‘Haai!’ – groeten uit Venetië

Aeroporto di Venezia Marco Polo.

‘Ja, dat was ’m al.’

‘Laat es zien?’

‘…’

‘Wat een kutfoto… ’

‘En bedankt. Het is hier hartstikke – ’

‘Ja, nee, ik bedoel: prima, maar waarom zit ’r zo’n maffe slag in m’n haar?’

‘Door de droge lucht in ’t vliegtuig.’

‘Het lijkt wel of ’r een schedelbasisfractuur onder die kubistische coiffure zit… Straks effe met Gilles of Lieke bellen om te vragen met welke haarverzorgingsproducten ik deze mess moet herstellen… denk je dat ze hier op de WC’s een föhn – ’

‘Je narcisme heeft ook wel een tijdje vakantie verdiend, vind je niet? Laten we nou eerst – ’

‘Wat staat die douanier nou de hele tijd naar je te kijken? Is ie met je aan ’t flirten? Wacht effe… Hé, spaghettivretende modekoning, heb je nog nooit een blonde vrouw gezien? Zal ik je es iets anders geven om naar te kijken? Van heel dichtbij? Hier… pak aan… Een muilpeer, hahaha!’

‘Tyn, verdorie… Dat is gewoon een paperazzo… laat los! We hebben helemaal geen tijd voor die onzin.’

‘…’

‘Tyn, ik ga naar de vaporetto hoor!’

Tirade – lekker speels.

Soundtrack (Portugees): Nós vamos pra longe/Pro mar azul – Seu Jorge, Team Zissou.

Volgende week (voor één keer op de dinsdag): Meer groeten uit Venetië.

P.S. Een scribent van de NRC beweerde vorig weekeinde in een poezenspecial dat katten ‘de spiegel’ zijn van de menselijke eenzaamheid. Namens Poes teken ik bezwaar aan tegen die voorstelling van zaken. Volgens haar is de mens de spiegel van de kattelijke superioriteit. Moehahaha.

In de Oorshop

Hoe het ook had kunnen zijn 4

Ik fiets aan het einde van de langste dag van het jaar naar huis, eerst over de Amsterdamse brug en dan over de Schellingwouderbrug. De dag leek niet veel langer dan andere dagen. Dat is ‘ie ook niet, hij is lichter. Boven me zit in de zwartblauwe lucht een scheur; blauw, roze, oranje, paars en het fietsen over die bruggen is nog mooier dan anders. Ook omdat het heel rustig is trouwens, er komt maar heel af en toe een auto langs en één keer word ik midden in een refrein (ik zing graag op lange lege stukken asfalt) omver gereden door een bezopen Spanjaard die me puta noemt. Zijn vloek ebt weg en bovenop de tweede brug sta ik stil. Ik kijk over het water (zwart) en hoor een feestje (ver) en herinner me alle keren door elkaar dat ik hier eerder stond. Meestal overdag en meestal met meer verkeer achter me en voorbijflitsende fietsers die even kijken waarom ik van m’n fiets stap. Toeristen die vragen of ik een foto van ze wil maken. Dikke kereltjes in fietspakjes en met van die helmpjes op hun pedante hoofden die iets roepen over m’n fiets of mijn kont. Maar altijd dat fenomenale uitzicht met boten, water, vaak een mistgrijze waas over het IJ.

Dit is veruit de beste tijd om op een brug te staan, bedenk ik me. Even rijdt er niks en is de stilte op dat verre feest na compleet; het voelt zo onwerkelijk dat het lijkt of ik omhoog zal zweven als ik mijn adem in zou houden – als een ballon over het water, stel ik me zo voor. Ik houd mijn adem in. Achter me, op het fietspad aan de andere kant van de weg, klinkt het remmen van een oude fiets. Ik adem uit.

