Het weer in augustus

Sebastian Haffner

In 1992 las ik Anmerkungen zu Hitler van Sebastian Haffner en mijn wereld zou nooit meer dezelfde zijn. Je kunt een leven vullen met over de oorlog lezen en steeds weer – als je geluk hebt – op een titel stuiten waarin het grote gebeuren net vanuit een ander licht bezien wordt. Zo las ik in een dorp in Portugal Leven en lot van Vasili Grossman, in de vertaling van Froukje Slofstra en ongeacht alle kampverhalen die ik kende was een passage in dat boek over een concentratiekamp precies de passage die me op een diepere manier deed begrijpen wat er allemaal gebeurd was en wat dat betekende. Ik kreeg een huilbui, wat me toch niet vaak overkomt.

Anmerkungen zu Hitler was geen bijzonder emotionerend boek, maar liet me op eenzelfde wijze opeens vanuit een heel ander gezichtspunt naar Hitler kijken. Persoonlijker, ontdaan van Grote Oordelen, maar waarnemend, gedetailleerd. Nu lees ik Haffners Geschichte eines Deutschen en ik herken de persoonlijke stijl en weet dat Haffner voor mij van een bijzondere kwaliteit is. Dat komt omdat Haffner zelf  durft te denken en de geschiedenis beschrijft vanuit eigen waarneming zonder zich af te vragen of hij niet liever een wagonlading boekenwijsheid en theorie moet aanvoeren. Zijn theorieën zijn persoonlijk. Wist ik bijvoorbeeld al dat het feit dat het prachtig weer was toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak mede het oorlogsenthousiasme van de gemiddelde Duitser bij de aanvang van de Tweede Wereldoorlog verklaart? Haffner is een jongetje van zeven en is zeer ontstemd dat zijn vakantie in de bosrijke omgeving waar zijn ouders een huisje bezitten niet de heerlijke onafzienbare twee weken voort zal duren, maar tot een abrupt einde moet komen. Maar de spanning die het oplevert: met de trein naar huis en prachtig weer en iedereen is enthousiast, en hij is nog nooit zo laat naar bed gegaan. De stad zinderde. En in die stad ongetwijfeld veel jongetjes van zeven die in de jaren kort voor de oorlog jonge mannen waren in de kracht van hun leven.  In mijn (gebrekkige) vertaling:

‘Het is voor de hele verdere Duitse geschiedenis van betekenisvol belang geweest dat  het uitbreken van de oorlog, ondanks het verschrikkelijke ongeluk dat de oorlog  met zich mee bracht, voor bijna iedereen met een paar onvergetelijke dagen van geïntensiveerd leven verbonden bleef,  terwijl  aan de Revolutie van 1918, die uiteindelijk toch  vrede en vrijheid bracht, bijna alle Duitsers slechts bedrukte herinneringen hadden. Zelfs het feit dat het uitbreken van de oorlog met prachtige zomerweer en de revolutie met koude novembernevel gepaard ging, was een serieuze handicap voor de revolutie. Dat mag  misschien belachelijk klinken, maar het is waar. De Republikeinen voelde het later zelf ook, ze hebben nooit echt aan die 9e  november herinnerd willen worden, en ze  hebben de datum  nooit in het openbaar gevierd. De nazi’s, die de 14e  augustus tegen de 18e  november hebben uitgespeeld, hadden daarmee vrij spel. De 18e  november: hoewel die dag het einde van de oorlog betekende, de vrouwen hun mannen, de mannen hun leven terugkregen, is er geen feestelijk gevoel verbonden met die datum, veeleer mismoedigheid, nederlaag, angst, zinloos geschiet en verwarring, en ja: slecht weer.’

Iets in de gaskamerbeschrijving van Grossman – een waarachtig detail – haalde een hendel over waardoor mijn begrip van wat daar werkelijk gebeurde eerst echt geactiveerd werd. In het werk van Haffner leiden zijn gewaagde suggesties, zijn persoonlijke waarheid tot een hernieuwde kennismaking met de geschiedenis. Waarin het weer van belang blijkt.

