Ja

Arie en Marijn gingen trouwen. Natuurlijk deden ze dat in de Wim T. Schipperszaal.

In hun nieuwe kostuum leken de heren recht uit de verpakking te komen, en ondanks de overduidelijke zenuwen werd het een van de meest ontspannen plechtigheden waar ik ooit bij was. Een vijftienjarige relatie voorafgaand aan het trouwen biedt daar absoluut geen garantie voor, weet ik.

Hoewel ik voor de dag van de bruiloft geen van beide families kende, voelde ik me a priori zo op mijn gemak dat ik me voornam op mijn teenslippers te gaan, en het al na een kwartier klungelig strijkijzeren voor gezien hield met dat overhemd. Daarnaast wist ik mij in een uitzonderingspositie omdat ik een van de beste vrienden van het stel ben, maar ook de gastheer en kok was van het huwelijksdiner.

Op de ochtend voor de ceremonie had ik samen met Nadim inkopen gedaan en een flinke mis en place gedraaid. Voor een jongetje van bijna drie is onze zoon bijzonder nauwgezet in het plukken van peterselie en voorproeven van witte boontjes. Toen Birre naar de keuken kwam om te vertellen dat het tijd was om te gaan, lieten we alles vallen om op tijd bij de Stopera te kunnen zijn. Voor de zekerheid kreeg onze jongen nog een snoepzak mee, maar ook toen de chemische perziken op waren gedroeg hij zich voorbeeldig. 

Ik zou dit stukje kunnen afsluiten zonder de vinger op mijn zere plek te leggen, maar zoals Arie zelf ooit in een brief aan mij schreef: “Vrienden moeten elkaar alles, […] echt alles kunnen zeggen.”  

Tijdens de ceremonie en het uiteindelijke jawoord keek ik bijna even vaak naar onze zoon als naar mijn trouwende vrienden. Ik durf van mezelf te zeggen dat ik opmerkzaam ben; dat me op dagelijkse basis weinig ontgaat. Mijn zere plek is de trots die ik voelde omdat Nadim zo duidelijk geen andere gedachte had dan dat hier twee mensen stonden die van elkaar hielden en met elkaar trouwden. Wat ook zo was. 

Wat ook zo was, omdat we hem het huwelijk nooit anders hebben uitgelegd. 

Mijn hoop is dat ik deel uitmaak van de laatste generatie in mijn familie die op dit soort momenten heel hard niet probeert te denken dat hij bij een huwelijk tussen twee mannen staat; dat Nadims kinderen bij zo’n plechtigheid niets anders zullen horen dan het jawoord van twee mensen die van elkaar houden. 

Dat ze zo’n ceremonie zullen zien voor alles wat hij is, omdat wat hij niet is zal zijn opgehouden te bestaan.

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

In de Oorshop

Er bestaat nog geen artikel met de naam “Slanke lijn”

zegt Wikipedia. Noch een goed boek. Mij verbaast dat, want onder de bestsellers van de laatste decennia wereldwijd hebben vele afslankboeken gestaan. Even uit mijn hoofd dan dus maar het volgende. De slanke lijn dunkt mij een verschijnsel dat het sterkst in opkomst was vanaf de tweede  grote feministische golf van na de tweede wereldoorlog (Friedan vanuit Amerika, De Beauvoir vanuit Frankrijk.)  Is dat onlogisch? Nee, want het gaat dan om de periode meer dan om de inhoud van deze emancipatiebewegingen. Of niet? Wie willen ons nu eigenlijk slank hebben, en waarom?

Opkomst van film en televisie moet hebben bijgedragen aan de behoefte  aan een schoonheidsideaal te voldoen; er was meer aanwezigheid van mooie mensen, de pijnlijke waarheid sinds die tijd was dat bijna iedereen mooier was dan wij. Maar emancipatiebewegingen hebben evengoed bijgedragen aan een verstrekt zelfbeeld, en baas in eigen buik ging niet over taillelijn. En feministen van alle tijden zijn doorgaans slank (steekproef). Is daar meer dan een correlatie? Verbeterde voedingsindustrie, goedkopere voeding heeft vanaf pakweg de jaren ’20 van de vorige eeuw het risico op overgewicht manifest gemaakt. Ik denk dan ook dat de eerste afslankboeken van rond die tijd zijn.  Voor mannen en vrouwen. Een afslankboek is een kortstondig succesvol zelfhulpboek dat een droom verkoopt, iets als een managementboek avant la lettre dus.  

