De illusies van Meg Ryan

Je geloofde in zielsverwanten. In eeuwige liefdes en het lot. Je was namelijk dertien en het waren de hoogtijdagen van romantische komedies met Meg Ryan. We schrijven 1995 en het subject van je verlangen heette Johnny Depp. Je kende hem natuurlijk van de legendarisch deprimerende film What’s eating Gilbert Grape waarin hij de saaie, verstandige oudere broer van Leonardo DiCaprio speelde, maar gelukkig was hij ook Edward Scissorhands en zijn awkward-heid was stond gelijk aan schattigheid van de bovenste plank. En daarbij was hij gewoon heel knap. De Pirates of the Carribean moesten nog geboren worden (behalve Johnny Depp dan).

Hij mocht dan wel achttien jaar ouder zijn, als je zielsverwanten bent doet dat er niet toe. Ook toen al was je bereid de kracht van het geschreven woord onvoorstelbare proporties toe te dichten. Het is gewoon een kwestie van een hele goede brief, dacht je, om hem in te laten zien dat jullie bij elkaar hoorden. Als die brief maar sterk genoeg was, dan kon Johnny er niet omheen. In je allerbeste dertienjarigen-Engels schreef je een brief die ontsproot uit het diepst van je hart, uit alle fantasieën die je koesterde bij een uit de Hitkrant geknipte foto van hem. Het was een gokje, maar je dacht niet dat je ouders moeilijk zouden doen als hij je zou komen opzoeken en zou blijven logeren. Hij was dan wel dertig, hij was ook Johnny Depp. En je schreef, en schrapte, en schreef en schrapte en na drieëntwintig probeersels was de brief af en lag hij in al zijn perfectie te wachten op je bureautje. Op wat? Een adres? Een rijtje postzegels? Achteraf geloof je dat hij lag te wachten tot je kinderlijke naïviteit terug zou keren. Maar je werd alleen maar ouder.

Je eerste vriendje was geen zielsverwant, in elk geval niet de jouwe. Maar de schooluren werden minder verschrikkelijk omdat je nu een vriendje onder je huid droeg. Op het feestje voor je veertiende verjaardag werd je voor de eerste keer dronken, terwijl jouw paardrijdvriendinnen en zijn punkvrienden zich op anachronistische wijze mengden. Je was geen dertien meer.

En al ging het dan natuurlijk drie maanden later gewoon uit, al stopte je met paardrijden omdat je medelijden kreeg met de dieren, al was de brief aan Johnny Depp ergens onder geschoven of als kladpapiertje gebruikt, het gaf allemaal niet. Je was veertien. En alles was zojuist begonnen.

DSC_4034 (2)Anne Eekhout (1981) is zondagblogger voor Tirade. Haar debuutromanDogma (2014) werd genomineerd voor de Bronzen Uil en kwam terecht op de longlist van de AKO-literatuurprijs. Haar tweede roman, Op een nacht, is in maart 2016 verschenen. Dit is haar laatste zondagblog voor Tirade.

In de Oorshop

Notities (3)

* Tropenrooster. Het begon met een nacht waarin ik geen oog dicht deed, mede dankzij het onweer. Toen kwamen overdag de aanhoudende regenbuien en vroeg ik me af of dit niet het moment was om de vleugel in te ruilen voor een echte Pleyel. ‘s Avonds de tuindeuren maar open gedaan en onder de blauwe regen gaan zitten, terwijl het vrolijk verder regende en het binnen zo klam werd als in het badhuis. Kunnen die duiven elkaar misschien in iemand anders tuin gaan lopen bevruchten?

* De boeken van Clarice Lispector wil ik het liefst helemaal voor mezelf houden. In De ontdekking van de wereld deelt ze zaken met me die niet voor andere ogen bestemd zijn. Dit is tussen ons, ik voel het, al die kleine stukjes zijn voor mij. En er is geen ruimte voor andere lezers dan ik, aan wie ze dit allemaal toevertrouwt. Toch dank ik Harrie Lemmens en Benjamin Moser voor het tot een einde brengen van het Lispector-arme tijdperk. Het werd tijd – dat hebben ze bij de Arbeiderspers goed in de gaten – dat er iets van dit Braziliaanse literaire wonder in het Nederlands verscheen. Na het Privé-Domeindeel (Lemmens) en de biografie (Moser) is het wachten nu op de hooptepunten uit haar complexe en experimentele oeuvre.

