij een vriendelijke notaris, die hem warm binnenhaalt, die hem aanbiedt te blijven zo lang hij wil, die hem helpt terug naar school te gaan, een bestaan op te bouwen. Durlacher schrijft: Geleidelijk verliest de wereld om mij heen het bedreigende. Mijn voeten raken grond. De ijsrivier die me jaren heeft meegesleept, smelt. De toekomst is nog wazig, maar niet meer onbestaanbaar.
Na het lezen van Durlachers werk kun je niet anders dan ontzag hebben voor deze man die niet alleen gruwelijkheden overleefde zonder verbitterd te raken, maar die daarover wonderlijk mooi proza schrijft, dat vrij van oordelen is, en dat impliciet aanmoedigt om een ander te helpen, om niet te oordelen of weg te kijken als een ander in nood is.

Soms vertelt Ellen flarden over de oorlog, en dan voel ik me vereerd. Zo vertelde ze over de vreugde die ze voelde toen ze in een ziekenhuis aansterkte na de bevrijding uit Auschwitz, en een verpleegster haar bij ontwaken meedeelde dat haar moeder op de lijst van overlevenden van Thesienstadt stond.
Ellen werd gescheiden van haar moeder, toen ze werd geselecteerd voor transport naar Auschwitz. Haar moeder bood toen aan vrijwillig met haar mee te gaan, maar Ellen zei: ‘geen mens gaat vrijwillig naar Auschwitz.’ In de vertrekkende trein heeft ze wel een half uur lang van angst gegild.

‘Ja ach, het kamp’, zei Ellen. ‘Het maakte me een beetje achterdochtig, maar ook oud. Want ik hecht zo aan het leven.’ En dinsdag sprak ze, ondanks de overval, op een Auschwitzherdenking in Amstelveen. Ik ben ontzettend trots op haar.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

‘Hij leerde me timmeren, in de tuin werken, zagen…’

Vorige week publiceerden we hier deel IX van de correspondentie Gerrist-Brands, Brands-Gerrist. En vandaag deel X:

Annemieke Gerrist TwitterprofielfotoDag Wim,

eergisteren fietste ik in het donker langs een café op weg naar huis, en zag en hoorde een man, naast een café, hartstochtelijk huilen.

Ik fietste door en voelde me meteen schuldig. Ik draaide me om, fietste terug, en toen was de man verdwenen.

Nu denk ik de hele tijd aan die man; waarom huilde hij, was hij alleen, en waarom was hij duidelijk naar buiten gelopen om te huilen? Waarom stopte ik niet meteen?  (Het was koud en hij stond in alleen een overhemd.) Ik weet niet waarom deze man me zo bezig houdt, ik weet wel dat ik een beeld van een gedicht zag.

Wat een leuke grootvader had je. Ik had er ook zo een, opgegroeid op de boerderij, maar de zakenwereld ingegaan. Hij ging -misschien vanwege zijn achtergrond- nog wel al zijn klanten op de boerderijen persoonlijk langs. Hij had een voorliefde voor Amerikaanse auto’s, en eens in de zoveel tijd haalde hij ons op, om in die grote slee met ons door het dorp te rijden. Hij draaide marsmuziek, vrolijke muziek waarop we uitgelaten meezongen op de achterbank.

Hij leerde me timmeren, in de tuin werken, zagen, en uren bracht ik met hem door in de garage om van alles te bouwen. Hij hield van de krantenstrips van Marten Toonder, en las het ons voor. Hoewel ik er niks van begreep was dat leuk, hij moest steeds stoppen omdat hij onbedaarlijk in de lach schoot. Hij was stronteigenwijs. En koppig. En wat ik vooral achteraf leuk vind is dat hij hele eigen voorliefdes had voor dingen die hij leuk vond, en dat met ons deelde.

Hij kon prachtig voorlezen, ook uit de bijbel, waar uit werd voorgelezen na het eten. Dat ik geen hekel kreeg aan de bijbel is aan hem te danken geweest, denk ik.

Toen ik jouw mail las, en ook eerdere berichten, viel het me op dat je opa veel met je deed. Wandelen, hij gaf je een boekje voor de dieren die je zag.

Je schrijft bijna warmer over hem dan over je ouders.

