It came from the fields’ – Writers Unlimited/Festival Winternachten en Tirade gaan samenwerken

bTheorie (facultatief)

Language is not, as we are led to suppose by the dictionary, the invention of academicians or philologists. Rather, it has been evolved through time, through a long time, by peasants, by fisherman, by hunters, by riders. It did not come from the libraries; it came from the fields, from the sea, from rivers, from night, from the dawn,’ mijmerde Jorge Luis Borges (1899-1986) op 20 maart 1968 in de vijfde uit een serie van zes lezingen over poëzie – This Craft of Verse – die hij in het academische jaar 1967/1968 hield aan de Harvard University*.

Iedere hartstochtelijke lezer, iedere bezeten schrijver moet of wil af en toe aan Borges’ waarheid worden herinnerd en de werkelijkheid in wandelen om het spinrag tussen woord en wereld weg te vegen.

Postmodern gelul ten spijt: de wereld gaat aan de taal – dat postmoderne gelul incluis – vooraf.

En Borges’ lexicale waarheid heeft een narratieve pendant.

Ook verhalen moeten af en toe de comfortabele werkkamer of bibliotheek uit. Want zoals woorden ontstaan zijn in de wereld van zon en zand, zo zijn romans, gedichten en essays de afstammelingen van kampvuurverhalen, theatervoorstellingen, parlementaire debatten, rechtbankbetogen, kanselpreken, verhalen aan de familiedis en leugentjes op de behandel-sofa.

Verhalen moet je nu en dan in actie zien. Of om het iets minder dominant te verwoorden: veel lezers en schrijvers voelen regelmatig de behoefte elkaar te ontmoeten, om elkaar verhalen te vertellen en met elkaar te praten.

Verhalen zijn bruggen tussen bewustzijnen – en tussen de werelden achter die bewustzijnen*.

De beste literaire festivals herinneren je eraan dat taal en  verhalen en mensen van vlees en bloed bij elkaar horen. En hoe natuurlijk eten, drinken, dansen zijn verbonden met het lezen en schrijven.

Borges, in een eerdere lezing in de Harvard serie:

I believe that the poet shall once again be a maker. I mean, he will tell a story and he will also sing it. And we will not think of those two things as different.’*

Praktijk (verplichte stof)

Den Haag. Hartogstraat. Een prachtige nazomerochtend. Tirade-collega Menno komt uit tegengestelde richting aangereden – ik herken hem meteen, want net als ik verdomt hij het op de motor een helm te dragen. Helmen vinden wij voor watjes. Als je bang bent voor kwetsuren, blijf dan maar gewoon lekker bij moeder de vrouw op de bank plakken, zo denken wij erover.

We parkeren onze respectievelijke motoren* gelijktijdig achter de tramhalte op de Kneuterdijk, bijna synchroon trekken we onze bakbeesten op de standaard.

Menno draagt een zwart pak, ik een wit. We zien er verdomd representatief uit. En met reden: we hebben een belangrijke afspraak bij Writers Unlimited/Festival Winternachten. Met programmeur Judith, met directeur Ton en met hoofd communicatie Gerda.

We gaan een begin maken met onze samenwerking voor de Writers Unlimited editie van 2014. Writers Unlimited en Tirade delen, om het eens plechtig te zeggen, een liefde voor de wereldliteratuur, streven een betrokken kosmopolitisme na en zien zich als een brug tussen lezers en literatuur.  Dus.

Vanaf het moment dat we om de tafel zitten, stromen we over van de ideeën – binnen een uur hebben we meer plannen dan je in vijf mensenlevens kunt realiseren. Voor details over de samenwerking kun je de website en sociale media van WU volgen en

‘Nee, ho, wacht even… je gaat opeens wel heel erg snel. Begrijp ik het nou goed? Het beste literaire festival van Nederland en het beste tijdschrift uit de geschiedenis van de NED-LIT gaan samenwerken?!’

‘Precies.’

‘Maar, maar… dat is ongelooflijk! Twee hele grote spelers uit de NED-LIT hebben tussen de bedrijven door dus zomaar even een enorm stukje synergie gecreëerd met elkaar! Mag ik dit, gewoon even in mijn eigen woorden, een win-win situatie noemen?’

‘Zo zou je het zeker kunnen formuleren.’

‘Mmm. En toen jullie klaar waren met vergaderen hebben jullie tafels en stoelen tegen de muren geschoven en begonnen jullie te dansen op Safe and Sound?’

‘Hoe weet je dat?’

