Sneeuw

De Amerikaanse uitgeverij Clarkesworld, gespecialiseerd in sciencefiction, heeft zijn brievenbus gesloten voor ongevraagde kopij. Dit gebeurde nadat de uitgeverij werd bedolven onder inzendingen die waren gegenereerd door ChatGPT (The Guardian 23-2-23). Deze nieuwe groep inzenders waren mensen die hoopten snel rijk te worden. Ze werden tot het opsturen van hun AI-fictie aangezet door influencers. Het schrijven van verhalen met ChatGPT zou een interessante side hustle zijn.

Uitgever Neil Clark schreef begin februari ’23 op zijn blog dat een derde van de inzendingen die hij ontving door artificiële intelligentie was geproduceerd in plaats van door (amateur)schrijvers. Twee weken later was dat al de helft van de inzendingen. Clark denkt niet dat dit probleem zich vanzelf zal oplossen. Er bestaan al tools om plagiaat en machinaal geschreven tekst op te sporen, schrijft hij, maar die werken nog niet perfect. Eén bedrijf speelt zelfs op twee velden tegelijk mee en biedt auteurs ook tools aan waarmee ze detectie kunnen voorkomen.

Is dit een voorbode van wat ons te wachten staat? De kwaliteit van de met AI gegenereerde verhalen is slecht, maar toch raken de door mensen geschreven verhalen erdoor ondergesneeuwd. Wat met de sf-verhalen bij Clarkworld gebeurde, kan net zo goed met online nieuws gebeuren, met blogs, met poëzie of, waarom niet, met verkiezingsprogramma’s. 

(Noot bij de afbeelding: Dit is de grafiek die Neil Clark op bij zijn blog (15-2) publiceerde.)

Foto van Anja Sicking
Anja Sicking

Anja Sicking schrijft romans en essays. In haar laatste boek, De visionair, onderzoekt ze via de verbeelding
hoe de toekomst eruit zou kunnen zien.

In de Oorshop

Brussel

Drie maanden geleden was ik in Brussel, om het speciale nummer van Deus Ex Machina voor te stellen. Sofie Verraest en ik mochten die editie vullen, met z’n tweeën. Zij schreef een prachtig, ingenieus en meeslepend verhaal en ik leverde zeventien nieuwe gedichten aan.

Miel reed me naar de stad in het zuiden. We kwamen zonder al te veel problemen over de Antwerpse Ring, draaiden wat plaatjes en maakten een pitstop om te roken. Miel is naast een dierbare vriend ook de geluidstechnicus van een kleine tour die ik jaren geleden deed met Loe, met wie ik een muziekhuwelijk heb. Toen al reed hij me overal naartoe, omdat ik geen auto kan besturen. Dat is voor iedereen beter, denk ik. Nu zakten we samen af naar Brussel.

Eenmaal in de grote stad aangekomen stonden we ruim drie kwartier stil in het centrum. Er was iets met voetbal en Marokko had gewonnen, dus schoten toeterende scooters als een school vissen langszij. De menigte was uitgelaten, zwaaide met vlaggen en juichte. Dat stond ons vast niet te wachten in Muntpunt, waar we het nummer aan het publiek zouden voorstellen. Literatuur is immers geen voetbal.

Nadat Miel de auto behendig door een krappe parkeergarage had gemanoeuvreerd, zonder te vloeken, liepen we een klein stukje de stad in. Eenmaal bij het kleine café aangekomen stond er inderdaad geen opgehitste menigte op ons te wachten, maar keurige gekamde en keurig geklede literatuurliefhebbers. Zonder scooters.

Het was een heerlijke avond. Ik ontmoette de fijne Sylvie, die me begeleidde en de gedichten met haar redactionele opmerkingen stukken beter had gemaakt. Als mens bleek ze net zo kundig en aimabel. Sofie bleek net zo energiek, getalenteerd en warm als ik me haar had voorgesteld. De mailadressen kregen gezichten, en het waren mooie gezichten.

