‘Hij deed alsof hij zijn keel doorsneed…’

Deel XII van de correspondentie Gerrist-Brands, Brands-Gerrist:

 

Annemieke Gerrist TwitterprofielfotoDag Wim,

ik hoorde van de organisator dat je deze zomer gaat voorlezen in de oude kerk in Groede. Tot nu toe heb ik je geschreven over mijn tijd in Zeeland, die zich dus deels daar in Groede afspeelde. En zeker in die kerk: mijn opa en oma zijn er getrouwd en begraven, mijn moeder en haar broers gedoopt, getrouwd. Mijn Zeeuwse familiegeschiedenis begint en eindigt daar.

Mijn oma heeft nog net meegekregen dat ik op de kunstacademie zat, waar ze trots op was. Ze schilderde niet onverdienstelijk, wel heel traditioneel. Haar mooiste schilderij dat ik nu bij mij thuis heb hangen vond ze ‘mislukt’. Omdat het niet lijkt. Het is een prachtig schilderij.

In die kerk van Groede vertelde ik op mijn oma’s begrafenis wat over haar, hoe ze me ooit toevertrouwde dat ze zich graag had ontwikkeld en wilde studeren, maar dat de tijd waarin ze leefde dat onmogelijk maakte. Ze werd daarna, eerlijk gezegd, een moeilijke vrouw, behalve tegen haar kleinkinderen.

Toen ik puber was sprak ik iemand die de haren knipte van bejaarden. Ze vertelde me hoe die mensen tijdens het haren wassen steeds hard met hun hoofd tegen haar handen duwden, in de hoop op een massage, omdat niemand hen meer aanraakte.

Vanaf die tijd, in haar laatste jaren, omhelsde ik mijn oma vaak, en hield ik haar handen vast als ik met haar praatte. Het maakte haar zachter. Ik had er nog nooit over nagedacht dat niemand moeilijke oude mensen nog zachtjes aanraakt, en dat dit wel eens een simpele oplossing kan zijn als de echtgenoot is overleden.

Twee jaar geleden stond ik na tien jaar weer opnieuw in die kerk, en nu dan poëzie voor te lezen op hetzelfde festival waar jij gaat lezen.

Ik weet nog steeds niet precies wat er door me heenging. De geur, de pastorie waar we koekjes aten, de prachtige stenen vloer, dat was er nog. De harde banken waar ik met mijn opa en oma in zat tijdens de preken waren weg, net als het balkon voor de organist, waar mijn zus en ik mochten komen omdat mijn familie met hem bevriend was.

Ik kom denk ik weer uit bij Armando, dat ik ergens boos was dat er niks meer te zien was van wat zich daar heeft afgespeeld. Alleen in dit geval omdat het me allemaal zo dierbaar is.

Graag zou ik met je teruggaan naar jouw dorp, de IJssel, het bos. Vertel me eens, wat voor dorp was het? Voelde je je daar thuis? En hoe is dat, als je nu teruggaat?

Trouwens ben ik niet humeurig van de zwangerschap. Wel staat het water vaak in mijn ogen, terwijl ik gewoon bezig ben een half bruin te kopen. Duidelijk dat dit de hormonen zijn dus.

Hartelijke groet,
Annemieke

————————————————————————————————————————————————–
Wim Brands TwitterprofielfotoDag Annemieke,

ken je Under Milkwood van Dylan Thomas? Ik heb dat hoorspel ik weet niet hoe vaak gelezen en beluisterd. Toen ik het op m’n veertiende voor het eerst las werd het dorp van Thomas al snel mijn gehucht.

Het was mijn gehucht.

Ik ken delen uit mijn hoofd.

To begin at the beginning, opent Thomas en laat ik daarom beginnen met de buren die rechts van ons woonden. Tussen de huizen overigens een flink weiland.

Voskamp heette de familie. Hij had bij de spoorwegen gewerkt en sleet zijn gepensioneerde jaren achter het raam. De hele dag. Hij keek naar de spoorwegovergang. Ik verzin dat niet. Ik heb geen fictie nodig om van Voskamp een personage uit Under Milkwood te maken.

Op een dag kreeg hij nieuwe buren aan de overkant die een aarden wal om hun huis aanlegden. God mag weten waarom, Voskamp was er in elk geval niet blij mee: hij was zijn uitzicht op de overgang kwijt, zijn herinnering aan zijn werk.

Hij raakte aan de drank.

Zo heftig zelfs dat hij zijn vrouw begon te mishandelen.

Wij kwamen dat te weten omdat zij vlak na een jaarwisseling rond middernacht ons erf op vluchtte en tegen mij – die verbaasd de deur opende voor een oude vrouw in een smetteloos witte nachtjapon – zei dat ik mijn vader moest roepen.

Ook met deze scene had Dylan Thomas wel raad geweten.

Over het incident werd niet meer gesproken. Ook niet door ons die overigens sinds jaar en dag ruzie hadden met de Voskamps die ook weer ruzie hadden met boer Boesveld die een eind verderop woonden.

Hoe onze ruzie was ontstaan was iedereen vergeten.