‘Hahahaha, je zit me in de maling te nemen, rakker!’

‘Jij begon.’

‘Ga door.’

Na afloop van de bespreking lopen Menno en ik binnen bij Dudok – een tent die we goed kennen uit de tijd dat we allebei in de landelijke politiek werkten en hier als jonge Kamerleden vaak onze strategie doorspraken wanneer onze standpunten weer veel linkers, of een enkele keer rechtser/behoudender, bleken dan die van onze fractiegenoten – maar over dat gedeelde politieke verleden van ons een andere keer meer. We lopen, eerst de zaak doorkruisend, naar ons vaste tafeltje in de halfschaduw op het terras achter het café en doen, traditiegetrouw, wie het eerst zijn Clubsandwich opheeft. Menno wint natuurlijk, zoals hij vroeger ook bijna altijd won, hij heeft gewoon een grotere maaginhoud dan ik, en ik verdenk hem er ook van de avond voor hij een afspraak heeft met mij expres een maaltijd over te slaan. Dat terzijde.

Als de borden leeg zijn, trekken we allebei onze Smartphone om wat dringende mail te beantwoorden en bij een espresso praten we nog wat over het werk van Luigi Pirandello en Edgar van der Gunst.

Dan kijken we naar de lucht. De windkracht is de hele dag al opvallend fors. We besluiten onze middagafspraken af te zeggen en rijden in de zon naar het strand van Scheveningen om daar nog een paar uur te vliegeren*.

Tirade – leeft.

Recapitulerend – een paar keiharde feiten

Het internationale literatuurfestival Writers Unlimited/Winternachten vindt plaats van 17-19 januari 2014, in Den Haag.

In januari brengen Writers Unlimited en Tirade een Tirade-Winternachtenspecial, Tirade 452, de eerste Tirade van 2014. Uiteraard is Tirade in januari 2014 aanwezig op het festival.

Details volgen via de website en sociale media van WU/W.

Maar. Dus: als je zin hebt om te dansen met Tirade redacteurs Simone van Saarloos, Merijn de Boer of Marko van der Wal… als je de moves van Gilles van der Loo of Lieke Marsman wilt bestuderen, dan zou ik WU vast in m’n Snoopy agenda zetten. En ja: die twee grote brede gasten (leren jacks, zonnebrillen) die je straks, in januari, de hele avond met harde koppen aan de bar ziet staan dat zijn Menno en ik*.

‘Dus wat moet ik nou doen?’

‘Die Winternachten data in je agenda zetten. Je abonneren op Tirade. En mooi zijn.’

Hahaha!

Ook vanaf deze plek zullen we je op de hoogte houden van ontwikkelingen rond Writers Unlimited/Festival Winternachten en Tirade.

wu

 

 

Volgende week op deze plek: zelf appelsap maken.

Noten assorti

*Jorge Luis Borges, This Craft of Verse, The Charles Eliot Norton Lectures 1967-1968, Harvard University Press (2000; p. 81).

* Dat ene boek dat je meeneemt naar je gemeenplaatselijke onbewoonde eiland zul je vroeg of laat gebruiken om een kampvuur mee aan te maken of vliegtuigjes van te vouwen.

* This Craft of Verse, p.55.

*We zijn allebei op de motor naar Den Haag gekomen. Menno vanuit Amsterdam, ik vanuit Utrecht. Ik heb het grootste stuk van de weg tussen Utrecht en Den Haag op één wiel gereden – traditioneel, op ’t achterwiel – en Menno kennende heeft hij zich op de asfaltstrook tussen Amsterdam en Den Haag stuntgewijs ook niet bepaald onbetuigd gelaten met dat Norton 1600 PK racemonster van hem… ik heb hem afgelopen zomer manoeuvres zien maken op Franse tolwegen, daar staat je verstand bij stil… We praten niet over de risico’s die we onderweg hebben genomen – als macho’s onder elkaar verstaan we de kunst van het zwijgen. Klessebessen vinden we – net als poëzie, liefdesverhalen, schone kleren, natuur in het algemeen en bloemen in het bijzonder – meer iets voor meisjes. Meisjes! Hahaha! Alleen het woord al! Laat ons alsjeblieft niet lachen!

* Net als vroeger is ’t weer spannend wie van ons tweeën het eerst door zijn vrouw naar huis wordt gebeld.

*Na A.L. Snijders en Tommy Wieringa de grootste macho’s uit de contemporaine NED-LIT. Maar daarmee vertel ik niemand iets nieuws hoop ik.

