Literaire prijsvraag

De afgelopen weken beschreef ik voor hard//hoofd acht keer de zondag van een bekende en soms een wat minder bekende schrijver. Leila Merkofer maakte er telkens een erg mooie illustratie bij. 
           
De acht stukken en illustraties vind je hier. De naam van de beschreven schrijver wordt steeds niet genoemd. Daarom heeft hard//hoofd een literaire prijsvraag uitgeschreven: de eerste drie mensen die de acht juiste namen mailen naar redactie@hardhoofd.com, krijgen mijn boek Nestvlieders.

Fragment uit een van de verhalen:

Ik had me er al bij neergelegd dat ik op mijn eigen verjaardag geen enkel medemens zou zien. Tot er om een uur of vier ineens een collega voor de deur stond. Een dichter die wilde dat ik met hem meeging naar een boekpresentatie.
           “Een boekpresentatie op zondag?” vroeg ik.
           “Vanwege de titel,” zei de dichter. “Doordeweeks aardappelen en op zondag altijd vrijen. In De Telegraaf werd het boek al ‘de Madame Bovary van de twintigste eeuw’ genoemd.”
           “Een werkelijk prachtige, heel sensuele titel,” zei ik peinzend. Ik liet de dichter binnen, we dronken een fles wijn ter viering van mijn verjaardag en daarna gingen we op pad.

We waren nog maar net de deur uit, toen ik zei: “Verdomme, ik ben vergeten te kakken.” Het was bij de ingang van het Wertheimpark.
          “Dan gaan we toch even terug?” stelde de dichter voor.
          “Ach, dat is de moeite niet,” antwoordde ik. Door de wijn was mijn teleurstelling over de veertien afmeldingen volledig verdwenen. Goedgehumeurd liep ik het park in om ergens vlak achter het hek, naast een struik, mijn gevoeg te doen.
          De dichter begon nogal burgerlijk te protesteren maar hij kon me moeilijk tegenhouden. “Als je moet, dan moet je!” riep ik door de spijlen heen.
          “Maar heb je dan wel wc-papier bij je?”
          “Een mens heeft toch handen?” riep ik terug. God, wat een zeikerd, dacht ik. Mijn hele leven had ik al een keer als een hond in het park willen schijten.
          Ik veegde mijn vingers af aan de bladeren van de struik.
          De rest van de wandeling was de dichter op een heel kinderachtige manier aan het giechelen. Dit was geloof ik het raarste wat hij ooit had meegemaakt. Sommige mensen zijn weinig gewend.

In de Oorshop

Tarte à l’orange et à la ricottaalles wat ik liefheb

Uit de kaaskoeling van de supermarkt heb ik een kuipje ricotta meegenomen (lasagne met spinazie, tomatensaus en ricotta – vergeet de versgeraspte nootmuskaat niet, die máákt dit gerecht). Thuis, aan het aanrecht, met de middagshow van Q-Music op de radio, bestudeer ik de binnenkant, of achterkant, van het kartonnen wikkel dat ik van het kuipje heb getrokken. Boven een blauwe inkttekening van een korstdeegtaartje de woorden: Tarte à l’orange et à la ricotta. Er slaat een golf van nostalgie over me heen die me – tegenstribbelen, de aanrechtrand vastgrijpen, watertrappen heeft geen zin – krachtig mee terugtrekt naar de kinderjaren die Nabokov en ik aan het begin van de twintigste eeuw doorbrachten in Rusland. Het witte zomerpak van onze vader! Onze gouvernantes! De tekenlessen! De eindeloze zwerftochten rond Wyra! Vlinders! Nachtfietsen! Tamara! Poëzie!

‘Ik beken dat ik niet geloof in de tijd. Ik vouw mijn vliegend tapijt na gebruik graag zodanig op dat het ene deel van het patroon over het andere valt. Laat bezoekers struikelen. En het hoogste genot van tijdloosheid – in een lukraak gekozen landschap – is als ik tussen zeldzame vlinders en hun voedselplanten sta. Dat is vervoering, en achter die vervoering ligt nog iets anders, wat moeilijk uit te leggen is. Het lijkt een vluchtig vacuüm waar alles heen stroomt wat ik liefheb. Een gevoel van dankbaarheid jegens willekeurig wie – jegens de contrapuntische geest van het menselijk lot, of de tedere spoken die een gelukkige sterveling ter wille zijn.’*

Op de bakplaat karameliseert een gemorste druppel tomatensaus.

