Het is interessant hoe inventief het geheugen te werk kan gaan. Of eigenlijk: hoe volkomen verkeerd je je sommige dingen kunt herinneren.
In 2005 las ik de briefwisseling tussen A.F.Th. van der Heijden en Jean-Paul Franssens, Ik heb je nog veel te melden. Ik herinnerde me een fascinerende poepscène uit een brief van Franssens. Toen ik die naar aanleiding van mijn blog van vorige week probeerde op te zoeken, kon ik hem niet terugvinden. Wel trof ik twee passages aan die er blijkbaar samen voor hebben gezorgd dat ikzelf een compleet andere scène verzonnen heb.
De scène die ik me dacht te herinneren maar die nergens in Ik heb je nog veel te melden is terug te vinden, komt ongeveer hierop neer: Franssens zit in een trein die door Frankrijk rijdt. Op de bank tegenover hem zit zo’n beetje de mooiste vrouw die hij ooit is tegengekomen. Hij beschrijft uitgebreid hoe mooi en volmaakt ze is.
Vervolgens moet Franssens naar de wc. Hij staat op, loopt door de gang en kan vervolgens de wc-deur niet dicht krijgen. Hij gaat op de pot zitten, de trein schommelt nogal en een volgend moment ligt hij op de wc-vloer van de trein, in zijn eigen poep waarmee hij zich al vallende min of meer compleet heeft ondergesmeerd.
De deur gaat open en op dat moment verschijnt in de deuropening die verschrikkelijk mooie vrouw.
Zo had ik het me herinnerd. Compleet door mijzelf verzonnen blijkbaar.
De twee scènes die samen mijn fantasie op hol hebben gebracht zijn te vinden op pagina 140 en 207-208. Op die eerste pagina staat de volgende passage: ‘In het buitenland heb ik behoorlijk veel overvloedige stoelgang. Waarschijnlijk door al dat vele eten. Ik heb ook altijd wc-papier op zak voor noodgevallen voor in berg, bos, heide of veld. Zoals de meeste mannen heb ik iets met kakken. Winden en ruften is mijn lust en mijn leven. Erfelijk? Je moet Henk Hofland eens een strontverhaal vertellen, hoe die daarvan opgloort.’ Vervolgens beschrijft hij hoe hij nogal dringend naar de wc moest maar dat niet kon duidelijk maken aan een Franse winkelier.
Het ‘strontverhaal’ speelde zich dus af in Frankrijk, in die zin zat mijn geheugen goed. Ook dat Franssens blijkbaar gefascineerd was door poep heb ik mij goed herinnerd. Maar die trein heb ik zelf verzonnen en ook dat hij al poepende op de wc-vloer belandde. De bloedmooie vrouw komt uit de pagina’s 207-208.
Ik heb de scène in mijn vorige blog al kort beschreven: Franssens zit te eten in een hotel in Italië. Hij wordt bediend door een meisje dat hij als volgt beschrijft: ‘Adri, zoiets ben jij in je hele leven niet tegengekomen. En mooi dat dat meisje was. Een schitterend, klassiek Italiaans gezicht.’ Na het eten ging hij naar zijn kamer. De wc was op het balkon: er was een gat en er lag een wc-rol. ‘Dat kwam goed uit,’ schrijft Franssens, ‘want ik moest verschrikkelijk nodig. Kledderdeklets ruist de verwerkte pasta naar omlaag en kledderdeklets word ik van boven tot onder volgescheten. Maar dan ook helemaal. Ik schreeuw het uit en kijk vanaf het balkon naar boven, waar nog een balkon is, met precies zo’n gat als waardoor ik mijn boodschap had gedaan. Wie had mij zo ferm en zonder omhaal volgekakt? Precies, de […] mooiste Italiaanse van het westelijk halfrond’, het meisje dat hem eerder bediend had.
Bij nader inzien heeft die eerste passage er eigenlijk niet zoveel mee te maken en is het vooral de tweede waarmee mijn creatieve geheugen aan de haal is gegaan. Uit pagina 140 blijkt hooguit dat Franssens het verhaal over de zelfbevlekking in de trein had kúnnen vertellen.
