I’m gonna blow off your candy-ass right now’ – The Grand Budapest Hotel

Proloog

‘Tyn!’

‘Lezeres!… wat toevallig!… ik zat me net af te vragen: heb jij misschien zin om met mij naar The Grand Budapest Hotel te gaan?’

‘WAT!?!?’  klats, klats, klatser-de-klats. ‘Ordinaire viespeuk! O, wat valt me dat ontzettend van jou tegen! Jij bent wel de aller, allerlaatste van wie ik een dergelijk oneerbaar – ’

‘De film! Ik bedoel de film van Wes Anderson: The Grand Budapest Hotel.’

‘O, haha! De film! Nee, haha, dan is ’t goed!’

‘Hahahaha! Pjoei! Misverstandje!’

‘Ik kon het al helemaal niet rijmen met die onschuldige oogopslag van je!’

 

The Grand Budapest Hotel

Film: The Grand Budapest Hotel (TGBH)

Genre: ha! Regie: Wes Anderson.

Alle superlatieven nog eens aan toe… wat een godengeschenk van een film is The Grand Budapest Hotel! Wat een zeldzaam begaafde cineast is Wes Anderson! Het is vast een beetje een temperamentskwestie maar TGBH is zo’n intens-esthetische filmervaring dat ik tijdens de vertoning een paar keer bang was dat ik een hartaanval zou krijgen. Van geluk.

TGBH is een raamvertelling. De buitenste twee lijsten laat ik hier buiten beschouwing, want die tonen bovenal wat Wes Anderson in een vraaggesprek met Raymond van den Boogaard (NRC Handelsblad, 12/03/14) zo formuleert: ‘Elke film is tenslotte toch nep natuurlijk, zelfs als het een documentaire is. Ik ga ervan uit dat het publiek weet dat film altijd kunstmatig is.’

Kranige zwier – Gustave H.

De protagonist van TGBH, Gustave H., is ooit zelf in het Grand Hotel Budapest begonnen als piccolo. Hij is liefhebber van romantische poëzie, hij houdt graag stichtende toespraken (lees: preken) voor zijn personeel en beijvert zich voor een mooiere wereld door, zoals dat in consultancytaal heet, de ‘standaard’ van zijn somptueuze hotel te ‘bewaken’ door zich met ieder detail te bemoeien. Van zijn achtergrond weten we niks, maar vermoeden we veel: hij is een klimmer, zijn leven is zijn eigen creatie.

Gustave’s aard/optreden laat zich het best karakteriseren door de naam van het parfum dat hij gebruikt: L’air de panache… zo beweegt hij zich door hotel en buitenwereld… met kranige zwier…

Wat voor liefde Gustave nu precies opvat voor zijn jonge hulpje, piccolo Zero, is niet helemaal duidelijk – voor de zekerheid laat Anderson de bromance simultaan plaatsvinden met een romance tussen Zero en Agatha, een mooi meisje met een litteken op haar wang dat bij patisserie Mendl’s werkt.

Voor verhaal & verwikkelingen van en in TGBH kun je terecht in iedere serieuze bios. Wat ik erg interessant vind – en nu wordt dit toch nog een beetje een raamvertelling – is dat de oudere Zero in de jaren tachtig aan de auteur van The Grand Budapest Hotel vertelt hoe Gustave het in de trein voor hem opnam tegen soldaten die zijn (Zero’s) identiteits/reispapieren wilden zien. Ze namen de trotse Gustave mee naar buiten. ‘And what happened then?,’ vraagt de auteur. Zero: ‘And then they shot him.’

Gustave sterft voor zijn principes/illusies. Misschien maakt dat hem tot het toonbeeld van beschaving.

