Het geluk (4)

Met mijn blote voeten op de rand van de terrastafel onderga ik voor de 364e keer dit jaar dat de aarde zich wegdraait van de zon. Een massaal achterovervallen, dat hier in de tropen veel makkelijker voelbaar is.

Ik trek mijn voeten terug en zet ze op de grond omdat ik bang ben mijn evenwicht te verliezen; lach om mezelf.

‘Wat is er?’ vraagt Birre, terwijl Nadim op haar knieën wipt en vraagtvraagtvraagt of het dan nu schemering is.

‘Niks,’ zeg ik. En: ‘Bijna, jongen.’

Er zal wel nooit een goed alternatief voor de gloeilamp komen. Warm licht komt uitsluitend uit bronnen die warm zijn.

Wanneer zou dat achterovervallen omslaan in vooroverklappen? Op welk exacte moment krijgt je het gevoel naar de zonsopkomst toe te draaien? De afgelopen dagen had ik daar zeker getuige van kunnen zijn, want ondanks de idyllische plek aan zee waar we logeren heb ik slecht geslapen. Nachtmerries, had ik. Soms wel drie op een nacht, waaronder veel dromen over onze vriend Gijs die inmiddels meer dan drie jaar dood is: elke ochtend tegen vijven schrok ik wakker.

Gisterenochtend trof ik bij mijn mail een foto die vriendin Rosan me gestuurd had. Het was een polaroid van haarzelf, collega Claudia en Gijs toen ze nog samen bij café de Pels werkten. Van dit soort toevalligheden kijk ik niet meer op, daarvoor gebeuren ze te vaak. Rosan vroeg hoe het met me gaat, en ik schreef terug dat ik niet weet of het ooit goed zal komen tussen Gilles van der Loo en het hier en nu.

Plannen en dromen zijn altijd aantrekkelijker voor me geweest dan de werkelijkheid. Vandaar dat lezen, vandaar dat schrijven. Er is een bizarre les te leren op het moment dat je laatste droom in vervulling gaat. Het laatste wat ik kon bedenken te willen was langere tijd met mijn gezin in Suriname wonen. God weet hoe, maar het is ons gelukt. Aan de vooravond van onze terugkeer naar Nederland ben ik een man zonder wensen geworden.

Ik heb niets meer te willen. Ben ik dan nu gelukkig?

Misschien is het geluk iets waartoe je moet besluiten op basis van overvloedig bewijs. Als dat zo is dan sluit ik 2014 ver in de plus af.

Ik wens jullie allemaal hetzelfde.

 

Alle goeds,

Gilles

 

 

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

In de Oorshop

Op naar 2015

Jaargang 2014

Beste abonnees, bloglezers, volgers, likers, contribuanten en andere Tirade-adepten,

De redactie van Tirade kijkt met gepaste trots terug op het afgelopen jaar. Het is in 2014 gelukt om een aantal nieuwe rubrieken succesvol uit te werken, zoals ‘De ambassadeur’ en ‘De tirade van…’. Samen met Writers Unlimited maakten we in januari voor het eerst een internationaal themanummer, en in het voorjaar stond Tirade geheel in het teken van liefdespoëzie. Het tijdschrift heeft een andere uitstraling gekregen, door elke aflevering samen te werken met een illustrator en zo de oude traditie van het portfolio in ere te herstellen. Op het blog verscheen dit jaar elke dag van de week een nieuw stukje. Dat is onder meer de verdienste van de gastbloggers, die ieder een maand lang de zondag voor hun rekening namen. Al met al hebben al deze ontwikkelingen ervoor gezorgd dat we een aantal belangwekkende schrijvers hebben mogen verwelkomen als (vaste) contribuanten. Niet in laatste plaats is dit mede te danken aan een zeer belangrijke groep: het publiek, de lezers en inzenders, van wie wij ook een groot aantal inzendingen mochten ontvangen. Daarom willen we iedereen die, op welke manier dan ook, heeft bijgedragen bedanken voor hun inspirerende inzet.