 

Soundtrack: schrijven/lezen.

 

‘En dat Libelle-interview?’

‘Mag ik nog niet op internet zetten – het nummer verschijnt volgende week pas.’

Volgende week: ‘Na de liefde is goochelen het allerbelangrijkste in mijn leven. En kijk es… hup: nog een konijn, hahahaha!’

Agendapunt

Aanstaande woensdag presenteert Walter van den Berg zijn roman Van Dode Mannen Win Je Niet (VDMWJN) bij De Nieuwe Boekhandel (Amsterdam). Op het platform van Passionate vind je een voorpublicatie uit het boek. Van den Berg zelf wees al op het verband tussen het verhaal Voetbalkantine, uit Tirade 449, en VDMWJN.

Tirade – leest.

vnNoot

* Citaat: Vladimir Nabokov, Speak, Memory (1951/1966, Nederlandse vertaling, Geheugen, spreek, Rien Verhoef, BB, 1992;p. 141/142).

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

ODOL

s’ Ochtends waak ik met een ODOL (overdreven denken over (het) leven), talloze vragen die eruit moeten. Wanneer ik twee keer snooze verdwijnt de ergste druk, gaat het denken over in een dromen: een staat waarin vraag en antwoord niet gescheiden zijn omdat ik creator ben van allebei. Het is ook het enige moment van de dag dat dit soort pathetiek geoorloofd is. Ik prijs me gelukkig dat er gedurende mijn halfslaap geen stemmen zijn, geen vragen die alleen een praktisch antwoord eisen, kinderbehoeften, overlevingsnoodzakelijkheden als gesmeerde boterhammen en gestrikte veters.

Voor alle ouders of ongelukkigen die het fijn vinden om te weten: ik denk vaak aan jullie, wanneer de wekker gaat en mijn minihaat gericht is op een ding van plastic, niet op een mens (het kussen naast je) of mensje (aan je bed). Haat floreert bewaard voor dingen die geplakt kunnen worden met lijm, echte lijm die in seconden bindt en niet uit jaren therapie bestaat.

Toen ik nog jonger was dacht ik: wanneer je veel vraagt verlies je uiteindelijk het recht op een antwoord. Als je een spelletje Wie is het? speelt, heb je ook maar een aantal beurten om bij de Juiste uit te komen. Wie met elke vraag weinig gezichten naar beneden ziet klappen, verliest de hoop op het verkrijgen van een overzichtelijk speelveld met slechts één opgerichte Naam. Maar het gaat er niet om of het Bill met zijn oranje sik is, of Maria met haar groene baret en pruilmond. Het spel zit ‘m in de vragen en is juist voorbij met de winst.

Dat was de enige waarheid die ik in de kerk vond, het jaar dat ik ging. De wekelijkse anderhalf uur in het steenblokken gebouw tussen de maisvelden in het middleclass, afgelegen Amerika, leerde ik dat de illusie van het antwoord het enige is dat ertoe doet.

Er werd gebeden voor zieke X en zieke Y, moeder of zus zoveel, maar de dood is werkelijk gemener voor hen zonder zorgverzekering. Er werd gebeden voor de jongens (toch vooral jongens) die hun studie niet konden betalen en daarom in de Army Reserve waren gegaan. Een goede deal, dachten ze: een keer per maand melden, af en toe op bootcamp.
Totdat Irak. Studieverlaters werden het, en niet uit vrije wil.

Een jongen met een mooi gezicht dat niet meer lachen kon, kwam terug naar zijn vrouw die plots zes maanden zwanger bleek. Hij was er negen weggeweest. Er werd voor hem gebeden en ik die niet geloofde gaf hem liefde van een ander soort. Dat troostte. 

De dagen dat ik wakker word en een beter leven vraag voor de ouders die hun vuist laten neerkomen op de wekker en denken ‘mis’, die tijdens het smeren gaten schrapen in het slappe brood voor kindertanden en onder de douche geen shampoo kunnen vinden die niet voor tere hoofdhuid en babyhaartjes is bedoeld, voor die ouders vraag ik een beter leven om direct daarna te weten: dat kankeren voor anderen is, net als bidden, vooral een houvast voor jezelf.