Goudkijker

Alles aan TGBH is – de melancholische onderstroom (ook Agathe en het kind dat zij met Zero krijgt sterven) ten spijt – plezierig… de art direction, set design, camerawerk, verhaal & verwikkelingen, de personages, het tempo van de dialogen. En dan zijn er nog de woordspelingen, pastiches en naamgrappen… mijn favoriete* grapje is toch wel de naam van de schilder, een renaissancemeester. Hij ‘heet’ Johannes van Hoytl. Het doet denken aan de fantasienaam van de schilder uit Maria Goos’ Cloaca (2003): Van Goppel. Pierre Bokma, zuchtend: ‘Een echte Van Goppel…’

Wes Anderson is het tegendeel van een cynicus, een somberaar, een zeikerd, een jankerd of een zwartkijker. Hij is een goudkijker. En daar hebben we er, wat mij betreft, veel te weinig van in de kunsten .

Ik zag TGBH vier dagen geleden en loop nog steeds door Anderson land. De film verhevigt en intensiveert je waarnemingen. Het is net of de Goden een paar scheppen suiker over de wereld hebben gestrooid. Life imitates art.

TGBH ontroert en betovert, denk ik, omdat de film op een geloofwaardige manier over Liefde gaat – over personages die kunnen liefhebben en hun lijden met liefde overstijgen – én met Liefde gemaakt is*.

Vorm is inhoud.

Als je van plan bent om in 2014 één keer naar de film te gaan, ga dan naar The Grand Budapest Hotel. En blijf tijdens de aftiteling rustig zitten, want dan word je getrakteerd op een vrolijke animatie van Oostblokse volksdans (onder in beeld, rechts).

Epiloog

‘Zo blij word ik normaal gesproken eigenlijk alleen van een goed boek.’

‘Ja, ik ook! Het is net of je een hele avond Nabokov of Salinger hebt zitten lezen hè?’

‘Zoiets ja.’

‘…’

‘Ik zou ook wel weer es een boek van Stephan Enter willen lezen. Spreek jij hem nog weleens?’

‘Afgelopen dinsdag nog, hebben we bij hem een hele cake zitten wegkanen.’

‘Space-cake?’

‘Zeker weten. We hebben ons helemaal gek gelachen.’

‘Werkt ie op het moment aan iets nieuws, Stephan?’

‘Hij werkt aan drie boeken tegelijk, geloof ik. Drie losse projecten. Toen ie even naar de WC ging, heb ik een tijdje achter z’n computer zitten scrollen door ’t boek waar ie momenteel druk mee is en volgens mij wordt ’t nog beter dan Grip.’

‘Mmm… en wanneer verschijnt jouw nieuwe boek eigenlijk?’

‘Nou zeg! Laat zich eerst maar es een uitgever melden om mijn verzamelde blogs uit te geven!’

‘Haha!’

Tirade – welkom.

Soundtrack: Rameau. Op spinet.

Coming soon: Maarten Baas in Milaan.

Volgende week: Hoe de vader van Fatima bijna uit de dakgoot viel – een waargebeurd verhaal. En meer.

Noten

* De titel van dit blogje is een uitroep van bad guy Brody als hij zijn vuurwapen op de als patissier vermomde Gustave richt. In de sequentie is het oorlog – op micro- en macroniveau.

*Tien jaar geleden maakte Dirk Tanghe/De Paardenkathedraal een zeer gestileerde enscenering van Gogols De Revisor. Voor die voorstelling gold hetzelfde als voor de films van Anderson: dankzij de kunstmatigheid ging zij over abstracties en essenties in plaats van over de waterige ‘werkelijkheid’.

*Ook leuk: op een tankstation waar Willem Dafoe zijn motor voltankt staat Fuelitz. Hahaha! Vroeger moest je je voor zulke grappen verlaten op de Donald Duck.

* Geen toeval dat het schilderij dat de plot van TGBH deels voortstuwt Boy with apple is/heet. De appel is een klassiek symbool voor de liefde.

In de Oorshop

In aantocht: Tirade 453

Volgende week – op dinsdag 25 maart 2014 – verschijnt het nieuwe nummer van Tirade, Tirade 453. Het nummer viert de lente van 2014 met ruim honderd pagina’s literatuur en tekenkunst.

Tirade 453 bevat verhalend proza van: Kerim Göçmen, Michiel Heijungs, Arjen van Lith, Anne-Marieke Samson en Iván Thays.

Bovendien brengt het nummer poëzie van: Friederike Mayröcker, Astrid Staartjes, Milou Voskuilen en Joost Zwagerman.