Het Belgische bier smaakte voortreffelijk, maar ik moest wel uitleggen wat een kopstootje was. Na afloop praatten we wat na met vriendinnen van Sofie en de redactie van het tijdschrift. Ze gingen de stad nog even in, en vroegen of Miel en ik wilden aansluiten. We wilden het wel, maar konden het niet: we moesten weer naar Amersfoort, in het holst van de nacht. Met moeite namen we afscheid. Sofie nodigde ons uit om een keer een weekend naar Brussel te komen. Dan zouden we samen de stad onveilig kunnen maken. Ik zegde verlangend toe.

Deze week zag ik de foto terug, die op de avond was geschoten. Ik zat in Van Zanten met Miel en we mijmerden wat over onze trip, die al een jaar geleden leek, door alles wat zich in onze kleine levens had voltrokken. Brussel, dacht ik, daar moeten we nog een keer heen. Het is de tragiek van afspraken die je maakt, maar die weer een beetje wegzakken in je gedachten: voor je het weet kom je er niet meer aan toe. Hoe graag je dat ook wilt.

Eigenlijk houd ik niet van reizen, en verlaat ik het Amersfoortse liever niet, maar nu had ik heimwee naar een plek waar ik maar één keer eerder was geweest, en miste ik de mensen die ik maar één keer eerder had ontmoet. Ik moest denken aan een onbekender liedje van Acda en de Munnik, waarin ze tweestemming mijmeren: ‘Het zou hier Brussel moeten heten, dan was ik eindelijk eens weg.’

En eens weg, dat wilde ik. Al was het maar voor één weekend.

Foto: Jef Van Eynde

Foto van Twan Vet
Twan Vet

Twan Vet (1998) schrijft poëzie, proza en liedteksten. Hij blogt wekelijks voor Tirade.

Zijn gedichten verschenen eerder in literaire tijdschriften zoals De Revisor, DW B en Het Liegend Konijn en in kranten zoals NRC en AD.

De komende jaren werkt hij aan een dichtbundel, een non-fictieboek en een roman bij De Bezige Bij.

Foto: Roderique Arisiaman

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

DE WER, een onjuiste weergave van de realiteit

(De wereld in stukken 8)

Een tennisbal. Nee een ballon.  Stel je een glazen bal voor… Zo begint een gesprek over projectie. Niet de psychologische, waarbij ongewenste gevoelens aan een ander toegeschreven worden. Al zijn er verbanden denkbaar.

Op deze kaart staat dat we naar een cilindrische projectie van Miller kijken. Eerst dus de projectie. Wat is dat? Die kunnen we vrij letterlijk nemen. Als je van een bol een plat vlak wilt maken kun je een schaar pakken. Dan wordt het zo.

– als je een schaar gebruikt –

Je kunt ook een transparante bol nemen, daarop tekenen, er een lichtje in plaatsen en er een groot blad omheen vouwen. Nu zal de schaduw van wat op de bol getekend is op het platte vel schijnen: je projecteert. Dat trek je over en als je het vel plat legt heb je een weergave in twee dimensies van wat in drie dimensies stond.

Nu de geschiedenis en de overwegingen. Kan dat in 200 woorden? Gerardus Mercator maakt in 1568 zo’n projectie en die blijkt ergens leidend te zijn. Met projecties komen problemen, want er zijn altijd afwijkingen: of de vormen worden niet goed weergegeven, of de verhoudingen niet, of de afstanden niet (je moet die haaientanden van boven invullen) of je kunt er niet mee navigeren. Mercators projectie was in zijn tijd leidend omdat je er goed mee navigeren kon. Als je de meridianen onder dezelfde hoek bevoer dan kwam je aan waar je aan wilde komen. Of technischer: een Rhumb lijn (een lijn die de meridianen onder dezelfde hoek snijdt en waarmee je dus op de goede plek uitkomt) is op deze kaart een rechte lijn.