The Weight Watchers werden midden in de jaren 60 opgericht door een dame met overgewicht die erg van vlees hield. ‘Weight Watchers does not simply give you a method of losing weight. What it is, is a new way of life.’ Hoop, te koop. De bestseller van nu is vreemd genoeg nog steeds vaak een afslankboek. Niet vreemd, omdat wij dikker worden, maar wel vreemd omdat de kennis over hoe je daarvan afkomt niet met ons mee groeit, en daar zit precies de ruimte voor herhaalformules als het afslankboek: een oude wijsheid in een nieuw jasje. Sonja Bakker en Dr. Frank zijn al bijna vergeten de nieuwe bestseller staat over drie maanden in de top 60. Maar wat denken we van Montignac, sapkuren, en totaal vergeten zijn de Margrietmethodes in de jaren zestig en zeventig waarin ik voor het eerst het woord ‘slanke lijn’ las. En de magische formule: ‘rank middel’?

Wie helpt mij aan of schrijft voor mij het ‘grote afvalgeschiedenisboek’, de cultuurgeschiedenis van de slanke lijn en de eindeloze wanhopige pogingen die te bereiken. Titels zijn makkelijk: De afvalrace, Het dikke boek over dun zijn, Een magere eeuw, 100 jaar een onsje meer, De twintigste eeuw op de weegschaal, een prachtige geschiedenis van contemporaine vergeefsheid. Een eeuw lang misverstanden, frustratie en opgeklopte hoop om bijna niets.  Waarin het feit dat Heinz in 1978 the Weight Watchers overnam, en zo zelf ging verdienen aan het kwaad dat het aanstichtte nog slechts een voetnoot is.

Het fraaie gedicht Fat Poem door Texaans Slamkampioen Victoria, ‘I’m as big as a house with a two car garage…

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Terug naar Lowlands

Gregory Porter

Afgelopen zaterdagochtend in de Volkskrant: ‘Kan Lowlands ondanks de inhoudelijke gebreken toch een succes worden vanwege die onvergelijkbare sfeer van uitgelaten gekte en saamhorigheid? Vanwege de unieke verbindende kracht van het festival, die toelaat dat hipsters, indiebaardjes en volhardende metalheads blijmoedig in groepsverband over festivalweide en campingterrein dwalen?’

De vorige, eerste en laatste keer (negen jaar geleden) heb ik veel uitgelaten gekte gezien, in groepsverband en individueel, op camping en in weide. Het jaar daarvoor was er een running gag geweest die eruit bestond om in het wilde weg om ‘Theo!’ te gaan roepen. Wat de running gag van 2005 was, kan ik me helaas niet meer herinneren, maar misschien was zoiets toen gewoon niet nodig. De atmosfeer was gevuld met ‘Llov’ en dreigend onweer, de festivalgangers gingen als één man over het veld, begeleid door een wolk alcohol en wat dies meer zij.

Wat mij betreft was de verbindende kracht van het festival op de laatste editie zoek. Er wáren hipsters, indiebaardjes en vast ook een verdwaalde metalhead. Alleen liepen die allemaal langs elkaar heen, tussen half yuppig Amsterdam door. Met marstempo van tent naar tent, want het kan allemaal niet snel genoeg gaan. Opvallend genoeg is het publiek zichtbaar ouder geworden. Voorheen kwam de teller niet verder dan 35, terwijl er nu ook een leger vutters rondloopt. Allemaal prima, als ze het maar naar hun zin hebben. Natuurlijk, maar elk festival wil de opvolger van Woodstock zijn en daarvoor is een beetje ‘Llov’ nu eenmaal niet genoeg.