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

In de Oorshop

Plasticvrij

Waarschijnlijk wordt het huishoudelijk afval nergens ter wereld zo nauwkeurig gerecycled als in Park Slope in Brooklyn. Ik was anderhalve week in deze New Yorkse wijk en als ik niet beter wist dan zou ik nu een volkomen vertekend beeld van de Verenigde Staten hebben. In Park Slope wonen vrijwel alleen maar blanke Democrats. Ze lezen de New Yorker en de New York Times en willen best af en toe een hamburger eten maar alleen als het vlees organic is en het broodje meergranen. Alles in Park Slope is organic. Als je een half uur in de auto rijdt en in het échte Brooklyn komt, zie je om de 300 meter een Dunkin’ Donuts. Hier zie je om de 300 meter een organic supermarkt, een organic koffiebar of een organic ijskraam. Fastfoodketens bestaan niet in Park Slope.
         
Op zaterdag is er op Grand Army Plaza een organic markt. Ze verkopen er erg goede warme appelsap. De prijzen liggen wel wat hoger dan bij de biologische kramen op de Nieuwmarkt. Ik kocht per ongeluk een zakje gemengde sla en was toen 25 dollar armer. Voor een Nederlander is zoiets lastig te verkroppen.
         
Op deze zelfde markt aan de rand van het Prospect Park kunnen de Park Slopers hun groenteafval, hun oude glaswerk en gelezen kranten kwijt. Voor plastic moeten ze ergens anders zijn, in de Union Street, tussen 6th en 7th Avenue.
         
We wandelden erheen door de licht glooiende straten, in de richting van Governors Island. In dit deel van Brooklyn is het elke dag Koninginnedag: vooral in het weekend is er om de paar huizen wel een stoop sale waar kinderen de huisraad van hun ouders verkopen. Wat ook veel gebeurt is dat mensen hun oude boeken op het muurtje voor hun Brownstone huis leggen. Zo wordt ook de literatuur gerecycled. Ik struikelde onder andere over Tristram Shandy van Laurence Sterne, Atonement van Ian McEwan en Bleak House van Dickens. Geen Grishams en Baldacci’s dus. In Park Slope lezen ze dezelfde boeken als de bezoekers van de Tirade-website. Paul Auster woont overigens ook in Park Slope – wie weet was hij het wel die Atonement de deur uit deed.
         
Een mooi gezicht zijn de vele peren- en kersenbomen waarvan de takken met hun witte en roze bloesem over de straten hangen. Lopend onder deze natuurlijke gewelven bereikten we uiteindelijk de plek waar de milieubewuste bewoners hun plastic konden inleveren. Dat bleek echter nog niet zo eenvoudig. Want er bestaan nogal wat variaties in plastic en het juiste soort diende in de juiste (plastic) ton geplaatst te worden. Een reclyclaarster die een inleverfout maakte werd publiekelijk gecorrigeerd. Er werd driftig gepraat over de zakjes, emmertjes en bekertjes die een nieuw leven tegemoet gingen. De bedoeling was dat men thuis de yoghurtbakjes al van binnen had schoon gemaakt. Voor wie dat niet had gedaan stonden er een schoonmaakspray en een keukenrol.
         
Voldaan liepen we verder, bijna met het gevoel alsof we zelf net plastic hadden ingeleverd. Nadat we het Gowanuskanaal hadden overgestoken, een groenbruine rivier die bekendstaat als een van de smerigste van de VS, bleven we even staan. Aan de oever van het kanaal stond een nondescript gebouw. De deur was open. En op de binnenplaats lag een reusachtige berg plastic, ik denk qua omvang vergelijkbaar met wat een paar blokken verder in een jaar tijd werd verzameld door de bewoners van Park Slope.
         