Forellen met een buik vol tijm – vierluik
1) Zaterdag
Wegens een wat hoog oplaaiend vlammenspel in de huiselijke haard moet het stukje dat ik hier vorige week aankondigde helaas komen te vervallen. Het tekstje zou verhalen over de Rome-reis die mijn dochter onlangs in schoolverband maakte en zou handelen over haar ‘liefde’ voor de Italiaanse Young Adult auteur Niccolò Ammaniti – door mij, met vaderlijke flauwheid, graag Nikolaas Ammenooitniet genoemd.
‘Als je dat verhaal opschrijft, zet ik het duet dat mama en jij vorig jaar op de bonte avond zongen op YouTube.’
‘Welke bonte avond?’
‘Die van de manege,’ ze begon al te swipen, ‘moet ik je geheugen even opfrissen?’
Nee, haha, opeens herinnerde ik me die avond weer haarscherp… Wat grappig dat ze dat had gefilmd! En ja: bij nader inzien zag ook ik de lol van die Romeinse Ammaniti anekdote niet meer… wat een onzin om over die onbeantwoorde kalverliefde een stukje te schrijven!… wat flauw van mij!… oké… mijn vrouw en ik hadden er smakelijk en vertederd om gelachen, maar om er nou over te blóggen… hoe had ik het in m’n hoofd gehaald?… dat is voor andere mensen helemaal niet interessant om te lezen zo’n geschiedenis…
Ik gaf mijn dochter geld – een briefje van zevenentwintig euro – om met een vriendin, een vriendin van háár om precies te zijn, naar Richard Linklaters Before Midnight te gaan (‘WhatsApp je eindoordeel maar’) en hees me – m’n vrouw zat een stukje verderop met een belangstellende glimlach contemporaine Franse poëzie te lezen, dus ik kon moeilijk een beetje gaan liggen chatten of gamen – met m’n drieënnegentig kilo in de hangmat om wat in de nieuwe Rudi Fuchs te bladeren.
2) Film: ‘Snoozers are losers’ – Before Midnight (2013)
Film: Before Midnight (2013).
Regie: Richard Linklater.
Genre: relatiefilm/praatfilm.
Verhaal: getrouwd stel heeft opeens een avond voor zichzelf. Beetje lopen, beetje lachen, beetje lullen. In de gesofisticeerde termen van het julinummer van het Britse filmmagazine Sight & Sound gaat BM over: ‘The quest for true communication, real intimacy between people – and the obstacles to sustaining it, above all the passage of time.’
Flauwe grap: wanneer de vrouw van het stel, Celine, zich over haar schrijvende man beklaagt, zegt ze wanhopig: ‘Nu begrijp ik waarom Sylvia Plath haar hoofd in een broodrooster stopte.’
Leuke grap: wanneer vader Jesse tijdens een autorit de appel van één van zijn slapende dochtertjes opeet, doet hij dat onder het motto ‘snoozers are losers’.
Eindoordeel: zwakker dan Linklaters Before Sunrise (1995) en Before Sunset (2004), eigenlijk alleen de moeite waard als je die vorige delen ook hebt gezien. Twee opblaasbare zwembadkrokodillen (2/5). Maar wat ons betreft wel: op naar deel vier.
3) Zondag
Ik had mijn dochter drie keer beloofd & gezworen, op het graf van haar hond, dat ik oprecht niet over Ammenooitniet zou schrijven en dat ik het stukje dat ik nu in zit te tikken zondagavond even zou voorlezen, bij het eten.
Ik hield woord, als altijd.
We aten buiten, in de tuin, onder de grote hazelaar. Lathyrus, kamperfoelie, lindebloesem. Ik had twee vaasjes gevuld met havikskruid. Mijn vrouw zorgde voor de drankjes. Op het rooster boven de gloeiende houtskool lagen met tijm gevulde forellen te garen en groentespiesen die ik had gemaakt door paprika, courgette, witte ui aan kweepeertwijgen te rijgen. In een pan op tafel: gekookte rijst.
De zon was zacht en warm.
Tussen de happen door las ik dit tekstje. Toen ik klaar was zei mijn dochter:
‘Dat was ’t?’
‘Ja.’
‘Gaat. Maar sterk is anders.’
‘Ik mis ook iets,’ zei mijn vrouw.
‘Wat dan? Humor?’