Een goede manier om de afwijkingen op een kaart te bekijken heet de ‘Tissot indicatrix of distortion’. Je zet rondjes op je bol wanneer je gaat projecteren, de afwijkingen van die rondjes op je kaart tonen waar het misgaat: bij Mercator bijvoorbeeld dat de rondjes Noord en Zuid groter zijn. Groenland is even groot als Australië in plaats van maar een derde. Europa is relatief groot, wat Europeanen helemaal niet erg vonden. In de jaren ’80 kreeg je een alternatief: de Gall-Peters-projectie, waarbij het leek of de continenten aan een waslijn hingen, sterk uitgerekt in de middelste zones zodat Afrika veel groter werd. Deze kaart vertelde een verhaal over wie zich belangrijk vinden (Europa en Amerika) en wie zo onterecht op de achtergrond blijven (Afrika en Zuid-Amerika).

Tot zover, 240 woorden, vooruit. Nu deze projectie, van Osborn Maitland Miller uit 1942, is een correctie op Mercator waarbij de bovenste en onderste regionen iets minder te groot zijn. Doet het goed op een wandkaart dus, maar je kunt er niet meer betrouwbaar mee navigeren (‘rechte lijnen zijn geen Rhumb lijnen’.)

De legenda sla ik over, die spreekt teveel voor zich. De schaal zegt dat 1 cm 300 kilometer is. 3.300 bij 6.000 kilometer meet zo’n stukje kaart dus. Een oppervlak van zeer grofweg 19.800.00 km2. Dan zou het wereldoppervlak in 48 kaartjes 950.400.000 km2 zijn. In het echt is dat 510 miljoen km2. Zie daar de omvang van de afwijking. De haaientanden die opgevuld zijn.

Schaal

Kaart in je hoofd. Een huis,
lichtknopjes, deuren naar binnen of buiten, treden
zoveel tot boven of beneden, wind-
streken van het fornuis.

Kaart van een al dan niet aangekleed lichaam
van die en die lengte en breedte,
open op deze naam, waarin je past

tot je er niet meer woont. Hoe gingen de kasten,
waar ook weer mijn littekens.

Nieuwe eroverheen. Het botsen, stoten,
ernaast pakken, het verschil
tussen een op miljoen ware grootte

van de dingen als ze niet meer heten
hoe. Er geen herinnering om wil.

(Eva Gerlach)

Zie ook:

De Winkel tripel projectie zoals gebruikt door de  National Geographic Society, heeft een heel lage foutscore en is dus gemiddeld een van de beste.

Hier een goede visualisering van de mercatorprojectie

En de tissot indicatrix of distortion ziet er zo uit.

Iets heel anders is de Azimuthal equidistant projection die VN tot haar beeldmerk heeft gemaakt.

En deze is leuk: https://www.thetruesize.com: je sleept bv Rusland naar Afrika en ziet wat de ware verhouding is. Naar kaart 9.

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Vrienden

Sinds mijn vader overleed komen mijn vrienden vaker onaangekondigd langs. De bel gaat dan, waarvan Otis de Hond uitzinnig moet keffen – het drijft me tot waanzin dat ik hem dat niet afgeleerd krijg, en dus pak ik de hoorn van de intercom altijd in woede op. Gelukkig zit er zoveel ruis op de lijn dat de bezoeker daarvan niets meekrijgt.

Afgelopen weekend meldde maat Ivo Victoria zich, terwijl hij op dit moment waarschijnlijk die hersentumor heeft waarnaar hij al zo lang uitkijkt. Blijkbaar kan de mannengriep, indien lang genoeg onbehandeld en als een echte man verbeten, de celdeling in het pariëtale deel van de hersenen in de war sturen.

De trappen kwam mijn maat redelijk op, en om een beetje uit te rusten praatte hij aan onze keukentafel uitvoerig over zijn verwachte diagnose en over een aanhoudende jeuk in zijn hals, die de medici versteld doet staan. Een uitzaaiing, verwachtte Ivo, van wat er in zijn hoofd zou worden aangetroffen.