Met een beetje een ongemakkelijk gevoel stelden we ons voor dat een van de recyclaars hier nietsvermoedend langsliep, even nadat het weekplastic was ingeleverd.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Steek die prijs maar in je reet – een slimme meid is tot ‘nee’-zeggen bereid

Opzij logoHoewel ik me regelmatig aftrek op de smakelijke, uitdagende fotoreportages waarmee  vrouwenglossy Opzij haar interviews met kordate zakenvrouwen en gedreven mensenrechtenactivistes verluchtigt (kunnen de pagina’s voortaan iets royaler gelamineerd worden?), had ik, tot een paar dagen geleden, eigenlijk nooit de moeite genomen het blad ook echt te lézen… stom, mijn fout… maar ik verkeerde in de veronderstelling dat het, net als bij het Volkskrant Magazine en de NRC-Lux, alleen de bedoeling was om een beetje naar gadgets, interieurs en potentiële restaurant- en vakantiebestemmingen te kijken… wat bleek nu mijn vrouw (41) of mijn dochter (13) het jongste nummer van het, in naam, feministische maandblad, ter hoogte van de ‘vrouw en literatuur’ pagina’s opengeslagen op het aanrecht had laten slingeren? Er bestaat zoiets als… De Opzij Literatuurprijs. Hartstikke leuk initiatief, meiden!

Eerlijk gezegd had ik me nooit gerealiseerd dat vrouwen ook schrijven. Of liever gezegd… ik wist het natuurlijk wel, ergens, maar ik had me nog nooit gerealiseerd dat het voor hen zo belangrijk is… dat vrouwen hun werk zelf zo serieus nemen… Het is eigenlijk net als bij damesvoetbal of wielrennen… zie je bij Studio Sport een damesovertreding voorbij komen of een damesdopinggeval, dan denk je onwillekeurig toch: tut, tut, dames… dames!… het is maar een spelletje!

Die Opzij Literatuurprijs vind ik dus een heel goed initiatief! Emanciperend. Want waar komt dat idiote vooroordeel vandaan dat vrouwen niet kunnen schrijven? Waarom zouden we de teksten van vrouwen niet gewoon eens een keer (proberen te) lezen? Sterker nog: noem me een dromer of voor mijn part een revolutionair, maar mochten de meiden die zijn genomineerd voor de Opzij Literatuurprijs elkaar straks, bij de uitreiking, nou niet de haren uittrekken of de ogen uitkrabben, dan moeten we wat mij betreft ook echt eens serieus gaan nadenken over vrouwenkiesrecht. Anders verandert er nooit iets in dit land.

Verder overweeg ik op de volgende redactievergadering van Tirade voorzichtig te polsen of er ook onder ons draagvlak bestaat om eens een tekst van een vrouw te publiceren. Dat zou me wat wezen zeg! Een kleine ritselende revolutie if there has ever been one! En nu klinkt het misschien als een krankzinnige dagdroom – al leert het recente verleden hoe snel maatschappelijke veranderingen zich kunnen voltrekken! – maar wie weet maken vrouwen in de toekomst zelfs deel uit van de redacties van literaire tijdschriften. Waarom niet?

De Opzij Literatuurprijs… ik moet zeggen: de dames hebben het professioneel aangepakt… tjonge, jonge… Mediapartners, prijzengeld… de hele rimram…

En net als bij echte literaire prijzen is er een heuse shortlist opgesteld. De ‘genomineerden’:

Liefde heeft geen hersens, Mensje van Keulen;
Dorst, Esther van Mersbergen;
Vrij man, Nelleke Noordervliet;
De ochtend valt, Manon Uphoff;
De kermis van Gravezuid, Hannah van Wieringen.

Vijf volslagen onbekenden. Eigenlijk vier… want uit het Opzij-artikel begrijp ik dat Esther van Mersbergen de echtgenote is van de bekende auteur Jan van Mersbergen, dus dat geeft wel vertrouwen (Gefeliciteerd met je nominatie, Jan!).