Het beste is opstaan, het zachte kussen koud laten en de pc aan. Op vatbare dagen stel ik me voor dat de opstartgong van mijn laptop een zucht van verlichting is, zoals het hinderlijke, maar bevestigende blaffen van een hond – baasje is er weer.

De cursor kwispelt in een vers word.doc. Het mooie van dat streepje is: hoezeer je ‘m ook najaagt met woorden, het blijft terugkeren en weer verdwijnen, vragend.

iwo003 

Tegen reaguurders

Het 450ste nummer van Tirade is in aantocht. Om deze bescheiden mijlpaal kracht bij te zetten nodigde de redactie 45 schrijvers uit om ieder een tirade van 450 woorden tegen iets of iemand af te steken. Omdat ik zelf bijna elke dag loop te tiraderen, volgt op deze plek een wekelijkse tirade.

Laten we er met z’n allen eens mee ophouden elkaar vanuit onze luie stoel allerlei ziektes en de dood toe te wensen. Ik verwijt iedereen die meedoet aan het spuien van dat soort ongefundeerdheden op internet ernstige lafheid. Veilig weggestopt achter je computer en firewall je zienswijze geven omdat die nu eenmaal voortkomt uit jouw particuliere gedachtes, daar schiet niemand iets mee op. Zonder argumenten, zonder weerwoord, zonder te luisteren kun je geen discussie houden.

Het staat buiten kijf dat iedereen recht heeft op een mening, maar het is absoluut geen noodzakelijkheid die altijd maar te delen. Ook tegen zware woorden, tonen van agressie, beledigingen en frontale aanvallen heb ik geen principiële bezwaren. De snelheid om je gedachtes te delen ligt tegenwoordig zo hoog dat eens te meer inzichtelijk wordt dat de mensen veel minder fatsoenlijk zijn dan gehoopt. In onze diepste natuur zijn we beesten, homo homini lupus.

Veel mensen kwakken hun haat zomaar op internet zonder zich bewust te zijn de kracht van het digitale woord. Korte tekstjes op internet kennen geen intonatie (net als sms’jes, tweets, whatsappjes, facebookberichten en -posts). Dat betekent dat dezelfde tekst op meerdere manieren kan worden opgevat. Neem nu de volgende reaguurder (achterliggende kwestie bespreek ik verderop):

Bennie 12/09/2013 14:12
Ik vind Monique Burger een trut

Niemand zou die zin op een neutrale toon uitspreken: Bennie zou het woord ‘trut’ met volle overtuiging uitbraken, een ander zou dat woord juist rekken tot een soort zeikerig ‘truhuhuuut’ om dezelfde uitspraak van enige humor te voorzien en tegelijkertijd de lulligheid ervan te accentueren. Voor je het weet leest iemand er iets heel anders in dan je eigenlijk bedoelt, wat alleen te voorkomen is door ergens dieper op in te gaan. Dat doet Bennie niet, en dat maakt hem en zijn uitspraak tot betekenisloze losse flodders.

Dat schelden geen pijn doet, geloof ik niet. Het getypte woord kan zelfs zonder scheldwoorden pijnlijk zijn, digitaal schelden kan pijn doen. Ook al gaat het over een volstrekt futiel ogend zaak, zoals het Koningslied, er zal altijd wel iemand aan de andere kant van de lijn geraakt zijn wanneer je iets schrijft in de trant van ‘de W van walgelijk’ of ‘ver-beis-ter-end slecht!’ (sic). Het staat iedereen vrij zoiets te denken en te schrijven, maar het wereldkundig maken is vers twee. Helemaal wanneer je een Nico Dijkhoorn bent en uit hoofde van je functie lekker wilt scoren met een pittige tweet: ‘Ik ben voor een milde steniging van iedereen die aan deze wanstaltige troep heeft meegewerkt en nog gaat meewerken.’ Dat is een subtiele verwoording, maar ook op een milde steniging volgt waarschijnlijk de dood.