Waarom was je zo gek op hem?

hartelijke groet,

Annemieke

—————————————–

Wim Brands TwitterprofielfotoDag Annemieke,

ik denk dat ik zo dol was op mijn grootvader omdat hij me niet opvoedde en tegelijkertijd op een terloopse manier weer wel. Verder had hij een anarchistische natuur zonder dat hij zichzelf ooit een anarchist zou hebben genoemd.

Toen de koningin in een naburig dorp op bezoek zou komen zei hij: ‘En als ze me dan toeknikt draai ik me om’. Hij zei dat op een volstrekt natuurlijke, niet aanstelligere manier. Je had hem moeten zien. De enige die ik ooit op dezelfde onnadrukkelijke maar besliste wijze een soortgelijke boodschap heb horen verkondigen is de tekenaar Willem die me vertelde dat op een receptie Beatrix op hem afbeende. En wat heb je toen gedaan, vroeg ik. Me uit de voeten gemaakt, zei hij.

Mijn grootvader kon prachtig vertellen. Niet op een gladde manier, zo taalvaardig was hij niet. Nee, hij kon een verhaal vertellen zoals hij een bericht uit een advertentie-krantje voorlas: traag, een beetje verbaasd, alsof hij niet wist of het helemaal waar was.​

Ik herinner me zijn verhalen ook. Over een oude buurvrouw die stierf. Ze was lang ziek geweest. Maar dat vertelde hij niet. Hij vertelde dat er een mooie kist voor haar was besteld en dat hij een van de dragers was geweest. Hij herinnerde zich het moment dat ze de kist optilden en hoe verbaasd hij was geweest: als een veertje zo licht.

In de nabijheid van mijn grootvader, die in hart en nieren boer was, was de dood niet angstaanjagend. Vogelkenner Rob Bijlsma heeft ooit nauwkeurig bijgehouden wat er met een dood jong dier gebeurde dat was gestorven in de nabijheid van zijn boswoning. Vanzelfsprekend noteerde hij wat de gevolgen van de dood waren, alsof hij het leven gadesloeg. Mijn grootvader kon dat ook.

Een keer per jaar ging hij met een kleinkind, mijn broer of ik, naar de begraafplaats. Een potje verf en een kwastje bij zich. Hij schilderde dan de namen van de voorzaten bij en vertelde verhalen waarbij ik me toen ik ouder werd afvroeg of hij niet veel verzon. Nog weer ouder realiseerde ik me dat dat helemaal niet uitmaakt.

Heb jij die prachtige serie van Wim Kayzer weleens gezien waarin Marquez voorkomt? Marquez vertelt daarin volgens mij dat in zijn dorpje op een dag een ezel huiswaarts keerde met de onthoofde bezitter op zijn rug. Mijn grootvader had het kunnen vertellen. Marquez heeft ook weleens gezegd dat ik meen zijn grootmoeder hem kranteberichten voorlas alsof het sprookjes waren.

Of omgekeerd.

Waaraan werk jij op dit moment?

vrgr

Wim

————————-

Annemieke Gerrist (1980) is dichter en beeldend kunstenaar. Wim Brands (1959) is dichter en radio- en televisiemaker bij de VPRO. De jongste Tirade-publicatie van Gerrist vind je in Tirade 454, die van Brands in Tirade 455.

In voorbereiding: Gerrist-Brands, Brands-Gerrist, deel XI.

Auteursportretten: Twitterprofielfoto’s.

NOS keurt eigen vlees

Gisteren rond acht uur drong een gewapende man de tv-studio van de NOS binnen. Hij eiste zendtijd, anders zou er iets gebeuren. De uitzending van het achtuurjournaal werd gestaakt en NPO1 ging voor enige tijd over op de ‘stoorstand’. Later verzorgde omroep zelf, pijnlijk genoeg, de verslaglegging van het incident. De NOS had dat beter kunnen laten.

Laat er geen misverstand over bestaan dat de situatie heel ernstig was. Na de gebeurtenissen van de aflopen maand, bijvoorbeeld in Parijs, is de waakzaamheid momenteel op een hoogtepunt. Ten overstaan van wapens is het voor een redactie ondoenlijk om rustig te redeneren. Het is dus bewonderenswaardig dat de mensen ter plaatse het hoofd koel hebben gehouden. De politie kon de indringer mede door hun houding snel overmeesteren. Zo liep het incident liep met een sisser af, maar dat neemt natuurlijk niet weg dat het op de medewerkers van de NOS een enorme indruk zal hebben gemaakt.

