Het marionetje van Jordan Wolfson

Op de allerlaatste dag ging ik naar Jordan Wolfsons solotentoonstelling in het Stedelijk. Deel 1, want zijn solo krijgt vanaf 18 februari een vervolg. Ik moest dit echt gaan zien, zo werd me van verschillende kanten aangeraden, en alle kranten waren er lovend over. De NRC had het zelfs over een regelrecht meesterwerk. Het centrale werk klonk van horen zeggen veelbelovend: een plastic pop van een roodharig jongetje met een maniakale kop, dat door middel van kettingen aan zijn lichaam als een marionet door de ruimte wordt gesmeten, geslingerd, bewogen. Hij heeft een soort laserogen in zijn hoofd waarmee hij de omstanders écht aan kan kijken. Een en ander speelt zich af achter een stalen hekje in een verder witte ruimte.

Terwijl ik stond te kijken zag ik het publiek zich vol verwondering en afgrijzen vergapen aan de kletterende kettingen. Er klonk keihard ‘When a Man Loves a Woman’ van Percy Sledge. Geen wonder dat deel 1 van de solo MANIC/LOVE heet, dat dekt de lading wel. Mijn beschrijving van het kunstwerk dekt de lading overigens ook, want verder is er niets te zien. (Wie het zelf heeft gezien en onder de indruk was… ik ga nu over tot het afkraken. In principe ben ik daar te genuanceerd voor maar soit!) We stonden te kijken naar wat de techniek allemaal vermag en dat is, als op we Wolfson moeten afgaan, heel karig.

Ik zag geen kunst. Techniek, in al zijn beperkingen, dat zag ik, in plaats van een getormenteerd jongetje. De kettingen zijn zichtbaar, de machines die ze aandrijven inzichtelijk, de bewegingen voorspelbaar. De programmatuur erachter was wat onduidelijk – is het nou interactief of niet? – maar wie de moeite nam ongeveer tien minuten te blijven staan kon zien dat het hele verhaaltje weer van voor af aan begon. Exact hetzelfde. De hele Efteling staat er vol mee, overigens met soms nog wel gruwelijker bewegende taferelen dan het marionetje van Wolfson.

Het lachwekkende is dat erachter dit kunstwerk allemaal grote hedendaagse thema’s schuil schijnen te gaan. Het Stedelijk heeft daarom een filmpje gemaakt om een en ander toe te lichten, maar wie ze ook aan het woord laten – conservatoren, Wolfson zelf – niemand brandt zich aan de vraag waar dit werk uitdrukking aan probeert te geven. Er wordt wat gehint op menselijk contact in tijden van social media. De kunstenaar maakt zich er vanaf door te stellen dat hij geen moralistisch kunstenaar is, en dat hij de toeschouwer zonder meer wil onderdompelen in de alledaagse beeldenstroom. In een ander werk doet hij dat ook letterlijk: de mensen bombarderen met de beelden die wij dagelijks op Facebook kunnen zien. Al die dingen zie ik inderdaad als ik Facebook open – dat is geen kunst maken, dat is gebakken lucht voor parfum verkopen.

Terug naar die kermisattractie. De halfslachtige praatjes van het museum en de kunstenaar walsen het jongetje plat, als het niet al zo plat als een dubbeltje was. Iedereen wiens verbeelding nog aangesproken werd, wordt onmiddellijk de lust weer ontnomen zodra je die slagen in de lucht aanhoort. Als je niet over je kunst kunt praten houd dan gewoon je mond. Laat kunst tot de verbeelding spreken, in plaats van die uit te schakelen met alledaagse trivialiteiten en de zogenaamde wonderen der techniek. Het is een goede zaak dat het Stedelijk de bewuste zaal nu aan het leeghalen is. Jammer alleen dat er een nieuw werk van Wolfson in komt.

Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds drie jaar blogt hij voor tirade.nu.

Marko van der Wal

Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds enkele jaren blogt hij (onregelmatig) voor tirade.nu.

In de Oorshop

‘De wolf liet menig lam wel duur betalen’ over schulden

Schuldig, wie betaalt de rekening?

is volgens de NRC een ‘magistrale serie over armoede’ in Nederland.

De serie van zes documentaires over de Vogelbuurt in Amsterdam-Noord gemaakt door Sarah Sylbing en Ester Gould volgt een tiental mensen die door hun schulden in de schuldhulpverlening terecht zijn gekomen of daarlangs scheren. Het is een mooi uitgebalanceerd portret waarbij de schuldvraag bijzonder genoeg niet erg direct wordt uitgespeeld.  We weten van sommige van de geportretteerden hoe ze aan hun schulden komen, maar de makers confronteren hen daar niet mee.