Op zaterdag 20 april, twee dagen na Nationale Secretaressedag, wordt de Opzij Literatuurprijs uitgereikt. Spannend! De winnares krijgt 5.000 euro huishoudgeld, bovendien schenkt jurylid Elsbeth Etty de prijswinnares een zelfgebakken appeltaart! (leuk weetje: de springvorm die Elsbeth altijd gebruikt heeft een doorsnede van maar liefst 37 centimeter! hij past nog maar net in haar hete luchtoventje!). En dat is nog niet alles… slaagt Marja Pruis komende donderdag in één keer voor haar examen bloemschikken, dan kan de winnares van de Opzij Literatuurprijs 2013 bovendien uitkijken naar een rijkelijk gesorteerde bos veldbloemen die wordt aangeboden in een vaas die Telegraaf critica Lies Schut zelf heeft geboetseerd op de woensdagmiddagkleiclub van haar buurvrouw (‘buuf’) Ans van Zonneplaat. Heel goed, zet die schrijvende meiden maar es lekker in het zonnetje, Opzij… dat hebben ze wel verdiend, die doorzetters! Potverdikkie, het is niet niks hoor een heel huishouden runnen, je man en kinderen geestelijk ondersteunen en dan tussendoor nog de tijd zien te vinden om een literair boek te schrijven!

In de jury van de Opzij prijs zitten geen mannen. Die houden blijkbaar niet van boeken die door vrouwen zijn geschreven. Of ze missen de intelligentie en sensibiliteit die is vereist om door vrouwen geschreven teksten op waarde te kunnen schatten.

Zelf ben ik blij dat ik niet in de jury zit, trouwens. Want de definitie van een boek, daar kom ik nog wel uit. Wat een literaire roman is lijkt me al een stuk lastiger. Maar wat, in godsnaam, is een vrouw? Hoe weet de jury zo zeker dat de vijf door haar genomineerde auteurs ‘vrouw’ zijn? Hoe definieert de jury het begrip ‘vrouw’? Is er DNA afgenomen? Wordt er voor de winnaar (m/v) bekend wordt gemaakt in broeken gevoeld/gekeken? (en zo ja: is daarbij nog assistentie nodig?).

En treden er in de boeken van de kanshebsters op de Opzij Literatuurprijs toevallig mannelijke personages op? Ik neem aan van niet. Dat zou een Ongemakkelijke Van Twee Walletjes Constructie zijn. Maar zo ja: dan hoop ik dat het ongeloofwaardige mannelijke personages zijn, want als vrouwelijke auteurs net zo goed mannelijke personages kunnen scheppen als mannelijke auteurs – en mannelijke auteurs misschien, vice versa, weleens een geloofwaardig vrouwelijk personage creëren – dan zou het niet meer gelegitimeerd zijn om boeken uit te sluiten van een prijs op basis van het geslacht van de auteur. Toch? De jury van een literaire prijs vergelijkt toch de kwaliteit van teksten met elkaar? Als we boeken gaan voorselecteren op basis van het geslacht van de auteurs, dan mogen we ook andere buitenliteraire factoren laten meespelen, zoals: de postcode van de genomineerden, de schoonheid/welbespraaktheid van de genomineerden, het banksaldo van de genomineerden of (de hoogte van) het percentage prijzengeld dat de genomineerden eventueel bereid zijn af te staan aan een goed doel.

Of denk ik nu langs amateuristische lijnen?

Het huis van de literatuur telt vele kamers. Maar om de één of andere reden laten sommige vrouwelijke auteurs zich graag in het keldertje van de Opzij douwen. Kom op, meiden, dat laatste stukje vrouwenemancipatie laat je toch niet opknappen door mevrouw van der Linden? Kom nou es met die dikke konten van de bank af… hup, je niche uit… een beetje voor jezelf opkomen, hoor… als je vindt dat je werk meer ruimte verdient, eis die dan godverdomme gewoon ZELF op. Praat over boeken, praat over teksten. En als je om wat voor reden dan ook wordt genegeerd: praat harder. Schreeuw.

Zolang je maar over literatuur schreeuwt.

