STOP DE TREINEN

Stop de treinen, leg de spoorboom klokkend plat,
Trek de ganse dienstregeling op haar gat,
Stil de haast die opdrijft tussen kantoor en huis,
Breng de baar, we rapen veren, dons en pluis.

Vlecht een vlot voor de verongelukte,
Laat hoenders voor de veel te vroeg geplukte
Stampen in de sneeuw de woorden ‘hij is dood’,
Vervoer dit cierlyck dier in een getooide boot.

Hang witte slingers op alle perrons op alle stations,
Het was een zachte harde bons,
En eer zijn vrouw die wachtte op het spoor,
Nee, laat hier nu vanavond niemand door.

Hij was haar Noord, haar Zuid, haar Oost en West,
Haar enige belofte op een nest. Hij was haar kapper,
vliegenier, haar danser; warm ooit, en nu veel te koud,
Ik dacht dat iedereen elkaar bedroog, maar ik zat fout.

Outlook kan wel dicht, wie wil er nu nog mails,
De telefoon kan uit, ik ben chats noch bels noch speels,
Zet laptops af, ontdoe de schermen van hun gloed,
Want nu komt werkelijk niets meer goed.

Annemarie Estor, naar W.H. Auden

Aanleiding: Vertraging op spoor door rouwende zwaan

————————

Annemarie Estor publiceerde de dichtbundels Vuurdoorn me (2010) en De oksels van de bok (2012). Voor beide werken ontving ze de Herman de Coninckprijs. Haar jongste Tirade publicatie vind je in Tirade 454.

In de Oorshop

Losse endjes van de fladdergeest

In je agenda op zoek naar alles wat je opschreef, waarover je nog iets te weten moest komen, raak je bedrukt en ook wel wat geïnspireerd door de vreemde diversiteit van onderwerpen die je daar aantreft en vooral ook omdat je niet zo goed meer weet wíe je wáarom hierop wees. Een agenda of dagboek is zo ook een winst- en verliesrekening van niet opgedane kennis. Het negatief van je denkraam, een afdruk van geestelijke omissies. Vroeger had je in je webbrowser een enorme lijst ‘favorieten’ die niet favoriet waren maar waarnaar je ooit nog eens wilde kijken. Dat doe ik niet meer. Maar in een marge krabbelen wat ik belangrijk vind eens uit te zoeken, daar ontkom ik nog steeds niet aan. In boeken staat er dan in potlood ‘nz’. Mijn telefoon is ook dienstig voor zoiets, notities en herinneringen. Het is ook een reservoir ter bestrijding van verveling. Bladeren door een encyclopedie kan, naspeuren wat je nog wilde uitzoeken kan ook. Neem er maar een.

De mijne van dit jaar – de lijst van gaten die ik niet opvulde –  luidt – errore excepto – als volgt:
Rene Margritte ‘L’Homme au journal’, The World According to Monsanto, The Cat and the Hat, Stammbaum der Teerfarbstoffe, Cosmopolis, doorgaan.nl, Antal Szerb, Senckenberg, Richard Sennett, Totaliteit en oneindigheid van Levinas, Montherlant, Richard Sennett (bis), Walter Benjamin The Storyteller, John Ruskin Unto this Last, Moral Mazes Robert Jackall, Ramanujan…

Net op tijd nog wel: ETUDEN IN FORM FREIER VARIATIONEN UBER EIN THEMA VON BEETHOVEN WoO 31 – STUDIO RECORDING 1982, Cyprien Katsaris. ahh: mooi!

…en, heel wat anders Moonriver uit ‘Breakfast at Tiffany’s door Katherine Hepburn:

Maar wie raadt je nou zoiets aan? Is het om de laatste zin:

‘Hi.’
‘Hi.’
‘What are you doing?’
‘Writing.’

 

En de blik die dan volgt. Of om de eerste zin van het verhaal ‘The Friend’ die de man in het filmcitaat aan het tikken was: ‘There was once a very lovely, very frightened girl. She lived alone except for a nameless cat. ‘

Of gewoon vanwege dat hoewel rozegeglazuurde (aanzwellend snaarinstrumentaria – waardoor je weet: nu gaan we iets voelen)  maar toch fraaie couplet:

Two drifters, off to see the world
There’s such a lot of world to see
We’re after the same rainbow’s end, waiting, round the bend
My Huckleberry Friend, Moon River, and me

Dat me altijd boeide, want wat is een ‘Huckleberry Friend’?