Een van de aansprekende portretten in deze serie van verder goedbedoelende hulpverleners is ironisch genoeg dat van de deurwaarder. We zien hem in actie, maar we zien hem ook thuis in een mooi verzorgd en redelijk duur huis, en we komen van hem te weten dat hij er soms moe van is en verlangt naar een baantje als rondleider van toeristen in het Rijksmuseum. Een lichte voortdurende verontschuldiging is op zijn aangezicht bevroren.

Griekenland bezwijkt onder zijn schuldenlast. Als je eens in paniek wilt raken dan moet je

2017-02-08_141909

hier eens een halve minuut naar kijken  en constateren dat in die halve minuut de Griekse staatsschuld is opgelopen met een bedrag dat een hoop meer is dan je in een maand of wat bij elkaar kunt verdienen. Zo’n € 1.000 per seconde. ‘Schuld’ is volgens de etymologie een afleiding van de Proto-Germaanse werkwoordsstam *skul- ‘moeten, verplicht zijn’, en dat is de zelfde stam die het woord ‘zullen’ voortbracht. Een schuld is een geldelijke of morele verplichting uit het verleden die leidt tot een sterk gevoel van moeten in het heden. Denkend over morele schuld kom je al snel in het universum terecht van Gerrit Achterberg: de schuldige die nooit inlossen kon en daar een oeuvre aan ontwrong. ‘De nacht is om ons heen gelegen, alsof ik u nog nooit bezat.’

Zowel de Griekse schuld bekijken als Achterberg lezen zijn manieren om de narigheid te voelen die ook de mensen in de Vogelbuurt dagelijks gewaarworden. Het wordt alleen maar meer.  Een kastje van € 400 bij de Wehkamp dat niet betaald werd, groeit uit tot een nota van € 1.900, en de wanhoop groeit navenant mee. ‘De wolf liet menig lam wel duur betalen’ dicht Peter Verstegen in zijn vertaling van Shakespeare’s sonnet 96.

De schuldenaren leven een leven van buitenproportionele last en vrees terwijl er oplossingen lijken te kunnen zijn die al zo oud zijn als in elk geval de judeo-christelijke cultuur, ‘vergeef ons onze schulden gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren.’ Deze prachtige serie legt er ook onnadrukkelijk de vinger op: gericht vrijschelden is voor de maatschappij minder duur dan aan laten woekeren.

—————–

img_2482

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot en was redacteur bij Tirade. Hier schreef hij al eens iets over geld. En hier over schuld.

 

Bewaren

Bewaren

Bewaren

Bewaren

Bewaren

Bewaren

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Hope, much like shit, floats

Een tijdje terug reageerde ik op een van de mooie stukjes die Henk van Straten dagelijks schrijft. Het leek erop dat de mate van succes van zijn laatste boek hem was tegengevallen, en ik herkende me daar wel in.

De laatste jaren moet ik vaak denken aan de film As Good As it Gets, met Jack Nicholson in de rol van de misantrope schrijver Melvin Udall, die (onder een pseudoniem) succesvolle stuiverromannetjes schrijft. Udall lijdt aan dwangneurosen, en komt door ontwikkelingen in het plot onder druk te staan. Na een bliksembezoek aan zijn psychiater loopt hij terug de volle wachtkamer in en stelt zich hardop de vraag: ‘What if this is as good as it gets?’

Ik haalde Udall aan in het berichtje dat ik Henk stuurde, en hij reageerde door te schrijven dat we toch maar voorwaarts moeten met dat schrijven omdat we ook niets anders kunnen.

Sinds ik ergens in 2007 ben gestopt met mijn laatste fulltime horeca-baan, heb ik steeds vijf dingen tegelijk gedaan. Zo was ik tot medio 2015 redacteur, schrijver, psychodiagnosticus, office manager en kok. Op dit moment is het wat rustiger: ik run een diagnostiekbureau, schrijf, werk voor een wijnhandel en geef les aan de Schrijversvakschool.