In de Oorshop

Kijken (op de kop)

Gisteren vond ik mezelf terug in een van de zalen van het Stedelijk, voor een werk van de Duitse schilder Georg Baselitz.* Ik zag een naakt mannenlichaam dat ondersteboven is afgebeeld, in pastelkleuren en op een groter dan levensecht formaat.

Alle andere kunstwerken deden er plotseling niet meer toe. Het bordje vertelde me dat het schilderij Fingermalerei – Akt heet, en dat Baselitz vanaf 1969 zijn onderwerpen op de kop is gaan schilderen. Vandaar de omgekeerde voorstelling. Ik keek dus naar een vingerverfschilderij van iemand die ondersteboven schildert – met zijn benen hangend aan de dakbalken, stelde ik me zo voor. Verder las ik: ‘Zijn methode om werken ondersteboven te schilderen stelt Baselitz in staat om naar de natuur te werken zonder dat de voorstelling een dominante plaats inneemt.’ Dat was niet wat ik zag, want ik keek naar een pontificale doch niet-erotische naakte man die op een aan het plafond gemonteerde stoel zit.

Baselitz is een ongemakkelijke schilder, iemand die zoekt naar onnatuurlijkheid. Niet alleen door abstractie of expressionistische elementen, maar voornamelijk door zijn werkwijze. Het ondersteboven schilderen van bijvoorbeeld een lichaam vergt meer denkwerk dan rechtstandig hetzelfde doen. Het zorgt ervoor dat de schilder zijn onderwerp op een andere manier en diepgravender onderzoekt.

Baselitz probeert zichzelf steeds uit te dagen door bijvoorbeeld op de kop te schilderen, liggend op de vloer of alleen met zijn vingers. Het bepaalt voor een groot deel zijn unieke manier van kijken naar de dingen. Een naakte man is ondersteboven gezien eerder een compositie met huid, haar en ledematen dan een compleet lichaam. Juist daar vestigt Baselitz de aandacht op, het is alsof hij vraagt: had je het al eens zó bekeken?

Nou ja, want toen schoot me het affiche van Anthon Beeke te binnen. Voor Gerardjan Rijnders’ toneelstuk Ballet gaf hij vorm aan een naakt mannenlichaam met een kleurige verentooi als fallus. Ondersteboven afgebeeld wel te verstaan. Die poster hangt al jaren bij mij thuis aan de muur.

De kracht van Beeke is dat hij ogenschijnlijk moeiteloos de elementen die een affiche geslaagd maken weet te verenigen. De afbeelding moet boven al het andere beeld op straat uitstijgen en op die manier de aandacht trekken. Choqueren is niet noodzakelijk. Zoals hij het zelf zegt moeten de mensen denken: zag ik dat nou écht?

Ik las ooit dat sommigen de compositie van het mannenlichaam op dat affiche interpreteren als een afbeelding van een soort satanskop. De benen zijn dan de hoorns van een bok (of tja, harige bokkenpoten) en ofwel de ribben ofwel de tepels stellen ogen voor, geloof ik. Als een soort blije My Little Pony Unicorn draagt de duivel een indianentooi. Hoewel ik het affiche elke dag zie blijft het voor mij een geniale en humoristische afbeelding van een niet-erotische naakte man. Geen hellevorst.

Net als Baselitz creëert Beeke een onnatuurlijke voorstelling, zij het met aan ander doel, namelijk om de aandacht te trekken. De bevreemding die het affiche veroorzaakt past overigens uitstekend bij het toneelstuk dat het promoot: behalve dat het stuk uit een collage van teksten bestaat en het affiche een combinatie van twee afbeeldingen is, gaat Ballet nergens over anders dan bevreemding.

Ook Beekes manier van kijken spitst zich toe op het lichaam als compositie. Het resultaat is dat het affiche zichzelf opzettelijk dwarszit (zoals Baselitz zichzelf dwarszit), ongemakkelijk overkomt en de aandacht opeist. Alsof de argeloze voorbijganger wordt gevraagd: wat ís dit eigenlijk?

* Met dank aan Rudi Fuchs.

Marko van der Wal

Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds enkele jaren blogt hij (onregelmatig) voor tirade.nu.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

haar & smoesjes

 

 

Onlangs liep ik met Nikki Dekker (zie Tirade 447 en 449) door Utrecht. Tegenover het Louis Hartlooper Complex kwamen wij deze grappige real life campagne van kakhiel tegen (klik op plaatje voor leesbare versie):

 

Dat was lachen natuurlijk. Helaas bleek het bij nader inzien niet om een kakhiel campagne te gaan maar om een ‘echte’ campagne van een of andere particuliere plastische chirurgie kliniek. Het vreemde is vooral dat de man in deze kwestie niets te vertellen heeft.