Inmiddels staat er alweer een nieuw nummer van Tirade in de startblokken, dat we maakten met Wrtiters Unlimited, en net als afgelopen jaar een internationale invulling heeft gekregen. Tirade 457 verschijnt volgende week en is hier vanaf 6 januari te bestellen. Met dit eerste nummer van 2015 belooft, al zeggen we het zelf, de komende jaargang weer een succes te worden. Wij hopen dan ook dat we het komende jaar mogen rekenen op het enthousiasme van vele lezers en inzenders.

Alvast, namens de voltallige redactie, een zeer voorspoedig 2015 gewenst!

Martijn Knol
Gilles van der Loo
Lieke Marsman
Marko van der Wal

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Let’s call it a year‘ – afhameren die handel

Opeens zat ik mijn enige principe te verloochenen. Het formaat van de flatscreen waarnaar ik zat te staren mocht dat van een bioscoopdoek dan wel verre overtreffen, feit bleef dat ik een speelfilm zat te kijken op een andere plek dan in de Heilige Tempel der Cinema. Het was me, eerlijk gezegd, een beetje overkomen. Ik verbleef in een huis met een omvangrijke DVD collectie waartussen ik Florian Henckel von Donnersmarcks The Tourist (2010) ontdekte, een romantische thrillerkomedie met Johnny Depp en Angelina Jolie in de hi, ha, hoofdrollen. In de vrolijke zekerheid dat ik de flutfilm binnen een minuut wenend/ hoofdschuddend/ schaterlachend zou afzetten, legde ik de zilveren Blue Ray in de dvd-speler – en keek m’ uit. The Tourist is een Heel Erg Slechte Film waarvan je je niet kunt losmaken omdat het ambivalente optreden van protagonist Frank – gespeeld door Johnny Depp – zo intrigeert. Tot een moment voor de Grote Ontknoping dacht ik: Depp gebruikt deze film gewoon om een cursus acteren te geven. Het dénouement leert dat Depp een personage speelt dat spéélt dat hij Frank is (facelift, identiteitsfraude). Dat is dus het geheim dat Depps spel onder hoogspanning zet. Met terugwerkende kracht begrijp je de heerlijke dialoog tussen de ‘Amerikaanse’ Frank en de Britse Elise nadat de twee elkaar hebben ontmoet in de TGV van Parijs naar Venetië.
      ‘I’m Frank.’
      ‘That’s a terrible name.’
      ‘It’s the only one I’ve got.’
      ‘Maybe we can find you another.’
Het is opmerkelijk dat zelfs in een uitgesproken nulsterrenfilm als The Tourist mooie thema’s als Echte Liefde, trouw, uiterlijk/innerlijk, identiteit, authenticiteit en

Nice Poes 2‘Tyn! Hé, hahaha! Nee, hier… hierboven, joehoe, haha!’

‘Hé, lieve Poes… wat ben je aan ’t doen?’

‘Ik zit vandalisme te plegen. Zie je die barst onder de vensterbank? Die heb ik erin gesprongen, hahaha!’

‘Je zit toch geen grapjes te maken, Poes? Want dan krijgen we problemen met Daan Droogstoffelsen van het tegenwoordig door de Weekblad Pers Groep uitgegeven tijdschrift halfjaarboek De Televisor en dan – ’

‘Daan Droogstoffel? Nooit van gehoord. Maakt ie problemen? Moet ik in z’n tuin poepen?’

‘Nee, doe dat nou maar niet. Daan is een hartstikke goeie gast – hij hoort zelfs tot het zeer selecte gezelschap van NED-LIT intellectuelen die ooit stage hebben gelopen bij Uitgeverij Wereldbibliotheek – maar je moet hem niet in de war maken met grapjes, daar is de literatuur trouwens ook veel te belangrijk voor! Begrepen, Poes?’

‘Oké. Nou. Sorry hoor. Dat van dat springen was inderdaad een grapje. Die barst zit er al jaren.’

‘Nou, kijk es aan… Ik ben blij dat je er gewoon eerlijk voor uitkomt. Zie je dat een stukje meteen veel leuker wordt als je gewoon serieus bent? Serieus is het nieuwe grappig, Poes.’

‘…’

‘Wat was je eigenlijk echt aan ’t doen?’