Hoezeer de situatie een impact op de journalisten heeft gehad, bleek toen de omroep weer op zender kwam. Sommige NOS-journalisten waren lijdend voorwerp van de live-uitzending en vertelden wat er tijdens het incident was gebeurd, zij werden ondervraagd door hun NOS-collega’s van de redactie en studio in Den Haag. De NOS zond ook beeldmateriaal van de indringer uit. In nrc.next zegt NOS-hoofdredacteur Marcel Gelauff vandaag dat hij niet heeft geaarzeld en niet heeft overlegd voor hij daartoe besloot. Zijn keuze is voorstelbaar in de heat of the moment, maar hij had anders moeten beslissen. Het Journaal volgt in vergelijkbare andere gevallen het hoofd en niet het hart, althans daar ga ik van uit. Het kan niet anders of de emotionele betrokkenheid van de verantwoordelijke(n) heeft de journalistieke besluitvorming gisteravond danig verstoord.

Het uit de lucht halen van de zender was de onontkomelijke en uiteindelijk enige reactie op de situatie. De NOS-uitzending die er tóch kwam, is toe te schrijven aan het te grote belang dat de omroep zich toedicht. Gelauff verklaarde, wederom in nrc.next: ‘Ik wist meteen: dit is heavy nieuws, ook in de context van de hele veiligheidsdiscussie. Hier is iets unieks gebeurd in de Nederlandse televisiegeschiedenis.’ Hij heeft helemaal gelijk, zoals andere nieuwskanalen met hun verslagen bevestigden, maar dit uitgangspunt is juist de reden om niet zelf de verslaggeving te verzorgen. De live-uitzending onder leiding van Ron Fresen resulteerde, tot aan de persconferentie, in een herhaling van informatie die uitsluitend afkomstig was van eigen medewerkers in Hilversum. Het was adequaat geweest om de reguliere programmering van de zender te hervatten, of als dat technisch niet mogelijk is, de ‘stoorstand’ te handhaven. Onderbreken voor de persconferentie had vervolgens voor de hand gelegen.

De gang van zaken zoals gisteren bij de NOS staat haaks op de journalistieke integriteit. Een journalist wordt geacht neutraal te zijn, ook al is dat een utopische gedachte. Gisteren heeft de omroep echter de intentie om die neutraliteit na te streven laten varen, door uitgebreid over zichzelf te verslaan. De NOS heeft nauwelijks iets gedaan om de ‘schijn tegen’ te vermijden. De emotionele lading, het belang van het onderwerp en mogelijke overhaaste beslissingen hadden redenen moeten zijn om het verslag over te laten aan andere nieuwskanalen. De hoofdredacteur had zijn gebod aan zijn medewerkers om niets naar buiten te brengen moeten handhaven – alleen al uit consideratie met alle betrokkenen en de ernst van de zaak – en iedereen naar huis moeten sturen. De kaping van de publieke omroep door de NOS met zichzelf als onderwerp had zo kunnen worden voorkomen.

Marko van der Wal

Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds enkele jaren blogt hij (onregelmatig) voor tirade.nu.

Drie keer verlaten

Ooit iemands huis in Nebraska

Verlaten plekken schreeuwen tot de verbeelding. Op instagram is er een heel account aan gewijd: Itsabandoned. Resten van leven vind je daar, structuren waarbinnen een leven plaatsvond, als achtergelaten slangenhuid is een stenen of houten lichaam door de bewoner verlaten. Een versteend verleden. Een van de fraaiere verlaten gebouwen waar ik ooit kwam was het voormalig Seminarium in Driebergen. Ik verzamelde, of zo je wilt jatte er koperen hang- en sluitwerk. Lange gangen vol deuren, tassen vol klinken. Omdat ik gehoord had dat die seminaristen bijna nooit ziek waren en ergens las dat een koperen deurklink, veel meer dan alle materiaal dat we er nu voor gebruiken, bacteriën doodt.