In ander nieuws, vorige week heb ik hier niets kunnen schrijven omdat ik last had van een zomergriepje. Deze week was ik van plan een lang essayistisch stuk te schrijven over waarom muziek belangrijker is dan poëzie (ik bedoel dit niet lullig, poëzie, maar soms ben ik bang dat ik ten onrechte voor je gekozen heb), maar er kwamen dingen tussen. Met name slecht slapen kwam er tussen; de weken voor het begin van het academisch jaar zijn traditiegetrouw de wankelste in mijn slaappatroon (de rest van het jaar hoef ik maar met mijn vingers te knippen en ik lig in een 10 uur durende diepe diepe slaap), maar dat is ook best spannend, zo kun je in het midden van de nacht door het huis spoken alsof je een dorstige zesjarige bent op zoek naar een glaasje kraanwater, zo zie je de zon nog eens opkomen. Daar komt veel gepieker van, waar dan weer veel poëzie van komt. Een klein tipje van de sluier is alvast dat poëzie mij benoemen lijkt, waar muziek verwerken is. Oke, oke, maar is benoemen niet het begin van verwerken?

(goed ga even terug naar de basis, overlevingsstrategie 1 de dag na hevige angstaanvallen is doen alsof dit een sociaal experiment is. beste lieke marsman, voor ons onderzoek gaan wij nu kijken of het u lukt om onder grote stress uw schouders op te halen & met de blik op oneindig de hieropvolgende dagen door te komen. nee, niet de blik op oneindig, excuus, mijn assistente maakt een fout, gewoon een gedetailleerde blik in het nu die uw problemen vergeten is. beste lieke marsman, voor ons experiment hebben wij een virtuele omgeving gecreëerd van zorgen en problemen, van stressvolle situaties, maar in werkelijkheid bestaan deze zorgen en problemen helemaal niet. u kunt nu rechtsaf bij de koffie automaat de deur uitlopen en uw zorgeloze leventje van alledag weer oppakken. vergeet daarbij niet uw polsbandje en uw naam badge af te geven bij de portier, wij zullen deze bewaren tot uw vervolgafspraak)

Nou

Opeens voel ik een grote liefde voor het leven,
mijn hart gaat sneller kloppen als ik denk
aan het boek op mijn nachtkastje
waar ik nog de hele nacht de tijd voor heb
en aan het waterijs in de vriezer!

 

 

Paard

Ik heb een vreselijke hekel aan paarden. Als ik nog moet uitleggen waarom, ken je die beesten niet van heel dichtbij. 

Stel je een dier voor met de paniekerigheid van een konijn en het gewicht van een gnoe. Plaats jezelf in een stal van drie bij twee meter, samen met zo’n wezen. Nu ben je acht jaar oud. 

Het leven heeft de eigenaardigheid oude thema’s herverpakt aan ons op te dringen. 

Het eerste woord dat Nadim verstaanbaar uitspreken kon was ‘paard’. Een tijdlang hield ik vol dat hij eigenlijk ‘papa’ wilde zeggen, maar ons zoontje zei het tegen paarden, muildieren, pony’s en ezels. Nooit tegen mij. Het leek onlogisch dat hij in al die beesten een vaderfiguur zag. 

In een huisje in Zeeuws-Vlaanderen, waar we samen een weekje mannenvakantie hielden, vond mijn jongen een gewatteerde mustang met een poppenharen staart en borstelige manen. Het ding moest overal mee naartoe. Ik bood ter vervanging teddyberen, Barbies, giraffen, actiefiguren en brandweerauto’s aan, maar ‘paard’ ging mee naar bed, in bad en op het potje. 

Paard verloor – soort van per ongeluk – een poot aan de achterklep van onze auto, maar Nadim leek er niets van te merken. Op de lange weg naar huis keek ik in de spiegel naar mijn manneke, diep in slaap met zijn armen om dat kutbeest en zijn losse pootje heen. 

Laat ‘s avonds kwamen we aan in Amsterdam. Ik tilde Nadim uit zijn stoel, waarbij paard en poot op de stoeptegels vielen. Morgenochtend zou ik mijn jongen vertellen dat paard terug naar de wei gerend was, om heerlijk met zijn vriendjes te dartelen. Dat het zo echt beter was, voor paard. Ik legde Nadim in bed en kuste zijn broeierige bolletje; deed het licht uit. 