Ook presenteert Tirade 453 beschouwend proza/essays van: Hassnae Bouazza, Piet Gerbrandy, Martijn Knol, Carel Peeters en Daniël Rovers.

De teksten in dit lentenummer zijn verlucht met tekeningen van kunstenares en illustratrice Lotte Klaver.

Tirade 453 – nu al een collectors item.

Een abonnement op Tirade bekom je hier.

Tirade wordt uitgegeven door het zelfstandige Uitgeverij Van Oorschot.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Het opgroeien van de schrijver (III)

Als je jong en onbezonnen bent, ben je ervan overtuigd dat je alles anders gaat doen. En dat dat anders vernieuwend gaat zijn, dat de interviewers aan je lippen gaan hangen en zullen beamen dat het inderdaad bijzonder is, dat anders van jou. Toen ik zeventien, achttien was, was RUR nog op televisie; Jan Lenferink interviewde elke week drie gasten en ik stelde me voor dat ik een van die gasten zou zijn, maar mijn eerste boek verscheen op mijn 34ste en RUR bestond niet meer, dus Jan Lenferink heeft nooit kunnen beamen hoe bijzonder mijn anders was. Maar mijn anders was ondertussen ook al niet zo anders meer.

Toen ik mezelf had voorgenomen schrijver te worden, las ik belachelijk weinig boeken. Ik vond dat a good thing, want het was anders. Ik las strips en ik keek films en ik  bedacht hoe dat dat dan ging zijn, Jan Lenferink vertellen waarom ik toch Heel Erg Goeie Boeken kon schrijven. Nou Jan, ik kijk liever naar de verhaalstructuren die Frank Miller toepast in zijn Dark Knight-cyclus. 

Ik lees eigenlijk niet zoveel. Je hoort/leest het mensen die vinden dat ze boeken kunnen schrijven regelmatig zeggen. Ze zouden een flink pak slaag moeten krijgen.

Een timmerman die zijn vak leert, gaat eerst naar school en leert zagen, schaven, houtverbindingen, en als hij dan bij een leermeester gaat werken, kijkt hij goed hoe die meester het doet: hij hoeft zelf niets meer van de basistechnieken uit te vinden; hij wordt klaargestoomd om zijn werk goed te doen en, als de jonge timmerman een groot talent blijkt te zijn, nieuwe technieken uit te vinden. Een simpele vergelijking, maar schrijven werkt ook zo. Je moet lezen om te leren wat de basistechnieken zijn, en je moet goed lezen om te zien hoe de meesters het doen. 

Iedereen die goed schrijft, weet dat of ontdekt dat gaandeweg. Dat ontdekken gebeurt bij jonge eikels die eerst ik lees eigenlijk niet zoveel zeggen en er daarna achterkomen dat dat een uitspraak is waar je je knalhard voor moet schamen. Dat hoort allemaal bij het opgroeien van de schrijver. 

Ik denk wel dat bij de mensen die het lezen aanvankelijk niet zo nodig vonden misschien wat vaker spannende dingen gebeuren (maar dat kan een combinatie van excuus en arrogantie zijn, omdat ik ooit Jan Lenferink wilde vertellen dat al dat lezen maar onzin is), als ze maar verdomd goed door hebben dat ze het fout hadden. 

Uiteindelijk moet er een allesoverweldigende liefde voor boeken boven komen drijven, zo heftig dat je wel moet lezen; gebeurt dat niet, zoek dan een andere hobby. 

Volgende week: Het opgroeien van de schrijver (IV)

———————-

Walter van den Berg (1970) is deze maand Tirade’s zondagse gastblogger. Van den Berg publiceerde tot op heden – behalve vele kortverhalen, columns en reportages – drie romans: De hondenkoning (2004), West (2007) en Van dode mannen win je niet (2013). In Tirade 449 vind je zijn prachtige kortverhaal Voetbalkantine, in Tirade 450 een heftige ‘tirade’.

 

Courtesan au chocolat – een recept, een kortfilm

Taarten, patisserie en cinema… je zou er een fraai essay over kunnen schrijven.

Maar dat doen we een andere keer.