Nou dat heb ik dit jaar in elke geval nog wel uitgezocht. Net als wie die Johnny Mathis toch is van ‘Do you hear what I hear’?

Blijft verder nog open: Emanuel Boven, kickstarter, Adelfi, Sellerio, Friedericy, Rumphius, Robert Walser, Eric Dolphy, Johnny Hodges, Don Ellis Orchestra, Hilde Bruck The Golden Cage, Bucher sind Treu, Jamrachs Menagerie Sam Harris, Daniel Pennac, Cassola la ragazza di bube, Claire Cole, John Reed Ten days that shook the world, Eric Larssen, welvaart in zwart wit.

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

A Writer’s Dream

Nickerie ligt zo westelijk als je in Suriname gaan kunt. Vanaf ons huis in Paramaribo is het een uur of vier rijden.

Vorige week hadden we eindelijk een excuus voor de lange rit: vriend Suraj was in het land, en nodigde ons uit om kennis te maken met de omgeving waar hij is opgegroeid.

Hoe vaak gebeurt het, in de wereld van vandaag, dat je tot aan je nek in iemands verleden kunt stappen? Hoeveel vrienden heb jij, lezer, wiens kinderwereld je van dichtbij hebt gezien?

Als Nickerie is veranderd sinds Suraj 12 was (in 1985) dan kan het niet veel veranderd zijn. Na even denken kom ik tot de conclusie dat alleen de aircodozen die overal tegen de gevels geschroefd zitten en het merendeel van de auto’s van na 1980 zijn.

Mocht je vaker een blog van me gelezen hebben, dan weet je dat ik gek ben op het werk van Daniel Woodrell, Cormac McCarthy, Tom Franklin, Truman Capote, Ron Rash, Larry Brown en Flannery O’Connor.

In Nickerie is het allemaal: verdronken land (zwamp, heet het hier), verzakte houten huizen met schurftige honden op het erf, verlaten straten en zandwegen met dode katten in de berm, eilandjes van plastic in de buitenbochten van de rivier, hartverscheurende gastvrijheid en een jaarlijks absurd hoog aantal zelfmoorden onder jonge mannen (meestal door het innemen van landbouwgif).

Vergeef me dat ik het opschrijf, vooral gezien het einde van de bovenstaande zin, maar als Suriname inspirerend is, dan is Nickerie a writer’s dream. 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Vivian Maier

De schuld ligt altijd bij de omstandigheden. Er zijn ongetwijfeld hele volksstammen die zichzelf keer op keer vrijpleiten wanneer zaken mislopen of niet op tijd afkomen. Eeuwig worstelen met een groot essay voor de krant, maar niet inleveren omdat er steeds wel iets is, Kerstmis of kinderen die naar hun schaaktoernooi in Brabant moeten worden gebracht – om maar eens wat te noemen – om nog maar te zwijgen van de sociale druk van vrienden die je nooit meer ziet. Maar uiteindelijk ben je natuurlijk zelf degene met boter op z’n hoofd.

Iemand die ook leed aan die aandoening was de Amerikaanse fotografe Vivian Maier (1926-2009). Haar werk, voornamelijke straatfotografie, is momenteel te zien in het Foam in Amsterdam. De tentoonstelling bevat een paar foto’s waarvan ik me afvroeg hoe het in vredesnaam kan dat ze niet wereldberoemd zijn (zie hiernaast). Het antwoord daarop ligt in het leven van de fotografe. Vanaf de jaren vijftig werkte Maier als nanny voor verschillende families, wat ze ongeveer haar hele leven zou blijven doen. Ze ging al zelden zonder camera de straat op, toen ze op een gegeven moment ging inwonen bij de familie Gensburg in Chicago. Daar kreeg ze haar eigen badkamer, die ze begon te gebruiken als donkere kamer voor het ontwikkelen van haar foto’s. In de jaren zeventig vertrok ze, de kinderen voor wie ze zorgde hadden haar niet meer nodig, om voor andere gezinnen te gaan werken. Intussen stapelden de niet ontwikkelde fotorolletjes zich op. Haar zwervende bestaan ging op den duur gepaard met geldproblemen, maar tot in de jaren negentig bleef ze fotograferen. De fotorolletjes belandden in een opslag. De kinderen van de Gensburgs redden haar van het bestaan als dakloze; de opslag met fotomateriaal raakte langzaam vergeten.