Het is een jongen van mijn leeftijd gok ik (op je negenentwintigste ben je als man nog een jongen, of een kerel, als vrouw ben je dan echt geen meisje meer en alleen voor winkelmedewerkers ‘jongedame’) en hij smijt die oude fiets op de grond. Met zijn rug naar me toe staat hij en hij leunt over de reling en roept iets over het water. Het klinkt of hij antwoord verwacht maar het blijft stil. Hij roept nog eens en nu versta ik hem. God is lijden, God is lijden, God is lijden. Het roepen wordt schreeuwen en daarna janken. Ik ben bang dat hij naar beneden zal springen, dat hij stenen in zijn zakken heeft of gewoon besluit niet meer boven te komen; op wilskracht water in te ademen. God is lijden, brult hij en zijn stem slaat over, God is lijden. Hij zet een been op de reling. Ik durf niet naar hem toe te gaan omdat ik ook bang ben dat ik zelf in het IJ eindig – het is kiezen of delen, op zo’n moment.

God is lijden. Hij probeert op de reling te staan maar hij doet het niet, hij durft alleen te zitten met zijn benen boven het water. God is godverdomme lijden. Het klinkt steeds zachter, wat hij zegt. Ik wacht voor de zekerheid tot hij zich aan de goede kant van de reling laat zakken, zijn fiets voorzichtig van het fietspad haalt en wegfietst, het oosten van de stad in.

 

________________________________________________________________________

 images

Roos van Rijswijk schreef columns, sfeerverslagen en interviews voor Advalvas, toneel voor Theatergroep Thomas en proza voor o.a. Tijdschrift Ei, De Revisor, Slang en Tirade. Ze studeerde Nederlands en literatuurwetenschap aan de VU. Op dit moment werkt zij aan een roman.

Dit was haar laatste gastblog voor Tirade.

Foto van Roos van Rijswijk
Roos van Rijswijk

Roos van Rijswijk is redacteur van Tirade. Ze publiceerde proza in diverse tijdschriften en de roman Onheilig (Querido, 2016).

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Tirade 455 – de nabije toekomst

Tirade maakt vijf nummers per jaar. In een liefdesrelatie zou het ondenkbaar weinig zijn. Maar voor een literair tijdschrift vinden we het heel respectabel.

Voor 2014 hebben we nog twee nummers in voorbereiding:  Tirade 455 en Tirade 456. 

Tirade 457, het eerste nummer van 2015, wordt, net als het eerste nummer van 2014, een internationaal georiënteerde special – na de zomer zullen we je er nader over berichten.

‘Dus? Wat is nou de boodschap?’

‘Dat we niet uit onze neus zitten te vreten.’

‘Mooi.’

Tirade 455 verschijnt half augustus 2014. Tirade 456 in november.

Tirade – intellectueel marktleider.

‘Waar kan ik me abonneren?’

‘Aan dit loket.’

Tirade stapt niet over naar De Weekblad Pers Groep.

Tirade wordt uitgegeven door het zelfstandige Uitgeverij Van Oorschot.

In 2016 bestaat Tirade zestig jaar.

Soundtrack: We are the champions.

Boekenbank

IMG_4051 2Het was niet anders. Er moesten boeken weg. Eigenlijk was het de schuld van mijn vriend Lourens, of eerder van diens knie. 

Dertig jaar lang dreef Lou een meubelbouwwerkplaats onder het spoor aan de Haarlemmerhouttuinen. De laatste zes jaar had ik een eigen sleutel. Door de superdure en laserprecieze Duitse zaag- en freesmachines die er stonden was alles wat ik kon bedenken met gemak te maken. Onze eettafel heb ik er gebouwd, ons bed, de wasemkap en de rest van onze keuken.

Veruit het vaakst maakte ik kasten voor mijn immer uitbreidende verzameling boeken. De boekenkast-to-end-all-kasten was een mastodontisch ding dat ik met veel geduld en meetwerk in trappenhuis paste. Toen het gevaarte stond zei Birre dat er nu geen muur meer over was. Een volgende boekenstelling zou voor een raam of deur komen te staan. 

‘Die tweede plee op zolder is natuurlijk niet echt nodig,’ zei ik.