Toen ik Otis de hond wilde uitlaten lag het beest er nog steeds. Straatlantaarnlicht deed zijn polyester vachtje glimmen, en de markerstrepen die Nadim met zoveel liefde op zijn flanken had aangebracht kleurden zachtpastellig op. Als vanzelf hurkte ik.

‘Paard,’ zei ik, en zuchtte. ‘Verdomme.’

Ik tilde het beestje op en woog het op mijn handen. Ook met de losse poot erbij was het verrassend licht. En zo liep ik als laatdertiger met een plastic pony over straat, terugdenkend aan Diamond, het beest waarmee mijn hekel ooit begonnen was. Nog voelde ik de pijn in mijn tenen, maar erger nog het stekend, gruwelijk verraad van dat enorme dier dat me zo mooi en lieflijk had geleken. Wit, was het geweest, net als het paard van Sinterklaas. 

Otis hurkte om te kakken, en terwijl ik een boterhamzakje over mijn vrije hand afrolde, bedacht ik dat Diamond het waarschijnlijk niet expres gedaan had. Hij was ook maar een konijn geweest. Misschien was het tijd om de pijn en boosheid te laten gaan, om ruimte te maken voor nieuwe dingen. 

Thuis, aan de keukentafel, lijmde ik poot terug aan paard. Ik zette een knijper op de wond zodat hij recht zou helen, en stond op om naar bed te gaan.

‘Diamond,’ zei ik tegen de nu donkere keuken, ‘laten we het nog één keer proberen.’

 

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Volstrekt anders

Il trionfo della morte, muurschildering, ca. 1448, Palazzo Abatellis, Palermo

Ik schrok in de trein wakker met de tekst: ‘Leven; een cursus sterven voor beginners.’ Links van me zaten twee mooie zeer oude  donkere dametjes van fijn craquelé over koken te praten. Niet slecht, die tekst, om mee wakker te worden. Al haalt ‘ ie het niet bij de tekst waarmee mijn zus eens wakkerschrok: ‘Geld is geen adel en geen wijsheid maar dichtgegroeide grijsheid.’ Veertien jaar was ze. Ik doe er nog steeds mijn best voor om de ware inhoud van die prachtige zin te achterhalen. (Net als de voor mij onbegrijpeljke zin die kunstenaar Joseph Kosuth in het Amsterdamse binnengasthuis heeft aangebracht waarover volgende keer meer.)

Waarom ik met de zin ‘Leven; een cursus sterven voor beginners’ wakkerschrok, was omdat ik nadacht over de beste sterfscnes in de literatuur. Onmiddellijk schoot mij Zeno te binnen, uit Het hermetisch zwart van Marguerite Yourcenar, die sterft bijzonder indrukwekkend. Een levenseinde in De tijgekat van Tomasi di Lampedusa vond ik merkwaardig mooi, in Dino Buzatti De woestijn van de tartaren eveneens. Iemand meer suggesties?

Denken over een  goed levenseinde en wat daarna moet gebeuren  is niet zoetsappig, dus hoeft niet, hoe mooi ook te leiden tot ‘iets liefs’, als in J.H. Leopolds gedicht:

O, als ik dood zal, dood zal zijn

kom dan en fluister, fluister iets liefs,

mijn bleke ogen zal ik opslaan

en ik zal niet verwonderd zijn.

 

En ik zal niet verwonderd zijn;

in deze liefde zal de dood

alleen een slapen, slapen gerust

een wachten op u, een wachten zijn.

 

Maar denken over je eigen dood moet wel regelmatig gebeuren, lijkt me. Ik was zo teleurgesteld in zomergast Johan Simons, van wie ik mooie dingen zag, maar die dan nauwelijks over zijn dood blijkt te kunnen nadenken, zo akelig vindt hij dat. Waarom stelt me dat teleur? Omdat goede kunst zonder doodsbesef iets vlaks krijgt. Hoe zou het zijn, de dood? Luigi Pirandello laat een lokaal politicus rustigaan op zijn sterfbed precies bedenken wat er allemaal gaat gebeuren, stap voor stap. In ‘De illustere overledene’ uit de bundel De kruik, van de weergaloos prachtige uitgeverij Coppens & Frenks (vert. Marije de Jager) zit Constanzo Ramberti zijn dood af te wachten. Berichten in de krant voorziet hij, wagens met paarden ervoor, locale bestuurders die uit dankbaarheid komen afreizen, bloemenhulde, verdriet, een straat die naar hem genoemd wordt.