Om een of andere reden heb ik altijd het gevoel gehad dat mijn échte leven zich vanzelf zou openbaren, en dat het iets geweldigs zou worden. Hoop is als heroïne: een vlucht die blind maakt voor het heden. De meest gehoorde klacht aan het sterfbed schijnt te zijn dat men niet genoeg genoten heeft van alle fasen van het leven, te weinig tijd genomen heeft voor geliefden, kinderen.*

De plek waar, en de tijd waarin ik leef maken het mogelijk me druk te maken over het topje van Maslows piramide, maar dat gezegd hebbend: wat een zonde om driekwart van je leven op hoop te draaien en het laatste stuk op spijt.

‘Wat als nu het hoogst haalbare is?’ lijkt opeens een irrelevante vraag. Er is alleen maar nu.

 

* Ik baseer dit op een aantal bronnen, maar in het bijzonder een artikel van Susie Steiner in The Guardian uit 2012.

______________________________________________________________________

Gilles van der Loo (Breda, 1973) was redacteur van Tirade. Sinds 2010 publiceerde hij online en in diverse bladen. Hij schreef de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de roman Het laatste kind. Op 23 oktober van dit jaar verscheen zijn nieuwe en sterk autobiografische roman Het jasje van Luis Martín.

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

‘Into the march now’

Na drie kwartier optreden met nauwelijks verholen woede kon Conor Oberst niet anders dan toch zijn excuses aanbieden voor ‘his country’. Hij stond in Utrecht op het podium op de dag dat in Amerika de vliegvelden overrompeld werden door plotselinge decreten. ‘I just don’t want you to think that we’re all crazy,’ zei Oberst. Hij sprak over een wereldwijde ‘weird rising wave’ van fascisme, xenofobie, racisme, islamofobie en seksisme, maar had er desondanks alle vertrouwen in dat vredelievende mensen nog altijd in de meerderheid zijn. Toch gaat hij niet stilzitten, belooft hij: ‘We’re going to take every opportunity to stop these motherfuckers in their tracks.’

Niemand kan zo prachtig kwaad zingen als Conor Oberst. Al vanaf zijn dertiende schreeuwt hij als geen ander, veelal als frontman van de band Bright Eyes; de albums Fevers and Mirrors en Lifted zitten zo vol emotie, dat er af en toe een flinke bak muzikaal lawaai nodig is om tegenwicht te bieden aan de intensiteit van zijn stem. Inmiddels is die stem voller, ronder, zuiverder, maar die uithalen, dat top of the lungs-schreeuwen, dat jaagt nog elk concert een rimpeling van collectief kippenvel door het publiek. En als hij de muziek onderbreekt voor een politiek statement, heeft hij je aandacht.

Op Ruminations, zijn meest recente album, wordt zijdelings Vietnam genoemd – de afgelopen weken weer op de voorgrond van het collectieve geheugen, nadat massale demonstraties herinneringen opriepen aan de Vietnamprotesten. Oberst zingt in ‘A Little Uncanny’, niet toevallig het nummer dat hij speelde direct na zijn verontschuldigingen voor Trump:

We started drinking the Kool-Aid

We were taking the bait

We were talking the big talk

Never playing it safe

Looking good as Jane Fonda

On a Vietnam tank

Can’t get something for nothing

Have to energize your base

 

But she was young enough

She was blonde enough

She was ’bout a perfect ten

Had millions of admirers but not one single friend

And it’s a, it’s a little uncanny what she managed to do

Become a symbol for a pain she never knew

Van Jane Fonda is het een kleine stap naar anti-oorlogsactivist, politicus en schrijver Tom Hayden, met wie Fonda naar Hanoi reisde en in 1973 trouwde. Hayden publiceerde onlangs, kort voor zijn overlijden in oktober 2016, Hell No: The Forgotten Power of the Vietnam Peace Movement. ‘We were a generation divided by Big Lies and propaganda’, schrijft hij over de jaren zestig en zeventig. Hij benadrukt hoe groot het belang was (en vooral: is) van het vertellen en delen van de juiste, échte verhalen, om de geschiedenis correct te herinneren. ‘Storytellers, artists, actors, and musicians would need to be engaged in this effort. The more people were aroused, the more they might demand of Congress and the media, and the more the truth of history could be presented.’ De autoriteiten, parafraseer ik Hayden, zijn al decennialang bezig de peace movement die de Vietnamoorlog uiteindelijk een halt toeriep uit de geschiedschrijving te schrappen – oftewel, het is aan ‘echte mensen’ om ‘echte verhalen’ te delen.