De ruzie tussen Voskamp en Boesveld was naar het schijnt ontstaan nadat de een de ander niet had bijgestaan toen een koe in nood geraakte omdat het kalven niet verliep zoals verwacht.

Op een mooie zomeravond zag ik voor het eerst dat ze ruzie hadden, waarna mijn grootvader de bron verduidelijkte. Boesveld stapte voor het huis van Voskamp van de fiets en maakte een resoluut gebaar: hij deed alsof hij zijn keel doorsneed. Hij herinnerde Voskamp aan de dood van diens broer die zich van het leven had benomen. Voskamp balde zijn vuist.

Op feestavonden waarop iedereen aanwezig was werd er over dit soort conflicten hartstochtelijk gezwegen.

Under Milkwood maar dan anders.

Wat me doet denken aan een verhaal dat Imme Dros, kinderboekenschrijfster en vertaalster van Homerus, me ooit vertelde. Ze werd geboren op Texel, ging naar het gymnasium in Den Helder naar ik meen en werd gegrepen door Homerus omdat ze zijn wereld begreep: visnetten.

Wanneer ging jij voor het eerst naar een grote stad?

vrgr

Wim

In de Oorshop

Een ring die de keizer aan een meisje bindt

‘De laatste grote uitvinding van een nieuw literair genre waar we getuige van zijn geweest, is afkomstig van een meester van de korte schrijfvorm, Jorge Luis Borges’ zo beweert Italo Calvino in zijn Zes memo’s voor het volgende millennium. Het boek bestaat uit een reeks lezingen die Calvino aan Harvard University zou houden. Hij maakte er vijf: over Lichtheid, Snelheid, Exactheid, Zichtbaarheid en Veelvuldigheid. De zesde ‘Consistentheid’ , ontbreekt, hij overleed voordat hij naar Amerika vertrok. Er hadden er meer kunnen zijn, hij wijdde zich met zoveel energie aan zijn taak dat hij beweerde al materiaal voor 8 lezingen te hebben: de achtste was bijvoorbeeld getiteld ‘Over het beginnen en eindigen van romans’. Het citaat hierboven komt uit ‘Snelheid’ en vervolgt: ‘Het was meteen de uitvinding van zichzelf als verteller, het ei van Columbus waardoor hij de blokkade kon overwinnen die hem haast tot zijn veertigste jaar verhinderde de stap te maken van beschouwend naar verhalend proza. Borges kwam op de gedachte om te doen alsof het boek dat hij wilde schrijven al geschreven was, dat het al geschreven was door iemand anders, door een denkbeeldige onbekende auteur, een auteur in een andere taal en van een andere cultuur, en om dat denkbeeldige boek te beschrijven, samen te vatten en te recenseren. Tot de legende die om Borges is ontstaan, behoort ook de anekdote dat het eerste uitzonderlijke verhaal dat volgens deze formule geschreven werd, El acercamiento a Almotásim (De weg naar Almotásim), toen het in 1940 in het tijdschrift Sur verscheen, ook werkelijk werd beschouwd als een recensie van het boek van een Indiase auteur.’

Een variant hierop is het prentenboek Keizer Karel verliefd. Floris Tilanus schreef een boek dat er al was, en overwon zo misschien zijn eigen blokkade, maar tekende er een nieuwe wereld bij.  Hij las Calvino’s boek in de jaren negentig. De lezing ‘Snelheid’ begint met een verhaal over Keizer Karel die verliefd werd op een meisje, het meisje bleek betoverd, een ring verklaarde zijn niet aflatende liefde voor haar. Toen een aartsbisschop de ring in handen kreeg verliefde de keizer zich in hem, etc. Calvino gebruikt het verhaal als een voorbeeld van ‘economie’ in vertelling. Er staat geen woord teveel, het is uitsluitend handeling. Op een andere manier is het ook voorbeeldig: het is een verhaal dat zich vermeerdert. Of in Calvino’s woorden over Borges: dat de tekst zijn eigen ruimte verdubbelt of vermenigvuldigt door middel van andere boeken van een denkbeeldige of werkelijke bibliotheek.

Alleen al de ring vermeerdert zich: ‘I should say that it was a mythical way of representing the truth that potency (or perhaps potentiality) if it is to be exercised, and produce results, has to be externalized and so as it were passes, to a greater or lesser degree, out of one’s direct control.’ Calvino over de ring? Nee, Tolkien over de ring. Maar zoals Tolkien zei wanneer zijn ring met weer een andere ring (der Nibelungen) vergeleken werd: ‘Both rings were round, and there the resemblance ceases.’

Tilanus verdubbelde de ruimte van de tekst op zijn eigen manier, door het verhaal ook in beeld te vertellen. Het is een wonderlijk effect, ik heb het boek al 20 keer gezien en gelezen en zie steeds iets anders.

Mijn boeken

Mijn boeken (die niet weten dat ik besta)
zijn mij even vertrouwd als dit gezicht
met grijze slapen en met grijze ogen
dat ik vergeefs zoek in het spiegelglas
en dat ik aftast met mijn holle hand.
Niet zonder een zekere logische wrevel
bedenk ik dat mijn wezenlijke woorden
staan op de pagina’s die niet weten wie ik ben,
niet op de pagina’s die ik heb geschreven.
Het is beter zo. De stemmen van de doden
vertolken mij voorgoed.