‘Ik zit te genieten van ’t uitzicht. Vanaf hier kan ik helemaal tot halverwege 2015 kijken… Op heldere dagen zie ik zelfs een stukje van 2016!’

‘En wat zie je dan precies?’

‘O. Gewoon. Poezendingen.’

‘Hahaha! Ik denk dat jij Tijd en Ruimte een beetje door elkaar haalt, Poes.’

‘O, ja? Ik denk dat jij Fantasie en Werkelijkheid niet helemaal uit elkaar kan houden, eikel. Met je blote gezicht en je staart op je achterhoofd in plaats van netjes boven je anus. Waarom zou een Poes wel kunnen praten, maar niet in de toekomst kunnen kijken, mmm?’

‘Zo had ik ’t nog niet bekeken.’

‘Nee. Eerst denken, dan je grote bek opentrekken, zeikerd.’

‘…’

‘Als ik jou was zou ik gewoon op vier poten gaan lopen, dan stroomt er tenminste weer een beetje bloed naar je hersenen.’

‘…’

‘En wat ben jíj eigenlijk aan ’t doen? Moet je niet bloggen?’

‘Jazeker. Ik wilde vandaag nog uitgebreid terugkijken op 2014 en een paar lijstjes maken van de beste stukken uit de afgelopen jaargang van Tirade en – ’

‘Goed zo… stukken uit je eigen blaadje opwarmen en opnieuw serveren… Het verleden is zo passé, man. Zit niemand op te wachten. Hou op. De toekomst… dáár zijn we in geïnteresseerd… Als ik jou was zou ik ff op dat bankje gaan zitten en es een flink potje in de toekomst kijken… Zonder snorharen is de ontvangst vast belabberd. Maar je weet maar nooit.’

Martijn Nice‘Momentje… Ja. Ik zit, Poes.’

‘Nou… turen maar.’

‘…’

‘En? Zie je al wat?’

‘Zeker weten… dank voor de tip, Poes… ik kan heel 2015 overzien!’

‘O, ja? Echt? Wat zie je dan allemaal?’

‘…’

‘Wat zie je dan?’

‘O. Gewoon. Mensendingen.’

Tirade – met één voet in de toekomst.

Soundtrack: Le printemps, Michel Fugain.

——–

 futurVolgende week: Tijd voor een lief boek. L’Arabe du futur. Van Riad Sattouf.

 

Bijna vergeten is de kunst van het verdwalen

Aan te komen in een stad die je nog niet kent, het uitzicht vreemd en alle geuren rauw en vreemd. Alle straten hier en ook de kronkelende steegjes in de loop der eeuwen in elkaar genesteld volgens een logica die nu al lang vergeten is en daarom niet meer leesbaar. Je kijkt en tuurt en draait de kaart in je handen om en om, maar de wereld om je heen correspondeert niet met de papieren weergave ervan. Je bent verloren; hier is niets dat je herkent.

Bijna verdwenen is de kunst van het verdwalen omdat de kaarten waar we ons aan vasthouden niet langer van papier zijn. In plaats van sterren om naar op te kijken hebben we satellieten om ons in de gaten te houden, onze voortgang te volgen als een bewegend stipje op de kaart. Er zijn al bijna geen papieren kaarten meer, laat staan die oude kaarten vol met witte, nog oningevulde plekken. Hic leones sunt. Wanneer we tegenwoordig iets niet weten is het een nog niet weten, een hiaat in onze kennis dat ongetwijfeld snel zal worden ingevuld.

Reddingswerkers weten dat kinderen betere, succesvoller verdwalers zijn dan volwassenen, gemeten in termen van overlevingskans.[1] Wanneer een kind merkt dat hij de weg kwijt is geraakt stopt hij met lopen en wacht op hulp, die hem vervolgens relatief gemakkelijk terug kan vinden. Volwassenen lopen juist verder en verder en wijken daarmee ook steeds verder van hun oorspronkelijke route af, raken verder verloren. Misschien vinden we het, eenmaal volwassen, moeilijker om toe te geven dat onze kennis niet onfeilbaar is; misschien schamen we ons om toe te geven dat we zijn verdwaald.