Bij mannen telt vaak meer wat ze je laten zien dan wat ze tegen je zeggen, en in die zin verwarmde Ivo’s bezoek mijn hart. Ik zal de man koesteren in de korte tijd die ons rest.

Toen ik hem had uitgezwaaid appte Sun Li me met het nogal cryptische voorstel van een ritueel. Omdat ik zinnen te verzetten had, schreef ik dat ze vooral langs moest komen.

Een halfuur later parkeerde ze haar fiets in mijn straat. Ik daalde af en kreeg een omhelzing. ‘Gecondoleerd met je papa,’ zei ze, en ik besefte dat ik mijn vader sinds mijn elfde niet meer zo had genoemd. ‘Heb je een plek waar we een fikkie kunnen stoken?’

‘Toen mijn vader overleed,’ vertelde Sun terwijl ze wierook, bier en een thermoskan uit haar rugtas haalde, ‘vond ik dit troostrijk om te doen.’

We liepen naar de kantine van de botenloods voor mijn huis, waar ze drie borrelglaasjes en drie mokken uitzocht. In de borrelglaasjes schonk ze bier, in de mokken thee. Ze haalde nog drie appels uit haar tas, en zette die met de drankjes op een dienblad, waarmee ze naar de steiger voor de loods liep.

‘Ik heb je blog over je papa gelezen,’ zei ze daarna. ‘Die malle overhemden van hem: hij leek me iemand die voor elke dag van de week een ander ruitje had.’

Hoewel dat niet helemaal klopte – mijn vader droeg ook wel eens T-shirts – knikte ik. Sun haalde daarop zeven papieren overhemden uit haar tas, die ze thuis gemaakt had. Op elk had ze een ander mal ruitjespatroon geschilderd. Ik liet de shirts door mijn handen gaan, spreidde ze uit over de bar.

‘Wow,’ zei ik.

‘Toen mijn vader overleed,’ zei Sun, ‘hebben we een papieren horloge gemaakt. In China is de traditie dat we dingen verbranden waarvan de overledene hield; zo stijgen die spulletjes op naar het dodenrijk.’

‘Maar ik wil deze helemaal niet in de fik steken,’ mompelde ik.

Ik kreeg drie rokende wierookstokjes in mijn handen. Sun deed me voor hoe ik moest buigen voor de offeranden en ik voelde me daar westers-ongemakkelijk bij. Daarna zetten we de wierook in een nabije plantenbak en werd het tijd om de overhemden naar mijn vader te sturen. Het mooie gekleurde papier fikte als een kampvuurtje.

‘Gil,’ zei Sun. ‘Kom naast me staan.’

Ze pakte mijn arm en stapte samen met me over het blad met thee, bier en appels.

‘Nu laten we de doden weer achter en keren we terug naar de wereld van de levenden.’

Ik keek achterom en vroeg me af of de Chinezen een Orpheusachtige mythe hadden. Sun zei er niets van, en zo keken we een tijdje naar het fikken van mijn vaders overhemden. Toen laatste vlam gedoofd was, vroeg ik me af wat ik hier bij voelde. Of er iets veranderd was.

De hemel lag nog steeds als een stoeptegel over de stad, maar toch leek het lichter dan voorheen – alsof ik met Sun naar een lange film geweest was, en nu met mijn ogen moesten knijpen tegen al dat buiten, al dat dag.

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Achter de schermen

‘Van Meta tot Musk – iedereen wil wat zoete LLM-taart,’ schrijft Nina Schick in haar nieuwsbrief over artificiële intelligentie (3-3-23). Het bekendste voorbeeld van een LLM, een large language model, is ChatGPT van het Amerikaanse bedrijf OpenAI, maar binnenkort zullen ook de LLM’s van Meta, Google en andere techbedrijven op de markt komen. Een nieuwe tech-oorlog is losgebarsten. 