Het kan niet anders of er zijn tijdens haar leven mensen geweest die Maier hebben gevraagd of ze haar foto’s konden bekijken. Er was niets te zien, want er was nauwelijks werk voor haar, waardoor ze geen huis had en geen geld. De omstandigheden waren er nu eenmaal niet naar om de negatieven te ontwikkelen. Daarbij komt dat ze zichzelf misschien niet belangrijk genoeg vond: volgens de uitleg bij de tentoonstelling was ze een onopvallende en excentrieke vrouw, hoe intelligent en nieuwsgierig ook. Een van haar zelfportretten getuigt van dat beeld doordat de focus heel ergens anders ligt en er zelf alleen terzijde, in een reflectie van een spiegel opstaat (zie hiernaast). Misschien was ze wel onzeker omdat ze haar eigen werk grotendeels niet had kunnen bekijken en ze zich ook niet op basis ervan heeft kunnen ontwikkelen. Was ze maar toegesproken: Ontwikkel je foto’s nu eens. Ja maar, ja maar…

Wegens wanbetaling kwam het in 2007 tot een veiling van Maiers bezittingen. Haar opslag met fotomateriaal kwam boven water en bleek maar liefst 100.000 negatieven te bevatten. Ze werden in delen verkochten, aan verschillende kopers. Een van hen is fotograaf John Maloof, die de kwaliteit van het werk onmiddellijk herkende. Zijn onderzoek en Maier-collectie is de basis voor de huidige, imposante tentoonstelling in het Foam. Wegens omstandigheden een paar decennia te laat.

Marko van der Wal

Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds enkele jaren blogt hij (onregelmatig) voor tirade.nu.

‘Te slapen in de haren van je lief’

In 2004 zag ik Wendell Jaspers voor het eerst aan het werk, in een toneelbewerking van Oek de Jongs Hokwerda’s kind (2002).  Jaspers, in de rol van Lin Hokwerda, was niet alleen ongrijpbaar en gedoemd en ontroerend, maar vooral ook zo echt – wat een paradoxaal compliment lijkt aan het adres van een actrice. Haar Medea-vertolking ken ik jammer genoeg alleen uit verhalen van anderen. Maar haar Phaedra heb ik gelukkig niet gemist.

Phaedra is verliefd op haar stiefzoon, Hippolytus, hij wijst haar af en in een paar rechte hoeken zigzagt het verhaal vervolgens naar de dood van beiden. Ik betwijfel of een andere regisseur veel meer met dit script had kunnen doen, de voorstelling van Thibaud Delpeut boeide me als voorstelling maar matig. Gelukkig is Seneca’s stuk bewerkt door  Hugo Claus – verclausd. Vooral Jaspers krijgt de heerlijke, aardse, vette Hugo Claus-taal prachtig de zaal in. Dat kun je niet meer met eigen oren gaan horen, want afgelopen zaterdag beleefde de voorstelling haar dernière.

Zou je het hem vragen, dan zou Hafid Bouazza – die met Meriswin wat mij betreft het beste Nederlandse proza van 2014 schreef en nu, nog ruim voor het kalenderjaar is verstreken, een bloemlezing winter/kerstpoëzie uitbrengt: Vrede is deze nacht – denk ik, antwoorden, dat zijn vertaalopvatting tegengesteld is aan die van Claus* en dat hij (HB) een getrouwe, dienstbare omzetting voorstaat. Het grappige is alleen dat je over de definitie van ‘getrouw’ eindeloos kunt discussiëren. Iedere Bouazza vertaling is hoe dan ook in één oogopslag te herkennen als een Bouazza vertaling*.