* Bij mij aan tafel in de wachtruimte van het CBR zat een andere jongen zenuwachtig te zijn. We schudden elkaar de hand, stelden ons voor en praatten wat. Hij was er voor de tweede keer, ik niet. Het was vroeg in de ochtend, te vroeg eigenlijk voor zoiets als rijexamens. ‘Zolang het maar niet gaat regenen,’ zei hij. Jezus wat een mooie ogen, dacht ik, maar voor ik die gedachte kon afmaken zat ik alweer in de auto. De volgende dag eens gekeken of ik hem ergens vinden kon, en jawel, op Facebook. Ik vroeg of hij geslaagd was – ja hoor. Of hij eens koffie wilde gaan drinken – peilloze stilte.

* Nu de vakantie dichterbij komt denk ik alvast na over de out-of-officereply die ik ga instellen op mijn mail. En omdat ik over dit kantoorfenomeen ook een stuk aan het schrijven ben. Het is een teken aan de wand, zo’n automatisch afwezigheidsantwoord. We communiceren (digitaal) tegenwoordig fundamenteel anders dan pak ‘m beet vijftien jaar geleden en dat is voor degenen die deze bus willens en wetens hebben gemist (ikzelf voorop) soms maar moeilijk te verteren.

* David Dimbleby versloeg op BBC1 de hele afgelopen nacht lang de uitslag van het referendum in Groot-Britannië, dat was genieten. Let vooral op de das.

 

Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds drie jaar blogt hij bijna wekelijks voor tirade.nu.

Marko van der Wal

Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds enkele jaren blogt hij (onregelmatig) voor tirade.nu.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Het Geluk #8

IMG_1768 (1)Dit is mijn achtste stukje over het geluk. Er zijn me sinds ik voor het eerst over dit onderwerp schreef (10 juli 2014) een aantal dingen duidelijk geworden, waarvan het belangrijkste leek dat geluk niet in het nu bestaat, alleen in een nu waarop wordt teruggekeken.

De momenten van geluk die hier ik beschreven heb waren in werkelijkheid korter dan ik ze deed lijken, en ik beschreef ze natuurlijk naderhand, terugkijkend. Wat die momenten verenigt, lijkt de wens dat wat ik waarneem blijven mag, dat mijn bewustzijn mag worden stilgezet op, en beperkt tot precies dat punt in de tijd, als een eeuwigdurende schitterende feedbackloop.

In het verhaal De wandelaar uit mijn bundel Hier sneeuwt het nooit fantaseert een stervende man vanuit zijn ziekenhuisbed een wandeling van zijn (ex)partner, die op dat moment in Italië is, in een streek waar ze samen heel gelukkig zijn geweest. De wandelaar loopt vroeg in de ochtend zijn hotel uit en beleeft precies zo’n moment.

Op dit uur rijden er weinig auto’s en de automobilisten die hem tegemoet komen groeten hem allemaal. Hij is blij met het vlakke asfalt onder zijn voeten, zo kunnen zijn stramme voeten opwarmen voordat het echte werk begint. Na de eerste bocht loopt hij al in de zon, en de verdampende rijp glittert boven de velden. Dit, denkt hij. Precies dit.

Gisteren had ik voor het eerst sinds mijn pubertijd een déjà vu. Als ik het me goed herinner is de theorie daarover: een waarneming waarvan het bewuste gedeelte door een kleine verstoring in je hersenen vertraagd is ten opzichte van de onbewuste waarneming. Wanneer de bewuste waarneming de onbewuste inhaalt treedt een gevoel van herkenning op.

Ik stelde me zo’n déjà vu-lusje voor, bij bizar toeval samenvallend met een moment waarop je wenst dat alles zo mag blijven.

 

________________________________________________________

Gilles van der Loo (Breda, 1973) was redacteur van Tirade. Sinds 2010 publiceerde hij online en in diverse bladen. Hij schreef de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de roman Het laatste kind. Dit najaar komt zijn roman Het jasje van Luis Martín uit.