‘Misschien moet je wat boeken wegdoen,’ zei Birre.

IMG_4052

Daarna praatte ik een tijdje niet met haar. Maar in het door de boekenkast vernauwde trappenhuis moesten we vaak dicht langs elkaar bewegen, en dan ga je op den duur toch dingen als ‘Ik ga wel rechtsom’ of ‘Sorry’ zeggen. 

Uiteindelijk kocht ik taartjes om het goed te maken. Ik zag ook wel in dat ik me rigide had opgesteld. Na wat inleidend gekeuvel en een gemompeld excuus schoof ik een nieuwe bouwtekening naar haar toe.

‘Kijk,’ zei ik, en wees naar de haarfijne potloodlijnen. ‘Als ik de schappen een beetje bij de ramen vandaan houd, hoeven we niet veel daglicht te verliezen.’ 

Ze zuchtte. Schudde haar hoofd en schoof het taartje van zich af. 

‘Afgesproken,’ zei ik. ‘Fijn. Ik bel Lou even of ik in de werkplaats kan.’

Het werd meteen duidelijk dat ik Lourens te lang niet gesproken had. Niet alleen bleek de toestand van zijn knie – die toen we elkaar leerden kennen al versleten was – verergerd, ook om andere redenen had hij besloten de werkplaats te verkopen. Aan het einde van de maand zouden er geen machines meer staan. 

‘Jezus,’ zei ik . ‘Lou. Wat vreselijk voor je.’

‘Vreselijk?’ Hij lachte. ‘Ik wil er al jaren mee kappen en nu  ga ik dat eindelijk doen. Tijd voor andere dingen.’

Ik wapperde mijn plotseling oververhitte hoofd koelte toe met Merijn de Boers De Nacht, waarvoor ik met geen mogelijkheid plaats had kunnen vinden. ‘Tjonge. Wat erg. Echt gruwelijk.’

Zonder Lous Duitse Apparaten was ik een timmerman van niks. Door vaak in de werkplaats te hebben rondgehangen wist ik ongeveer wat een boekenkast op maat kost als je aan de klantkant van het verhaal staat, en ik was niet van plan mijn motor te verkopen om ons overschot te kunnen huisvesten. Tussen de volle boekendozen op de vliering trok ik een ladder vandaan, die ik voor de grootste kast zette. Een voor een ging ik de titels af. Aan mijn voeten wachtte Birre, een banendoos in haar armen.

Na een uur spitten was de doos vol met boeken die ik niet goed gevonden had of waarvan ik me de verhaallijn niet kon herinneren (wat waarschijnlijk betekende dat ik ze niet goed gevonden had). Birre stalde ze uit op ons bankje voor de deur. 

Ik nam Otis de Hond mee naar bet park omdat ik het niet kon aanzien, en toen ik terugkwam lagen er nog drie titels. Will Selfs Grea Area en Great Apes (waarvan ik me niets herinner), en Teju Coles pedante Open City. Als je haast maakt kun je ze nog oppikken.

 

 

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Wat wil ISIS?

95% van radicale groeperingen maakt gebruik van sociale media, daarop ook veel tegenstanders. Oorlog online.

Wat is de ideologie van ISIS? Het voordeel van een programmatische naam dringt onmiddellijk op de voorgrond. ISIS is de ideologie: Islamic State of Iraq and al-Sham, of de islamitische staat van Irak en al Sham, of de Levant. En wat is de Levant?

Ruwweg het gebied ten oosten van de Middellandse zee, ten westen West van de Euphraat, ten noorden van de Arabische woestijnen en ten zuiden van het Taurus gebergte.  De klassieke Arabische naam voor Syrië is  Sham (Arabisch : الشام‎ ash-Shām of  al-Shām, ook wel  Cham onder Franse invloed.