‘Nee,’ mijn dochter schoot in de lach, ‘daar zit echt niemand op te wachten… zeker niet op die ‘humor’ van jou… Iedereen kijkt altijd meteen weg als jij een grapje hebt gemaakt.’
‘Is dat waar?,’ vroeg ik aan mijn vrouw.
‘Soms,’ zei ze.
‘Godverdomme.’
‘Laten we nou eerst je stukje even fiksen,’ zei mijn dochter, ‘dan kun je de rest van de avond weer gezellig vloeken… Volgens mij is je tekst gewoon nog een beetje te soft… Wat voor films heb jíj de laatste tijd gezien?’
‘Chan-Wook Park: Stoker (2013). Michel Gondry, L’écume des jours (2013).’
‘Mmm… nee, dat wordt ’m niet… Je moet je blogje wat meer kloten geven… Tommy en jij zijn van de week toch ook nog naar die knokfilm geweest? Daar moet je iets over schrijven.’
‘Only God Forgives. Dat is niks voor de Tirade-blog. Veel te hard.’
‘Nee, moet je kijken wat je d’r zelf voor zieke kutstukken opzet.’
‘Watch your language, lady,’ zei mijn vrouw.
‘Yes,’ viel ik haar bij, ’listen to your mother. Maar misschien heb je gelijk.’
Mijn vrouw maakte espresso en gedrieën keken we naar de zon, zwijgend, nippend. Het Hawaï shirt dat ik altijd aantrek als we gaan BBQ-en detoneerde enigszins met de smaakvolle, vrolijke zomerjurken die mijn vrouw en dochter droegen, maar verder was het, alles bij elkaar, een behoorlijk perfect avondje.
‘Pap?’
‘Ja, lieverd.’
‘Heeft Gilles zijn vrouw echt oorbellen gegeven?’
‘Ik denk ’t wel.’
‘Jij geeft mama nooit oorbellen.’
‘Wat? Wat krijgen we nou? Mama heeft vorige week nog een cabriolet van papa gekregen.’
‘Ja, duh, een tweedehands,’ zei mijn vrouw.
‘O, maar als ik ’t me goed herinner was ik ook niet bepaald jouw eerste vriendje, hè?’
‘O, dat is vals,’ zei m’n dochter waarna ze helemaal dubbel lag. ‘De vergelijking gaat mank, maar hij is toch raak.’
‘Hoezo gaat die vergelijking mank?’
Ik kreeg al geen antwoord meer. Mijn dochter was mijn vrouw aan het ondervragen over alle knappe, interessante, sexy, succesvolle, hoogbegaafde, grappige, charmante, zoet- en goedgevooisde vriendjes die ze in haar leven heeft gehad.
‘Ik zou eigenlijk geen woord willen missen van deze boeiende conversatie,’ zei ik, ‘maar ik moet echt nog iets over die knokfilm intikken.’
4) Film (II): ‘I apologize for my behavior’ – Only God Forgives (2013)
Film: Only God Forgives (2013).
Regie: Nicolas Winding Refn.
Genre: knokporno.
Verhaal: wraak gewroken, gewroken wraak bestraft.
Eindoordeel: aangenaam statisch, prettig kunstmatig/gestileerd, prima muziek. Maar ook – zoals het genre vraagt/voorschrijft – sentimenteel, vooral waar het geweld wordt gerechtvaardigd door het verlangen naar een betere wereld die dan natuurlijk wordt gesymboliseerd door de ‘onschuld’ en ‘puurheid’ van een kind.
Geweld als entertainment – met de suggestie dat wraak de weg is naar een betere wereld – blijft akelig. Only God Forgives is wel minder naar dan Drive (2011), het vorige project van dezelfde combi van regisseur Nicolas Winding Refn + steracteur Ryan Gosling.
Laten we maar in onze oortjes knopen wat de politieagent in de film tegen zijn dochtertje zegt als zij zich zorgen maakt over het gedrag van één van haar knuffelbeesten: ‘Hoe zorgen we ervoor dat hij geen streken meer uithaalt? Lief zijn voor elkaar.’
Volgende week: zie vorige week.
Tirade – één woord zegt meer dan duizend beelden.