Iemand doodwensen vanwege een lied dat niet aan je smaak voldoet is buitenproportioneel. Net zo is het buiten de perken wat bovengenoemde boekhandelaar Monique Burger naar haar hoofd geslingerd heeft gekregen na haar blog op de site van Boekblad. Zij legt daarin uitgebreid uit op welke manier ze met arme mensen in haar boekwinkel is geconfronteerd en dat ze dat als schokkend heeft ervaren. Althans, zoiets bedoelde ze waarschijnlijk; jammer dat ze zich zo onhandig heeft uitgedrukt. Het kwam haar te staan op een ontspoorde stroom reactiediarree. Een van de opmerkingen:

Theo 17/09/2013 15:16
Echt een ziek persoon om zo’n stuk te schrijven. Hoop echt dat je zaak failliet gaat en zelf eens gaat ondervinden wat armoede betekend. DWDD LAAT HAAR AUB NIET NOG EENS VERSCHIJNEN.

Dat Theo halverwege weet waar de caps lock-knop zit, mag een wonder heten. Hoe kom je ertoe iemand als ‘ziek persoon’ te bestempelen op grond van uit de bocht gevlogen uitspraken over paupers in boekwinkels? Iemand failliet wensen is geen vorm van ‘oog om oog’ maar hetzelfde als pek en veren voor een snotneus die een lolly heeft gestolen. Disproportionele vergelding ten top. Theo is waarschijnlijk een gedachteloze kikker die een hol riet in de bek heeft dat met het andere uiteinde in zijn aars steekt. En maar blazen.

Ik pleit voor twee keer nadenken voordat je je reactie op het internet gooit. De dood en ziektes zijn uit den boze, die snijden per definitie door je ziel wanneer ze zwart op wit staan. Uitingen van haat en onvrede zijn niet effectief als er altijd vol op het orgel gespeeld wordt, dus niet meteen de kleinste bijzaak de hoogste boom in willen jagen. Enig fatsoen strekt ook tot aanbeveling, maar mensen blijken daartoe slechts beperkt in staat te zijn: mocht je toch een volstrekt onfatsoenlijke reactie willen delen, zorg dan voor duidelijke vermelding van het waarom.

Anders is de onvermijdelijke consequentie dat het internet dichtslibt als het afvoerputje in de wasbak. Het begint in de afvoerpijp, maar op een gegeven moment staat de vuiligheid tot aan de rand. En dan vraagt iedereen zich af waarom het zo ver moest komen.

Marko van der Wal

Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds enkele jaren blogt hij (onregelmatig) voor tirade.nu.

Søren Kierkegaard, Marcus Aurelius

Gisteravond in bed las ik verder in de dagboeken van Søren Kierkegaard, waar ik tot dan toe slechts een beginnetje in wist te maken. Tegelijkertijd, terwijl ik iets interessant lees, houd ik daarnaast vaak als klankbord mijn eigen dagboek bij. Goed, daar gingen we.
 
Ik, omdat ik het zo fijn vond te lezen in het dagboek van een zo slimme man en het heel zinvol van mezelf vond om voor het eerst in lange tijd een avond alleen thuis door te brengen om te studeren:
 
– Andere mensen zijn ook maar een gering onderdeel van het leven: daarnaast leren, inzichten vergaren, kennis opdoen – dat kan een ander toch niet van je overnemen. Ja, ze kunnen de dingen inzichtelijker maken door je zichzelf te tonen, maar mogelijk liegen ze (i.e. geen cartesiaans solipsisme maar alledaags menselijk wantrouwen: zij bestaan ook, maar hebben niet het juiste met je voor).
 
Søren antwoordde al op de eerstvolgende bladzijde: Wat zou het mij baten als ik een zogenaamde objectieve waarheid zou ontdekken; als ik mij door alle filosofische systemen heen werkte en er, desgevraagd, kritieken over kon schrijven; dat ik in elk systeem de inconsequenties aan zou kunnen wijzen; (…) – wat zou het mij baten als ik de betekenis van het christendom uiteen zou kunnen zetten, de talloze geïsoleerde fenomenen zou kunnen verklaren, als die voor mijzelf en voor mijn leven niet van diepere betekenis zouden zijn?
 