Eerst maar es ‘n paar uur de keuken in. Hieronder het recept voor courtesan au chocolat. Tevens de jongste kortfilm van Wes Anderson. Veel plezier ermee. En… succes!

 

 

Drie wat oudere kortfilms van Wes Anderson vind je hier.

 

I.M. Gijs Jan Thio

Ik smste je omdat jij de grap wel zou begrijpen.

Omdat ik M zag, en niemand anders haar hier kent.

Het was al vroeg, ik ging naar huis,

de wolken roze-oranje,

de zon achter het station, ik smste je.

Ik sms je nu. 

 

Ik weet welke berichten in mijn oude telefoon

van jou zijn,

kende je nog uit de tijd

dat mensen nummers waren. 

 

Straks krijgt iemand anders jouw getallen, hij zal

gaan praten, schrijven, leven.

Ik blijf berichten sturen.

Zeker saai, daar?

Kom met je echte vrienden feesten.

 

Wie is dit? 

zal hij me schrijven.  

Herken je nummer niet.

 

Het kan niet anders of

hij gaat mijn tekstjes grappig vinden.

Misschien wordt hij benieuwd naar wie ze schrijft.

Gozer, zal hij sturen.

Onbekend 

is geen belemmering voor bier.

 

Breed zal ik grijnzen voor ik terugstuur: 

Eindelijk, daar ben je weer.

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Reizen en vertrouwen

Het volgende citaat hebben veel Amsterdammers paraat: ‘ Like all great travellers, I have seen more than I remember, and remember more than I have seen.’ Het citaat is van Benjamin Disraeli en hangt geschilderd op een muur over wel 20 m2 in de Pijp in Amsterdam.

Mijn jaren ´80 stonden in het teken van liften, waar het reizen aanging. Omdat ik de jongste van 5 kinderen ben, en de twee oudste in die periode veel op twee andere continenten verbleven, maakten mijn ouders zich over mij niet zo’n zorgen. Vanaf mijn 14 liftte ik. Eerst naar de grote steden nabij  mijn dorp, later, toen ik aan het mislukken was op de middelbare school en al mijn vrienden al studeerden naar andere grote steden. En al snel door heel Europa. Ik ken geen mooiere manier van reizen. Het gevoel van vrijheid dat ontstaat doordat je niet weet hoe het zal gaan, waar je uitkomt, is onvergelijkbaar. Vaak blijft ook lang onbekend waar je zult slapen die nacht. Ik heb meer in vreemde talen gesproken in die tijd dan ooit daarna nog. Waaraan dacht ik die lange uren langs de snelweg? Aan Jung en Freud, dat is niet onmogelijk, want omdat ik op school aan het mislukken was, verkeerde ik in de veronderstelling dat je Freud en Jung in het Duits moest lezen. Ter compensatie. En aan seks, en een goede maaltijd, drank en sigaretten, getuige een lied dat we maakten in het Frans, ik zal het hier niet herhalen. Er waren dagen dat liften zo goed ging dat je een ondergrens kon instellen: dat je alleen maar je duim opstak bij een auto van boven de 50.000 gulden, of alleen als er twee dames inzaten. In Lübeck op weg naar Zweden werden we door een jong stel meegenomen die vervolgens vanwege het late uur niet vonden dat we nog verder konden. We sliepen in de woonkamer in een waanzinnig appartement en ´s ochtends schepten ze er behagen in ons een ongelooflijk ontbijt op bed te brengen. In Eger in Hongarije kregen we veel geld, bij een benzinestation  nadat we geduldig over de glorieuze overwinning van Ischtwan op de Turken hadden geluisterd. Wandelend langs de snelweg in Luxemburg vond ik een koffer waardepapieren die later uit een roofoverval bleken te stammen, ik heb de Luxemburgse politie moeten tonen waar ik ze precies vond.

