Twee dingen

Gisteren kwam mij deze prent van Melle onder ogen, gepubliceerd in De Baanbreker (30 juli 1945), en ik dacht: die zou vandaag zo weer ik de krant kunnen. Kijk naar Rusland, kijk naar het Kalifaat. Om van het aanverwante antisemitisme maar te zwijgen…

Iets heel anders. Ik had tot vandaag nooit van ‘Reve’s vermoeden’ gehoord. Door Karel van het Reve als volgt gemunt: ‘de stelling dat de zogenaamde “uitzonderingen” in een taal geen toevallige Schönheitsfehler en ongelukjes zijn maar om een lelijk woord te gebruiken tot het wezen van de taal behoren. Anders geformuleerd: mijn theorie beweert dat er geen talen zijn zonder uitzonderingen. Of nog anders geformuleerd: een taal kan niet functioneren zonder uitzonderingen.’

Ik loop de hele tijd mensen te verbeteren die zinsneden uitscheiden zoals ‘Wie wilt er wijn?’ of ‘Iedereen wilt een kat’. Dat valt niet altijd in goede aarde. Taalfascist.

Marko van der Wal

Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds enkele jaren blogt hij (onregelmatig) voor tirade.nu.

In de Oorshop

Drie boeken die elkaar raken…

‘Dat is het mooiste boek van de kraam.’

Omdat ik de man nog niet eerder op een charmanterie had kunnen betrappen moest het in zijn ogen wel waar zijn. Ik stond met Pig Earth in handen van John Berger.

Het was me veel eerder aangeraden door een man die ik gisteren toevallig hoorde spreken over het Franse platteland. Kleine agrarische samenlevingen verdwijnen. Heel soms kan het tij gekeerd worden door een oude Franse wet, bijvoorbeeld éen die regelt dat een aankoop van land gepareerd kan worden door de lokale gemeenschap, wanneer zij met net zoveel geld, en een beter plan komt. Bosbouw bijvoorbeeld boven plezierjacht. Ik tuimelde rechtstreeks in het boek waar deze korte lijn begon. Hij eindigt straks bij Geert Mak.

Het begon met Pierre Bergounioux. In De komst van de tijd beschrijft deze weinig bekende Franse meester een boerderij in Frankrijk, een boerengezin met 4 kinderen. Ik heb met stijgende bewondering gezien hoe Bergounioux dit aanpakte. Bergounioux is waarschijnlijk getrouwd met een kleindochter, hij houdt dit in het boek redelijk vaag. Hij bouwt  heel zorgvuldig aan de hand van familiegeschiedenissen het verhaal op.

miette2Een echtpaar, 4 kinderen, we leren heel veel over het boerenbedrijf aldaar, bosbouw met name, maar ook de mislukte poging van een zus te ontsnappen naar een ander leven. Het is een zwaar bestaan, wat vreugdeloos lijkt het soms, maar de stijl, de manier waarop Bergounioux dit doet is ongeëvenaard goed. Ik had nog nooit zoiets gelezen. Het lijkt me heel zinnig als je zou willen leren te schrijven dit boek te lezen.

Hoeveel mensen moeten wel niet betreuren dat hun opa geen adellijke verzetsheld was, want dan heb je wat om over te schrijven. Bergounioux toont hoe waardevol goed kijken en goed formuleren is. Hij maakt wereldliteratuur van een levensverhaal dat vermoedelijk voor heel erg veel voorouders opgaat: het langzaam ingehaald worden door een andere tijd.

De held van dit verhaal is Baptiste, een man die in zich zelf vloekend in de streektaal: ‘Bougre, bougresse‘ strijd voert met heel zijn wezen, met opschietende twijgen, rotsen, bomen. Een werker. De taal van dit boek is toegesneden op deze figuur, het is gedrongen, sterk, precies, zonder opsmuk, zonder heroïek, maar dampend van aarde en overdekt met twijgjes, geurend naar grond. De vertaling van Marianne Kaas kan niet niet anders dan geweldig zijn, deze Nederlandse tekst is althans van een een onuitwisselbare schoonheid. Lees het.