Veel van dit alles zal precies zo plaatsvinden, het mooie van de tekst van Pirandello is de zekerheid van de stervende dat dit gaat plaatsvinden en het feit dat de hoofdfiguur  geen blaaskaak is, maar dat hij hier toch wel min of meer recht op heeft. En dan zit net als in het leven zelf, in deze tekst de angel  in de staart: een treinbeambte koppelt de verkeerde wagon aan, zodat het lichaam van een  jonge onbeduidende seminarist al deze eerbewijzen gaat ontvangen, en de illustere dode zelf met de foute trein naar het noorden reist: ‘Hij kwam ‘s nachts op het staion van Valdana aan. Daar wachtten alleen de burgemeester en vier vertrouwde doodgravers op hem, en heel stilletjes, als dieven die een lading smokkelwaar aan het oog van de douaniers onttrekken, brachten ze hem over ternauwernood met een lantaarntje verlichte landweggetjes naar het kerkhof, waar ze hem met een diepe zucht van opluchting begroeven.’

Het doet denken aan het verhaal van de twee vrome monikken die een leven lang fantaseerden over hoe het zou zijn in het hiernamaals. Na verscheiden van de ene, smeekte deze de mogelijkheid af de ander in een droom te melden hoe het er is. Twee woorden kreeg de achterblijver: ‘totaliter aliter.’ Volstekt anders. Toen werd hij wakker.

 

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

I feel your pain

Zo, dit is alweer mijn allerlaatste stukje voor het Tirade-blog.

Dankzij mijn literair agent, Paul Zeeprest, maak ik op 1 september aanstaande namelijk een lucratieve transfer naar tijdschrift halfjaarboek De Revisor.

Hoewel Tirade natuurlijk een veel beter, ouder, ambitieuzer, actiever, agressiever en prestigieuzer tijdschrift is dan halfjaarboek De Revisor en ik het erg naar mijn zin heb bij Tirade, is de belangrijkste reden waarom ik tóch tot de overstap heb besloten dat het tijdschrift halfjaarboek, zoals die term al afdoend uitdrukt, maar twee keer per jaar verschijnt – en de facto als ‘tijdschrift’ dus gewoon is opgeheven – waardoor ik meer tijd overhoud om er op uit te trekken met mijn gezin en verder te werken aan de serie literaire thrillers die mijn naam zo stevig gevestigd heeft in ons bescheiden maar substantiële taalgebied.

Bovendien hoop ik, heteroseksuele metroman, met mijn toetreding tot de nu, zoals bekend, volledig uit homoseksuele mannen bestaande Revisor-redactie te kunnen bijdragen aan iets meer redactionele diversiteit in het literaire landschap in het algemeen en bij tijdschrift halfjaarboek De Revisor in het bijzonder. Op termijn ambieer ik de redactie van tijdschrift halfjaarboek De Revisor, hoe utopisch dat nu ook mag lijken, zelfs te kunnen inspireren tot het aantrekken van vrouwelijke redacteurs.

Er zijn, uiteraard, ook inhoudelijke redenen voor mijn overstap.

Zo opent het zomernummer van tijdschrift halfjaarboek De Revisor met een schaatsverhaal.

Met een schaatsverhaal. Het zomernummer.

Geef vijf onbetwiste genieën ZES MAANDEN de tijd om een tijdschrift halfjaarboek samen te stellen en ze komen godverdomme met een zomernummer dat opent met een schaatsverhaal! Honger maakt rauwe bonen zoet, zoals het voorplat (foei: stockfoto!) al suggereert, maar je kunt overdrijven.

‘Zomernummer, zomernummer… Bij de zomer denk ik aan… ijs!’

‘Aan IJS!? Ach, waarom ook eigenlijk niet… volgens mij had Rob Koumans nog een schaatsverhaal liggen, ik zal eens informeren.’

Misschien toch maar niet meer in cafés vergaderen, redactie?

Het eerste exemplaar van het zomernummer van tijdschrift halfjaarboek De Revisor werd overhandigd aan Sinterklaas. Warme chocolademelk met slagroom. Pepernoten. Midden in de zomer. God, wat hebben we gelachen!

Ik wil maar zeggen: dat het hoog tijd is om iemand van mijn kaliber aan de redactie van tijdschrift halfjaarboek De Revisor toe te voegen lijkt me evident.

Nee, hoor… ik zit te dollen.