De seminaristen staken elkaar dus in geen geval via de deurklink aan. Kom daar eens om in een kinderdagverblijf! Kinderen tussen de 2 en 4 zijn altijd ziek. Neem koperen deurklinken!

full27905937Ik lees een verlaten boek. Een verlaten boek is een boek waarvan je aanneemt dat het nog maar heel weinig gelezen wordt. Het is The Rover van Joseph Conrad. Niet zijn beste boek vermoed ik, dat is mogelijk zijn bekendste titel Heart of Darkness. The Rover is zijn laatste afgeronde roman. Laat werk van een auteur wordt geacht niet algemeen het beste werk te zijn, al zijn er natuurlijk uitzonderingen (Ada van Nabokov?) Als je heel beroerde laatste stukken van een oeuvre wilt lezen moet je eens naar Mulisch kijken. Er is geloof ik nooit een Nederlandse vertaling van The Rover gemaakt. Wat mooi is aan verlaten boeken, evenals verlaten huizen, is dat ze niet spectaculair zijn, dat ze verlaten zijn heeft een reden. En dat is in een spektakelwereld een hele opluchting; dat iets niet meesterlijk is! Géen onverbiddelijke bestseller. Níet de mooiste plekjes waar je ooit geweest bent. Gewoon – in het geval van The Rover – een niet al te bijzonder verhaal, maar wel goed verteld. En zoals je in een verlaten huis de vakkundige verbindingen in het dakgebint kunt zien, kan je de verteltechnische kanten van een niet spectaculaire roman veel beter volgen, en daarin is dit late boek toch wel bijzonder. Ik zou met alle vertrouwen een boek kopen met een sticker erop: ‘een niet al te bijzonder verhaal, maar wel goed verteld.’ ‘Gewoon goed’ is een mooie economische ingreep in de inflatoire kanten van de boekverkoop.

3-596-13655-5.256867Józef Teodor Konrad Korzeniowski is een ‘verlaten’ persoonlijkheid. De man die ooit zo heette was niet bruikbaar meer, de persoon die hij was, moest achtergelaten worden ten gunste van iets handigers: ten gunste van de naam Joseph Conrad. Een van de grootste onderzoekers van verlaten en vergeten zaken – W. G. Sebald –  last in zijn Die Ringe des Saturn een ruime passage in voor het verhaal achter Conrads eerste persoonlijkheid. Het begint zo: ‘Am Ende des Somers 1862 reiste Mme. Evelina Korzeniovska  mit ihrem damals nog nicht ganz fünfjährigen Knaben Teodor Josef Konrad von der kleinen podolischen stad Zitomir nach Warschau. ‘

Conrad in zijn huis in Engeland waar hij stierf heeft wat weg van Peyrol – The Rover – in zijn boerderij aan de kust bij Toulon. Het motto van zijn laatste roman werd ook  Conrads epitaaf

Sleep after toyle, port after stormie seas,
Ease after warre, death after life, doth greatly please

Spenser

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Gratis proza #2: Naar Zeeland

Terwijl het laatste licht als in een net gevangen uit de hemel verdwijnt, sla je af. Bij de sluizen, glimmend van de aangevroren nevel, minder je vaart totdat je stapvoets rijdt. Je haalt een hand over je ogen, die branden alsof er pekel in gestrooid is.

‘Driver,’ zegt MADDI vanuit de boezem van het dashboard. ‘Road safety systems register that you are getting tired. You have now been driving for over three hours. Please switch to Assisted Drive Mode or pull over.’

Je draait het volume omlaag, volgt de zuidkant van het kanaal langs vrijwel uitgestorven dorpen, telt de paar verlichte ramen. Elk jaar zijn het er minder en elk jaar liggen ze verder uiteen; is er meer zwart tussen gekomen.

Het stuur trilt, de verlichting in de wagen zwelt aan en koude lucht wordt in je gezicht geblazen. Op het display worden de letters blauw, dan oranje, rood, paars en weer blauw.

You have 5.10 minutes before MADDI automatically overrides, staat er. Appropriate authorities will be notified. Pull over now or switch to Assisted Drive.

Je reikt onder het stuur, trekt het klepje weg en tast de zekeringen in de linker rij af tot je bij de eennalaatste komt. Met je duimnagel wip je hem los; een plastic nietje valt op je handpalm. Nu is het donker in de auto.

Soms mis je de straatlantaarns van vroeger, en wegen die de hele nacht verlicht waren als een woonkamer na een matig feestje. Koude koffie, ingevallen taart, vervloeide slagroom. Het gevoel dat iedereen elders is, behalve jij.

‘Kijk nou eens,’ zeg je. ‘Sneeuw.’