Bijna verloren is de kunst van het verdwalen. Elke schrijver vertrekt vanuit het midden van een witte plek en tekent vanaf daar de kaart in dikke en dunnere lijntjes. Als lezers volgen we voetje voor voetje de loop van het verhaal dat door het landschap kronkelt en lopen zoals bij elke reis het risico verloren te raken, onderweg iemand anders te worden. De horizon die steeds een stapje voor ons uit beweegt: niet weten waar of wie we zijn, en dat dan te beseffen.

Omdat er niets nog niet gezegd
beoordeeld, vastgelegd is
hebben we lege handen.
Waar is de lucht nog zwart
de kaart nog leeg
het oerwoud niet ontdekt
diep onder de grond misschien
als je goed luistert het geruis
van een rivier in staat
ons te vervoeren

Noot

[1] Dit feit, en andere verhalen over verdwalen vind je terug in A Fieldguide to Getting Lost van Rebecca Solnit.

————————————–

Wytske Versteeg (1983) publiceerde de romans Boy (2013) en De wezenlozen (2012) en het non-fictie boek Dit is geen dakloze (2008). Ze won, onder andere, de Serge Heederik Prijs voor filosofisch schrijftalent en de Kwakoe Literatuurprijs. Dit jaar zette zij bovendien de BNG Nieuwe Literatuurprijs op haar naam. In Tirade 455 vind je een kortverhaal van Wytske, Overgave. Ze werkt aan een proefschrift en aan haar derde roman.

De Tirade-redactie neemt haar hoed af voor Wytske Versteeg: veel dank voor al je  fraaie gastblogs en hopelijk weer tot lees!

Volgende week: de eerste Zondagse Gastblog van Bregje Hofstede.

Portret Wytske Versteeg: Eline Spek.

 

‘Daar op dat strand bracht ik mijn jeugd door’

Vorige week publiceerden we hier deel IV van de correspondentie Gerrist-Brands, Brands-Gerrist. En vandaag deel V:

Annemieke Gerrist TwitterprofielfotoDag Wim,

twee jaar geleden werkte ik een periode in Vlissingen, in een gebouw vol ateliers aan de dijk. Ik keek uit op zee, en nog bizarder: ik keek naar de overkant. Daar, op dat strand aan de overkant in Breskens bracht ik mijn jeugd door.

En daar keek ik altijd naar de kant waar ik me nu bevond. Dit is geen beeldspraak, dit was echt. Het was alsof ik aan de verkeerde kant van de tafel was aangeschoven.

Het bracht geen sentimenten met me mee, maar een afstand. Als ik ‘s ochtends ging zwemmen in die drie maanden, keek ik wat wantrouwend de Schelde over. Er was niks meer te zien van wat ik daar allemaal had meegemaakt. Hoewel ik geen groot fan ben van Armando, vind ik zijn ‘schuldige landschap’ wel een prachtig concept. En dan betrek ik het niet op de vreselijke oorlogsmisdaden, maar het landschap schuldig aan wat er niet meer te zien is.

Ik kon het niet beter verwoorden dan de zin ‘Ik wil niet verdwijnen in een huis met veel uitzicht’, dat gedicht staat in mijn laatste bundel. Ik kreeg het idee dat nu ik het zo goed kon zien liggen, dat landschap waar ik me toen in bevond, dat alles verdwenen was. En misschien daarmee ikzelf voor een gedeelte ook. Dat was althans de angst waarmee ik daar elke ochtend wakker werd, het was geen rationele gedachte, ik kon de angst maar niet van me afschudden.

Zoals je weet, ben ik zwanger. Ik had verwacht dat ik er weeïg van zou worden, maar op de een of andere manier wordt de wereld meer en meer concreet. Laatst ging ik zwemmen, en werd me er bewust van dat er in mij ook iemand zwom. Toen dacht ik: jammer dat ik geen zeezwemmer ben. Ik had gewoon op een goede ochtend van Vlissingen naar Breskens moeten zwemmen, dan was er niks aan de hand geweest.

Ik vermoed dat ik hier iets over ga schrijven, over dat zwemmen.