Fetisj
De Arnhemse Modebiënnale staat dit jaar in het teken van fetisjisme. Mijn eerste associatie bij dat thema is een parade van lak-, latex- en rubberpakjes met een fikse dosis touwen, maskers en zwepen. Naaktheid ook. Hoe goorder en obscuurder, des te beter. Als ik zelf een tentoonstelling over fetisjisme zou cureren dan zou ik me beperken tot een darkroomtotaalbeleving.
Meneer Van Dale vertelt mij dat dat te beperkt is, want de eerste betekenissen van het woord fetisj hebben niets met seks of sadomasochisme te maken, maar met de verering van bepaalde objecten. De invulling van de Modebiënnale is gelukkig dan ook veel breder dan dat.
Alleen bij de preluderende start van de hoofdtentoonstelling, de zogenaamde Moodroom, komen de ranzige randjes een klein beetje terug, bijvoorbeeld in het fetisjfotoalfabet van Ruud van der Peijl. Curator Lidewij Edelkoort introduceert met een heleboel foto’s de diverse fetisjen. Meer dan levensgroot staat er ineens een foto van de Abu Ghraib-gevangenis op het projectiescherm.
Fetisjisme in de breedste zin van het woord heeft betrekking op verbinden, van jezelf met een object, of letterlijker met dassen, corsetten en schorten. De overdaad aan lintjes, strikken, banden en koordjes zou de rode draad van de tentoonstelling kunnen zijn: die komen terug ongeacht welke fetisj er aan bod komt. Of het nu gaat over nudisme (veel huid én leer) of sjamanisme (touwtjes), het vastbinden van dingen is een constante factor in de dertien tentoongestelde fetisjen. Het lijkt wel of de modeontwerpers op voorhand een afspraak hebben gemaakt.
De brede blik op fetisjisme komt ook naar voren uit het boek Fetishism in Fashion. Mijn favoriete fetisjen zijn inmiddels het nomadisme en spiritualisme, terwijl ik in Arnhem eigenlijk het meest onder de indruk was van de ontwerpen met sm-invloeden. Bovendien, wat is er fetisjistisch aan nomadisme en spiritualisme? Beide zijn stokpaardjes van Edelkoort, misschien zijn het zelfs haar persoonlijke fetisjen. Nomadisme is samen te vatten als de mogelijkheid om overal te doen wat je wilt en te zijn wie je bent, mede mogelijk gemaakt door De Techniek. Bijpassende outfit is waterbestendig, winddicht, voorzien van degelijk hang- en sluitwerk en enorme (rug)tassen. Het spiritualisme gaat over contact, niet per se met Het Hogere maar met de wereld en jezelf, een holistisch concept. Komt tot uiting in veel lagen, bedekking, wijde gewaden en zwart. In de laatste trendvoorspellingen van Edelkoort komen deze ontwikkelingen ruimschoots aan bod.
Er waren maar twee fetisjen waar ik me niets bij voor kon stellen. Met stip op een is dat het infantilisme, waarbij de ontwerpen zijn opgetrokken uit luiers en rompertjes. Fopspenen all over the place. Er schijnt in die modehoek inderdaad iets te rommelen, maar ik zie de catwalks nog niet bevolkt door duimzuigende modellen met gigantische rammelaars. Een andere fetsj, die volgens mij niet bijdraagt aan het beeld van dit moment, is het japonisme. Op een scherm draaide een show van, volgens mij, John Galliano, maar die was alweer van heel wat jaartjes terug. En Japan is sowieso overschat.
Een week na Arnhem lig ik op een veld van het Pitch Festival. Je kon er over de koppen lopen, zo druk – en één grote hipster galore. Maar van de fetisjen van Edelkoort heb ik daar in het wild nog weinig teruggezien, wel geinige gemene delers zoals de Ray Ban Club Master (zonnebril) en bloemenprints. Misschien komen de canvas rugzakken van het plunjeformaat het dichtst in de buurt. Mijn nomadistische ik zou er ook wel een willen, al weet ik donders goed dat-ie al bijna weer passé is.
The masks of love
The Masks of Love – Alden Nowlan
I come in from a walk
With you
And they ask me
If it is raining.
I didn’t notice
But I’ll have to give them
The right answer
Or they’ll think I’m crazy.