In 1971 publiceerde Bob Dylan (na jaren uitstel – hij schreef het al in ’65 en ’66) op veler verzoek een boek: Tarantula. In mijn herinnering – ik las het zo’n tien jaar terug – was het een dichtbundel; maar nadat hij de Nobelprijs voor de Literatuur kreeg toegekend, werd Tarantula her en der een bundeling van kort proza genoemd. Het zit er eigenlijk een beetje tussenin, zie ik nu, en is – hoewel me er niet veel van was bijgebleven – toch een interessante (en, weinig verrassend: heel muzikale) tekst. Je vindt er zomaar flarden van ‘echte verhalen’ in, die – als je bereid bent door het kerouaciaanse Doctor Sax-imitatieproza heen te kijken – opeens weer relevant zijn:

… surrendering to persuasion, the crime against people, that be ranked alongside murder & while doctors, teachers, bankers & sewage cleaners fight for their rights, they must now be horribly generous… & into the march now where tab hunter leads with his thunderbird

Het is natuurlijk niet Tarantula waardoor Dylan (tegen wil en dank) zijn stempel ‘voice of a generation’ kreeg, en ook zijn latere autobiografische Chronicles (met de fascinerende ondertitel Volume One) zal niet zijn waar mensen als eerste aan zullen denken bij het horen van zijn naam. Toch zou ik ook benieuwd zijn naar een bundel of roman van Oberst; de neerslag van een moment en een sentiment in de tijd, in drukvorm, zoals Tarantula dat deels ook is. Er zijn naast Dylan genoeg andere muzikanten die zich met verve hebben gewaagd aan boeken schrijven; Steve Earle, Patti Smith, Leonard Cohen (hoewel hij meer een schrijver was die zich aan zingen waagde), Willy Vlautin, Josh Ritter. Via nogal wat omzwervingen kom ik zo bij het onderwerp waar ik me deze maand wekelijks in wil verdiepen.

Terug naar Hayden: het lijkt er inmiddels op dat we de komende jaren meer waarheid kunnen verwachten in kunst, muziek en literatuur, dan in de alternative facts van officiële berichtgevingen. Of dat nu in al dan niet geëngageerde literatuur is, waar problematische kwesties bij uitstek onderzocht en van verschillende kanten belicht kunnen worden, of in die hartstochtelijke belofte van een man op een Utrechts podium, die ooit (tegen wil en dank) als ‘de nieuwe Bob Dylan’ werd bestempeld: ‘We’re going to take every opportunity to stop these motherfuckers in their tracks.’

Irwan Droog © Floor Schrijvers

Irwan Droog (Den Haag, 1984) studeerde Nederlandse letterkunde en literatuurwetenschap aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Hij zat in de redactie van Recensieweb en Tijdschrift Ei. Voor Tirade schreef hij eerder een artikel over het werk van John Steinbeck. Van 2012 tot 2017 was hij redacteur bij Uitgeverij Cossee. Hij is medeoprichter van de J.M.A. Biesheuvelprijs, de eerste literaire prijs voor korteverhalenbundels. Sinds begin 2017 werkt hij als zelfstandig redacteur en vormgever.

© foto Floor Schrijvers

De waarheid II

Van dichter en vertaler Hans van Pinxteren verschijnt dit jaar een keuze uit zijn poëzie bij Van Oorschot. In reactie op het blogje  ‘Astronaut – de waarheid is (ernstig) ziek‘ citeert hij een schitterend stuk uit zijn Montaigne-vertaling:  ‘Een van de fragmenten waar ik het meest door gegrepen werd bij het vertalen van De essays staat in “Over het logenstraffen”.  boek 2, hoofdstuk 18.  Ik citeer het graag:

“(a) Tegen­woordig is waarheid voor ons niet: zoals het is, maar: wat je aannemelijk kunt maken voor de ander, precies zoals wij de naam geld niet alleen geven aan het wettig gemun­te, maar ook aan het valse dat in omloop is. Dit is een on­deugd die ons volk al sinds lang wordt verweten, want Salvia­nus van Marseille, een tijdge­noot van keizer Valentianus, zegt dat voor de Fransen de leugen en de meineed geen ondeugden zijn, maar een wijze van spreken. Nog een klein stapje verder, en je zou kunnen zeggen dat het tegenwoordig een deugd voor hen is. Ze laten zich erin opleiden en africhten, alsof het iets is om eer mee te behalen; want het verduisteren van de waarheid is de laatste tijd bon ton. Zo heb ik er vaak over nagedacht waar toch de gewoonte vandaan komt (die wij zo angstvallig in ere houden) dat wij, als iemand ons van deze voor ons zo alledaagse ondeugd beticht, ons erger beledigd voelen dan door welke aantijging ook; en dat de diepste smaad die ons in woorden kan worden aangedaan, wel is als iemand zegt: je liegt. Ik ben tot de conclusie gekomen dat wij ons van nature het meest distantiëren van gebreken waar wij het meest mee zijn behept. Als wij ons opwinden en kwaad maken over een beschuldiging, is het net of wij de schuld een beetje van ons afschuiven; en ook al hebben wij inderdaad schuld, wij gaan daar voor de schijn tegenin.