De vraag waarover de vijf genomineerden zich, volgens mij, het hoofd moeten breken: moet je als vrouw de Opzij Literatuurprijs aanvaarden? Of is weigeren de betere optie?

Kijk… wil je significant bijdragen aan seksesegregatie en vrouwendiscriminatie, dan zou ik de Opzij-prijs zeker aannemen. Geloof je meer in de autonomie van kunstwerken en in de autonomie van het scheppend individu, dan moet je overwegen te weigeren.

Misschien ben je het niet met me eens, prima. Dan je moet je die vijf mille vooral in je handtas proppen. Ben je het wel met me eens, dan hoop ik dat je de ballen hebt om Opzij de middelvinger te geven. Steek die prijs maar in je reet.

Mijn handen jeuken om een paar weigerzinnetjes aan elkaar te rijgen tot een ‘Nee-bedanktwoordje’. Maar het is jouw strijd, het is jullie strijd. Het is al erg genoeg dat ik me er hier ongevraagd mee bemoei. Bovendien: de kans is groot dat jij beter schrijft dan ik – dus ik hoor of zie straks wel wat het geworden is.

Voor wie discriminatie naar kleur, geslacht, geaardheid, klasse, gezondheid, macht wil bestrijden valt er nog veel en veel meer werk te verrichten, en op veel curieuzere fronten, than is dreamt of in your philosophy.

Of een boek is geschreven door een man of een vrouw maakt mij geen zak uit (no pun intended); die kwestie is een voetnoot in het hoofdstuk ‘human interest’ uit het boek ‘entertaiment’ dat alleen prominent is vertegenwoordigd in de bibliotheek van de markt van vraag en aanbod. Niet mijn lievelingsbibliotheek.

Hoe formuleerde Jeroen Mettes* het ook alweer? O, ja:

‘Poëzie doet ertoe, niet zodra ze beter geïntegreerd is in de markteconomie en de ouwehoerindustrie, maar zodra ze zich daar effectief tegen weet te verzetten.’

Nou, doei!

 

Tirade – emancipeert.

 

P.S. Sorry dat ik hier vorige week zo stom deed over Facebook en Tweeter. Dat was echt een beetje lullig van me. Ik weet niet wat me opeens bezielde… ik had ’t niet moeten doen… ik meende niet wat ik schreef en ik bied alle enthousiaste gebruikers van sociale media mijn oprechte excuses aan. En het lijkt misschien een beetje schijnheilig na vorige week, maar als jij op Facebook zit, zou je dan alsjeblieft, alsjeblieft, ALSJEBLIEFT willen ‘Liken’? Je zou me er ENORM mee helpen… echt… als ik voor 1 mei aanstaande niet minstens 1.500 likes heb verzameld, dan word ik uit de redactie van Tirade geflikkerd… HELP!!!, HELP!!!, HELP!!!… like mij, like mij… alsjeblieft, ik heb zo’n spijt van mijn grote mond van vorige week… ik ben zo stom geweest… het was allemaal alleen maar STOERDOENERIJ…

P.P.S. Omdat de meeste vrouwen – zoals algemeen bekend is – totaal geen gevoel voor humor hebben, wijs ik de furiën die na het lezen van bovenstaand blogje op het punt staan hun panty uit te trekken met het doel mij daarmee te gaan wurgen er graag op dat ik de teksten die je hier leest alleen maar uittik. Je weet toch: alles wordt me gedicteerd… door een mevrouw. (hahaha, schitterend!).

Soundtrack bij deze posting: With all the money in the world… you could never buy this girl.

*Jeroen Mettes, Weerstandsbeleid (2011;p.147).

Volgende week, maandag 22 april, op deze plek: hoe was je weekeinde?

Moeite doen

fotoDit wordt een pijnlijk stukje. Terwijl ik typ, probeert de pup van mijn ouders in mijn tikkende vingers te bijten. Ik zou kunnen schrijven over dit hondje dat Krekel heet, omdat de aanwezigheid van zo’n nietswetend beestje de grenzen van normaliteit aantast. Vingers zijn geen vingers, maar zoute speeltjes om op te klauwen.