Een eng mannetje met witte handschoentjes heeft me laten zien dat je 270 km per uur kunt rijden, op weg naar München. Op de grens van Italië naar Zwitserland heb ik me helemaal laten uitkleden om te bewijzen dat ik geen drugs bij me had, ik had daar toen geen dubbele gevoelens bij. Ik heb een Spaanse vrachtwagenchauffeur zien huilen toen hij zijn hele levensverhaal aan me verteld had. Ik kon maar net wakker blijven. Dat ging veel makkelijker in een Duitse cel, nadat ik met twee stonede automobilisten een politieauto rechts over de vluchtstrook had ingehaald. De trappen van het station in Milaan slapen daarentegen weer heel redelijk, totdat die arrogante carabinieri je wakker poken  met een ploertendoder.

Ik leefde in een wereld waarin niets mis kon gaan. Hoe kon dat nou?  Ik heb absurde dingen meegemaakt in de overtuiging dat er niets mis kon gaan. Vreemd genoeg, in mijn herinnering eigenlijk vooral omdat ik wist dat mijn lot in handen van anderen lag.

Op een goede dag, toen ik 28 was, bleef ik staan in Parijs, waar ik misschien al wel 10 keer zonder enige moeite naar en van terug gelift was. Het was op, ze wilden me niet meer. Ik was te oud geworden, men zag aan me dat ik eigenlijk een kaartje moest kunnen willen kopen. De wandeling naar het Gare du Nord voelde als een vernedering: 28 zijn en al iets afgesloten hebben. Van de treinreis terug herinner ik me niets.

 

 

ps

Mijn twee beste reisboeken die een liftgevoel kunnen oproepen hoewel er niet zoveel in gelift wordt: De wegen der wereld van Nicolas Bouvier, Lubberhuizen, en De weg naar Oxiana, Robert Byron, Atlas.

Film: On the Road. (Jack Kerouac)

 

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Meer blogs

  • Afbeelding bij De mens als biopic 3

    De mens als biopic 3

    Hannie en Marinus ‘Daar! Kijk! Door dát raam is ie naar binnen geklommen, stiekem. En toen heeft ie de hele zaak in de fik gestoken!’ Ik geloofde er niks van. Omwille van het verhaal kraamde mijn vader vaker historische onzin uit. Dit robuuste gebouw is sinds die brand op 27 februari 1933  herbouwd en gerenoveerd....
    Lees verder
  • Afbeelding bij Terugkeren

    Terugkeren

    Op de presentatie van zijn roman De handlezer mocht ik vriend Chris Polanen interviewen. Ik deed dat met plezier omdat Chris makkelijk praat en ik het boek al gelezen had. Als je iemands werk mooi vindt dan loopt zo’n gesprek vanzelf – dan hoef je eigenlijk geen vragen voor te bereiden. Toch doe ik dat...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Ergens heel zuidelijk.

    Ergens heel zuidelijk.

    (beeld: Don Duyns) Ergens heel zuidelijk.In de straat Magellaan.In de bek van een bultrug. EénToen ik vier jaar en twee maanden was, vermoordde ik een parkiet.Zonder opzet,Maar wel met mijn gemene blote hand.Ik moest heel hard huilen.‘Hoe heeft dat kunnen gebeuren?’ vroeg mijn vader.‘Ik wist het niet,’ zei ik — en dat meende ik ook.Mijn...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Anja Sicking
    Anja Sicking

    Anja Sicking schrijft romans en essays. In haar laatste boek, De visionair, onderzoekt ze via de verbeelding
    hoe de toekomst eruit zou kunnen zien.

  • Foto van Ida Blom
    Ida Blom

    Ida Blom schrijft proza en essays. Haar werk verscheen op papieren helden.

  • Foto van Jos Versteegen
    Jos Versteegen

    Jos Versteegen (1956) schreef zeven dichtbundels, waarin hij zich vooral liet inspireren door zijn familie en zijn jeugd in Limburg. Voor zijn debuutbundel werd hij genomineerd voor de C. Buddingh’-prijs. Zijn meest recente bundel is Woon ik hier, met herinneringen van oude mensen. In 2016 publiceerde hij zijn vertaling van de Duitse gedichten die Hans Keilson in 1944 in de onderduik schreef voor een geliefde: Sonnetten voor Hanna. Jos Versteegen werkt sinds begin 2017 aan de biografie van Hans Keilson.