b Maken wij ons misschien ook daarom zo kwaad, omdat dit verwijt tegelijkertijd schijnt te impliceren dat wij laf en kleinmoedig zijn? Maar als er één pertinente lafheid is, dan is het wel je eigen woorden verloochenen, erger nog, datgene verloochenen wat je diep in jezelf weet.

a Liegen is iets laags, een ondeugd waarvan een schrijver uit de oudheid zegt dat het zeer smadelijk is, omdat je daarmee laat zien dat je enerzijds God veracht en anderzijds bang voor de mensen bent. Treffender valt niet uit te drukken hoe mon­ster­lijk, gemeen en ontaard de leugen is. Want is er iets verachte­lijkers denkbaar dan dat je laf bent jegens de mensen en de branie uithangt jegens God? Een verdraaier van woorden is een verraaier van de samenleving, omdat wij ons uitsluitend door woorden met elkaar kunnen verstaan. Woorden zijn het enige voertuig waar wij onze wensen en gedachten mee kunnen overbren­gen, ze zijn de tolk van onze ziel; en als dit voer­tuig defect raakt, zijn wij niet meer met elkaar verbonden en kennen wij elkaar niet meer. Als het voertuig ons in de steek laat, gaat al ons verkeer en gaan al onze maatschappelijke betrekkingen te­loor.”

Helaas zijn de Fransen tegenwoordig niet de enigen meer die van de leugen een deugd maken.’

 

 

(hier verscheen al een stukje over Van Pinxterens Montaigne vertaling

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Vrienden maken

Ik was te vroeg voor onze afspraak en nam de kaart van Lalla Rookh door, terwijl die in jaren niet veranderd is. Ik bestelde een Parbo, dronk die half leeg en overwoog alvast een roti geit te bestellen toen Bas binnenkwam. Hij bracht kou mee, maar bood me een grote warme hand aan. Onze omhelzing was wat ongemakkelijk vanwege het tafeltje tussen ons in, en vanwege het feit dat dit onze eerste omhelzing was.

‘Eindelijk gelukt,’ zei ik toen we zaten.

‘Gezellig,’ zei Bas. Hij vertelde dat hij het niet laat kon maken en ik zei misschien te snel dat ik daar geen probleem mee had. Binnen een paar tellen werd ons gesprek heel persoonlijk. Ik leerde veel over Bas’ achtergrond en hij – denk ik – over de mijne.

Ik bestelde een roti geit, een roti doks en drie soorten groente voor ons*. We aten. Bas zei dat het lekker was.

Ik keek naar de stekeltjes op zijn sympathieke hoofd en naar de lichte wallen onder zijn ogen en luisterde met stijgende verbazing naar zijn openheid. Na een halfuurtje noteerde ik dat onze eerste afspraak heel erg goed verliep.

Bas ken ik al een jaar of vijftien. Hij is een van de eigenaars van het geweldige café Kingfisher in de Pijp. De laatste jaren zei ik steeds bij het betalen van mijn barrekening dat ik een keer wat met hem wilde drinken, en Bas antwoordde steevast dat we dat moesten doen. Na mijn boekpresentatie in zijn café werd het een afspraak, en nu zaten we tegenover elkaar zonder ooit meer dan een paar grappen gewisseld te hebben.

Van andere recente vaders begrijp ik dat ze alleen tijd hebben voor hun oude vrienden. Ik begrijp dat goed. Toch merk ik dat ik er behoefte aan blijf hebben nieuwe mensen te leren kennen, zelfs nu het daar te druk voor is. Ik kan me niet meer veroorloven het doordeweeks laat te maken, maar krijg er veel voor terug dat (met mate) te blijven doen.