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Kind-af

Je was dertien en wilde geen kind meer zijn. Sterker nog, je wás geen kind meer. Je was ‘op weg naar de volwassenheid’. Wat klonk dat goed. Tot een jaar geleden was volwassen zijn nog hetzelfde als ‘daar hebben we geen tijd voor’, ‘wandelen voor je plezier’ en gelijk-afwassen-want-dan-is-het-maar-gedaan’. Maar geheel onverwacht was er iets gedraaid, waardoor de volwassenheid hetzelfde was gaan betekenen als ‘ik doe wat ik wil’, ‘het is mijn leven’ en ‘ik ben onsterfelijk’.

Ook vond je – voor je op weg was naar de volwassenheid – iets leuk als anderen het leuk vonden. Nu was het andersom: je vond iets leuk omdat anderen het níét leuk vonden en daar schepte je een eenzaam soort genoegen uit. Zo was je aan je paarse haar gekomen.

Misschien was dit ook wel de reden dat je verliefd was geworden op de Jongen met Het Haar. Hij woonde in jouw straat, een eindje verderop. Eigenlijk kende je hem niet zo goed, maar dat háár. Bloempotten, stekeltjes, dat was gemeengoed. Maar zulk nonchalant loshangend haar als hij had, hadden jongens van jouw leeftijd niet. Na een tijd was je erachter gekomen wat zijn achternaam was. Je zocht zijn nummer op in het telefoonboek. Met enige regelmaat stond je met de huistelefoon in je klamme hand, zijn nummer in hoopvolle cijfers in je Snoopy-schrift, te wachten tot de moed je zou komen overvallen. Je fantaseerde graag en veel over hem; hoe je met jouw handen door zijn blonde haren zou glijden als jullie elkaar kusten. Je zou naast hem lopen door de stad en iedereen zou naar jullie kijken. Hoe kwam zij aan die jongen die aan de goden gelijk leek te zijn? Heb je zijn haar gezien? Zo volwassen!

Aan het eind van de zomer was je het zat. Volwassen zijn is een keuze, dacht je en je deed het volwassen ding: je duwde een briefje in zijn brievenbus. Er stond iets op als: Ik woon bij je in de straat. Zullen we een keer naar de film. Telefoonnummer.

En hij belde. Hij zei dat hij geen geld had voor de film, omdat hij spaarde voor een brommer. Maar je mocht best langskomen.

Na een halfuur van buikpijn, kledingroulette en het proberen aan te brengen van een bibberloos streepje eyeliner, toog je naar zijn huis. Met een maag propvol krijsende hormonen drukte je op de bel. Hij opende de deur en de hormonen verstomden. Voor de vorm ging je mee naar binnen, dronk je cola en rookte samen met hem een sigaret, want dat is nou eenmaal wat een volwassene zou doen. En als hij niet keek staarde je naar hem, verbijsterd. Volwassen als je was vroeg je er niet naar, maar na een tijdje vertelde hij het zelf: hij was net terug van de kapper. Het was heel lekker koel, dat korte haar.

—-

DSC_4034 (2)Anne Eekhout (1981) is zondagblogger voor Tirade. Haar debuutromanDogma (2014) werd genomineerd voor de Bronzen Uil en kwam terecht op de longlist van de AKO-literatuurprijs. Haar tweede roman, Op een nacht, is in maart 2016 verschenen.

Row, row, row the boat

Life is but a dream: de poster van een verloren gegane film. Een belofte die niet kan worden ingelost.

In mijn methode Engels op de middelbare school Over there zaten nogal wat lesjes met liedjes die aan het waterleven ontleend waren.

Row, row, row your boat,
Gently down the stream.
Merrily, merrily, merrily, merrily,
Life is but a dream.

En spreekwoorden: ‘ They’re al rats leaving the sinking ship’  herinner ik me en ‘ You have to paddle your own canoe’, ‘Each man makes his own shipwreck’ . ‘Smooth seas do not make skilful sailors’, nogal een tongbreker, deze laatste.

Na kanoën, roeien in glad materiaal, romantische roeiboten heb ik nu mijn ware bestemming bereikt: sloeproeien.  Een sloep is een klein scheepstype doorgaans meegevoerd op een grotere boot. Het heeft meestal een rechte kielbak en de meeste zijn overnaads gebouwd. De roeiers zitten in twee rijen, voor bakboord en stuurboord elk 4 of 5 roeiers.

