Een ochtend in Palladina

Al mijn verhalen spelen zich op imaginaire plekken af. Ook al staat er Palermo boven een tekst: het is niet meer dan een sfeerindicatie, een woord dat het decor helpt bouwen. Een tijdje terug vroeg iemand me (ik geloof Kenneth van Zijl) waarom dat was; of de werkelijkheid voor mij misschien tekortschoot. 

Ik antwoordde – zoals meestal – zonder eerst na te denken, en kwam er gedurende mijn antwoord achter dat de werkelijkheid me te beklemmend was. Te beperkend. Over mijn eigen stad zou ik nooit een verhaal kunnen schrijven omdat ik Amsterdam te goed kende.

Ik zou geen magisch theater of kruidenierszaak kunnen beschrijven tussen de patatwinkels op het Rokin, omdat ik weet dat die er er niet zijn. Als ik schrijf heb ik absolute vrijheid nodig, en die krijg ik niet van plekken die te helder op mijn netvlies staan.

Als ik over het bovenstaande nadenk (kennelijk schrijf ik ook al zonder na te denken) is het best raar. Die ruimte om alles uit mijn duim te zuigen… Hoezo zou ik niet een Amsterdam kunnen maken dat op een aantal punten afwijkt van de stad zelf?

De bundel waaraan ik nu werk gaat uit vier of vijf verhalen bestaan die zich in dezelfde stad afspelen en elkaar in de tijd opvolgen. De stad, Palladina, is een verstilde kruising tussen Venetië en ParamariboGisteren hield ik op met werken toen de zon opkwam boven het massief van Altea en mijn hoofdpersoon Gustavo in de haven zijn beste vriend had uitgezwaaid.

Dit was de tweede keer dat een man waarvan hij hield Gustavo’s leven verliet. Hij staarde over het brakke water van de baai: alles was donker en lelijk. Onderweg naar huis sloeg hij in een opwelling af op San Iseo, een kanaal dat de suikerrietvelden met de haven verbindt. In onbruik geraakte trekschuiten lagen weg te rotten tegen de kadewanden. Het water was zo rimpelloos dat onder en boven niet meer te onderscheiden waren, en Gustavo vroeg zich af bij welke wereld hij nu hoorde. Wie nou wiens spiegelbeeld was.  

Vanochtend heel vroeg liep ik een rondje door mijn buurt. Ik had Nadim op mijn schouders, Otis de hond was ook mee en alledrie zagen we het: hoe de Brouwersgracht een kort moment het kanaal van San Iseo werd. Nadim babbelde er gewoon doorheen, maar Otis moest erg blaffen en grommen. Dat was, denk ik, omdat hij net als ik naar het water gekeken had en zich afvroeg wie nou wiens spiegelbeeld was.   

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

In de Oorshop

Het was de zomer van 2012

Het was de zomer van 2012 en je was net oud genoeg om in het fietsstoeltje te mogen. 

De regel was dat je zelf rechtop moest kunnen gaan zitten, en als ik je op een heel precieze plek op het kleed legde, daar waar de bank een hoek maakte en de vloer het steilste afliep, kon je dat ook.  

Op de fiets was alles anders en prachtig en nieuw en zo de moeite waard.

Handjes omhoog bij het beklimmen van bruggen en joelend de bruggen weer af.

Wijzen naar mensen en honden en auto’s en fietsen en brommers en huizen en wolken en hondendrollen en steeds maar babbelen en lachen en

volgens mij vond jij het ook heel leuk. 

 

 

 

 

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Literatuur aan de muur

Birre was al naar bed toen ik in het donker mijn lijm mengde: ik haalde twee lepels poeder uit het pakje en voegde een halve liter water toe. Makkelijk was het niet, maar met de lichten aan zou het allemaal veel minder clandestien worden. Otis de Hond liep onrustig rondjes; zijn nagels tikten als knikkers op de warme keukentegels. 

Uit de geheime tupperwaredoos in de bestekkast pakte ik een van de rollen papier die er omwonden met elastiekjes op hun beurt wachten. Niemand zou ze daar ooit vinden, tussen de Limoncelloflessen, het briefpapier en Birre’s ongebruikte Carcassonspel. Met de rol in mijn zak en de lijmemmer-met-kwast zo naturel mogelijk in mijn hand, liep ik even later in de richting van de Noordermarkt. Otis, onder wiens verantwoordelijkheid de achterhoede viel, pieste tegen gevels alsof het de gewoonste zaak van de wereld was, onderwijl een vlijmscherp oog in het zeil houdend.