Ik zou kunnen schrijven over dit hondje dat Krekel heet, omdat vertedering mij heeft aangeraakt – en niets is zo bedrieglijk als een zachte vacht en grote glanzende ogen. 

Maar ik had Lieke een verslag van de Filosofie Nacht beloofd. Ze eindigde haar blog vrijdag met een ‘niet-filosofisch gedicht (of toch?)’ en wie met schoonheid schermt, die wint. Dus bij dezen.

‘Durven moeite doen’ predikte ik vrijdag in de Rode Kamer van de Beurs, waar de Nacht dit jaar voor het eerst plaatsvond. De hoofden waren verhit, dus stonden de ramen in het zaaltje open. Buiten was de nacht (zonder hoofdletter) ook op gang, toeristen lalden hun weg richting de Wallen. Omdat een preek samenvatten zonde is (en moeite kost), verwijs ik voor het gemak naar Theo Maassen. Hij legt het, althans tot minuut 2:43, prima uit. (ook raad ik Alicja Gescinska’s Verovering van de vrijheid aan)

Vervolgens ging ik op weg naar Joris (Luyendijk) & Bas (Haring), voor een publiek gesprek onder de noemer ‘Ontdek de financiële wereld’. De nacht daarvoor had ik in mijn dromen vast een mislukte generale repetitie meegemaakt, waarbij ik Joris constant Boris noemde en Bas Jas. Het publiek liep boos weg.

Op het podium gaf ik dus maar direct toe dat ik meestal afhaakte bij procenten en cijfers achter de komma. Moeite doen kent Alfa-grenzen.

Het probleem is bovendien dat ik pleit voor een gericht moeite doen. Je moet niet alles willen verbeteren, want dan zul je altijd onvruchtbaar ontevreden zijn. Dit alles geënt op Wittgensteins ‘gerichte ontevredenheid’ – wat hier nu slechts een autoriteitsargument is, maar in mijn preek hopelijk wel verdieping gaf.

Helaas is de economie, of de financiële wereld, geen afgebakend gebied dat je exclusief kunt bestuderen. Het marktdenken beïnvloedt alle facetten van het leven. Het is geen apart onderdeel van onze samenleving, economie ís onze samenleving. Dit toonde Michael Sandel in zijn openingslezing op de Nacht en is tevens na te lezen in zijn Niet alles is te koop. Ook dit is een autoriteitsargument uit gemakzucht (want typen doet pijn).

Gister was Radio1 aanwezig bij de publieksopening van het Rijksmuseum. De verslaggeefster vroeg bezoekers om een eerste indruk. Een 22-jarige jongeman zei ‘enorm enthousiast’ te zijn. Hij had de Nachtwacht gezien – voor het eerst en wow zo fucking magisch.

‘Maar is ie ook X miljoen waard?’ (zoals gezegd, ik haak af bij cijfers), vroeg de verslaggeefster.
‘Jawel, maar het wordt dan ook niet uit mijn portemonnee betaald’, zei de jongen. Verslaggeefster: ‘Misschien wel hoor, wat doe je?’
‘Ik ben student.’
Verslaggeefster, gevat: ‘Oh, jij kóst alleen maar geld.’
Gelach, van beiden.

Ik vrees dat een willekeurig gesprek als dit aantoont dat Sandel gelijk heeft. Deze verslaggeefster en student zijn niet schuldig aan het verkondigen van een markt-ideologie. Ze bedoelen er niets kwaads mee. De jongen toont politiek correct enthousiasme, maar werpt ook  een ‘niet mijn portemonnee’-argument in de strijd, terwijl het Rijks nu juist publiek domein is. De verslaggeefster wil het gesprek slechts wat sjeu geven en geldvragen klinken goed kritisch. Maar juist dat we deze vraag normaal vinden – in plaats van bijvoorbeeld te vragen wát de Nachtwacht dan zo’n bijzondere, magische belevenis maakt – toont hoezeer het marktdenken op alle terreinen heeft overgenomen.