Mijn muzikale route voerde mij naar het optreden van Gregory Porter, die toch een beetje een vreemde eend in de bijt is tussen alle indie, rock, electro en van DWDD overgenomen acts. Volgens het festival zelf: ‘Tijd dus voor weer een heel ander geluid: dat van jazzcrooner Gregory Porter. Waarbij het wel gaat om croonen 2.0, want de Amerikaanse knuffelbeer mag dan hoorbaar beïnvloed zijn door de legendarische mooizinger Nat King Cole, de technieken van soulman Marvin Gaye en protorapper Gil Scott-Heron zijn evenmin aan hem voorbijgegaan.’ Dat is nogal wat, en hij maakte het nog waar ook. Tussendoor oproepend tot meer ‘Llov’ (toch een belangrijk element) haalde hij als een geweldenaar alles uit zijn stem, waarbij het croonen 2.0 in een oogwenk verbleekte. Achter hem een uitstekende band die het publiek durfde te tergen met powerjazz en ellenlange improvisaties. De saxofonist blies zo hoog dat de blijmoedigheid zo tegen het zeil van de tent vloog.

Ik betrapte mezelf erop dat ik ook van het een naar het ander aan het marcheren was, samen met een hele horde andere driedaagsewandelaars. Met af en toe een vlaag van pis en bier in de neus op weg naar het volgende, om zo snel mogelijk te kunnen schakelen tussen verschillende acts. Blijven? Gaan. Muzikale verlangens moeten onmiddellijk bevredigd worden, als ware het YouTube, zeker nu de lowlanders hun concentratie niet langer kunnen vasthouden dan een paar nummers. Alleen voor een grote naam als Stromae komen ze nog hun bed uit, maar ja, daar waren er niet zo veel van.

Marko van der Wal

Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds enkele jaren blogt hij (onregelmatig) voor tirade.nu.

Madeleine – of: het Geweldige van Zoetheid

Still she haunts me, phantomwise,/Alice moving under skies/Never seen by waking eyes.*

Stephan Enter, Manon Uphoff, Henk Broekhuis, Alan Smithee, Gemma Springschans, Francesco Lucarotti, de schrijvende zesling Martijn, Martijn, Martijn, Martijn, Martijn en Martijn Knol en vele, vele andere Utrechtse topauteurs gaan voor hun boeken graag naar de Zelfstandige Kwaliteitsboekhandel Erven J. Bijleveld (sedert 1865). Voor de rijke sortering en voor het prettige, persoonlijke contact met de mensen die emplooi hebben in de vermaarde zaak.

Bijkomend voordeel: de ligging. Je hoeft bij het verlaten van Bijleveld de straat maar over te steken met je plastic tas vol boeken en je kunt bij Stadscafé Broers of het ernaast gelegen Zussen een koffie verkeerd en een stapel tosti’s bestellen en de eerste driehonderd pagina’s van de contemporaine WERELD-LIT die je je hebt verschaft zorgeloos wegwerken. Logisch dus dat Manon en ik op de Korte Jansstraat hebben afgesproken om te praten over ons literaire taartenboek, Het Geweldige van Zoetheid. Omdat Broers – o, droomlogica – is gesloten, huppelen (?) we het naastgelegen Zussen binnen.

‘Wacht even… Gemma Springschans? Wat is dat nou weer voor een rare naam?’

‘Ssst… ssst! Laat ’m nou verder vertellen!’

De taart bij Broers/Zussen is alleszins passabel, maar voor de geoefende papillen van Manon acht ik die toch te middelmatig, onderweg heb ik daarom een doosje patisserie meegenomen bij Bond & Smolders. Ik kan het niet vaak genoeg herhalen: alleen het allerbeste is goed genoeg voor Manon. En mij.

Uit beleefdheid bestellen we wat taartjes bij onze muntthee (Manon) en koffie, maar de – met alle respect – zompige ouwewijvenmeuk die we even later krijgen geserveerd, proppen we schielijk achter de verwarming. Snel vlei ik de echte patisserie uit het Bond & Smolders doosje op onze schoteltjes neer.