‘Een brief bloost niet,’ schreef Cicero ooit, en zo’n 2100 jaar later, in 2005, kreeg ik mijn eerste liefdesbrief, die met deze woorden begon. De jongen die hem schreef had de zes kantjes tellende brief in zijn eau de cologne doordrenkt, zodat ik tijdens het lezen van de brief enigszins misselijk werd, hoewel ik ook verheugd was, wie liefdesbrieven ontvangt telt immers mee, in ieder geval in mijn 15-jarige romantische wereld van poëzie lezen en veldbloemen plukken, hoewel hij, toen ik hem ermee confronteerde, glashard ontkende. Ik denk dat de brief nog steeds ergens op mijn kinderkamer in Zaltbommel naar hem ligt te ruiken. Hij was mijn eerste vriend die trouwde, maar ik was niet voor de bruiloft uitgenodigd.
Zelf bloos ik wel heel hevig – al zij het niet vaak. De laatste keer dat ik me herinner hevig te hebben gebloosd was een aantal maanden terug, op een eerste afspraakje. Ik was nogal van slag er over, mijn relatie was nog niet zo lang uit en ik dacht niet dat ik zoiets zo snel alweer zou kunnen. Toen ze me op kwam halen was alles nog oké, toen we een café binnen gingen en iets te drinken bestelden klom het schaamrood al snel mijn kaken langs, om vervolgens een goede tien minuten te blijven zitten. Ik zei maar dat ik het heel warm had – het was midden in de winter, dus dat was onzin. Later op de avond viel ik flauw en brak mijn neus.
Van de week kreeg ik voor het eerst rozen, daarna voelde ik me een moment lang volwassen, alsof ik opnieuw eindelijk mee was gaan tellen, hoewel het op dat gebied ook helemaal niet hielp, en ik bleef gewoon doorgaan met onverstandige keuzes maken, maar dat is niet waar, ik ben zorgelijk maar verstandig aan het worden.
Gesprek:
“(…) willen dat liefde niet bestond, dan zouden we haar ook niet missen. Zoals men in de jaren ’50 ook nooit internet miste, niet nerveus op z’n nagels zat te kauwen als 3G er een dagje uit lag.”
“Dat is niet waar. Als liefde niet bestond, zouden we wel iets anders verzinnen om ons druk over te maken, haar plaats te vervangen. We zouden onze harten breken in vriendschappen.”
“Ja, maar dat zou toch minder erg zijn. In vriendschappen ben ik heel goed, als het om liefde gaat ben ik altijd teveel. Ik ben ook altijd degene die op een eerste afspraakje ladderzat probeert te worden, terwijl de ander dan heel verstandig nog een colaatje bestelt, omdat ze de dag erna moeten werken ofzo. Ik bedoel, ja, ik denk dan, ik heb morgen heus ook wel wat te doen, maar hallo, wij hebben hier mogelijk eeuwige liefde te pakken, het mag best een beetje gezellig zijn.”
De dromen zijn terug waarin een anonieme groep mensen mijn lichaam doorzeeft met tientallen minuscule kogeltjes. In paniek vergeet ik wat het alarmnummer is en begin aan een lange verdwaasde tocht naar de dichtstbijzijnde EHBO-post, waarvan niemand weet waar die is. Maar vannacht begonnen de bloedende hagelpuntjes op mijn ledematen, mijn buik, na lang tevergeefs rennen en struikelen vanzelf te helen, de kogels dreven zichzelf naar mijn huidoppervlak, het leven keerde terug, en ik hield hagel in mijn handen – hagel!
When the lady smiles
De laatste maanden waren geen gemakkelijke tijd voor Birre. Zo’n niet-gemakkelijke tijd waarover je later waarschijnlijk zegt dat hij ergens goed voor is geweest.
Gisteren zou een bijzonder niet-gemakkelijke dag voor haar worden. Ik wist dat toen we ‘s ochtends afscheid namen, maar was te zeer in de weer met het opstarten van Nadim en het samenstellen van een mentale to do-lijst voor mezelf; voor ik er erg in had was mijn vrouw de deur al uit. Met een half oog zag ik haar de straat uit fietsen, koppie scheef, haar anders zo ingesleten ballethouding even ver te zoeken.
Nadat ik (nog lang niet) alles gedaan had wat er die ochtend moest gebeuren, was het tijd om met Nadim naar Artis te gaan, iets waarvan ik hem (dom!) al de dag tevoren op de hoogte had gebracht en waaraan hij me sindsdien elke acht seconden had herinnerd.
