De zegmarende medemens

Het moest er van komen dat ik mij nog een keer ziedend richt tot de ‘zeg maar’ zeggende medemens. Menig verder welbespraakte persoon heeft het zegmaarvirus opgedaan recentelijk, en vervuilt zijn taalgebruik met zegmaar. Wat betekent zegmaar? Het betekent in eerste instantie, als andere stopwoordjes, niets. Het is een pauze in het denken en het formuleren die normaal is, maar die niet leeggelaten wordt, maar opgevuld. Zegmaar is horror vacui, angst voor het lege, angst voor stilte. Geef mij de denkende vrouw/man die zwijgt wanneer er even gedacht moet worden. Er zijn zegmaarzeggende radiocommentatoren, er zijn zegmarende deskundigen op radio en tv, zegmarende postkantoorklerken, er zijn zegmarende kinderen.

In taalkundige zin bestaan er geen betekenisloze woorden. Alles betekent iets, en elke taaluiting die in vorm verschilt van een andere taaluiting betekent iets anders. Zegmaar is dan een ander stopwoord dan ‘gewoon’ bijvoorbeeld. Er zijn ook ‘gewonende’ medemensen. ‘Het is gewoon dat ik bij een bakker gewoon een brood koop, gewoon’. Zegmaar is een extra storend taalwormpje omdat het in het stopwoord zelf de neiging weinig precies te zijn evangeliseert. ‘Wat ik nu ga zeggen kan je vast anders, scherper  en beter zeggen, maar ik laat de kaak even hangen en doe mijn best niet.’ Dát betekent ‘zeg maar’.

Ik maak mij niet populair, maar in kleine kring heb ik de hondse opvoedmethode van piep geïntroduceerd. Ik houd op er voortdurend iets van te zeggen, maar piep wel steeds ‘piep’ als er gezegmaard wordt. Dat helpt! Dat is zo irritant voor de zegmaarzegger als zegmaren voor deze zegmaarhater is.

Neem het over, bestrijd het leed dat zegmaar heet en piep de zegmaarder tot een zorgvuldiger taalgebruik, schoonheid zit in precisie en aandacht.

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

In de Oorshop

Winning battles and losing wars

Sinds ongeveer tien jaar bak ik mijn eigen brood met Guido. Guido is de zuurdesemkweek die een vriend van me ooit startte, en die sindsdien in een eigen tupperwaredoos in mijn koelkast leeft.

Dat is natuurlijk verschrikkelijk hipster, maar laat me benadrukken dat ik hiermee begon toen ik de enige dertiger met een snor in het centrum van Amsterdam was, en laat ik daar aan toevoegen dat mijn broden – mede door de steenoven die ik gebruik – van professionele kwaliteit zijn.

Ik diep mijn protohipsterkuil met dat soort feiten natuurlijk alleen maar verder uit en zal me dan ook niet meer verdedigen; er zijn ergere modestromingen om mee geassocieerd te worden.

Op minder dan vijf minuten fietsen van mijn huis zit een vestiging van Het Vlaamsch Broodhuys. Tussen hun wit Grand Mère en mijn brood is nauwelijks verschil, al wint het mijne het natuurlijk altijd op versheid omdat Vlaamsch Broodhuys centraal bakt.

Van een wit Grand Mèrebrood (€ 7,25) eet mijn gezin vier dagen. De kosten van de ingrediënten van een eigen brood zijn 60 cent. Tel daar een kilowattuur voor de oven en wat afschrijving van de apparatuur bij op en je komt op bijna 1 euro per stuk. Op jaarbasis kan ik zo 561,56 euro besparen, maar sinds drie dagen is mijn kneedmachine stuk en ik durf hem niet naar de reparateur te brengen omdat ik weet wat nieuwe tandwielen kosten.

IMG_0350Mijn oplossing in deze crisis is brood bij Het Vlaamsch Broodhuys of De Gebroeders Niemeyer kopen tot er een acute concrete aanleiding komt om mijn machine te laten repareren. Een catering bijvoorbeeld, terwijl ik bijna geen caterings meer doe. Als ik het geld voor die tandwielen bij de maffia leende ging ik er nog op vooruit. Over broodcultuur gesproken.