Natuurlijk ga ik niet naar De Revisor! Ik ben niet gek! Hahaha!

‘O, gelukkig! Jezus! Ik schrok me rot!’

‘Jouw probleem, meid.’

‘Ik moest bijna huilen, klootzak!’

Bijna? Volgens mij sta je gewoon te janken… Hier heb je een zakdoekje… kom maar even lekker tot jezelf, dan ga ik gauw beginnen, want we hebben weer een bomvolle, action packed aflevering vandaag.’

‘Je zakdoek is helemaal stug.’

‘Komt door de nieuwe Opzij.’

‘Ik vind het – ’

‘Ssst!’

 

I know a dentist who needs an assistant’ – Blue Jasmine (2013)

bjFilm: Blue Jasmine (2013).

Regie: Woody Allen.

Verhaal: rijk-getrouwde vrouw verliest alles. Zelfs haar verstand. Ze trekt bij haar lower class zusje in en vindt een baantje als secretaresse in een tandartspraktijk.

Voorspelling: in 2050 kijken we terug op Blue Jasmine als de laatste echt geslaagde Woody Allen.

Lachen: gold digger Jasmine zoekt en vindt een nieuw glamourvriendje. Bij hun eerste kus houden ze allebei hun zonnebril op. Een fraaie tussenstop op weg naar de eindhalte van de film: een compleet afgeschminkte, aandoenlijke, doorgedraaide Jasmine, gespeeld, overigens, door Cate Blanchett.

Jasmine heet eigenlijk Jeanette. In een flashback horen we haar ex-man opmerken: ‘I fell in love with the name Jasmine.’ Hun huwelijk rust op een fundament van leugens.

Mijn favoriete sequentie: Jasmine’s zus Ginger en haar working class geliefde hangen voor de televisie als ze beginnen te stoeien om het laatste stuk pizza. Een kort, geloofwaardig moment van liefdesgeluk.

‘Sommige mensen komen op sex en geweld af, andere op boodschappen. Een handige kunstenaar houdt daar rekening mee. Shakespeare deed een hoop geweld in zijn stukken (exeunt, bearing corpses, staat er aan het eind van ieder bedrijf). Tsjechov leefde in een land en een tijd waarin men geweld ongepast vond en boodschappen zeer belangrijk, en die deed dus boodschappen in zijn stukken (wij moeten werken! roepen de dames en heren aan het eind van ieder bedrijf uit, en: over honderd jaar zullen de mensen uiterst gelukkig zijn!),’ aldus Karel van het Reve in Uren met Henk Broekhuis (1978;p.61).

Wat wil Allen met Blue Jasmine?

Ontroeren, intelligent entertainen. Uiteraard.

Maar het belangrijkste is, denk ik: uitdrukking geven aan zijn compassie.

De tragikomedie doet nergens echt pijn, maar over de anderhalf uur dat ie duurt, hangt een prettig floers van humaniteit.

Wat Woody Allen zegt met zijn vrouwenportret Blue Jasmine, ik copy-paste een uitspraak van Bill Clinton die Wouter Bos gisteren, in Zomergasten, ook een paar keer memoreerde:

‘I feel your pain.’

En die ‘boodschap’, die van Allen bedoel ik, is niet alleen gericht aan kijkers die, als Jasmine en haar ex, door de crisis zijn getroffen, maar vooral aan alle – al dan niet ouder wordende – vrouwen (m/v) die door hun man (m/v) zijn of worden bedrogen – en aan iedereen in het publiek die, net als Allen, compassie met die vrouwen voelt.

Eindoordeel: geen alibi is geldig om deze Allen te missen. Drie van de muur gerukte en door een appartement geflikkerde wandtelefoons (3/5).

Tabu, Blancanieves, Blue Jasmine – 2013 is nu al een geslaagd filmjaar.

En dan moet Van Warmerdams Borgman nog in première gaan.

Tirade – subtiele teksten voor gevoelige mensen.

 

Alias Henk – een toegift

De ervaring leert/de praktijk heeft uitgewezen dat: ligt een Tirade eenmaal in de boekwinkel, dan wordt ie binnen een paar dagen verkocht (de Tirade bedoel ik, niet de winkel). Dus:

‘Boekhandel Het Strontvinkje met Karen Pelsink, goedemorgen, waarmee kan ik u van dienst zijn?’

‘Goedemorgen u spreekt met Henk Pröpper. Ik wilde eens informeren… het jongste nummer van Tirade, hebben jullie dat op voorraad?’

Tirade hebben wij altijd op voorraad, mijnheer Prupper.’