De man die over het Franse platteland vertelde, zei me ook  dat als je Bergounioux waardeert, dat je dan zeker John Berger moet lezen. Daar liep ik dus vorige week zaterdag tegenaan op de Lindengrachtmarkt. De marktkoopman lichtte zijn voorkeur nog toe met de aanbeveling dat Geert Mak heel erg van dit boek hield, sterker nog dat zijn Hoe God verdween uit Jorwerd geïnspireerd is door Berger’s Pig Earth.

Ik moet nog een paar dagen wachten, maar dan mag ik. De eerste zin vast: ‘Over the cows brow the son places a black leather mask and ties it to the horns. The leather has become black through usage. The cow can see nothing. For the first time a sudden night has been fitted to her eyes. It will be removed in less than a minute when the cow is dead. During one year the leather mask provides, for the walk of ten paces between fasting-stable and slaughterhouse, twenty hours of night.’

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Gratis proza #6: A Pear Shaped Cherry

 

 

 

 

 

 

 

 

When we moved out here it was just me, Marie, and the ice-floes. The rest a whiteness so dense, you wouldn’t know which way was up or down if you fell on your ass. I remember running – screaming – out into the nothingness of it, windmilling my arms as though I was already falling.

And then it snowed and there really was no direction to things, except that the snow probably wouldn’t go up. It was like static on the radio: wherever you turned the dial, there would be this white noise hovering before your eyes and you’d just be lost. And then the snow would let up and you’d find you were only a couple of yards from your own front door.

And there Marie would be, standing in the doorway like a pear shaped cherry on a whipped-cream cake, waving at you like you were an idiot. Next thing, you’d be inside, holding your palms up to the stove and shaking all over with the delicious pain of feeling returning to your fingers. And you’d be damn sure which way was up, because that’s where the ends of Marie’s smile were pointing.

She’d make hot cocoa, which I’ve always hated. I drank the gunk down because it seemed fitting, including the skin on top. And I considered that loving her came easy up here; that love comes easy when no one’s watching. How I envied the blind then, forever stuck in this kids’ game of becoming invisible by closing your eyes. I decided that the whiteness was a kind of innocence found, if only because there were no trees or lamp posts to hang a camera from.

 

Foto: Johannes Verwoerd

 

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Stilte

Drie planken vol dagboeken erfde de Amerikaanse schrijfster Terry Tempest Williams van haar moeder, vierenvijftig in totaal. Ze kreeg de dagboeken een week voordat haar moeder zou sterven, met de nadrukkelijke eis dat ze de boeken pas daarna mocht inkijken. Toen Tempest Williams dat uiteindelijk deed bleken de dagboeken leeg te zijn.

Allemaal.

Stuk voor stuk, alle vierenvijftig, van omslag tot omslag onbeschreven. Een raadsel, want waarom zou je stilte zo nadrukkelijk aan iemand nalaten?

Een van de dodelijkste woorden uit de recente geschiedenis is het Japanse mokusatsu. Ik beheers geen Japans en moet dus afgaan op de woordenboekeOLYMPUS DIGITAL CAMERAn, maar mokusatsu betekent zoiets als negeren door de stilte te bewaren. Het woord kan verwijzen naar een toestand van wijze inactiviteit, maar ook aanduiden dat iets of iemand met stille verachting behandeld wordt. Eind juli 1945 kwamen de geallieerde regeringsleiders met de Verklaring van Potsdam, waarin de voorwaarden waren vastgelegd voor een Japanse overgave. In de verklaring werd vermeld dat elk negatief antwoord zou leiden tot prompte en totale vernietiging van Japan. Toen journalisten in Tokyo de toenmalige premier Kantaro Suzuki vroegen naar zijn reactie op deze verklaring, reageerde Suzuki met het woord mokusatsu.