En je bent een galeislaaf. Een bruller achterop voert het roer en geeft het ritme aan (en wanneer een van de boorden de riemen moet strijken omdat er een brug aankomt.)

Een uur of twee buffelen onder het al dan niet bewust sadistisch ritme is een zeer louterende tijdspassering.

Een van de redenen dat ik de film The Galley Slave van William Fox met Theda Bara wel wil zien. Maar de film is verloren gegaan! Life is but a dream. Niets zo aantrekkelijk als een verloren gegane film: de wens om ze te vinden groeit met elk feit dat je ervan achterhaalt. Je komt er wel achter dat er geen galeislaaf in voorkwam, en dat het de eerste film was die goed afliep, maar verder is er veel te raden over deze film.

En er zijn  nogal wat films verloren gegaan zie deze: list of lost films, veel ervan verdwenen in ‘The 1937 Fox vault fire’  een ‘major fire in a 20th Century Fox film storage facility in Little Ferry, New Jersey on 9 July 1937. It was caused by the spontaneous combustion of nitrate film stored in inadequately-ventilated vaults. The fire resulted in one death and two injuries, and destroyed all of the film present.)

Hele gaten zijn geslagen in het bestand van stomme films door deze brand. Paul Auster schreef met Book of illusions overigens een schitterende ode aan de stomme film (en ook een sterke roman over verlies.)

Vanavond zal ik zuchtend en steunend het verhaal van The Galley Slave gaan terugvinden, terwijl ik aan de riemen hang. En nu een versie waar wel een galeislaaf in voorkomt, en die niet goed afloopt.

 

(om het ‘bewust sadistisch ritme’ is deze scene uit Ben Hur befaamd)

 

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Spaidiemen

Wij hebben onze zoon de afgelopen jaren geen duidelijke sekserol meegegeven. Voor zijn vierde verjaardag wenste hij een prinsessenboek, LEGO en een bal.

Ik ken iemand wiens ouders Jip en Janneke voorlazen en dan Janneke zeiden als er Jip stond en andersom. Zo gaat het bij ons niet, maar in de ochtend maak ík hier de lunchtrommels; ik kook alle maaltijden en was af. Mijn vrouw verdient het meeste geld, werkt vijf dagen en komt ‘s avonds met een tas vol dossiers thuis om aan te schuiven voor het avondeten.

Sinds hij op school zit praat Nadim alleen nog over superhelden, terwijl in mijn boekenkast geen enkele strip staat. De laatste superheldenfilm die ik zag was in 2005: Batman Begins. Zes jaar voor Nadims geboorte.

Een van de welopgevoede tweeverdienende maatschappelijk divers representerende ouders van de kinderen in Nadims klas moet die onzin hebben aangedragen, die als een luizenplaag via zijn of haar kind alle klasgenootjes heeft aangestoken. En nu zijn de rapen gaar*.

Ik ben niet tegen superhelden omdat ze sekserolbevestigend zijn, ik ben tegen superhelden omdat ik ze eng vind; ze zijn wat er gebeurt als verlammend sociaal onvermogen zich via het tekenpotlood een weg naar de wereldoverheersing vreet. In een retestrakke blauwrode broek met spinnenwebmotief. Of een cape. Jezus, zeg. Een cape.

Voor kinderen van vier, bij wie een besef van de enormiteit van wat er allemaal niet onder hun controle valt een voorheen overzichtelijke wereld binnendringt, zie ik de aantrekking wel. Een aanval op je veiligheid beantwoord je door je klein, of juist supergroot te maken.

Afgelopen weekend logeerde Nadims beste vriend Q bij ons (lievelingskleur toen ze samen op de crèche zaten: roze). Q bracht een zwart en een klassiek blauwrood Spidermanpak mee. Die pakken zijn tegenwoordig gewatteerd op de plekken waar mannen spieren moeten hebben, en binnen vijf minuten vlogen er twee achterlijk opgepompte minispidermannen door de kamer. Gelukkig stootte de ene na een paar minuten zijn teen en moest de andere plassen (zo’n hansop blijkt geen gulp te hebben).

Voor het slapengaan las B de jongens voor. In badstoffen pyjama’s zaten ze aan weerszijden van haar met hun gloeiende gezichtjes al halverwege sluitingstijd. De spandex heldenpakken lagen als lekgeprikte ballonnen op het kleed.