Een groep die weinig van ‘de zoete taart’ krijgt zijn schrijvers. De mensen die de grondstof produceren zonder welke de grote taalmodellen niet zouden kunnen functioneren: tekst. Want zonder dat de techmiljardairs ervoor betalen, voeden ze hun artificiële intelligentiesystemen met het werk van wetenschappers, journalisten, romanciers, bloggers, dichters, essayisten en andere mensen die weten hoe ze een pen moeten vasthouden. Dat er op dat werk vaak auteursrecht berust, lijken de durfkapitalisten even vergeten te zijn, druk als ze waren met het bedenken van een toekomst waarin ze al die teksten versnipperd en gehusseld weer zouden kunnen doorverkopen. Want hoe geweldig iedereen deze nieuwe vorm van artificiële intelligentie ook vindt, er gaat toch vooral mensenwerk achter schuil. 

Grote nieuwsmedia in de VS willen nu een vergoeding van OpenAI voor het gebruik van de teksten van hun journalisten. Op RTL Nieuws staat te lezen dat ‘Dow Jones, de uitgever van de Wall Street Journal, wil dat OpenAI gaat betalen voor het gebruik van de krantenartikelen bij het trainen van AI-taalmodellen.’ Jason Conti, algemeen adviseur van Dow Jones, zegt het misbruik van het werk van zijn journalisten serieus nemen. Ook CNN wil OpenAI dwingen voor het gebruik van het werk van hun journalisten te betalen. In Nederland zijn er al Kamervragen over gesteld.

Maar betalen doet OpenAI niet graag. Er zijn ook andere groepen mensen die dat hebben ervaren. Mensen die achter de schermen werken. Want om ervoor te zorgen dat er geen teksten uit de donkerste krochten van het internet in ChatGPT terecht zouden komen, liet OpenAI arbeidskrachten in Kenia die ‘handmatig’ uit ChatGPT verwijderen, via een outsourcingbedrijf. Hiervoor ontvingen deze mensen tussen de 1.32 en 2 dollar per uur loon (Time 18-1-23). Voor dit bedrag moesten ze lezen over seksueel misbruik van kinderen, bestialiteit, moord, marteling en ga zo maar door. En net als de contentmoderatoren in Wat wij zagen, het boekenweekgeschenk van Hanna Bervoets, raken ze alle verschrikkingen waarmee ze werden geconfronteerd daarna maar moeilijk kwijt.

OpenAI is minder open dan de naam doet vermoeden. Het bedrijf is in handen van een kleine groep toch al steenrijke ondernemers. Het zou goed zijn wanneer er werd gekeken naar wie het werk doen waardoor de grote taalmodellen kunnen functioneren en deze mensen daar fatsoenlijk voor te belonen. Tot die tijd zouden overheden de implementatie van dergelijke (nu nog gratis) taalmodellen moeten tegenhouden. Want hoewel het lijkt alsof OpenAI trakteert, hebben ze de taart van een ander gestolen.

Wordt vervolgd.

Foto van Anja Sicking
Anja Sicking

Anja Sicking schrijft romans en essays. In haar laatste boek, De visionair, onderzoekt ze via de verbeelding
hoe de toekomst eruit zou kunnen zien.

De Grote Oorlog, grootse gedichten

Als kind had ik wat met oorlogen. Vooral met de Eerste en Tweede Wereldoorlog, al waren er ook wel ridderveldslagen die mij boeiden. Eindeloos struinde ik Wikipediapagina’s af, alsmaar doorklikkend naar personen of een beschrijving van de nasleep van die ene slag. Ook de boeken over de oorlogen die wij op school hadden of die ik leende uit bibliotheek las ik woord voor woord, vaak zelfs meerdere keren. Daarnaast las ik intens veel fictie, maar dan met name over de Tweede Wereldoorlog: Reis door de nacht van Anne de Vries, De vos van de Biesbosch van Ad van Gils, Holland onder het hakenkruis van Piet Prins en ga zo maar door.