Hoogstwaarschijnlijk was Suzuki’s antwoord niets meer dan die overbekende reactie van politici overal ter wereld; ‘geen commentaar’. In de internationale pers werd het woord anders, naar de letter eveneens correct vertaald: de verklaring zou Suzuki’s commentaar niet waardig zijn. Waarop de geallieerden zich, volgens Secretary of War Henry L. Stimson, genoodzaakt voelden om te laten zien dat hun dreigement wel degelijk serieus moest worden genomen. Begin augustus vielen de atoombommen op Hiroshima en Nagasaki, en doodden tenminste 129.000 mensen.

Ik lees over deze vertaalfout in een unclassified document op de website van de NSA. De tekst waarschuwt voor de veronderstelling dat woorden een op een kunnen worden overgezet van de ene taal naar de andere. (Het Engelse translate komt van transferre, overdragen; alsof je de woorden in je armen over de kloof heen kunt tillen). Blijkbaar bestaat er een Spaanse term, niet genoemd in het artikel, die zowel kan verwijzen naar het plaatsen van een bom, als naar het installeren van een pomp, dus het is te hopen dat de NSA het artikel ter harte neemt. De auteur – cryptisch aangeduid als (b) (3)-P.L. 86-36 – drukt ons ook op het hart om de wollige, betekenisloze woorden te vermijden, al die vage termen waarin haast iedereen zich af en toe graag hult, vooral wanneer we niets te zeggen hebben.

De stilte als geschenk. Diane Dixon Tempest moet een wijze vrouw geweest zijn.

‘Get that smile off your face – it’s freaking me out.’

Fira & Siart

Siart liep in zijn wielrentenue de tuin in. In de zon was het net warm genoeg om buiten te zitten. Fira, haar winterjas als een dekentje over haar bovenbenen, zat te lezen. Ze zag lijkbleek.
‘Wat is er aan de hand?’
‘Niks. Hoezo?’
‘Je bent helemaal wit.’
‘Ik zit weer in dat kauwenboek* te lezen… Wist je dat kauwen monogaam zijn? Sommige kauwenpaartjes blijven hun hele leven samen… kauwen die hun geliefde verliezen, sterven soms van verdriet.’
‘…’
‘Opeens bedacht ik hoe zielig het voor jou zou zijn als mij iets zou overkomen. Ga je fietsen?’
‘Yep.’ Siart grijnsde om de abrupte overgang.
‘…’
‘Als iemand voorzichtig en verstandig is, dan ben jij ‘t wel. Volgens mij hoef ik me nergens zorgen om te maken. Goed kauwen voordat je je eten doorslikt, dan kan je niks overkomen.’

Siart kuste Fira op haar hoofd en verdween in de schuur. Fira hoorde het gerammel van de kettingen waarmee de racefiets na het toeren altijd aan het plafond werd getakeld.

Ze staarde over haar boek naar de donkerblauwe theemuts die helemaal strak stond van de porseleinen pot die eronder schuilging. Sinds vanmorgen wist Fira dat ze zwanger was. Straks ging ze het vertellen aan haar zus. En vanavond, als het bezoek weg was, aan Siart.

Daar was hij weer. Racefiets aan de hand, zwarte valhelm op. In zijn gele wielertruitje leek zijn buik twee keer groter dan wanneer hij een pak droeg.

‘Doe je voorzichtig?’
‘Altijd.’
‘…’
‘Kauw van jou.’

Het voelde belachelijk, maar ondanks zichzelf kwam Fira overeind en liep van het zonneterras over het gazon naar het tuinpad om Siart een kus te geven. Ze keek toe hoe hij zich in zijn wielrenschoenen wurmde en op z’n fiets klom. Het zadel stond te hoog. Maar volgens Siart hoorde dat zo. Fira hield het tuinhek voor hem open.

‘Tot straks. Groetjes aan de mannen.’
‘Doei!,’ riep hij over zijn schouder. Het tuinhek viel achter hem dicht. Twee, drie, vier slagen en fietsen werd vliegen.