Gisterenavond, op weg naar de ijssalon, vond ik in mijn broekzak de muts van de klassieke Spiderman. Nadim wilde hem meteen op. De fabrikant heeft er rekening mee gehouden dat superhelden ook ijs moeten eten en de onderste helft van het masker weggelaten. Want wat is nou het redden van de wereld waard als je daarna geen frambozenijsje kunt eten?**

 

* Trouwens een rake uitdrukking. Gare rapen zijn echt niet te eten, terwijl ze rauw, aangebakken of halfgaar heerlijk zijn.

** Vrij naar een waarschijnlijk ten onrechte aan Winston Churchill toegekende quote.

________________________________________________________

Optie 8Gilles van der Loo (Breda, 1973) was redacteur van Tirade. Sinds 2010 publiceerde hij online en in diverse bladen. Hij schreef de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de roman Het laatste kind. Dit najaar komt zijn roman Het jasje van Luis Martín uit.

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Meer blogs

  • Afbeelding bij Zomerverlies

    Zomerverlies

    Alle ramen stonden open en toch was het warm in mijn keuken. Ik sneed knoflook in dikke plakken en liet die bruinen in de lekkerste olijfolie, hakte een paar rijpe vleestomaten en voegde die toe, dopte hulkgroene erwtjes. Als ik buiten de deur ga eten maak ik voor vertrek iets voor de thuisblijvers; je bent...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De bekende weg

    De bekende weg

    Het Zeeuwse dijkhuisje van B’s tante is al een jaar of twintig in mijn leven. Het is er stil, er is veel licht en de zee voelt heel dichtbij, maar rond de dijk is geen toerisme. Het enige wat er verandert is de tuin: er zijn meer rozen dan voorheen. De wilg is groter, en...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Zo alleen… Zo alleen 

    Zo alleen… Zo alleen 

    (beeld: Don Duyns) Uit de hengstebron gedronken hebben.   Ik schrijf over gegeven paarden en ogen van naalden.  Over brood op de keukenplank muizen die op tafel dansen en   klokjes die tikken.  Had het meisje geantwoord.  Hij had haar rode kapje gevolgd en zijn besluit genomen.  Ik ben een poëet, had ze piepend gezegd.  Aan de...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Greet Kuipers
    Greet Kuipers

    Greet Kuipers (1962) is psychiater. Onder het pseudoniem Minke Douwesz publiceerde zij bij uitgeverij Van Oorschot twee romans, Strikt en Weg. Voor de laatste ontving zij de Opzij Literatuurprijs 2009 en de Anna Bijns Prijs 2012.

  • Foto van Julien Ignacio
    Julien Ignacio

    De Nederlands-Arubaanse schrijver Julien Ignacio (1969) studeerde af als literatuurwetenschapper. Hij publiceerde theaterteksten, blogs en korte verhalen. In 2008 ontving hij de El Hizjraliteratuurprijs voor zijn toneelstuk Hotel Atlantis. Hij was redacteur van literair tijdschrift Tirade en is bestuurslid van de Werkgroep Caraïbische Letteren. In 2018 verscheen zijn debuutroman Kus (nominatie Bronzen Uil). Met collega-schrijvers Michiel van Kempen en Raoul de Jong stelde hij Dat wij zongen samen, een bloemlezing Caraïbische literatuur die in 2022 uitkwam bij uitgeverij Das Mag. In september 2023 verscheen zijn tweede roman Goudjakhals, een kralenketting van historische en futuristische migrantenverhalen, die zich afspelen in onder meer Amsterdam en Aruba, Beiroet en Lesbos.

  • Foto van Kees Snoek
    Kees Snoek

    Kees Snoek (1952) doceerde Nederlandse taal en letterkunde aan universiteiten in Michigan, Indonesië, Nieuw-Zeeland en Frankrijk (Straatsburg en Parijs). Hij publiceerde onder meer de biografie van E. du Perron (2005) en vertaalde poëzie van Sitor Situmorang en Rendra. In augustus verscheen bij Van Oorschot Wissel op de toekomst, zijn keuze uit de brieven van Sjahrir (de eerste premier van Indonesië) aan zijn Hollandse geliefde.