En wat moet er in dat gebied gebeuren? In een baaierd van ook heel akelige websites vond ik er een Arabisch ogende in het Engels schrijvende tegenstander die dit zegt:

‘De groep in kwestie is onderdeel van wat je de “global jihad” zou kunnen noemen. Deze beweging is een niet een samenhangend geheel,  niet georganiseerd in een strikt centrale hiërarchie, maar eerder gedefinieerd door een gedeelde ideologie. Deze ideologie heeft als doel een ​​systeem van bestuur dat  bekend staat als ‘het Kalifaat’ – een islamitische staatsvorm die tot stand kwam na de dood van Mohammed onder Aboe Bakr en die het laatst gerealiseerd werd in het Ottomaanse Rijk in de moslimwereld te herstellen. Daarna  is het de bedoeling om het kalifaat over de hele wereld te verspreiden.

Dit wereldbeeld is een van de vele antwoorden die geformuleerd is op een vraag die in de hele moslimwereld leeft: namelijk, wat is de oorzaak van de neergang van de islamitische wereld en de Arabische wereld in het bijzonder in tegenstelling tot het schijnbare succes van het Westen sinds de negentiende eeuw? Het antwoord van  ideologen van de ‘mondiale jihad’ beweging is dat de oorzaak van deze kentering is geworteld in het gegeven dat islamitische wereld afgeweken is van het pad van de islam door het niet uitvoeren van de islamitische wet en bovengenoemde bestuursvorm.’ Het is dus een restoratieve beweging.

Op een filmpje werd ik mijns ondanks nogal geraakt door een Engelssprekende jihadist die zegt dat als je in het Westen woont en een gevoel van depressie gewaar wordt, dat hij dat begrijpt, en dat aansluiten bij de strijd die depressie wegneemt. Begrijp ik waarover hij het heeft? Ja. Moeten we daar tegen strijden. Ja.

95% van de radicale islamistische groeperingen maakt gebruik van sociale media, op die sites naast voorstanders ook heel erg veel islamistische tegenstanders. Ik ben vergeten wie mij in de jaren ’90 meldde dat voordat de jihad naar het westen zou komen, ze het eerste nog heel druk zouden krijgen met elkaar, de sjiieten en soennieten onderling. Q.E.D.

Dat de ‘Islamitische Gouden Eeuw’ van  de eerste vijf eeuwen al heel sterk beïnvloed was door het kopiëren of overnemen van westerse, vooral Griekse  invloeden onder de Abbasiden telt natuurlijk niet voor deze strevers, zo zien zij dat niet.

Dit beetje informatie had ik even nodig want ISIS was een week of wat terug volledig nieuw voor mij en ik miste de aansluiting met wat de club wilde. Wel zag ik heel veel nieuws langskomen. Sinds ik twee dagen terug begon met Alain de Botton Nieuws een gebruiksaanwijzing, ben me  ik sterker dan ooit bewust van de eigen verantwoordelijkheid van de nieuwsconsument. Ik neem me dus voor minder reactief maar meer zelf zoekend aan informatie te komen. Alain de Botton wordt vast her en der als te makkelijk en de populariserend gezien, maar voor mij is hij toch steeds vaker koning Midas: wat hij aanraakt wordt goud. Hij is niet de eerste die deze dingen meldt, wel de helderste.

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

De kannibalen – Letras Brasileiras II

Een van de beroemdste Braziliaanse dichters van de vorige eeuw, Manuel Bandeira, werd op de volgende manieren geëerd. Van gemeentewege kreeg hij een vaste parkeerplaats bij zijn huis in Rio cadeau. Als beloning voor bewezen diensten kon hij voortaan zijn auto kwijt bij het bordje ‘POETA’. Jammer dat hij geen auto of een rijbewijs had. Op zijn oude dag werd Bandeira docent aan de universiteit. Hij bereikte de pensioengerechtigde leeftijd, maar was niet lang genoeg in dienst geweest om in aanmerking te komen voor een pensioen. Het Huis van Afgevaardigden heeft vervolgens unaniem besloten hem alsnog een volledige uitkering toe te kennen.