Nou, weer een klein beetje grond onder mijn voeten weggemaaid. Ik had niet per se de ambitie om ooit de betekenis van het christendom uiteen te zetten, maar ik dacht toch: misschien kan ik mijn hart met kennis vullen; niet alleen mijn hoofd. Kennis is een hele stevige substantie, een soort cement. Dat leek mij veilig. Ik kan niet goed uitleggen waarom ik het lezen van andermans dagboeken altijd zo geweldig vind – misschien omdat het het ultieme bewijs is van het feit dat andere mensen ook denken (nogmaals, ik bedoel hier niet solipsistisch te zijn, maar je eigen gevoelens en gedachten voelen vaak zoveel prangender dat het gemakkelijk is om aan die van anderen voorbij te gaan) – waarmee ik mijn gedachten overigens helemaal niet op een lijn wil plaatsen met die van Kierkegaard.
 
Zijn dagboeken doen me qua stijl en wijsheid een beetje denken aan de Meditaties van Marcus Aurelius, een klein boekje dat ik ooit op mijn 15e las en dat destijds veel invloed op mij had. Een stukje:
 
20. Anything in any way beautiful derives its beauty from itself, and asks nothing beyond itself. Praise is no part of it, for nothing is made worse or better by praise. This applies even to the more mundane forms of beauty: natural objects, for example, or works of art. What need has true beauty of anything further? Surely none; any more than law, or truth, or kindness, or modesty. Is any of these embellished by praise, or spoiled by censure? Does the emerald lose its beauty for lack of admiration? Does gold, ivory, or purple? A lyre or a dagger, a rosebud or a sapling?
 
Dit dwing ik mijzelf sindsdien in mijn hoofd op te zeggen als ik weer eens om complimentjes aan het vissen ben (iets wat ik vaak en graag doe). Het is ook iets wat helpt tijdens het schrijven – het laat je je tekst door enkel je eigen ogen bekijken, schudt de meelezers van je rug. In die zin is het misschien een mooie aanvulling op Gilles’ stukje hieronder. En toen las ik vervolgens ook nog dit bij Kierkegaard – Gilles, this one’s for you
 
9 oktober 1836
Literaire geleerdheid lijkt vaak op een ondoordringbaar oerwoud, waar men op enkele plaatsen een plek vindt waar men kan rusten of een familie tegenkomt die beweert de weg te kennen in het dichtstbijzijnde district, maar die hun inlichtingen meer overgeleverd hebben gekregen dan dat zij zelf die weg gegaan zijn. In dit literaire oerwoud woont ook een troep wilde dieren (recensenten), die men met allerlei lawaaiige instrumenten op een afstand moet houden, bij voorbeeld door een pact te sluiten met andere recensenten. Het allerbeste zou misschien zijn met de recensenten te kunnen doen als met ratten: ze zo africhten dat ze elkaar bijten.
 
 
Marcus Aurelius, Meditations, Penguin Books, 2004, p. 33
Søren Kierkegaard, Dagboeken, Privédomein 174, De Arbeiderspers, 1991, p. 27-37
 

Een veilige ruimte

imagesWe waren klaar met vergaderen. Martijn* en Simone* stonden te praten op het stoepje van de uitgeverij toen Otis de Hond en ik naar buiten kwamen. 

Simone vertelde hoe zwaar het was geweest om – ook al zat ze maanden in haar uppie in Brooklyn – te werken aan haar eerste boek. Het moeilijkst was gebleken (en dit zijn mijn eigen woorden) een ‘veilige ruimte’ in stand houden. Een ‘atelier in je hoofd,’ waar je kritiekloos kunt werken, mag spelen in de wetenschap dat je ongezien en vrij bent. Bedenken hoe een tekst op de lezer gaat overkomen is een heel ander proces en hoort later aan de beurt te komen.

Ik moest denken aan de absolute vrijheid waarin ik mijn eerste boek schreef. Met elke dag dat ik eraan werkte werd Hier sneeuwt het nooit mooier, tot ik op de presentatie in vol vertrouwen zei: ‘Kom maar op met die recensies, ik weet niet wat ik hier nog aan zou kunnen verbeteren.’