Wanneer zijn we als soort intelligent genoeg geworden om de momentane redding te laten schieten met het oog op een betere langetermijnoplossing, en waarom ben ik niet meegeëvolueerd?

Moederzielalleen sta ik natuurlijk niet. Kijk maar naar hoe vlot de internationale politiek reageert op het opwarmen van de aarde. Het onmiddellijke emotionele zal het altijd winnen van de doordachte lange baan.

Ondanks onze vooruitgang kunnen we in tijden van crisis nog steeds niet voorbij de generatie van onze kinderen denken. Als we al kinderen hebben, want anders denken we niet voorbij aan onze eigen dood. En zo kom ik op de valreep van dit stukje tot de conclusie dat alleen autistische grootouders politiek zouden moeten bedrijven.

 

 

Optie 8

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is redacteur van Tirade. Sinds 2010 publiceerde hij online en in diverse bladen. Van hem verschenen in 2011 de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en in 2013 de roman Het laatste kind. 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Quarantaine

OLYMPUS DIGITAL CAMERA Ergens vorig jaar las ik een artikel dat ebola omschreef als a land without human touch. Dat idee fascineerde me. Wat gebeurt er wanneer aanraking onmogelijk is, juist op het moment dat je het kwetsbaarst bent? Hoe voelt het wanneer je naasten voor hun eigen veiligheid uit jouw buurt moeten blijven terwijl je menselijke nabijheid het meest nodig hebt? Ooit diep geraakt door La peste van Camus besloot ik het idee wat verder uit te werken, te schrijven over een ziekte die het dagelijks leven en al onze zekerheden vernietigt.

Ik had nog geen halve pagina geschreven toen een personage zich opdrong, dat absoluut niet in mijn verhaal geïnteresseerd was. Laat ik het meteen maar toegeven: ik had die zomer iets heel anders aan mijn hoofd, zei de man, mijn voorgaande schets van het door ziekte geschokte land achteloos opzij schuivend. Schrijven is misschien het enige beroep waarbij het horen van stemmen een goed teken is en dus volgde ik mijn personage, al had hij net mijn idee naar de prullenbak verwezen. Het afgelopen jaar heb ik me vermaakt met deze Tomas Augustus, een solipsist die zoals alle personages  een getrouwe uitvergroting van de schrijver is en daar tegelijkertijd in niets op lijkt. Het resultaat, Quarantaine, ligt vanaf deze week in de boekwinkel; Tomas is nu van iedereen.

p.s. Nieuwsgierig naar Quarantaine? Je leest een voorpublicatie bij Athenaeum. Morgen vertel ik erover bij Nooit meer slapen (radio 1).

IMG_0499Wytske Versteeg schreef eerder Dit is geen dakloze, De Wezenlozen (VrouwDebuutprijs) en Boy (BNG Literatuurprijs). Quarantaine is vanaf nu overal verkrijgbaar.

 

Heel precies onduidelijk

Deze zomer heb ik eindelijk Infinite Jest van David Foster Wallace gelezen, een van die literaire uitdagingen waar iedere zelfrespecterende veellezer zo tegenop ziet dat hij het boek tien jaar geleden heeft aangeschaft en altijd redenen heeft gevonden om het niet te lezen. Met zijn ca. 1100 pagina’s aan reputatie is het boek een soort moderne Ulysses geworden, een van die werken die je “gelezen moet hebben.” Nu ik vast heb kunnen stellen dat het de hype helemaal waard is, moet ik mijn overwinning natuurlijk zo uitgebreid en publiekelijk mogelijk vieren, aangezien het weken van mijn leven heeft gekost en me door diepe regionen van de menselijke ellende heeft gevoerd.