Manon heeft mij vooral bij dit project gevraagd vanwege mijn looks, voor de foto op ’t achterplat. En voor wat praktisch bakwerk. Het denken en schrijven, en het selecteren van de fictiefragmenten, doet zij allemaal zelf.

Ze trekt een stapel kopieën en uitdraaien uit haar tas. Één van de literaire taart-teksten die ze heeft uitgekozen, wil ze me graag voorlezen. We nemen allebei snel nog een hapje en een slok. Terwijl Manon mooi rechtop gaat zitten, pak ik een leesbril van tafel (niet de mijne, ik heb geen bril, droomlogica), zodat ik beter kan verstaan wat ze zegt. Daar gaat ze.

Het verhaal dat ze voorleest gaat over twee mannen, geliefden, die hebben afgesproken in een Art Deco café. Ze eten chipolatataart.

Als één van de mannen zegt dat hij de relatie wil beëindigen, schuift de ander de mouw van zijn jasje omhoog, steekt de taartvork in zijn naakte onderarm en scheurt in één haal zijn slagader open. Bloed, gegil, ambulance! Manon grinnikt en schraapt haar keel: ‘Dacht hij later terug aan die fontein van ketchup, dan vroeg hij zich altijd af of hij uit de open raampjes van de aansnellende ambulance echt Born To Be Alive had gehoord of dat zijn verbeelding de plaat had opgezet.’

alice pieZe kijkt op, ik zet de leesbril af. Manon glimlacht. En ik weet waarom: dit verhaal ken ik! Het is Grand Café, één van de zgv’s (zwaar gesnoeid verhaaltje) die ik in 2013 publiceerde in Passionate Magazine. Ik ben zo trots dat het tekstje in Het Geweldige van Zoetheid komt, dat ik schuimend buiten de oevers mijn gebruikelijke gereserveerdheid treed en eruit flap dat dit Zwaar Gesnoeide Verhaaltje is gebaseerd op een ruzie die ik heb gehad met mijn eigen vriend, Sander.

‘Weet je… ik wilde ontzettend graag een kind met ’m adopteren of laten draagmoederen of zo, maar hij wil geen kinderen en bovendien vindt hij mij helemaal niet geschikt als vader.’

‘Waarom niet?’

‘Hij denkt dat ik – alleen omdat ik toevallig ’t grootste deel van m’n leven heb doorgebracht in heropvoedingcentra, afkickklinieken,  gevangenissen en GESTICHTEN – teveel met mezelf bezig ben om een goede, lieve vader te kunnen zijn.’

‘Belachelijk! Dat getuigt echt van geborneerde pedagogische opvattingen.’ Manon aait over mijn bovenarm.  Ik word meteen rustig. ‘Maar vertel over die ruzie.’

‘O, ja… Nou, we waren naar een concert van Stef Bos geweest – wat ik een ontzettende kutzanger vind, trouwens, maar ik ging mee voor Sander, want je hebt een vaste relatie of niet, het is geven en nemen in de liefde, zegt mijn moeder altijd – en toen gingen we daarna nog wat drinken in een café en toen zong ik om ’m te pesten de hele tijd Papa… ik lijk steeds meer op jou… en toen werd ie zo kwaad dat ie met glazen begon te gooien… die grap werd bijna ‘t einde van onze relatie. Nou ja, een beetje fantasie erbij en dan heb je dat Zwaar Gesnoeide Verhaaltje.’

‘Van één ingrediënt heeft nog nooit iemand taart gebakken.’

‘Zo is het, met zandtaart als uitzondering die de regel bevestigt. Maar tegenwoordig heb ik die imaginaire dochter natuurlijk en dat bevalt me ontzettend goed moet ik je zeggen. Ik ben wel blij dat er íets van dat oude conflict bewaard is gebleven in dat zgv-tje.’

Ik buk onder ons tafeltje en zet twee nieuwe, pistachegroene taartjes op tafel. ‘Wel dooreten, mevrouw Uphoff. Er zitten nog tien stuks in die doos en die gaan niet mee naar huis.’