Dat Brazilianen trots zijn op hun schrijvers en dichters merkte ik ook toen ik een kennis uit São Paulo vroeg naar zijn favoriete schrijvers. Dat zijn er te veel om op te noemen, was het antwoord, terwijl ik dacht dat hij weinig op had met de literatuur. De grondleggers van het Braziliaans modernisme, de dichters Mário de Andrade en Oswald de Andrade (geen familie), die noemde hij als zijn helden.

In 1922 organiseerden zij samen met andere kunstenaars de ‘week van de moderne kunst’. De dichters rekenden ter plekke af met hun vormvaste, romantische, parnassische en symbolistische voorgangers, die de Brazilaanse poëzie tot die tijd hadden beheerst. Menotti del Picchia verwoordde de nieuwe koers als volgt in zijn stichtende speech: ‘En moge het ronken van de automobiel op het spoor van twee verzen de laatste homerische god uit de poëzie verjagen, die bleef slapen en dromen over de herdersfluiten van Arcadië en de goddelijke borsten van Helena, een anachronisme in de tijd van jazzbands en films.’ Beter goed gejat dan slecht bedacht, want het begin van het klare en vrije ronkende vers werd geschoeid op de leest van Europese modernistische stromingen, zoals het futurisme uit Italië.

De twee radicale Andrades zorgden echter niet meteen voor een poëtische schokgolf. Een gedicht van de jongere Carlos Drummond de Andrade (geen familie), dat hij zes jaar na de week van de moderne kunst publiceerde, deed dat wel. Het werd een grof schandaal. De titel, ‘No meio do caminho’ (‘Midden op de weg’), zette mij op het verkeerde been omdat die lijkt te verwijzen naar Dantes ‘Nel mezzo del cammin…’, het eerste vers van De goddelijke komedie. Alleen was Drummond nog helemaal niet ‘op ’t midden van zijn levenspad gekomen’.

Midden op de weg lag een steen
lag een steen midden op de weg
lag een steen
midden op de weg lag een steen.

Nooit zal ik die gebeurtenis vergeten
in het leven van mijn zo vermoeide netvliezen.
Nooit zal ik vergeten dat midden op de weg
lag een steen
lag een steen midden op de weg
midden op de weg lag een steen.
(vert. August Willemsen)

Ondanks de destijds voor de hand liggende kritiek is wat hier staat geen klinklare onzin. Het is een gebeurtenis die geen gebeurtenis is maar toch een gebeurtenis genoemd wordt. Drummond maakte met dit gedicht, deze steen des aanstoots, de weg vrij voor al dan niet subtiele ironie in de poëzie, een toon die Brazilië tot dan toe vreemd was. De ironie kwam van elders, van overzee.

Oswald de Andrade publiceerde in 1928 zijn Manifesto Antropófago (‘Kannibalistisch manifest’), waarmee hij de Braziliaanze kunst en cultuur vastpinde als kannibaliserend, wat in feite allang aan de gang was. Zijn manifest was niettemin een oproep om korte metten te maken met het Portugees-Europese koloniale en postkoloniale door die te vermaken tot iets eigens. De derde stelling van het manifest is daarvan een lichtend voorbeeld: ‘Tupi or not tupi, that’s the question.’ Tupi is de benaming voor de indianenstammen van de Amazone, waaronder ongetwijfeld ook kannibalen, en het vers zelf vreet Shakespeare op en spuugt hem herkauwd weer uit. Andrade kannibaliseerde de traditie van liefdespoëzie in twee woorden, met zijn bijtende rijmpje ‘Amor / Humor’. Het rondeel, de versvorm van de zestiende-eeuwse Portugees Luís de Camões, verslond hij zo:

Grafschrift

Ik ben een rondje, een rondje,
Een rondje, een rondje, ik weet
Ik ben zo rond als het eiland
Van vrouwen die ik heb gekust

Want ik sterf voor oh! de liefde
Van de vrouwen op mijn eiland
Mijn schedel zal lachen hahahaha!
Met het rondeel in gedachten

Manuel Bandeira, de beroemde dichter met wie dit stukje begon, schreef een soortgelijk gedicht getiteld ‘Rondó dos cavalinhos’. Hij gebruikte de vorm van het rondo om te sneren naar Italië, Mexico en Europa – Brazilië, Esmeralda en de zon zijn natuurlijk veel mooier. Geen wonder dat de staat zich zo ruimschoots van eerbewijzen aan diens adres heeft bediend, maar dat is volgens mij niet onterecht geweest. Laat ik ter illustratie afsluiten met Bandeiras ‘O último poema’.