Het is daadwerkelijk een magistraal, absorberend en veeleisend boek dat uiteenlopende onderwerpen, van wiskunde, tennis en imperialisme tot depressie, verslaving en de entertainmentindustrie belicht. Maar naast deze grabbelton aan thema’s is het Wallace’s opmerkelijke stijl die om aandacht vraagt, vooral omdat het verrekte lastig is om te omschrijven wat zijn stijl nou precies zo opmerkelijk maakt. Een belangrijk kenmerk is de buitengewone overdaad aan details, persoonlijke verledens, beschrijvingen van gedachten, verwijzingen naar populaire cultuur, enzo-eindeloos-voorts—het is alsof Wallace niets onbesproken wil laten. Het boek is, zou je kunnen zeggen, één grote poging om vooral maar niet verkeerd begrepen te worden: iedereen probeert zichzelf zo goed mogelijk uit te drukken en overal tenenkrommend open en eerlijk over te zijn:

The doctor felt comfortable saying once again that he was not sure he understood what she was trying to share with him.1

Het is een soort oprechtheid die zo onverbloemd is dat ze uiteindelijk niets meer lijkt te zeggen. Als lezer voel je je op een afstand gehouden, maar hoe dat precies werkt bleef voor mij lang ongrijpbaar. Er gebeurde in de roman “iets” dat buiten bereik bleef maar dat me voortdurend deed denken aan de boeken van Roberto Bolaño, de Chileense superster die ik in het Engels gelezen heb en waar ik al enige jaren ietwat geobsedeerd door ben. De stijlen van deze auteurs hebben iets bijzonders gemeen waar ik eindelijk de vinger op kon leggen toen ik de introductie bij Bolaño’s The Secret of Evil las. In die introductie, geschreven door de criticus Ignacio Echevarría, wordt geponeerd dat Bolaño schreef volgens een “poetics of inconclusiveness”: een poëtica van onbepaaldheid of onvolledigheid.2

En Bolaño’s werken zijn inderdaad gewijd aan verwarring, aan het vertroebelen van iedere mogelijke helderheid. Dit is precies wat Wallace ook deed, zij het op een volstrekt andere manier. In Infinite Jest gebeurt dit door middel van een overdaad aan vertelling, waardoor je naarmate er méér informatie verschaft wordt steeds minder te weten lijkt te komen. Alles wordt kapot genuanceerd en daardoor onvatbaar. In de boeken van Bolaño is de informatievoorziening óf radicaal beperkt óf de lezer krijgt schijnbaar eenduidige informatie voorgeschoteld die direct weer ondergraven wordt, ontwricht. Niets is ooit afgebakend. De personages begrijpen elkaar steeds verkeerd of verstaan elkaar niet eens. Iemand die de protagonist lijkt te zijn verdwijnt van de ene op de andere pagina—gestruikeld en tussen de razende regels weggegleden. Personages denken vaak iets te horen (ze horen niet maar denken iets te horen) en elk geluid bevindt zich altijd ergens in de verte. Vertellers zien de wereld nooit direct maar vergelijken beelden of ervaringen altijd met beelden of ervaringen uit het verleden—en vaak stellen ze dan ook nog eens dat hun eigen vergelijking onjuist is. Een voorbeeld uit het magistrale The Savage Detectives:

and as I walked toward him I felt like the Nude Descending a Staircase, although I wasn’t descending any staircase, not that I recall.”3

In Bolaño’s oeuvre is alles vaag en blijft veel ongezegd; in Infinite Jest wordt juist álles gezegd, maar we begrijpen de personages er geen jota beter door. Nergens worden gebeurtenissen volledig afgerond. Deze romans zijn labyrinten, zoektochten, dansen rond een kern die niet geopenbaard zal worden.

Dit is literatuur die mij fascineert, keer op keer, en de soort literatuur die ik wil schrijven. Deze onbepaaldheid biedt namelijk een belangrijk tegenwicht aan de illusie—in het dagelijks leven, in de politiek, de media, veel hedendaagse literatuur, het onderwijs, in reclame en films—dat dingen netjes afgerond zullen worden, dat alles betekenis heeft en dat er een mooie conclusie aan je leven zal zijn als je maar braaf bent en hard werkt; aan de bijna religieuze illusie, kortom, dat de dingen die we doen en zeggen een objectieve waarde hebben, een waarde en bedoeling die vastgesteld worden door iets of iemand buiten ons. Dit is een gevaarlijk idee en precies waarom het soort teksten dat Wallace en Bolaño schreven zo waardevol zijn; het is ook waarom de Dada en collagekunst in het algemeen mij zo fascineren: ze laten zien dat dingen alleen coherent zijn als wij besluiten dat ze coherent zijn. Er is geen voorgekauwde samenhang in betaalbare IKEA-pakketten, wij zullen het helemaal zelf moeten verzinnen en vormgeven.