Wie wel eens in de Kingfisher geweest is weet hoe goed er daar gewerkt wordt, met hoeveel vakmanschap en liefde men er achter de bar staat. Zoiets ontstaat niet vanzelf, dat bereik je door als eigenaar in je zaak aanwezig te zijn, door mee te werken. Door een voorbeeldfunctie te vervullen en je personeel tegelijkertijd het gevoel te geven dat je ze vertrouwt. Sommige barmannen werken er al sinds het begin in 1999. Als je nooit in de horeca gewerkt hebt begrijp je waarschijnlijk niet hoeveel opoffering er nodig is om zoiets voor elkaar te krijgen.

Na Lalla Rookh verhuisden we naar een café om de hoek, waar we whisky dronken tegen de kou en tegen Bas’ beginnende griep. We praatten over werk, over de liefde en onze kinderen. Ik besefte hoe weinig we nog van elkaar wisten: hoeveel er te vertellen was. Geen van ons leek haast te hebben.

Rond elven betaalden we de rekening om door ijzige straten richting huis te fietsen. Ter hoogte van de Nieuwmarkt namen we afscheid. De omhelzing was niet ongemakkelijk omdat er geen tafeltje tussen ons in stond en omdat het onze tweede was.

‘Dit was leuk,’ zei Bas.

‘Precies wat ik gehoopt had,’ zei ik, en keek hem na terwijl hij doorfietste naar de Gelderse Kade. Daarna reed ik glimlachend naar huis.

‘Was het fijn?’ vroeg B toen ik in bed stapte.

‘Heel erg,’ zei ik. ‘Ik heb een nieuwe vriend gemaakt.’

 

Lalla Rookh, mensen, op Wijttenbachstraat. Ga erheen. De beste (Hindoestaanse) Surinamer van Amsterdam.

__________________________________________________________

Optie 8Gilles van der Loo (Breda, 1973) was redacteur van Tirade. Sinds 2010 publiceerde hij online en in diverse bladen. Hij schreef de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de roman Het laatste kind. Op 23 oktober van dit jaar verscheen zijn nieuwe en sterk autobiografische roman Het jasje van Luis Martín.

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Meer blogs

  • Afbeelding bij Zomerverlies

    Zomerverlies

    Alle ramen stonden open en toch was het warm in mijn keuken. Ik sneed knoflook in dikke plakken en liet die bruinen in de lekkerste olijfolie, hakte een paar rijpe vleestomaten en voegde die toe, dopte hulkgroene erwtjes. Als ik buiten de deur ga eten maak ik voor vertrek iets voor de thuisblijvers; je bent...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De bekende weg

    De bekende weg

    Het Zeeuwse dijkhuisje van B’s tante is al een jaar of twintig in mijn leven. Het is er stil, er is veel licht en de zee voelt heel dichtbij, maar rond de dijk is geen toerisme. Het enige wat er verandert is de tuin: er zijn meer rozen dan voorheen. De wilg is groter, en...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Zo alleen… Zo alleen 

    Zo alleen… Zo alleen 

    (beeld: Don Duyns) Uit de hengstebron gedronken hebben.   Ik schrijf over gegeven paarden en ogen van naalden.  Over brood op de keukenplank muizen die op tafel dansen en   klokjes die tikken.  Had het meisje geantwoord.  Hij had haar rode kapje gevolgd en zijn besluit genomen.  Ik ben een poëet, had ze piepend gezegd.  Aan de...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Machiel Jansen
    Machiel Jansen

    Machiel Jansen blogt voor Tirade incidenteel over zaken die ‘Big Data’ raken. Hij leidt het Scalable Data Analytics-team bij SURFsara Amsterdam. Machiel is gepromoveerd op Knowledge Engineering en heeft in 2007 bij verschillende bedrijven en universiteiten aan SURFsara gewerkt.

  • Foto van Anna op de Weegh
    Anna op de Weegh

    Anna op de Weegh schrijft experimenteel theater over honger, onhoudbare transformatie en de (her)ontdekking van een lichaam. Haar teksten zijn vlezig, tactiel en poëtisch. In de afgelopen vier jaar werkte ze o.a. als dramaturg, liep ze stage bij Theater Utrecht als regieassistent voor de voorstelling Panic Room en zette ze samen met Maggie Thedinga het tweekoppige collectief Disgusted & Horny op.

  • Foto van Thom Wijenberg
    Thom Wijenberg

    Thom Wijenberg (1996) schrijft poëzie en proza. Hij werkt als redacteur en programmamaker en studeert aan de Schrijversvakschool. Zijn werk verscheen onder andere op Notulen van het Onzichtbare, Tijdschrift Ei en in de Seizoenszine.

    Auteursfoto: Gaby Jongenelen