Manon hoort me niet. Ze zit peinzend, zeg maar gerust: beschouwend, uit het raam te turen. Dan kijkt ze me diep in de ogen en zegt: ‘Ik heb je toch weleens verteld dat ik ooit ben afgestudeerd op Alice in Wonderland?’

‘Ja, natuurlijk… supergaaf vind ik dat… zo’n geweldig boek ook!’

‘Ik droom er nog altijd van om een keer een verhaal over de avonturen van een Alice-achtig meisje te schrijven… Waarom gebruiken we jouw imaginaire dochter niet als hoofdpersoon voor Het geweldige? In ieder hoofdstuk ontmoet ze dan een ander mens of een ander dier van wie ze een nieuw taartrecept leert.’

‘Jezus, goed idee! Dan noemen we haar… Madeleine… is meteen een vette doch culinair én cultureel verantwoorde knipoog naar Proust, Marcel… Wordt de titel dan: Madeleine, of: Het Geweldige van Zoetheid?’

‘Niks meer aan veranderen.’

‘Godsakke, Manon… Nu hoeven we alleen al ’t werk nog maar te doen en dan is het af!!!’

We kijken een tijdje stil voor ons uit. Dan zegt Manon: ‘Het is toch een beetje je kindje, zo’n boek.’

We lachen. Ik veeg mijn mondhoeken schoon met een servet en zeg: ‘Volgens mij is er in de NED-LIT nog nooit – ’

Alice spiegelPLOTSELING GEBEURT ER IETS ONVERWACHTS

Ruiten trillen in hun sponningen, kopjes dansen op het tafelblad, lepeltjes en vorkjes tinkelen tegen het aardewerk. Er stampt een gigantische olifant door ’t café! Een echte! Een levende olifant! De vloer trilt ervan!

Manon en ik kijken elkaar aan met zo’n gezicht van Tjee… Het Zou Mij Niks Verbazen als dat De Olifant Met De Grote Snuit is die hier helemaal naartoe is gekomen om dit verhaaltje uit te blazen!!!  En ja hoor… daar begint ie al te blazen en te trompen dat ’t een aard heeft… OMG!, OMG!, OMG!!!… de storykiller!…

Een gezoem… een scheepstoeter… Ik sla met m’n hand naar de wekkerradio, maar voor ik me weer kan omdraaien, trapt m’n vrouw me ’t bed uit. ‘Opstaan, luie zak… kranten lopen…’ M’n dochter is met wat vriendinnen een weekje zeilen in Friesland. Die vuile kakker. Dus ik heb haar wijkje weer overgenomen. Tijdelijk.

The eind, het end.

Tiradein your dreams.

 Soundtrack: André Hazes, De glimlach van een kind doet je beseffen dat je leeft.

Soundtrack: Patrick Hernandez, Born to be Alive, remix.

Volgende week: Beetje zitten, beetje kijken. En meer.

*Noot, motto: Lewis Carroll/Martin Gardner, The Annotated Alice (1960;p.345).

‘Hoe gaat ‘t met je boek?’

Schrijver zijn is tof. Vooral als er net een nieuw boek van je uit is. Iedereen die je tegenkomt vraagt dan:

            1) Hoe het met dat boek gaat;

            2) Of het een beetje verkoopt;

            3) Of je al met iets nieuws bent begonnen.

Vroeger antwoordde ik eerlijk dat 1) Het boek af was, waarna ik: 2) uit ging leggen dat schrijvers in Nederland in de maand mei hun auteursrechten uitbetaald krijgen en je dus dan pas weet hoeveel exemplaren er verkocht zijn, of je moet zo’n schrijver zijn die min of meer regelmatig naar de uitgever belt om te vragen hoe het met de verkoop staat en dat heb ik nog nooit gedaan. Nog steeds niet trouwens, maar ik wil dat eventueel zo meteen omwille van dit stukje wel doen.