Fira las een paar pagina’s en schonk nog een kopje thee in. Ze keek naar de lichtblauwe hemel. Haar blik volgde duiven, mezen, vinkjes, een ekster. In de verte klonken sirenes. Politieauto’s, ambulances. Even later ging de telefoon.

———–

Noot

Ik vermoed dat Fira ‘De kauw’ zat te lezen. De conclusie van Birdman* – je stijgt pas werkelijk tot grote hoogten als je erkent dat mensen geen vleugels hebben – is het vertrekpunt voor het populair wetenschappelijke boek van Achilles Cools. In stilistisch en compositorisch opzicht is het boek een curiosum – het is redundant, soms zweverig (woordspeling!), wijdlopig en vaak gewoon… onhandig – maar die vorm past bij de inhoud. Cools weigert zijn kauwen in een wetenschappelijk/biologisch model te dwingen. Hij wil zélf waarnemen – en zijn bevindingen op zijn eigen manier delen. Cools identificeert zich met de dieren waarover hij schrijft en deelt zijn verwondering over hun emoties en slimheid in een vloed van anekdotes en waarnemingen. Zo vertelt hij hoe een kauw genaamd Kemel leert vissen als hij (Kemel) bij de vijver stukjes brood zit te eten: ‘Op een keer kreeg hij bij de oever hongerige visjes rondom een broodkorst in de gaten. Hij wipte er voorzichtig naartoe. Met een uitval als een wouwaapje greep hij er een beet. Zelfs vliegend schept hij als een meeuw visjes uit het water. (…) Op den duur werd hij nog bedrevener in het vissen en probeerde hij andere mogelijkheden uit. Hij trok een van zijn borstveertjes uit en gebruikte dat als aas. Voorzichtig liet hij het veertje op het water drijven, tot nieuwsgierige prooivisjes dichterbij kwamen. Terwijl ze argeloos onderzochten of het eetbaar was en eraan zogen, sloeg de kauw toe.’ (2014;p.63). Ik laat me al jaren amuseren door de kolonie kauwen die in mijn eigen straat woont. Dankzij het boek van Cools kan ik de dieren beter ‘lezen’ en begrijpen. De volgevreten aandeelhouders van Veen, Bosch & Keuning B.V. kunnen de champagne vast opentrekken: ook de andere deeltjes van hun Gevleugelde Bibliotheek zullen aanstonds van de zelfstandige boekhandel naar mijn huisadres vliegen.

Noot bij de noot

birdmanBirdman! Birdman: Or The Unexpected Virtue of Ignorance. Gesjeesde actieheld bewerkt een verhaal van Carver voor het toneel en dwingt zo respect af bij de theater-elite van NYC. Minder bombastisch dan Alejandro González Iñárritu’s eerdere picturen – toch: ik weet niet wat een ‘Oscar’ precies representeert, maar wat mij betreft mag AGI zijn kitscherige beeldje weer inleveren. Het zou overdreven zijn om te beweren dat ik via de kassa (geld terug!) de bios uit ben gelopen, maar cinema met een kapitale hoofdletter C is B beslist niet. Het is pseudo-kunst, een schijnheilige, ongevaarlijke, commerciële aanval op de commercie. Eindoordeel: twee van de dakrand van een theater naar beneden getufte en aldaar op het kale hoofd van een voetganger (‘hey!’) uiteen gespatte spuugklodders (2/5). De titel van dit stukje is overigens een citaat uit de film. Protagonist Riggan Thomson grijnst als hij acteur Mike (Edward Norton) heeft gecontracteerd – en met reden, want Mike is de onhandelbare, onmogelijke, inspirerende Echte Kunstenaar die de thermiek veroorzaakt waardoor stervelingen als Riggan boven zichzelf kunnen uitstijgen. Na die deal doet Riggans producent of agent of whatever de hier aangehaalde uitspraak. Goed. Nou. Om de cirkel nog ff rond te borduren breien: zelf zat ik tijdens het lezen van De kauw ook aanhoudend blij te grijzen. Het boek is beter dan de film. En peren zijn sappiger dan appels. En zoeter.