En ik speelde van alles na met mijn soldaatjes. Met Kapla bouwde ik hele steden die ik liet platbombarderen en waar ik straatgevechten liet houden, terwijl ik gebouwen met donderend geraas ineen liet storten, geluiden van mitrailleurs en granaten nabootsend met mijn mond. Wat vond ik er zo gaaf aan? De heroïek. Het gevecht tegen de slechten. De strijd.

Naarmate ik ouder werd – veertien of vijftien – en ik de krant begon te lezen, drong het besef tot mij door, dat wat ik al die vakantiemiddagen zat na te spelen ook echt gebeurde, ergens op de wereld. En dat de mensen die sneuvelen echt doodgingen en altijd ergens op de wereld iemand hebben die van ze houdt en om hen rouwt. Ik kon als gevolg niet meer met de soldaatjes spelen en langzamerhand verloor ik ook mijn belangstelling voor de boeken, want het was inmiddels ook tot mij doorgedrongen dat de wereld veel minder zwart-wit was dan in die boeken werd neergezet. Niet alle Duitsers waren slecht. Niet alle Nederlanders waren goed. Niet alle Nederlanders die voor de NSB kozen waren slechteriken en niet alle slechteriken waren lid van de NSB. De oorlog verdween naar de achtergrond. 

Toen in 2018 het einde van de Grote Oorlog, zoals de Eerste Wereldoorlog ook wel genoemd wordt, honderd jaar geleden was, verschenen er artikelen in de krant en op NOS.nl, die ik om de een of andere reden allemaal las. Langzamerhand kwam alles wat ik vroeger had gelezen, geleerd eigenlijk, weer bovendrijven. Het wekte mijn interesse weer. Ik herinner me dat ik zelfs een keer een heel stuk van een herdenking heb gekeken terwijl ik eigenlijk had moeten studeren voor een wiskundeproefwerk.

In die periode vond ik in een boekhandel een bundel van Penguin: The Penguin book of First World War poetry, met gedichten van bekende en minder bekende mannelijke en vrouwelijke dichters. Ik kocht het. Ik had altijd wel enige belangstelling voor poëzie gehad, maar ik las het niet uit mezelf en de gedichten die we bij Nederlands, Engels of Frans lazen zeiden me niet veel. Maar met dat bundeltje poëzie uit de Eerste Wereldoorlog wilde ik het wel eens proberen.

De bundel maakte een diepe indruk op me. Zelfs zo diep, dat ik later nog twee bundels met poëzie uit de loopgraven heb gekocht, één van Siegfried Sassoon en één met een keuze uit het werk van Isaac Rosenberg, Wilfred Owen en Ivor Gurney. (Over Gurney wil ik nog even zeggen dat ik hem ook om een hele andere reden interessant vind: hij dichtte maar was ook componist. Hij had zelfs aan de Royal College of Music gestudeerd. Toen ik dat ontdekte heb ik zijn preludes en nocturnes voor piano gekocht en ingestudeerd. Zeker geen slechte muziek! Gerwin van der Werf heeft mij zelfs een van de preludes zien spelen, al hoorde ik pas naderhand dat hij Gerwin van der Werf was. Met een vriend van mij heb ik een keer enige liederen van Gurney uitgevoerd. Enkele van zijn gedichten in de Penguin-bundel gaan ook over muziek. Zo schrijft hij dat hij in een loopgraaf aan de Somme zit, na het gevecht, in stilte. Prikkeldraad voor zich. Geen van de kanten durft alweer aan te vallen en dat er dan plotseling van de overkant, uit het Duitse loopgraaf, een stuk van Schubert klinkt: ‘Where there sounded, (O past days for ever confounded!)/The tune of Schubert which belonged to days mathematical’. Vervolgens schreeuwt hij dat hij graag Ein Heldenleben van Strauss wil horen. In een ander gedicht schrijft hij over een prelude van Bach waar hij aan denkt als hij eenzaam op wacht zit, in de donkere nacht. Hij vraagt zich af of hij, na de oorlog, als hij dat stuk speelt, zal denken aan dit moment in het Niemandsland.)