‘Fijn, ik wil er graag tien.’

‘Tien?’

‘We gaan het lezen met mijn leesclub.’

‘Wat een leuk idee! Tirade is weer helemaal hip en hot geloof ik hè? Maar tien… dan moet ik er acht bijbestellen mijnheer.’

‘Heel graag.’

‘Zal ik u dan even bellen als ze binnen zijn? Ik denk dat dat morgenmiddag wordt.’

‘Heel vriendelijk van u.’

‘En naar welk nummer mag ik dan bellen?’

‘020 – 305 98 10.’

‘Maar dat is een Amsterdams nummer?’

‘Dat is ’t nummer van m’n kantoor, bitch. Je denkt toch niet dat je m’n mobiele nummer krijgt? Wat heb ik godverdomme nou voor imbeciel aan de lijn? Luister heel goed wat ik nu ga zeggen: zodra jij die Tirade’s binnen hebt, laat je alles uit je poten vallen en dan bel je als de sodemieter mijn kantoor en dan belt mijn kantoor mij, ja?’

‘…’

‘Begrijp je wat ik net zei? Of moeten we ons hele gesprek GODVERDOMME NOG EEN KEER DUNNETJES OVERDOEN IN HET SPAANS?’

‘Nee, nee, het is helemaal duidelijk zo, mijnheer Prupper, dankuwel. En neemt u mij alstublieft niet kwalijk dat ik zo langzaam van begrip was.’

‘Het is al goed.’

‘Tien keer het zomernummer van Tirade voor de heer Prupper, het staat genoteerd.’

(…)

‘Boekhandel Zilvervis, met Redbad Vuurkracht spreekt u.’

‘Eveneens een hele goede morgen. Henk Pröpper hier. Ik wilde eens informeren… het jongste nummer van tijdschrift Tirade, heeft u dat op voorraad?’

Et cetera, et cetera.

We begrijpen zelf ook niet hoe het kan, maar deze week komt DE ZESDE DRUK van Tirade 449 alweer van de drukker!

Dus… trek vlug die belachelijke, grote, witte gymschoenen van je aan en ren als de bliksem naar de boekhandel om jouw Tirade 449 exemplaar te bemachtigen.

Want ook voor de zesde druk geldt: op = op.

Volgende week: Een kruiwagen vol spaghetti.

Meer blogs

  • Afbeelding bij De Sneeuwkoningin

    De Sneeuwkoningin

    (beeld: Don Duyns) ‘Het is vrijdag al, hé,’ herhaal ik. Kay kijkt me verward aan. ‘Wat?’ ‘Het schoolfeest.’ ‘Oh, ja’ Ik ben niet overtuigd. ‘Weet je al op wie je gaat stemmen?’ Kay haalt haar schouders op. Voordat ik door kan vragen klinkt de bel. ‘In de pauze straks…?’ Kay knikt en loopt de trap...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Touren met de band

    Touren met de band

    Rob en Ivo waren al aan het einde van de middag in Bergen aangekomen en hadden zich vast in ons duinhuisje geïnstalleerd. Daarna fietsten ze naar een strandtent aan het noordeinde van het dorp, waar ze een mooie tafel bij het raam bemachtigden. Het is traditie dat we daar op de eerste avond eten. Ik...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Repelsteeltje

    Repelsteeltje

    (beeld: Don Duyns) Je kijkt naar je handen, die een met melk gevulde koehoorn vasthebben. Ze ogen rustig, kalm, in harmonie. Ze hebben de hoorn stevig vast, de melk zal niet over de rand klotsen. Koemelk, daar zou het maar genoegen mee moeten nemen, voor nu. Tot dusver lijkt de koemelk het ding niet goed...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Jan Lodewijckx
    Jan Lodewijckx

    Jan Lodewijckx (1990) had het wel even gehad op kantoor. Hij kocht een zware fiets en een kleine tent en zegde zijn werk op en zijn appartement.

  • Foto van Eline Helmer
    Eline Helmer

    Eline Helmer (1993) begon na een BA Antropologie (University College Utrecht) en MSc Russische en Oost-Europese Studies (University of Oxford) in 2017 aan een PhD (University College Londen). Ze woont en werkt sinds 2015 in Rusland; eerst één jaar in Pskov, daarna in Sint-Petersburg en ze portretteerde voor Tirade mensen die ze ontmoet.

  • Foto van Ida Blom
    Ida Blom

    Ida Blom schrijft proza en essays. Haar werk verscheen op papieren helden.