Weet jij al waar je over gaat schrijven?

hartelijke groet,

Annemieke
—————————————–

Wim Brands TwitterprofielfotoDag Annemieke,

al weer lang geleden bivakkeerden we elke zomer aan zee. Onze kinderen waren klein, mijn vrouw en ik vonden het een aangenaam idee om binnen een half uur in de Noordzee te kunnen zwemmen.

Soms woonden we wel drie maanden aan zee. Ik reisde voor mijn werk in Amsterdam gewoon op en neer. Ik herinner me dat iemand voor een werkbespreking wilde langskomen. Dat is goed, antwoordde ik, maar kom ‘s ochtends, want ‘s middags zwem ik in de Noordzee.

Toen ik bezig was met het samenstellen van m’n laatste bundel ontbrak er op het laatst nog een titel. Ik ben slecht in het bedenken van titels. Toen herinnerde ik me dat ik weleens had geroepen: ‘s Middags zwem ik in de Noordzee.

Ik heb vervolgens een gedicht geschreven waarin deze regel voorkwam. Dat ging eigenlijk vanzelf, zoals zwemmen in zee vanzelf gaat als je niet te roekeloos bent. Denkend aan de Noordzee zag ik mezelf op een rustige dag in het naseizoen op een duintop staan terwijl in zee mijn vrouw zeer kalm zwom. Het was eb. Hoe in dat water haar armen nauwelijks bewogen, schreef ik.

Ik heb eerder over de zee geschreven. Maar nog nooit zo associatief en doeltreffend als in dit titelgedicht. In die andere zeegedichten wilde ik teveel en dat is – in mijn geval – vragen om moeilijkheden: ik vind de zee altijd weer zo overweldigend – welk weer het ook is, in welk seizoen ook – dat ik niet teveel praatjes moet hebben.

Rustig toekijken, dat is het beste. Wat ik ook deed toen ik de zee voor het eerst in mijn leven zag. Ik herinner me dat nog goed. Ik was tien, we gingen op schoolreis naar een plaatsje in de buurt van Den Haag, Ockenburg, geloof ik. De zee was in elk geval dichtbij, de zee die ik, een plattelandsjongen, nog nooit in het echt had gezien.

Ik herinner me hoe we op een namiddag door de duinen liepen en dat ik opgewonden was bij het idee de zee te zien, voor het eerst. En toen was daar de zee. Ik hecht er aan me voor te stellen dat ik gekeken moet hebben als dat Russische jongetje dat voor het eerst zichzelf in een spiegel ziet.

Ken je de documentaire die zijn vader over hem maakte? Die vader had ervoor gezorgd dat het jongetje nooit in een spiegel kon kijken. Hij wilde namelijk het moment vastleggen dat we allemaal hebben meegemaakt en dat we ons niet meer herinneren.

Het is verbazingwekkend om te zien hoe het jongetje kijkt als hij voor het eerst oog in oog staat met zichzelf. Oog in oog met wat nog onvoorstelbaar is. Ik hecht er aan te geloven dat ik ook zo heb gekeken oog in oog met de zee. En te geloven dat mijn gedichten altijd weer een poging zijn om terug te keren naar dat oermoment, hoe verschillend ze ook zijn, waarover ze ook gaan,

vrgr

Wim

—————-

Annemieke Gerrist (1980) is dichter en beeldend kunstenaar. Wim Brands (1959) is dichter en radio- en televisiemaker bij de VPRO. De jongste Tirade-publicatie van Gerrist vind in je Tirade 454, die van Brands in Tirade 455.

In voorbereiding: Gerrist-Brands, Brands-Gerrist, deel VI.

Auteursportretten: Twitterprofielfoto’s.

Dag, Suriname

Ik heb het eerder meegemaakt, begeleid door tjirpende krekels instappen op Zanderij en negen uur later Schiphol uit lopen in het holst van de winter. Dat pleintje voor de aankomsthal is de naarste plek van Nederland. Een krijsende wind jakkert de hagel er horizontaal de parkeerflats door.

In de woorden van onze buurvrouw hier: ‘Onvriendelijk weer, je voelt je er niet welkom.’ De eerste en enige keer dat zij Nederland bezocht, vroeg ze aan de tante die haar ophaalde waarom alle bomen dood waren. Het bleek februari.