Op de beoogde plaats delict zette ik de lijmemmer in een raamkozijn. Eerst liep ik een rondje om de Noorderkerk om er zeker van te zijn dat er geen smerissen in de buurt waren. Daarna ging de kap van mijn hoodie* op en pakte ik de lijmkwast. In minder dan een minuut was het gedaan: Literatuur aan de muur**. Eenmaal aan de overkant van de straat haalde ik mijn telefoon uit mijn zak om een foto te maken. 

Toen ik de telefooncamera liet zakken, zag ik pas de wetsdienaar die Otis aan het aaien was. Mijn brother in arms lag op zijn rug te kronkelen van genot. Er waren vluchtwegen te over, maar Otis had mijn telefoonnummer op zijn penning. Hooguit een half uur, zou ik hebben, voor de juten me vonden. 

Otis stond op en kwam kwispelend mijn kant op. Nu viel het oog van de glimmerik op mij. Zijn vriendelijke gezicht was natuurlijk maar een masker, hij zou valse veiligheid bieden en me daarna in de boeien slaan. 

‘Mooie hond, heeft u’, zei de wout.

‘Vindt u?’

Dichter en dichterbij kwam de klabak, tot hij voor me stond. ‘Is het een Stabij?’ Zijn grijns was breed onder zijn snor, die zoveel voller en borsteliger was dan de mijne. ‘Zelf’, zei de pandoer, ‘heb ik een Cocker spaniël.’

Omdat al het andere verkeerd zou gaan (wat voor een woord, in godsnaam, is Cocker?), knikte ik maar. 

‘Mag ik u nou eens wat vragen’, zei de sjouter.  

Ik knikte en deed een stapje terug, maar vond de muur van de Noorderkerk in mijn rug. Fucking protestanten, geen millimeter meegeven ook.

‘Wat u daar aanplakt, wat bedoelt u daar nou mee?’

Het was een strikvraag. ‘Dat heb ik helemaal niet aangeplakt.’

‘Maakt u zich geen zorgen. Voor plakken op een bouwschutting ga ik heus geen bon uitschrijven. Ik ben gewoon benieuwd.’

Mij zouden ze niet krijgen, de flikken. Ik tuinde er niet in. ‘Otisssss’, zei ik. ‘Hier.’

En Otis kwam. Hij leek me schuldbewust genoeg. Ik wenste de kip goedenavond en liet hem hoofdschuddend achter. Morgen zou er zeker een stille bij de Noorderkerk staan posten, dus de lijmpot waren we kwijt, maar zo lang ik steeds bij andere winkels mijn lijm kocht, zou het spoor al heel snel doodlopen. 

 

* capuchontrui

** www.facebook.com/literatuuraandemuur

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Vakantiemannen

Gisteren schreef ik een column die Vakantie heette, waarin ik vertelde dat ik de maand augustus in Amsterdam zou doorbrengen en tot niets zinnigs zou komen. Er kwamen veel reacties op. Een klein leger thuisblijvers meldde zich om er dan maar samen het beste van te maken. De meeste waren mannen met baby’s zoals ik. Soms waren het mannen die best baby’s zouden willen en in een enkel geval was het gewoon een man, zoals mijn broer Pim.

Overal waar ik kom zitten ze, de vakantiemannen. Ze hebben hun karren in een kringetje naast hun terrastafel gezet en bestellen tonic terwijl ze wachten tot het drie uur wordt om bier te kunnen bestellen. Soms blowen ze alvast, zoals de Ghetto Dons op de hoek van de Limburg Stirumstraat: stoere leden van de hip-hopgeneratie met tatoeages, gouden tanden en 2Pac-shirts, die dreumesen in wandelwagens rustighouden door ze op de beat van Jay-z’s 99 Problems heen en weer te duwen: 

If you’re having girl problems 

I feel bad for you, son

I got 99 problems, but a bitch ain’t one. *

‘Leuk, maar gelul’, zegt mijn steeds denkbeeldigere lezer. De mannen die niet op vakantie zijn, moeten natuurlijk gewoon werken.’ 

Ik ken ze niet, die werkers. Misschien zitten ze wel achter hun bureaus, maar niemand verwacht echt dat ze op dit soort dagen tot iets komen. In ieder geval hun baas niet, want die zit aan het tafeltje naast me zijn reis naar Bali te boeken op zijn Ipad terwijl zijn kleuter sigarettenpeuken van de stoep eet. 

Toen ik nog in de Italiaanse horeca werkte was het een gegeven dat je rond ferragosto** niet moest verwachten iets uit het moederland geleverd te krijgen. Wij noorderlingen vonden dat – met name als de huiswijn op dreigde te raken – een tergend voorbeeld van inefficiëntie en alles wat er mis was met de bananenrepubblica***.

In Nederland liggen de dingen anders. Hier zou je in alle lente- en zomermaanden bij temperaturen boven de drieëntwintig graden kunnen spreken van een lamlegging van de bedrijvigheid ten gevolge van een natuurverschijnsel. Mijn broer Pim, die zelf een natuurverschijnsel is, lijkt er nog het minste last van te hebben. Maar ja, die is dan ook zevenentwintig. En geen vader. 