Stukjes. Dat gebeurt ook als je net een boek uitgebracht hebt. Mensen vragen je of je stukjes wilt schrijven voor hun tijdschrift of website of buurtkrant of hun platform of weet ik wat. Veel betalen kunnen ze je nooit, maar ze bieden je wel aan publiciteit te maken voor je boek. Alsof een boek publiciteit nodig heeft.

Publiciteit heb je nodig als je mensen iets wilt aansmeren dat ze eigenlijk niet willen of niet nodig hebben.

Boeken worden je uit handen getrokken. Net als harddrugs. Die hebben ook geen publiciteit nodig. Hetzelfde geldt voor wapens en olie. Niet voor niets staan die producten in de top drie van dingen waar men het meeste geld aan verdient. Ooit reclame gezien voor heroïne? Voor olie dan? Voor de laatste creatie van Smith&Wesson?

Wapens, olie, drugs, dat is de volgorde van meest verkochte producten en op nummer vier: boeken.

‘Je zult met iets anders moeten komen,’ zei ik toen de redacteur van een of ander literair blaadje me vroeg om een stukje in ruil voor publiciteit.

‘Iets anders?’

‘Ik heb een boom in de tuin die weg moet. Zeven meter hoog of zo. Als jullie mij daarmee helpen, wil ik die stukjes wel doen.’

‘Een boom omhakken?’

‘Het is een oude dode boom. Nu is ie verrot en is er omwaaigevaar. We kunnen na afloop barbecueën.’

‘Ik ga met de redactie overleggen.’

Een paar dagen later bel ik de uitgever.

‘Ha chef, met mij, weet jij of dat boek van mij een beetje verkoopt?’

‘Is er iets?’

‘Ik wilde weten hoe het met het boek gaat. Of het een beetje verkoopt.’

‘Ik dacht dat er iets ergs was. Waarom bel je?’

‘Voor een stukkie.’

‘Wat?’

‘Hoe het met m’n boek gaat. Of ie een beetje verkoopt.’

‘Ik kan het nu niet zien maar het gaat wel als een tierelier, ja.’

‘Top, dus ik hoef voorlopig niet aan de bak?’

‘Als het je alleen om het geld gaat, hoef je de eerstvolgende tien jaar niet te werken, maar daar doen we het niet voor, toch? We doen het om de letteren. Ben je al met iets nieuws begonnen?’

‘Nee, met iets ouds,’ zeg ik, terwijl ik door het raam de tuin in kijk waar drie redactieleden van een literair blaadje een kettingzaag aan de praat proberen te krijgen.

 – to be continued

Carolina Trujillo

De zangbreker Carolina TrujilloCarolina Trujillo (1970) publiceerde tot nog toe vier romans. Drie in het Nederlands – De bastaard van Mal Abrigo (2002),  De terugkeer van Lupe Garcia (2009) en De zangbreker (2014) – en één in het Spaans: De exilios, maremotos y lechuzas (1991). Haar werk werd bekroond met en genomineerd voor verschillende literaire prijzen.

Achtergrondinterviews met de auteur lees je bij Vrij Nederland en beluister je via de website van de VPRO. Bekijk meer tekeningen op: Trujillo.nl

Meer informatie over Trujillo’s jongste roman, De zangbreker, vind je hier.

Carolina Trujillo is de hele maand augustus Tirade’s Zondagse Gastblogster.

Volgende week: Trujillo schrijft, Trujillo tekent – deel 4 (4/5).

  

Podiumkunst

fotoDe musical heette Dribbel. Hoewel de voorstelling niet voor mannen van veertig bedoeld was, zette de mate waarin onze zoon opging in de avonturen van de gevlekte hond me toch aan het denken.

Ik heb het nooit erg gehad op podiumkunst. Helaas zit ik zo in elkaar dat ik dit stom vind van mezelf. Ik kan het ook niet verklaren, omdat de losse onderdelen van theater me wél erg aanspreken.

Zo houd ik van sterke persoonlijkheden en heb ik een hekel aan gemompel. Goede verlichting vind ik belangrijk, evenals een hoog plafond. Verhalen met een duidelijke lijn, een climax tegen het einde en een flinke portie drama spreken me het meest aan. Als een boekpersonage tussen die twee kaften geen ontwikkeling doormaakt vraag ik me vaak af waarom iemand zijn verhaal heeft vastgelegd en ook nog verwachtte dat het interessant zou zijn. Nog iets: ik ben gek op dialogen.