Hier de tweede helft van het 24e gedicht uit de bloemlezing, het is van Kushadjim (gestorven in 971) en dus vertaald door Hafid Bouazza:

Een brandend vuur en een vuur van wijn,
en het is alsof zij in laaibaarheid wedijveren.

Zo wordt de kou van onze krochten geweerd:
verboden heen en weer te dwalen, keerde zij zich uitgesloten af.

En het is alsof onze narcissen en onze rozenparen
de deernen ogen en wangen hebben ontstolen.

Schenk mij dus geluk met uw nabijheid, want ik ben
het waard om met uw nabijheid gelukkig te zijn.

Wees dus aanwezig! – want het leven behaagt een
oprechte broeder niet, zolang u verre van hem bent!

Dat. En dan voorgelezen door Wendell Jaspers.

————–

BouVolgende week: Hoe spel je bouillabaisse?

Noten

*Titel van deze blogpost: de vrienden van Hippolytus vinden dat hij, Hippolytus, de liefde verontachtzaamt en leggen uit wat er zo mooi aan is. Deze regel roept zo’n typisch glamoreus, amoureus Hugo Claus beeld op, een filmstill uit romantisch Hollywooddrama of een parfumcommercial.

* Beide schrijvers hebben werk van Shakespeare vertaald, trouwens.

* Niet in de laatste plaats omdat Bouazza heel veel tijd steekt in zijn research, zijn vertalingen zijn ook altijd ambitieuze interpretaties.

* Hafid Bouazza, Vrede is deze nacht (2014), het geciteerde fragment vind je op pagina 44/45.

 

Liegbeest

Hij heeft minder woorden en dus kan hij niet zo goed liegen als ik.

Elke week als ik hem zie toont hij zijn spierballen. Als hij dat doet zeg ik dat ze indrukwekkend zijn, of als ik hem wil plagen, dat er nog een hoop werk te doen valt, dat hij maar hard moet zwemmen. Onze wedstrijdjes komen nooit tot aan de andere kant van het zwembad, omdat hij halverwege al vergeten is waar we mee bezig waren. Als hij bij een ander een wondje of litteken ziet wijst hij er met zijn vinger naar, vraagt; ‘Au?’

Thuis ben je waar je de taal spreekt, maar zonder taal is hij overal thuis. Van een afstandje zou je hem voor een burgemeester kunnen aanzien, een directeur misschien, zoals hij op straat gewichtig de mensen groet, of een hand ophoudt om een auto te doen stoppen die al voor hem was afgeremd. Hoe hij tevreden zijn krantje voor zich op tafel uitspreidt, ondersteboven.

Ik zie hem maar een keer per week en weet weinig van zijn dagelijks leven, wat hij moeilijk vindt of ingewikkeld. Misschien is het daarom dat ik soms bijna jaloers op hem ben, op de vanzelfsprekendheid waarmee hij de wereld aanvaardt. Hoewel we vrienden zijn ben ik zijn tegenpool, heb altijd woorden om mij heen verzameld, zinnen opgetrokken tot mijn kin. Als kind las ik zoveel en vaak uit zulke ouderwetse boeken dat ik woorden leerde waarvan ik niet wist hoe je ze uit moest spreken. Ze brachten me naar andere werelden. Naar Narnia, het land achter de klerenkast, en andere magische rijken waar je alleen af en toe kon komen, door het openslaan van een boek. Maar zoals bij elke vorm van zichzelf respecterende magie viel er een prijs te betalen. Hoe meer taal ik verwierf, des te minder vanzelfsprekend werd de wereld om mij heen.

Wie echt vertrouwt op woorden hoeft niet na te denken over wat hij zegt, of wat de beste of mooiste manier zou zijn om iets te zeggen. Waar je de taal spreekt ben je thuis, want alleen thuis – wat ‘thuis’ dan ook is – kun je de taal werkelijk vertrouwen. Thuis kun je ervan uitgaan dat je vanzelf wel zult worden begrepen, terwijl je bij elke vreemde taal het risico loopt dat wat je zegt iets heel anders betekent. Schrijven is daarom niet thuis zijn. De schrijver wantrouwt, wikt en weegt zijn woorden, weeft een web van leugens om de waarheid erin te verbergen, beschrijft iets zo intiems dat het uitsluitend aan vreemden kan worden verteld en dan nog verkeerd kan worden begrepen.