Dat het direct over de financiële waarde van de Nachtwacht gaat, en dat de student ook direct een economische waarde krijgt toegeschreven (‘jij kost alleen maar geld’), toont het korte termijn denken dat Joris Luyendijk zo gevaarlijk veel terugziet in de Londense bankenwereld.

De student is geen geldtrekker, maar een publieke investering.
Rembrandt heeft nooit geweten dat zijn Nachtwacht zoveel waard zou worden. Gelukkig maar. Want het is maar de vraag of wij de Nachtwacht wel zo gewaardeerd hadden, als Rembrandt er toendertijd  X miljoen voor had gekregen.

Gevoelsmatig behouden we namelijk het idee dat geld bepaalde waarden niet kan vervangen. Sandel vertelde in zijn opening dat hij een vriend heeft die zijn zoon een dollar geeft voor elke ‘thank you’ note die hij schrijft, als hij bijvoorbeeld een keer uit eten is genomen door een volwassene, of een cadeautje heeft gekregen. ‘I received some of these thank you notes’, lachte Sandel. Het publiek begreep dat een betaald bedankje anders voelt dan een onbemiddeld bedankje.

Mijn vingers doen pijn, er zitten schrammen op. Maar ik had het Lieke beloofd. En Krekel, de pup, laat ik vrij rondspringen en op mijn vingers kluiven. Die zachte vacht en grote glanzende ogen..

 

Filosofie, poëzie

Vanavond is het de Nacht van de Filosofie (dat is een gek iets om te zeggen). Simone van Saarloos zal ook iets uitspreken. Ik weet niet wat, dus bij deze nodig ik haar uit om hier zondag kort verslag over te doen. Maar beter nog gaan jullie er heen!

Mensen vragen mij vaak, of het feit dat ik filosofie studeer doorsijpelt in mijn gedichten. Ik zou graag willen zeggen dat dat niet zo is, het zijn twee verschillende dingen (dan vind ik in ieder geval twee verschillende dingen leuk), maar omgekeerd is het wel zo: steeds wanneer ik een academisch paper moet schrijven, lukt het me niet om inhoudelijk helder te blijven. Onlangs moest ik een stuk schrijven waarin ik de literatuuropvattingen van Jean-Paul Sartre en Maurice Blanchot uiteen zou zetten. Maar al gauw was ik bezig mijn eigen poëticale visies in de mond van Sartre te leggen, en sprak Blanchot in zinnen van Wisława Szymborska. Dat schoot natuurlijk helemaal niet op.  Als het filosofie betreft moet je zo helder mogelijk formuleren, zo goed en snel als je kunt tot de kern van wat je wil zeggen komen. Terwijl poëzie juist nooit helemaal tot de kern van de zaak door moet dringen, omdat de tragedies altijd plaatsvinden in de buitenwijken.

Nou goed dan, hier een niet-filosofisch gedicht (of toch?):

 

(gedicht verwijderd ivm publicatie)

Evolutie

Ik was zesentwintig jaar oud toen ik voor het eerst gegrilde sepia at. Runderhart, lamsballen en zeeëgel moesten toen nog komen.

Waar het eten aangaat, ben ik van eenvoudige komaf. Mijn moeders gerechten waren met liefde bereid, maar ik denk niet dat ze ooit gehouden heeft van koken. Haar smaak ontstond in het Nederland van vlak na de oorlog: je at wat er was. Later kwamen macaroni en spaghetti. Pasta was in mijn kindertijd een woord voor die kneedgom waarmee je ramen in hun sponning zet. 

Ik vind het fantastisch, Nieuw Ruigde Amsterdamse horecastroming van hele beesten eten. Als je de spieren op hebt, zijn er nog longen, milt en nieren. Wat me irriteert is het aantal koks dat roept dat ze nu eindelijk doen wat ze altijd al wilden doen: écht eten maken. Alsof zware ketens worden afgeschud.  