Mijn laatste gedicht

Zo zou ik mijn laatste gedicht graag zien
Dat het teder was maar de eenvoudigste en minder bedachte dingen zei
Dat het zou branden als een snik zonder tranen
Dat het de schoonheid had van bijna geurloze bloemen
De puurheid van de vlam waarin de helderste diamanten verteren
De passie van zelfmoordenaars die zich doden zonder uitleg

 

Marko van der Wal

Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds enkele jaren blogt hij (onregelmatig) voor tirade.nu.

Meer blogs

  • Afbeelding bij De mens als biopic 3 - Hannie en Marinus

    De mens als biopic 3 - Hannie en Marinus

    ‘Daar! Kijk! Door dát raam is ie naar binnen geklommen, stiekem. En toen heeft ie de hele zaak in de fik gestoken!’ Ik geloofde er niks van. Omwille van het verhaal kraamde mijn vader vaker historische onzin uit. Dit robuuste gebouw is sinds die brand op 27 februari 1933  herbouwd en gerenoveerd. Vorige  week nog...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Terugkeren

    Terugkeren

    Op de presentatie van zijn roman De handlezer mocht ik vriend Chris Polanen interviewen. Ik deed dat met plezier omdat Chris makkelijk praat en ik het boek al gelezen had. Als je iemands werk mooi vindt dan loopt zo’n gesprek vanzelf – dan hoef je eigenlijk geen vragen voor te bereiden. Toch doe ik dat...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Ergens heel zuidelijk.

    Ergens heel zuidelijk.

    (beeld: Don Duyns) Ergens heel zuidelijk.In de straat Magellaan.In de bek van een bultrug. EénToen ik vier jaar en twee maanden was, vermoordde ik een parkiet.Zonder opzet,Maar wel met mijn gemene blote hand.Ik moest heel hard huilen.‘Hoe heeft dat kunnen gebeuren?’ vroeg mijn vader.‘Ik wist het niet,’ zei ik — en dat meende ik ook.Mijn...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Julien Ignacio
    Julien Ignacio

    De Nederlands-Arubaanse schrijver Julien Ignacio (1969) studeerde af als literatuurwetenschapper. Hij publiceerde theaterteksten, blogs en korte verhalen. In 2008 ontving hij de El Hizjraliteratuurprijs voor zijn toneelstuk Hotel Atlantis. Hij was redacteur van literair tijdschrift Tirade en is bestuurslid van de Werkgroep Caraïbische Letteren. In 2018 verscheen zijn debuutroman Kus (nominatie Bronzen Uil). Met collega-schrijvers Michiel van Kempen en Raoul de Jong stelde hij Dat wij zongen samen, een bloemlezing Caraïbische literatuur die in 2022 uitkwam bij uitgeverij Das Mag. In september 2023 verscheen zijn tweede roman Goudjakhals, een kralenketting van historische en futuristische migrantenverhalen, die zich afspelen in onder meer Amsterdam en Aruba, Beiroet en Lesbos.

  • Foto van Twan Vet
    Twan Vet

    Twan Vet (1998) schrijft poëzie, proza en liedteksten. Hij blogt wekelijks voor Tirade.

    Zijn gedichten verschenen eerder in literaire tijdschriften zoals De Revisor, DW B en Het Liegend Konijn en in kranten zoals NRC en AD.

    De komende jaren werkt hij aan een dichtbundel, een non-fictieboek en een roman bij De Bezige Bij.

    Foto: Roderique Arisiaman

  • Foto van Menno Hartman
    Menno Hartman

    Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.