De gedichten in de bundel van Penguin die ik als eerste gekocht had, zijn zonder uitzondering heel intens. Alle dichters, de mannen in de loopgraven, de vrouwen thuis of in de ziekenhuizen bij de gewonden, moesten een gevoel kwijt, je voelt de drang die achter hun woorden zit. Het liet mij zien hoe prachtig poëzie kon zijn, hoe triest, hoe aangrijpend

De beroemde gedichten staan er natuurlijk allemaal in: Dulce et decorum est en Anthem for doomed youth van Owen, In Flanders fields van John McCrae, de 1914-sonnetten van Rupert Brooke, met de schitterende regels: ‘If I were to die, think only this of me:/ that one corner of a foreign field/ is forever England’. Zoals zo vaak zijn de canonieke gedichten niet per se de gedichten die mij het meest aanspreken. Ik noemde Gurney al, maar het gedicht Before action van W. N. Hodgson, waarin hij alles aanhaalt waar hij op aarde van houdt en wat hij mooi vindt en dat eindigt met de regel: ‘By all delights that I shall miss, help me to die O Lord’, vind ik misschien wel mooier dan enig gedicht van Owen.

Zoals ik al aangaf, bewerkstelligde de Penguin-bundel mijn inwijding in de poëzie. Hij toonde mij de schoonheid van woorden en de kracht die uit een gedicht kan spreken.

Ik denk aan die gedichten, als er ergens weer een oorlog wordt begonnen, of aan de gang is, zoals nu in Oekraïne. Zou er iemand daar nu gedichten schrijven? denk ik er dan altijd even achteraan. Vast wel. Ik vrees dat de gedichten van nu en die van toen naadloos in één bundel zouden passen. Helaas.

Foto van Sybren Sybesma
Sybren Sybesma

Sybren Sybesma (2001) werd in Leiden geboren. Na de middelbare school deed hij een jaar vooropleiding klassiek piano aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag. Daarna studeerde hij Biomedische Wetenschappen in Leiden.  Hij volgde een cursus korte verhalenschrijven aan de Schrijversvakschool in Amsterdam bij Nico Dros. Bij de Mare kerstverhalenwedstrijd won hij twee keer de derde prijs. Ander werk verscheen op De optimistOp ruwe planken en in het Friese literaire tijdschrift Ensafh. Hij zit in de redactie van Babel en studeert in Amsterdam. Hij speelt nog veel piano.

Meer blogs

  • Afbeelding bij Onderweg

    Onderweg

    Bij de verhuur op het vliegveld van Casablanca haalde ik een stoffige Dacia Duster op. Het was nacht, er was vertraging geweest, maar de meneer met het geduldige gezicht had gewacht tot iedereen door de douane was en ik mijn bestelde wagentje kwam halen. ‘Vous êtes le dernier,’ zei hij met een glimlach. ‘Het spijt...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De mens als biopic 2. Jan Wolkers

    De mens als biopic 2. Jan Wolkers

    Jan Wolkers Een televisie-producent vroeg of ik een reeks vlogs wilde schrijven over Jan Wolkers, die honderd jaar geleden werd geboren, 26 oktober 1925. Ik wist niet wat vlogs waren en Jan Wolkers vind ik een onprettige schrijver. Vlogs zijn korte filmpjes, die gebruikt worden als buffer tussen andere tv-programma’s, of als hap-snap-spul op de...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De kleine ster

    De kleine ster

    (beeld: Don Duyns) de kleine ster bleek één van velen te zijneen gegeven waarover ze niet verdrietig of kwaadmaar plotseling stil wasomdat geen enkel geluid door de ruimte kan jagenze besloot snel en goed en alles in één keerdrie dagen lang al het licht te zijn wat ze ooit zou zijnen dan definitief te doven...
    Lees verder
Tirade bloggers