Ik dacht aan Birres hangende hoofd en schouders. Aan de regen die op haar gevallen was terwijl ik me binnen (droog!) druk maakte over mijn eigen drukte. Alweer had ik een kans laten liggen om dichter bij de ideale echtgenoot te komen. Natuurlijk wist ik wat haar zo belastte, had ik haar moeten vasthouden, met haar moeten praten.
‘Godverdomme’, zei ik terwijl ik mijn fiets van het slot haalde en Nadim in zijn stoeltje kiepte.
‘Artis!’ zei Nadim. ‘Ooolie-Fant.’
‘Ik verwaarloos je moeder.’
‘Leeuwe. Giraff. Sthuisssvooooghelll.’
Ik liet Nadim nog wat beesten opnoemen om hem af te leiden van de slagregens en slalomde door het verkeer in de richting van de dierentuin. Sinds ik een kind heb, stop ik bij elk rood licht. Dat geeft tijd om na te denken, en in die tijd besloot ik dat er maar één ding te doen was. Er moest op ouderwetsche wijze boete gedaan worden voor mijn onachtzaamheid. Ik haalde mijn iphone uit mijn zak en – een hand boven het schermpje tegen het hemelwater – zocht tussen mijn Appjes naar mijn banksaldo.
‘Artis!’ zei Nadim.
‘Kut,’ zei ik, en drukte de rode cijfers weg. Even later zette ik mijn fiets op slot tegen het hek van de hoofdstedelijke ZOO.
Alle dieren die Nadim had opgenoemd waren er. De kleine zoogdieren zaten te rillen in hun binnenhokken en de papegaaien hadden zulke natte veren dat ze eerder kleurige stekelvarkens leken. Al snel waren we in het aquarium. Nadim benoemde de verschillende zwembeesten door met een vette vinger tegen het glas te duwen en ‘Visss’ te zeggen. Gelukkig wilde hij dit keer wel even stilstaan bij het mangrove-aquarium waarin de reuzenmeerval zwemt. De reuzenmeerval is oeroud, groots en schijnbaar onverwoestbaar. Doodstil hangt hij in dat donkerbruine water, de helft van zijn lijf van schaduw en de andere van licht gemaakt. De reuzenmeerval is een eng beest, maar ik voel me veilig en rustig, bij hem. Of haar.
‘Papa?’
‘Hmmm?’
‘Pingu kijken?’
Met pijn in mijn hart verliet ik de donkere baarmoeder van het aquarium om te gaan zien hoe een magere man met hoornen bril stokoude pinguins haring voerde. Het merendeel van de vis ging overigens naar de reigers. Nadim wees naar de vale grijze beesten en gierde van de lach. Ik maakte een foto en stuurde hem aan Birre.
Het was lang geleden dat ik Birre had zien lachen.
Nog een minuut of tien, dan zou ik Nadim met de belofte van Turkse pizza uit Artis weglokken. Onderweg naar de Rozengracht, bij een winkeltje op een hoek, lag een paar oorbellen te wachten op de man die ze zich helemaal niet kon veroorloven.
43 linker teenslippers of het raadsel van de maan
Dit is Guanyin, een bodhisattva of, verlichte verschijning. Waarnaar kijkt deze man? Hij kijkt rustig naar de weerspiegeling van de maan, in het nieuwe Azië – paviljoen in het Rijksmuseum. Ik moet zeggen dat ik misschien extra ontvankelijk was, zaterdag in een redelijk druk Rijksmuseum waar Chinezen en Japanners niet al te behoedzaam voor je schuiven als je rustig naar Vermeer staat te kijken en hun camera op het begeleidend tekstbordje richten om thuis nog eens te gaan kijken wat het eigenlijk was.
Guanyin zat daar en niemand voegde zich tussen ons, zodat ik de tijd had. De combinatie van gratie en kracht in contemplatie schijnt kenmerkend te zijn voor deze figuur. Waar we boeddhisme in Nederland soms met zweverigheid associëren en vrouwen van middelbare leeftijd opzoek naar zingeving, straalt deze figuur iets heel anders uit. Dynamiek en rust ineen. De wijze waarop zijn ondersteunende hand iets boven de grond zweeft heeft iets pedant krachtigs, hij heeft de ondersteuning niet eens nodig. Het doet denken aan de tegenspeler van de zwaarlijvige detective Nero Wolfe in de televisieserie, die altijd heel pesterig de leunstoel verliet en daarbij de handen bij het afzetten een beetje boven de leuning liet zweven, een akeligheid waarop ik mezelf in het gezelschap van dikke mensen ook wel eens betrap.