Tirade – geeft je vleugels.

Soundtrack: Bist du bei mir. Bach/Kathleen Ferrier.

Volgende week: boekenbal 2015. Plus: Salinger.

De stem van mijn overgrootvader (vervolg)

Deze week ploeter ik verder aan het oorlogsverleden van mijn familie. Van alle informatie die ik over deze tijd tot me heb genomen, blijft mijn overgrootvader dokter Hans Feldheim het grootste mysterie. Voor ik aan dit onderzoek begon, was alles wat ik over hem wist afkomstig van mijn oma, die vreselijk dol op haar vader was. Die hem beschreef als een liefhebbende, warme vader, uitzonderlijk wijs, de man die haar in de vreselijke oorlogsjaren via zijn lieve brieven moed inblies.

Eind vorig jaar las ik deze brieven. Daaruit kwam een snoeihard man naar voren. Bitter, weinig empathisch. Bij vlagen zo expliciet in zijn minachting voor zijn dochter, dat het nog lastig was die als goedbedoelde strengheid te interpreteren. Dat verraste me, al was ik er, moet ik toegeven, voor gewaarschuwd.

Vorige zomer bezocht ik professor Meyer die een dissertatie schreef over joodse artsen in WOII, en die een hoofdstuk besteedde aan mijn overgrootvader Hans, arts in Keulen. Ze ontving me met een gulle glimlach in haar kantoor in de universiteit van Hamburg. ‘Uw overgrootvader was een bijzonder dapper man’, zei ze. ‘Maar ook een opvliegerige draak.’ Toen ik haar vroeg waarom ze dacht dat Hans nooit heeft geprobeerd een onderduikadres te vinden, zei ze dat hij daar simpelweg te bourgeois voor was. Hij was er de man niet naar om te overleven in de ruïnes van gebombardeerde wijken, zoals andere Keulse joden aan het eind van de oorlog hebben gedaan. ‘Hij was te ongeduldig.’ Ze bleef lang met haar hoofd knikken bij het woord ongeduldig. ‘Erg weinig geduld.’

kampfIk schrok op dat moment van de best expliciete negatieve typering van mijn overgrootvader, over wie ik tot dan toe niets dan goeds had gehoord. Ik begreep niet waarom je zoiets over iemand zou zeggen, als je hem bovendien dapper vond. Ik besloot dat ik mevrouw Meyer hard vond in haar oordeel over Hans. Maar toen ik daarna een bezoek bracht aan mevrouw Becker, onderzoeker van het NS* Dokumentationszentrum in Keulen, die een boek schreef over het Judische Krankenhaus waar mijn overgrootvader werkte, deed die daar nog een schepje bovenop. ‘Uw overgrootvader was een koude, nare man’, zei mevrouw Becker, toen ik haar bezocht in haar stoffige kantoor, dat van onder tot boven was volgestapeld met bizarre artefacten uit de oorlog, zoals het Hitlerjugend gezelschapsspel Kampf und Sieg, ein neues Kriegsspiel.

Deze week waagde ik een eerste poging de geschiedenis tot een verhaal te construeren. Maar ik werd overvallen door aarzeling, vooral waar ik iets over Hans probeerde te schrijven. Ik voel een bepaalde loyaliteit aan het beeld dat mijn oma van haar vader schepte, maar begin te vermoeden dat zij hem wat heeft geïdealiseerd, wellicht onder het mom van over-de-doden-niets-dan-goeds. En opeens herinnerde ik me dat er wellicht nog iemand in leven is die hem persoonlijk heeft gekend.

Ruim tien jaar terug meldde zich namelijk bij mevrouw Becker ene Gunter, die vroeg naar het graf van dokter Hans Feldheim. Hans had een verhouding gehad met zijn moeder, Alice. Hans en Alice waren zelfs clandestien getrouwd tijdens de oorlog. In 1944, in een kelder die voor dat doel als synagoge dienst had gedaan.