Tot dat moment had ik nog nooit een literaire recensie gelezen. Dom? Misschien, maar het gaf me wel de ruimte die ik nodig had. Mijn werk was niet bijgestuurd door wat voor besef van andere smaken of heersende meningen dan ook. Twee jaar lang was ik vrij geweest. Volkomen veilig en vrij. 

Een tweede boek is – zegt iedereen – het moeilijkst te schrijven. Dat merkte ik vooral in de begintijd van het werk aan Het laatste kind. Het atelier in mijn hoofd werd steeds binnengedrongen door vreselijke stemmetjes. ‘Toch niet weer over dood en verlies?’ zeiden ze, en: ‘Komen al je lijntjes lekker bij elkaar?’ ‘Wel erg traag en boemelend Van Oorschotproza, dat jij daar aan het typen bent…**’

Ik ken Simone goed genoeg om te weten dat ik haar niet zielig mag vinden, maar opeens had ik vreselijk met haar te doen. Het is één ding om te moeten vechten tegen de stemmen van recensenten in je hoofd, maar wat als je zelf recensent bent? Als je honderden boeken hebt gelezen en besproken? Ik probeerde het me voor te stellen en haakte heel snel af.  

Voor iedereen die een lelijke recensie heeft gekregen en toch een volgend boek aan het schrijven is: het kan nog veel en veel erger.  

 

* Martijn Knol en Simone van Saarloos (boekrecensent voor de Volkskrant), mederedacteurs van Tirade

** Een kleine lezing uit de kritiek op Hier sneeuwt het nooit. 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Meer blogs

  • Afbeelding bij DE MENS ALS BIOPIC 4 Robert Oppenheimer cs

    DE MENS ALS BIOPIC 4 Robert Oppenheimer cs

    Speelfilms over de levens van wetenschappers zijn zeldzaam. Zulke mensen zijn alleen verhaalwaardig als hun werk omstreden is, als ze struikelen of zich catastrofaal vergissen. Successen, Nobelprijzen en eeuwige roem leveren geen spannende scenes op. Grote namen op wetenschappelijk gebied zijn alleen geschikt voor een biopic als er gedoe ontstaat over de waarde of de...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De Sneeuwkoningin

    De Sneeuwkoningin

    (beeld: Don Duyns) ‘Het is vrijdag al, hé,’ herhaal ik. Kay kijkt me verward aan. ‘Wat?’ ‘Het schoolfeest.’ ‘Oh, ja’ Ik ben niet overtuigd. ‘Weet je al op wie je gaat stemmen?’ Kay haalt haar schouders op. Voordat ik door kan vragen klinkt de bel. ‘In de pauze straks…?’ Kay knikt en loopt de trap...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Touren met de band

    Touren met de band

    Rob en Ivo waren al aan het einde van de middag in Bergen aangekomen en hadden zich vast in ons duinhuisje geïnstalleerd. Daarna fietsten ze naar een strandtent aan het noordeinde van het dorp, waar ze een mooie tafel bij het raam bemachtigden. Het is traditie dat we daar op de eerste avond eten. Ik...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Tim Veeter
    Tim Veeter

    Tim Veeter

    Tim Veeter (1991) is acteur en schrijver. Hij studeerde af als Theaterwetenschapper aan de UvA en genoot diverse acteeropleidingen. In zijn schrijfwerk speelt hij met taal en legt de nadruk op het perspectief en de ontwikkeling van de personages. Zijn verhalen zijn vaak licht absurdistisch, maar toch herkenbaar. Tim is woonachtig in Amsterdam.

  • Foto van Milo van Bokkum
    Milo van Bokkum

    Milo van Bokkum (Amsterdam, 1994)  is economieverslaggever bij NRC.

  • Foto van Jos Versteegen
    Jos Versteegen

    Jos Versteegen (1956) schreef zeven dichtbundels, waarin hij zich vooral liet inspireren door zijn familie en zijn jeugd in Limburg. Voor zijn debuutbundel werd hij genomineerd voor de C. Buddingh’-prijs. Zijn meest recente bundel is Woon ik hier, met herinneringen van oude mensen. In 2016 publiceerde hij zijn vertaling van de Duitse gedichten die Hans Keilson in 1944 in de onderduik schreef voor een geliefde: Sonnetten voor Hanna. Jos Versteegen werkt sinds begin 2017 aan de biografie van Hans Keilson.