In mijn straat zijn nieuwe panden gebouwd die eruitzien alsof ze uit 1910 stammen. Zelfde ramen, bakstenen, dakpannen, alles. ‘Gemakszuchtig’, was de reactie van een buurman. ‘Zoiets wordt door de Welstand altijd goedgekeurd.’ 

Nogal fucking wiedes, dacht ik. De vormen en verhoudingen van die panden zijn het gevolg van een eeuwenlange ontwikkeling in wat het best werkt en het mooist oogt. Hoe kan je denken dat een geheel nieuwe vorm, in twee weken door een architect bedacht, even goed zou harmoniëren met de omgeving? 

Als je opeens iets gaat doen wat haaks staat op wat je hiervoor deed, dan volg je de mode, hoezeer Nieuw Ruig zich ook aan hypeheid lijkt te onttrekken. Ik juich het verhoogde smaakbewustzijn van de Nederlander toe, het probleem is alleen dat we vaak de basis missen. Iedere Italiaan heeft een (soms niet te volgen) mening over hoe een gerecht hoort te zijn. Zulk besef is het gevolg van generaties lang proeven, bijstellen en fijnslijpen. 

Het duurt vreselijk lang voordat iets zich verankert in de genen van een volk. Daarnaast is evolutie maar een ongezeglijk beestje.

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Meer blogs

  • Afbeelding bij Uitje

    Uitje

    Drie jaar werk ik nu in Café De Druif; twee personeelsuitjes gingen aan mijn neus voorbij omdat die steeds in schoolvakanties vielen. De gemiddelde leeftijd van het personeel is zesentwintig – niemand heeft kinderen of schoolvakanties. Voor ik bij de Druif begon had ik geen kloof verwacht tussen mezelf als vijftiger en jongere collega’s. Misschien...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Veertien

    Veertien

    Bijna elk jaar is onze jongen jarig in de herfstvakantie. We zijn dan in Normandië, in een huis met een haard in de woonkamer en grasland voor de deur waar bonkige paardjes grazen. We wandelen er veel, ik koop voorraad op de markten en kook voor onze familie. Een man of tien, met kinderen en...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Met de fiets naar de trein

    Met de fiets naar de trein

    Ik haastte me met flinke wind tegen naar het station. Terwijl ik zwoegend op de pedalen stond schoot me de titel van een gedicht van Obe Postma (1868-1963) te binnen: ‘Mei de auto nei de trein’ (Met de auto naar de trein), dat hij in 1927 publiceerde. De opeenvolging van de twee vervoersmiddelen, en vooral...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Thom Wijenberg
    Thom Wijenberg

    Thom Wijenberg (1996) schrijft poëzie en proza. Hij werkt als redacteur en programmamaker en studeert aan de Schrijversvakschool. Zijn werk verscheen onder andere op Notulen van het Onzichtbare, Tijdschrift Ei en in de Seizoenszine.

    Auteursfoto: Gaby Jongenelen

  • Foto van Nicole Montagne
    Nicole Montagne

    Nicole Montagne studeerde Vrije Grafiek aan de kunstacademie in Utrecht en Cultuurwetenschappen aan de Open Universiteit. Zij debuteerde in 2005 met de essay- en verhalenbundel De neef van Delvaux. Onlangs verscheen bij Wereldbibliotheek haar nieuwste essay- en verhalenbundel: De verzuimcoördinator.

  • Foto van Twan Vet
    Twan Vet

    Twan Vet (1998) schrijft poëzie, proza en liedteksten. Hij blogt wekelijks voor Tirade.

    Zijn gedichten verschenen eerder in literaire tijdschriften zoals De Revisor, DW B en Het Liegend Konijn en in kranten zoals NRC en AD.

    De komende jaren werkt hij aan een dichtbundel, een non-fictieboek en een roman bij De Bezige Bij.

    Foto: Roderique Arisiaman