Ik help hem bij het oversteken. Ik zeg het als hij zijn zwembroek moet ophijsen. Ik schenk thee voor hem in, met veel water zodat hij zijn mond niet verbrandt. Maar anders dan je zou denken als je ons samen ziet ben ik het die van hem leert, en niet omgekeerd. Hij heeft minder woorden.

Hij liegt niet zoals ik.

 

——————————————–

wytske-versteeg-eline-spekWytske Versteeg (1983) publiceerde de romans Boy (2013) en De wezenlozen (2012) en het non-fictie boek Dit is geen dakloze (2008). Ze won, onder andere, de Serge Heederik Prijs voor filosofisch schrijftalent en de Kwakoe Literatuurprijs. Dit jaar zette zij bovendien de BNG Nieuwe Literatuurprijs op haar naam. In Tirade 455 vind je een kortverhaal van Wytske, Overgave. Ze werkt aan een proefschrift en aan haar derde roman.

Volgende week: de derde Zondagse Gastblog van Wytske Versteeg.

Portret WV: Eline Spek

Meer blogs

  • Afbeelding bij Warm

    Warm

    Hitte verbindt. Er wordt minder van je verwacht; je verwacht een stuk minder van anderen en veel minder van jezelf. Bij hitte doe ik alles langzaam en merk dan dat ik hetzelfde gedaan krijg – zelfs na vijf duiken in de gracht en anderhalf uur staren sluit ik mijn laptop in de middag met tevredenheid....
    Lees verder
  • Afbeelding bij Zomerverlies

    Zomerverlies

    Alle ramen stonden open en toch was het warm in mijn keuken. Ik sneed knoflook in dikke plakken en liet die bruinen in de lekkerste olijfolie, hakte een paar rijpe vleestomaten en voegde die toe, dopte hulkgroene erwtjes. Als ik buiten de deur ga eten maak ik voor vertrek iets voor de thuisblijvers; je bent...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De bekende weg

    De bekende weg

    Het Zeeuwse dijkhuisje van B’s tante is al een jaar of twintig in mijn leven. Het is er stil, er is veel licht en de zee voelt heel dichtbij, maar rond de dijk is geen toerisme. Het enige wat er verandert is de tuin: er zijn meer rozen dan voorheen. De wilg is groter, en...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Willemijn Kranendonk
    Willemijn Kranendonk

    Willemijn Kranendonk (1994) is schrijver en dichter, voor zowel kinderen als volwassenen. Haar werk verscheen o.a. in Tirade, DW B, Liegend Konijn en op Lilith Magazine, Revisor, De Internet Gids, Hard//Hoofd en De Optimist. Momenteel werkt ze aan haar debuutroman die dit jaar nog uit zal komen bij Uitgeverij Van Oorschot en volgt ze de master Jeugdliteratuur aan de Universiteit van Tilburg. Mei 2022 verschijnt haar eerste kinderboek bij Uitgeverij Billy Bones.

  • Foto van Femke Lucia
    Femke Lucia

    Femke Lucia (Bogota, 1998) is een eerlijke schrijver, die realistische, menselijke verhalen in een magisch daglicht zet. Ze schrijft omdat ze gelooft in de kracht van verhalen en hecht veel waarde aan gemeenschappelijkheid, haar voorouders en Latijns Amerikaanse muziek. Ze bevindt zich in een zoektocht naar de vorm en betekenis van het schrijverschap, en laat zich daarbij leiden door haar eigen ritme en intuïtie.

  • Foto van Fannah Palmer
    Fannah Palmer

    Fannah Palmer (1994) studeert momenteel online aan de Rijksuniversiteit Groningen. Ze schrijft zelf fictie, poëzie en af en toe een essay. Naast haar ambities in de uitgeverswereld hoopt ze in de nabije toekomst veel eigen werk uit te brengen.