De velden die je al je hele leven kent, die de achtergrond van je vroegste herinnering vormen, zijn wit. Glimmendzwarte lijnen kaderen ze in en een dun vel ijs drijft op de sloten. Hoeveel winters zijn er zonder sneeuw voorbijgegaan? Je denkt aan sleeën. Straks, bij het huisje, zal je een sneeuwbal maken en met alle kracht die je nog in je hebt de nacht in gooien.

Als men knotwilgen niet knot, worden het zwakke wilgen. Na het faillissement van de gemeente bracht een schimmel ze tot rottende knoesten terug, waarna bramen de berm overnamen. Bruine doornwallen rijzen en dalen nu aan weerszijden van de weg, met een beginnend laagje sneeuw op hun rug. Je draait je raampje op een kier en rijdt verder naar het westen, bedenkt dat je nooit te oud of moe zou kunnen zijn om deze weg te rijden. Het is als vallen, als de werking van de zwaartekracht.

Zeeland is je droom van thuis, van warme armen onder een beginnend leven. Een versie van de hemel waarin het makkelijk is te geloven.

De populieren bij de boerderij zijn meegegroeid met je herinnering. Zo machtig als ze vroeger leken zijn ze nog steeds. Dit is waar je liep toen je net begon te lopen, waar je leerde fietsen: op de laatste dijk voor de duinen. Hier ligt het asfalt dat elke zomer smolt, en waarin je naam nog steeds geschreven staat. Morgen zul je gaan kijken naar de letters die je met je eerste zakmes kerfde. Door het verleggen van de weg zijn ze nooit bedekt geraakt, zijn ze gebleven.

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Meer blogs

  • Afbeelding bij Warm

    Warm

    Hitte verbindt. Er wordt minder van je verwacht; je verwacht een stuk minder van anderen en veel minder van jezelf. Bij hitte doe ik alles langzaam en merk dan dat ik hetzelfde gedaan krijg – zelfs na vijf duiken in de gracht en anderhalf uur staren sluit ik mijn laptop in de middag met tevredenheid....
    Lees verder
  • Afbeelding bij Zomerverlies

    Zomerverlies

    Alle ramen stonden open en toch was het warm in mijn keuken. Ik sneed knoflook in dikke plakken en liet die bruinen in de lekkerste olijfolie, hakte een paar rijpe vleestomaten en voegde die toe, dopte hulkgroene erwtjes. Als ik buiten de deur ga eten maak ik voor vertrek iets voor de thuisblijvers; je bent...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De bekende weg

    De bekende weg

    Het Zeeuwse dijkhuisje van B’s tante is al een jaar of twintig in mijn leven. Het is er stil, er is veel licht en de zee voelt heel dichtbij, maar rond de dijk is geen toerisme. Het enige wat er verandert is de tuin: er zijn meer rozen dan voorheen. De wilg is groter, en...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Julia Buijs
    Julia Buijs

    Julia Buijs is theater- en filmschrijver en manusje van alles. Deze zomer studeert ze af aan de opleiding Writing For Performance aan de HKU, met het scenario voor een bemoedigende animatiefilm over een station waar het altijd regent en niemand een gezicht heeft. Met dit en haar toekomstig werk wil ze proberen de lezer stil te laten staan, adem te laten halen en zichzelf en anderen te omarmen. Haar teksten zijn fantasierijk, gelaagd, experimenteel en persoonlijk. Ze werkt door middel van sprokkelen, puzzelen en plakken en gelooft binnen vijf jaar een eigen genre gecreëerd te hebben. Verder zal je haar kunnen vinden als vleermuisveldwerker, regisseur, festivalprogrammeur, creatief producent, saunameester, kinderboekenschrijver en juist ook voorloper van de ‘Kinderlijke’ Verhalen voor Volwassenen.

  • Foto van Koen Dobbelaer
    Koen Dobbelaer

    Koen Dobbelaer (2000) is schrijver, scenarist en voormalig kindacteur. Deze zomer studeert hij af van de studie Writing for Performance aan de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht met het filmscenario Een Film Over Familie, een absurdistisch drama over de drang naar maakbaarheid. Dit najaar verschijnt de door hem geschreven film De Laatste Dag in het Leven van Walterus.

  • Foto van Anja Sicking
    Anja Sicking

    Anja Sicking schrijft romans en essays. In haar laatste boek, De visionair, onderzoekt ze via de verbeelding
    hoe de toekomst eruit zou kunnen zien.