De boeken van Bolaño en Wallace creëren de twijfel en fragmentatie waardoor we kunnen voelen dat de wereld om ons heen niet logisch is en niet per se lineair. Dat het leven niet vooraf geordend wordt maar een kluwen is van willekeur en toeval, doodlopende straten en plotselinge verdwijningen, onbegrip en brokstukken. En dat we dus altijd wantrouwig moeten zijn als iemand doet alsof de wereld eenduidig en ongecompliceerd is.

Niets is heel, alles is collage.

—————-

  1. David Foster Wallace: Infinite Jest (Abacus 2009 [1996]), 76.
    [niet vertaald naar het Nederlands]
  2. Roberto Bolaño: The Secret of Evil (New Directions 2010 [2007]), viii.
    [niet vertaald naar het Nederlands]
  3. Roberto Bolaño: The Savage Detectives (Picador 2012 [1998]), 445.
    [De wilde detectives, Meulenhoff 2009 en Lebowski 2015]

 

Christiaan Ronda studeerde Literary & Cultural Studies aan de Rijksuniversiteit Groningen en werkt in Frankfurt aan de afronding van zijn eerste roman. Werk van hem vind je in het laatste nummer van Tirade (459) en op Ekrituur.nl, zijn eigen site.

Koken is klussen

Vergiet

Koken is klussen, pompidompidom… zo begon ik een aforisme over kokkerellen. Het schort nog aan de afwerking, want ik kwam er zo gauw niet uit. ‘… je moet de spijker op z’n kop slaan,’ suggereerde Menno H. voor de vuist weg.

In de grote Stoett, repertorium van spreekwoorden en gezegd, staan minder lemma’s over koken dan ik had gedacht. Ik vond bijvoorbeeld wel ‘Veel koks bederven/verzouten de brij’, maar niets op het trefwoord keuken of koken. Althans niet over het koken zelf. Des te meer over universele wijsheden over honger en eten natuurlijk, dat verwondert niet.

Dat koken klussen is, staat voor mij als een paal boven water. Een goed uitgangspunt voor een spreekwoord, of voor algemeen gebezigde termen zoals timmermansoog en schietlood. In de keuken is het toch ook niet anders dan hakken, zagen, breken en mixen. Je kunt straten met deeg, en voegen met chocolade. Heb je je ooit afgevraagd waarom mannen barbecuen zo leuk vinden?

In het tv-programma De wilde keuken van Wouter Klootwijk gebeurde niets anders dan het grove werk. Ik herinner met de aflevering over de wok als gereedschap. Hij schaft daarin een wok zo groot als een ufo aan en maakt dan een bijpassende brander, waarmee je bij wijze van spreken je dak op nieuw zou kunnen teren. Zijn keuken – een soort aanbouwsel – ziet ook al eruit als een werkplaats. Het meeste keukengerei dat hij hanteert was in een vorig leven volgens mij (tuin)gereedschap. Voor de aflevering waarin hij een zelfgevoed varken in eigen darm laat verdwijnen bouwde Klootwijk een soort steiger uit het venster, waarop vervolgens de worst werd uitgelegd.

Mijn vader vond opmerkelijk genoeg een nieuw genoegen in de keuken. Een deel van zijn plezier is om recepten te benaderen alsof het handleidingen van de bouwmarkt of meubelgigant zijn. Moeren passen bij bouten (tadam-tadam-tatadam), of niet – zo simpel is het. Zo kent vijf minuten stomen ook geen tussenweg. Als daarbij de creatieve Schwung van zijn geklus zich binnenkort manifesteert dan voorspel ik de meest heerlijke gerecht. ‘Zalig,’ zou hij zelf zeggen.