Technisch gezien kreeg mijn oma er op dat moment een stiefbroer bij. Ze leefde toen nog, en het deed haar zichtbaar goed te weten dat haar vader -weduwnaar- in de oorlog een nieuwe liefde had ontmoet, dat hij wellicht een beetje geluk had gekend in zijn laatste, donkere dagen. En oma heeft deze Gunter een keer opgezocht in Londen, al leidde dat niet tot een vriendschap. Sterker nog, ze heeft over dit bezoek nooit een woord gerept.

Vandaag mailde ik de man, vurig hopend dat hij nog leefde, met de vraag of hij me over deze tijd, en met name over Hans, zou willen vertellen. Hij mailde binnen een half uur terug. Beste Anne-Marieke, natuurlijk wil ik je helpen. We zijn praktisch familie. Ik woon inmiddels weer in Duitsland. Kom langs in mei, als het klimaat wat zachter is. Want dat is beter voor mijn humeur. Over je overgrootvader, ik wil je dolgraag over hem vertellen, maar ik moet je waarschuwen, I hated him with venom.

*NS verwijst in Duitsland ondubbelzinnig naar Nationalsozialismus

Meer blogs

  • Afbeelding bij Warm

    Warm

    Hitte verbindt. Er wordt minder van je verwacht; je verwacht een stuk minder van anderen en veel minder van jezelf. Bij hitte doe ik alles langzaam en merk dan dat ik hetzelfde gedaan krijg – zelfs na vijf duiken in de gracht en anderhalf uur staren sluit ik mijn laptop in de middag met tevredenheid....
    Lees verder
  • Afbeelding bij Zomerverlies

    Zomerverlies

    Alle ramen stonden open en toch was het warm in mijn keuken. Ik sneed knoflook in dikke plakken en liet die bruinen in de lekkerste olijfolie, hakte een paar rijpe vleestomaten en voegde die toe, dopte hulkgroene erwtjes. Als ik buiten de deur ga eten maak ik voor vertrek iets voor de thuisblijvers; je bent...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De bekende weg

    De bekende weg

    Het Zeeuwse dijkhuisje van B’s tante is al een jaar of twintig in mijn leven. Het is er stil, er is veel licht en de zee voelt heel dichtbij, maar rond de dijk is geen toerisme. Het enige wat er verandert is de tuin: er zijn meer rozen dan voorheen. De wilg is groter, en...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Bibi Roos
    Bibi Roos

    Bibi Roos studeert in 2025 af van de opleiding Writing for Performance aan de HKU en is de eerste in de reeks Tiradeblogs van afstudeerders. Ze schreef een scriptie over schaamte en humor en maakt daarnaast als Funny Bergman de explosieve solo ‘Ik ben Funny’, waarmee ze deze zomer op de Parade staat. Ze maakt het liefst werk over Bijzonder Vreemde Personen en Dingen en is entertainer, winnaar en performer in vele opzichten.
    (portret: Lin Woldendorp)

  • Foto van Femke Lucia
    Femke Lucia

    Femke Lucia (Bogota, 1998) is een eerlijke schrijver, die realistische, menselijke verhalen in een magisch daglicht zet. Ze schrijft omdat ze gelooft in de kracht van verhalen en hecht veel waarde aan gemeenschappelijkheid, haar voorouders en Latijns Amerikaanse muziek. Ze bevindt zich in een zoektocht naar de vorm en betekenis van het schrijverschap, en laat zich daarbij leiden door haar eigen ritme en intuïtie.

  • Foto van Eline Helmer
    Eline Helmer

    Eline Helmer (1993) begon na een BA Antropologie (University College Utrecht) en MSc Russische en Oost-Europese Studies (University of Oxford) in 2017 aan een PhD (University College Londen). Ze woont en werkt sinds 2015 in Rusland; eerst één jaar in Pskov, daarna in Sint-Petersburg en ze portretteerde voor Tirade mensen die ze ontmoet.