 

* Hier geciteerd omdat ik vermoed dat de gemiddelde Tiradelezer een benedengemiddelde hip-hopbasiskennis heeft.

** De landelijke Italiaanse zomervakantie beslaat de hele maand augustus. Het enige wat dan nog draait zijn plafondventilatoren. 

*** Waarom toch die dubbel-b in repubblica? Iemand? Dames? 

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Vakantie

Aangezien mijn schoonouders op wereldreis zijn, de crèche heeft laten weten dat Nadim pas in November (op de verkeerde dagen) welkom is, en onze vaste oppas Marianne-uit-Harderwijk op vakantie is met alle andere blonde meiden die eventueel zouden kunnen oppassen, lijkt het erop dat elke dag van de komende maand papadag zal zijn. 

Om niet ongelukkig te worden van het feit dat ik weinig op papier zal kunnen krijgen in augustus, heb ik besloten het maar los te laten. Het is ook waanzinnig, om met je kleine manneke aan het fietsen te zijn en je de hele tijd af te vragen of je in dit tempo nog ooit een boek af gaat krijgen. Aan het eind van mijn leven zal ik me niet mijn bejubelde tweede bundel herinneren, maar juist dat blonde koppie, die plakkerige handjes op het stuur en de stroom van gebabbel die als stripmuzieknoten langs mijn oren golfde om kolkend achter me op te stijgen in de zomermiddaglucht. 

Nadim lult net zoveel als mijn vader als we samen onderweg zijn, maar omdat ik  hem (nog) niet versta kan ik er  geen genoeg van krijgen. Plus dat hij bij het afsuizen van bruggetjes zijn handjes in de lucht steekt en giechelt, wat ik mijn vader nooit heb zien doen. Op mijn werk na zijn er dus alleen maar winnaars, en een van de grootste winnaars is Otis de Hond. Waar hij vorige zomer (bij het afronden van Hier sneeuwt het nooit) hele dagen eerst verwijtend en daarna afgestompt lag te staren vanuit zijn mand, is nu elke dag een feestje. We sjouwen de hele stad door en onze avondwandelingen – als het manneke eindelijk slaapt – zijn twee keer zo lang geworden omdat hij tegenwoordig de wacht houdt als ik ergens aanplak voor Literatuur aan de muur* 

Ook Birre heeft het beter. Als ze thuiskomt kom ik meestal ook net aan. Haar kind en hond en man zijn ontspannen, en er wordt weer met liefde voor haar gekookt. Eigenlijk ben ik helemaal niet leuk als ik schrijf: ik word er maar gestrest van, ongeduldig en opgejaagd. Het lijkt wel werk. Maar goed dat ik een maand vakantie heb genomen. 

 Foto: Pablo van Wetten

*www.facebook.com/Literatuuraandemuur

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Fuck you, muscle memory

Vrijdagavond was het feest. Vijf van onze vrienden werden veertig en dat schreeuwde om tweehonderd man in een bunker met lauw bier en een Ramonesachtig bandje. Birre en ik hadden Nadim voor het eerst uit logeren gestuurd en begonnen de avond op het terras van ‘t Blaauwhooft. Daarna besloten we bij Toscanini te eten. Natuurlijk hadden we daar geen geld voor, maar dat deed er op dat moment al niet meer toe.

Ergens in de nog redelijk vroege avond moet er een keuzemoment zijn geweest: proberen een klein deel van de slaap in te halen die we over de laatste negen maanden zijn misgelopen, of het op een keihard zuipen zetten. Birre en ik nipten van onze koffies en draaiden onze grappaglaasjes wat onrustig rond tussen onze vingers. Ik dacht aan alle doorwaakte nachten, aan de wrede en koude ochtenden. Aan Birre’s geluk, als ze morgenmiddag zou wakkerworden uit een helende, reinigende, zalvende slaap. Hoe heerlijk zou ze zich uitrekken en tegen me aan kruipen om nog heel even verder te soezen, voor we volledig uitgerust Nadim gingen halen bij mijn schoonouders. 

Ik heb een heel slecht geheugen, maar mijn muscle memory raakt aan het geniale. Het functioneert volledig autonoom en kan de meest exacte en veeleisende handelingen inzetten zonder mijn bewustzijn te verstoren. Wat het vrijdagavond deed, was een aantal motorneuronen op hun staarten trappen waardoor mijn hand zich om mijn grappaglas sloot, mijn bicep aanspande en het glas naar mijn mond bewoog. Daar kantelde mijn pols het glas, waarna mijn ogen zich sloten en mijn slikrespons geactiveerd werd. Het neerzetten van mijn lege grappaglas deed ik zelf. 