Met al dat praktisch vernuft moet er toch een tegeltjeswijsheid over koken te verzinnen zijn. Over klussen schoot mij dit te binnen (uit een tekenfilmserie): ‘Geef hem een houtje, een steen of een touwtje, een schroef, een schaar of een speld, hij doet er wat mee, hij krijgt een idee, en iedereen staat versteld…’ Of iets van de orde: ‘aandraaien tot een kwartslag voor het breken.’ Wat moet je met pluggen als je luciferhoutjes hebt! Geef me een chinoise en ik hak de courgette brunoise? Koken is klussen… pompidompidom…Desnoods iets met een nagelvijl.

Marko van der Wal

Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds enkele jaren blogt hij (onregelmatig) voor tirade.nu.

Vallen

Plaatstaal, klinknagels,
wateroppervlak, eendvolk, beton,
baksteen, lucht, bomen, ik.

Onder de spoorbrug waar
ik ’s ochtends fiets staat
soms een man met zijn palet.
Om zijn nek een touw draagt hij
zodat hij het bord voor zijn
borst als een te dragen
ezel aan kan. Zijn manier

van kijken tekent hem, gulzig is hij.
Drinkt wat hij ziet met intens
genoegen en grijze kijkers in,  hongert
naar beeld, laaft zich aan zijn
ogen.  Wil wat hij aanschouwt
op zijn canvas, maar kijkt
meer dan dat hij schildert.
Verf wacht, soms heel lang.

Al hij sterft sterft hij,  ziet dan
in een flits hij ziet plaatstaal, nagels,
water, beton, eendvolk,
stenen, lucht, bomen.

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Meer blogs

  • Afbeelding bij Zomerverlies

    Zomerverlies

    Alle ramen stonden open en toch was het warm in mijn keuken. Ik sneed knoflook in dikke plakken en liet die bruinen in de lekkerste olijfolie, hakte een paar rijpe vleestomaten en voegde die toe, dopte hulkgroene erwtjes. Als ik buiten de deur ga eten maak ik voor vertrek iets voor de thuisblijvers; je bent...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De bekende weg

    De bekende weg

    Het Zeeuwse dijkhuisje van B’s tante is al een jaar of twintig in mijn leven. Het is er stil, er is veel licht en de zee voelt heel dichtbij, maar rond de dijk is geen toerisme. Het enige wat er verandert is de tuin: er zijn meer rozen dan voorheen. De wilg is groter, en...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Zo alleen… Zo alleen 

    Zo alleen… Zo alleen 

    (beeld: Don Duyns) Uit de hengstebron gedronken hebben.   Ik schrijf over gegeven paarden en ogen van naalden.  Over brood op de keukenplank muizen die op tafel dansen en   klokjes die tikken.  Had het meisje geantwoord.  Hij had haar rode kapje gevolgd en zijn besluit genomen.  Ik ben een poëet, had ze piepend gezegd.  Aan de...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Twan Vet
    Twan Vet

    Twan Vet (1998) schrijft poëzie, proza en liedteksten. Hij blogt wekelijks voor Tirade.

    Zijn gedichten verschenen eerder in literaire tijdschriften zoals De Revisor, DW B en Het Liegend Konijn en in kranten zoals NRC en AD.

    De komende jaren werkt hij aan een dichtbundel, een non-fictieboek en een roman bij De Bezige Bij.

    Foto: Roderique Arisiaman

  • Foto van Eline Helmer
    Eline Helmer

    Eline Helmer (1993) begon na een BA Antropologie (University College Utrecht) en MSc Russische en Oost-Europese Studies (University of Oxford) in 2017 aan een PhD (University College Londen). Ze woont en werkt sinds 2015 in Rusland; eerst één jaar in Pskov, daarna in Sint-Petersburg en ze portretteerde voor Tirade mensen die ze ontmoet.

  • Foto van Plonia Westendorp
    Plonia Westendorp

    Plonia Westendorp (1998) is verpleegkundige en student Nederlandse Taal en Cultuur aan de Universiteit van Amsterdam.