Na bovenstaande te hebben opgeschreven nam ik een denkpauze van een half uur.

Nu moet namelijk het stuk komen waarin ik vertel waarom toneel niet leuk is. Maar over alle redenen die ik bedacht, is te zeggen dat ze niet opgaan voor een goed, geslaagd toneelstuk. 

Mijn probleem – en het was van groot belang dat ik het eindelijk eens uitzocht, gezien hoeveel acteurs ik ken –  is dat ik grote moeite heb met het collectief beleven van emotie, wat gebeurt als het een goed toneelstuk is. Daarnaast kan ik er niet tegen ergens vast te zitten, wat gebeurt bij minder geslaagde opvoeringen. 

Het grootste probleem blijk ik zoals altijd zelf: opstandig genoeg om me kapot te ergeren als mijn tijd verdaan wordt, maar niet lul genoeg om tijdens een voorstelling weg te gaan. 

Bij Dribbel liep de collectief beleefde emotie hoog op. Toch had ik nergens last van. De aandachtsspanne van een tweejarig kind blijkt gelijk te zijn aan de rek in mijn frustratietolerantie. 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Meer blogs

  • Afbeelding bij Warm

    Warm

    Hitte verbindt. Er wordt minder van je verwacht; je verwacht een stuk minder van anderen en veel minder van jezelf. Bij hitte doe ik alles langzaam en merk dan dat ik hetzelfde gedaan krijg – zelfs na vijf duiken in de gracht en anderhalf uur staren sluit ik mijn laptop in de middag met tevredenheid....
    Lees verder
  • Afbeelding bij Zomerverlies

    Zomerverlies

    Alle ramen stonden open en toch was het warm in mijn keuken. Ik sneed knoflook in dikke plakken en liet die bruinen in de lekkerste olijfolie, hakte een paar rijpe vleestomaten en voegde die toe, dopte hulkgroene erwtjes. Als ik buiten de deur ga eten maak ik voor vertrek iets voor de thuisblijvers; je bent...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De bekende weg

    De bekende weg

    Het Zeeuwse dijkhuisje van B’s tante is al een jaar of twintig in mijn leven. Het is er stil, er is veel licht en de zee voelt heel dichtbij, maar rond de dijk is geen toerisme. Het enige wat er verandert is de tuin: er zijn meer rozen dan voorheen. De wilg is groter, en...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Eline Helmer
    Eline Helmer

    Eline Helmer (1993) begon na een BA Antropologie (University College Utrecht) en MSc Russische en Oost-Europese Studies (University of Oxford) in 2017 aan een PhD (University College Londen). Ze woont en werkt sinds 2015 in Rusland; eerst één jaar in Pskov, daarna in Sint-Petersburg en ze portretteerde voor Tirade mensen die ze ontmoet.

  • Foto van Milo van Bokkum
    Milo van Bokkum

    Milo van Bokkum (Amsterdam, 1994)  is economieverslaggever bij NRC.

  • Foto van Gigi Müjde
    Gigi Müjde

    Gigi Müjde studeert in augustus 2025 af van de schrijfopleiding met een gemoderniseerde bewerking van het Middelnederlandse toneelstuk Mariken van Nieumeghen, namelijk: Meryem van Mokum. Door de lens van een oud Nederlands stuk, reflecteert die op de hedendaagse Nederlandse samenleving. In diens schrijven, speelt Gigi met taal, gebaar en referenties – om de lezer een eigen(aardige) wereld in te lokken vol verwarring en plezier. Die schrijft ook graag in samenwerking, vooral met Robin Alberts volgens hun eigen versie van de flarf-techniek, waarin er een tekst heen en weer wordt verstuurd en om en om wordt herschreven tot het onherkenbaar vol zit met liefde voor taal. Gigi schrijft alleen vanuit liefde, anders telt het niet.