Verbouwereerd staarden Birre en ik naar het glas. Als door een poltergeist aangedreven schoof nu ook haar grappa over het tafellinnen mijn kant op. Weer werd mijn spiergeheugen getriggerd, en weer gebeurde hetzelfde. Wat volgde weet ik niet meer precies, behalve dan wat stroboscopische plaatjes van de betonnen bunker (hij was groot en angstaanjagend), het Ramonesachtige bandje (ik háát punk), en het feit dat ik steeds niet mocht betalen bij de bar (!) Om een lang verhaal kort te maken: mijn laatste heldere beeld van de avond was dat mijn spiergeheugen een spa rood bestelde, wat heel erg slim, of heel erg wanhopig is voor een spiergeheugen.   

Toen ik de volgende dag mijn ogen opendeed, waren we te laat om Nadim op te halen. Birre moest huilen van moeheid. 

En ik, ik had het allemaal gedaan.

‘Maar’, zei ik. ‘Dat was ik niet zelf, het was mijn muscle memory.’

Birre kreunde en schudde haar hoofd, dat er klein en verschrompeld uitzag. Ze wreef in haar ogen en probeerde haar rug te rechten. Toen knikte ze; langzaam kwam haar bloeddoorlopen blik op mij te rusten. Met wat een bovenmenselijke krachtsinspanning moest zijn, tilde ze haar wenkbrauwen op en zei : ‘Ik wil scones.’

Hier was mijn rehabilitatie, mijn kans op genade. ‘Natuurlijk, lief. Natuurlijk maak ik scones.’ 

‘En een sappie’, zei Birre. ‘En koffie met melk.’

Ik riep dat ik al op weg was, en hobbelde de trap af. Scones, sap, caffe latte. Ik had lang genoeg in de horeca gewerkt om dat allemaal op mijn spiergeheugen af te kunnen schuiven. 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Meer blogs

  • Afbeelding bij Zomerverlies

    Zomerverlies

    Alle ramen stonden open en toch was het warm in mijn keuken. Ik sneed knoflook in dikke plakken en liet die bruinen in de lekkerste olijfolie, hakte een paar rijpe vleestomaten en voegde die toe, dopte hulkgroene erwtjes. Als ik buiten de deur ga eten maak ik voor vertrek iets voor de thuisblijvers; je bent...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De bekende weg

    De bekende weg

    Het Zeeuwse dijkhuisje van B’s tante is al een jaar of twintig in mijn leven. Het is er stil, er is veel licht en de zee voelt heel dichtbij, maar rond de dijk is geen toerisme. Het enige wat er verandert is de tuin: er zijn meer rozen dan voorheen. De wilg is groter, en...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Zo alleen… Zo alleen 

    Zo alleen… Zo alleen 

    (beeld: Don Duyns) Uit de hengstebron gedronken hebben.   Ik schrijf over gegeven paarden en ogen van naalden.  Over brood op de keukenplank muizen die op tafel dansen en   klokjes die tikken.  Had het meisje geantwoord.  Hij had haar rode kapje gevolgd en zijn besluit genomen.  Ik ben een poëet, had ze piepend gezegd.  Aan de...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Dünya Calikci
    Dünya Calikci

    Dünya Calikci (28) is een echte Amsterdammer en schrijver pur sang. Als student aan de opleiding Writing for Performance aan de HKU schrijft ze rauw, eerlijk en realistisch – altijd dicht op de huid. Haar werk draait om echte mensen en hun verhalen, zonder opsmuk of filter. Dünya zoekt de kwetsbaarheid op en vangt het alledaagse in woorden die blijven hangen.

  • Foto van Jente Jong
    Jente Jong

    Jente Jong werkt als actrice, theatermaker en schrijver. In 2017 debuteerde ze met de roman Het intieme vreemde bij uitgeverij Querido. Daarnaast schrijft ze toneelstukken voor onder andere de Toneelmakerij en speelt ze in een jeugdvoorstelling en een poëzieprogramma. Voor Tirade schrijft ze over haar (eerste) stappen in de schrijverswereld.

  • Foto van Jos Versteegen
    Jos Versteegen

    Jos Versteegen (1956) schreef zeven dichtbundels, waarin hij zich vooral liet inspireren door zijn familie en zijn jeugd in Limburg. Voor zijn debuutbundel werd hij genomineerd voor de C. Buddingh’-prijs. Zijn meest recente bundel is Woon ik hier, met herinneringen van oude mensen. In 2016 publiceerde hij zijn vertaling van de Duitse gedichten die Hans Keilson in 1944 in de onderduik schreef voor een geliefde: Sonnetten voor Hanna. Jos Versteegen werkt sinds begin 2017 aan de biografie van Hans Keilson.