Het beeld komt uit China en dateert van de 12e eeuw, net als deze Chinese gedichten:
Van vermoeidheid slapend in de Boot om te Vissen in de Sneeuw
Ik bouwde een klein studeervertrek in de vorm van een boot en noemde het de Boot om te Vissen in de Sneeuw. Ik was daarin aan het lezen en was van vermoeidheid in slaap gevallen, toen opeens een windvlaag naar beneden kwam en de prunusbloesem in de vaas sterk deed geuren, zodat ik wakker werd – met dit knotvers.
Een paviljoen met helder raam en halfgesloten deur –
Al lezende was ik verzonken in een diepe slaap
Maar door de prunusbloesem word ik onverhoeds gepest:
Die geur waait speciaal naar mij en wekt me uit mijn droom!
Vanuit de Boot om te Vissen in de Sneeuw kijk ik in een vriesnacht naar de maan
Hardnekkig sta ik bij de beek te wachten op de maan:
De maan heeft mijn bedoeling door en talmt om te verschijnen.
Ik ga naar binnen, sluit de deur, bedrukt wil ik niet kijken
En plotseling vliegt zij boven de duizend pieken uit!
Wanneer ik Vissen in de Sneeuw bestijg om uit te zien
Hangt van de takken van de pijnboom echt een wiel van ijs!
‘Bemint de dichter die de maan bemint, het meest Midherfst?’
Toen mij de vraag gesteld werd schudde ik het hoofd van nee:
Van alle maanden is de maan het liefst me in de Laatste
Als zij door sneeuw is gepolijst, in ijswater gewassen:
Eén strakke hemel strekt zich uit over de hele wereld
En op die blauwe diepte drijft een witte jade schaal!
Ze krijgt dan bovendien gezelschap van de prunusbloesem –
Is het niet zo dat aan Midherfst zo’n rendez-vous ontbreekt?
(Yang Wanli (1127-1206) vertaling W.L. Idema)
Zoekend naar de verschillende verschijningsvormen van Guanyin kom ik erachter dat ik een avond lang naar zijn verschijning gestaard heb op een gifheet strand op het grote Chinese eiland Hainan, waar het op vier na grootste beeld ter wereld uit zee oprijst: Guanyin.
Het is het strand waar we tot onze verbijstering 43 linker teenslippers gejut hadden. Ik dacht die avond na over het wonder van de 43 linker teenslippers. Er is geen groot boeddhist in mij verloren gegaan. Al ga ik nu wel in diepe contemplatie over het toeval dat aan dit wilgenhouten beeld alle linkertenen ontbreken.
Meer blogs
De bekende weg
Het Zeeuwse dijkhuisje van B’s tante is al een jaar of twintig in mijn leven. Het is er stil, er is veel licht en de zee voelt heel dichtbij, maar rond de dijk is geen toerisme. Het enige wat er verandert is de tuin: er zijn meer rozen dan voorheen. De wilg is groter, en...
Lees verderZo alleen… Zo alleen
(beeld: Don Duyns) Uit de hengstebron gedronken hebben. Ik schrijf over gegeven paarden en ogen van naalden. Over brood op de keukenplank muizen die op tafel dansen en klokjes die tikken. Had het meisje geantwoord. Hij had haar rode kapje gevolgd en zijn besluit genomen. Ik ben een poëet, had ze piepend gezegd. Aan de...
Lees verderGeen weer
Omdat onze vriendengroep door aanvullende kinderen en huisdieren bijna alle vakantiehuizen ontgroeid is en de resterende vakantiehuizen hatelijk duur zijn geworden, bedacht ik een alternatief. We zouden een tentenkamp opslaan bij S en L, die sinds kort een boerderij met flink wat grond in Wardoe bewonen. Fikkie stoken, buiten koken, disco met de kinderen, sterrenstaren...
Lees verder