Birre vraagt me regelmatig wat ik het meest zal missen, en ik vind het onmogelijk daar antwoord op te geven. Ook de Nederlandse Surinamer legt moeilijk zijn vinger op wat er zo fijn is aan Lanti. Het valt hem makkelijker te praten over wat er allemaal aan schort.

Dit doet me denken aan de jaren voordat Nadim geboren was. Bijna al mijn vrienden waren al vader, en als ik met ze in het café stond hoorde ik niets dan gekijf over die baby’s, dreumesen en peuters. Later leerde ik dat ze onder elkaar hun hart luchtten over wat er tegenviel, omdat ze al wisten wat er zo geweldig was aan vader zijn.

Suriname, ik zal je wolken missen. De kracht waarmee ze uit de aarde zelf op lijken te rijzen, niet ergens aan de horizon, maar aan het einde van mijn straat. Je mensen zal ik missen; het gemak waarmee ze lachen en vrienden van me worden. Het onbedorven vertrouwen van je kinderen. De geluiden van je nacht, je kuierende honden. Je rivieren zal ik missen, om te janken zo mooi.

Bij een stroomversnelling in de Suriname begreep ik pas dat een rivier niet naar de zee toe stroomt, maar zich in haar armen stort.

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Meer blogs

  • Afbeelding bij Warm

    Warm

    Hitte verbindt. Er wordt minder van je verwacht; je verwacht een stuk minder van anderen en veel minder van jezelf. Bij hitte doe ik alles langzaam en merk dan dat ik hetzelfde gedaan krijg – zelfs na vijf duiken in de gracht en anderhalf uur staren sluit ik mijn laptop in de middag met tevredenheid....
    Lees verder
  • Afbeelding bij Zomerverlies

    Zomerverlies

    Alle ramen stonden open en toch was het warm in mijn keuken. Ik sneed knoflook in dikke plakken en liet die bruinen in de lekkerste olijfolie, hakte een paar rijpe vleestomaten en voegde die toe, dopte hulkgroene erwtjes. Als ik buiten de deur ga eten maak ik voor vertrek iets voor de thuisblijvers; je bent...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De bekende weg

    De bekende weg

    Het Zeeuwse dijkhuisje van B’s tante is al een jaar of twintig in mijn leven. Het is er stil, er is veel licht en de zee voelt heel dichtbij, maar rond de dijk is geen toerisme. Het enige wat er verandert is de tuin: er zijn meer rozen dan voorheen. De wilg is groter, en...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Ida Hondelink
    Ida Hondelink

    Ida Hondelink is schrijver en performer. Ze studeert momenteel af aan de studie Writing For Performance aan de HKU. Reeds is ze actief als dichter en essayist op verschillende platforms en podia, waaronder Notulen van het Onzichtbare, Hard//hoofd, Dichters in de Prinsentuin, de U-Slam en de Nacht van de Literatuur. Haar werk is fantasierijk, maatschappijkritisch en heeft doorgaans een poëtische ondertoon.
    (portret: Lin Woldendorp)

  • Foto van Machiel Jansen
    Machiel Jansen

    Machiel Jansen blogt voor Tirade incidenteel over zaken die ‘Big Data’ raken. Hij leidt het Scalable Data Analytics-team bij SURFsara Amsterdam. Machiel is gepromoveerd op Knowledge Engineering en heeft in 2007 bij verschillende bedrijven en universiteiten aan SURFsara gewerkt.

  • Foto van Aska Hayakawa
    Aska Hayakawa

    Aska Hayakawa groeide op als third-culture kid in Leiden. Haar verhalen gaan over eenzaamheid in het kapitalisme en de hedendaagse zoektocht naar geluk. Deze zomer studeert ze af van de studie Writing for Performance aan de HKU met het avondvullend toneelstuk Pièce de Résistance! en een scriptieonderzoek naar werkbare kwetsbaarheid. Eerder schreef ze theaterteksten voor Cecilia Moisio Company, Club Guy & Roni, Maas Theater en Dans en Bosfest. Haar kortverhalen werden gepubliceerd bij DIG, De Gids, Tirade Blog en De Revisor. Momenteel werkt ze aan haar debuutroman bij Uitgeverij Pluim.

    (portret: Lin Woldendorp)