Vertaling Barber van de Pol en Maarten Steenmeijer, uit Borges Alle gedichten

 

Mis Libros
Mis libros [que no saben que yo existo)
son tan pane de mí como este rostro
de sienes grises y de grises ojos
que vanamente busco en los cristales
y que recorro con la mano cóncava.
No sin alguna lógica amargura
pienso que las palabras esenciales
que me expresan están en esas hojas
que no saben quién soy, no en las que he escrito.
Mejor así. Las voces de los muertos
me dirán para siempre.

Een zichzelf op meerdere wijze vermeerderend gedicht: in de verwijzing naar de boeken, maar ook in de spiegel (het wellicht meest frequente woord in het oeuvre van Borges.)

De bundel essays van Calvino zijn – als veel goede essays – teksten die zich vermeerderen, zoals de poëzie van Borges bijna steeds een wereld in zeer kort bestek is waarin je diep wegtuimelt. Zo is ook het prentenboek Keizer Karel verliefd een tuimelboek, de ring van Karel is een meme die al een half millennium meegaat en het volgend millennium stralend tegemoet treedt.

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Gratis Proza #4: Onderweg met Gijs


Gijs Thio was vijf jaar dood toen hij op de hoek van de Ruysch- en Wibautstraat bij me in de auto stapte. De eerste kilometers keek hij vooral voor zich uit. Met twee handen aan het stuur schipperde ik ons door de ochtendspits, luisterend naar het wonder van zijn ademhaling zo heel dichtbij.

‘Moest het zo vroeg?’ zei hij toen we wachtten bij het stoplicht voor het Prins Bernhardplein.

Aan de hemel boven de A10 schoolden magneetgrijze wolken samen. Gijs deed zijn handschoenen uit door eerst één voor één de vingers los te trekken, en inwendig schudde ik mijn hoofd: hoe had ik die gewoonte kunnen vergeten? Hoeveel van mijn vriend was er de laatste jaren uit me weggeglipt?

‘Je bent maar een gevoelige jongen,’ zei ik. ‘Ik zal voortaan meer rekening met je houden als ik om zes uur opsta om een auto te lenen, alles inpak en je vlakbij je huis kom ophalen. Wil je een kussentje?’

Hij zakte onderuit, zette zijn handen achter zijn hoofd. ‘Heb je dat?’

Op de rotonde sneed een stucadoorsbusje ons de weg af. Ik ramde een paar keer op het midden van het stuur, waar de toeter kennelijk niet zat. Verkeerslichten werden rood en daarna groen, en ik trok op om in te voegen tussen auto’s die wasemend als bezwete paarden naar de zuidring dromden.

‘Sneeuw,’ zei Gijs. Hij wees op een sneu zwart hoopje dat bovenop de vangrail standhield. ‘Een winterwonderland. Straks kunnen we nog schaatsen.’

‘Je weet dat ik daarvoor te slappe enkels heb?’

Toen hij naar me toe leunde om naar mijn enkels te kijken, raakte zijn schouder even de mijne. Een warme afdruk die veel te snel vervaagde. Ik sloot mijn ogen; opende ze weer.

‘Verbaast me niks,’ zei hij. ‘Dat het daar bij jou wat los zit. Dat is toch dat Brabantse, dat je terug blijft zien.’

‘Slappe enkels? Een Brabants ding?’

Hij knikte hevig. ‘Heel goed mogelijk. Ik zou me er wat meer in moeten verdiepen om harde uitspraken te kunnen doen, maar mijn gut-feeling zegt dat het daarmee te maken heeft. Linkerbaan, goos. Die rijdt tenminste door.’

Met moeite schoof ik ons een tiental meters op. Gijs draaide aan de zoekknop van de radio en vond mannenstemmen gewatteerd in ruis. Verstaanbaar werden ze niet. Misschien werkte het skelet van de Skoda als een kooi van Faraday; werden golven uit de ether teruggekaatst, waardoor informatie van buitenaf ons niet bereiken kon. 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Pijnstilling

Het is niet mijn gewoonte om veel pijnstillers te gebruiken, maar de afgelopen weken moest ik eraan geloven. Na het verwijderen van mijn verstandskiezen – ook niet fijn – ontkwam ik niet aan enige complicaties, waar ik nog een week last van zou houden. Normaal gesproken kan ik aardig wat hebben (tandartsboor bijvoorbeeld), maar dit liep de spuigaten uit. Ik had constant een bonkende, brandende pijn van kin tot achter het oor. De pijn nam tot overmaat van ramp op den duur niet af, zoals verwacht, maar juist toe. Er zat niets anders op dan handen vol ibuprofen, paracetamol en codeïne in te nemen.

Tegen de waarschuwingen op de bijsluiters in nam ik te lang te veel van die pijnstillers. Toen de pijn bijna getemd was, werd ik grieperig en slikte ik voor de zekerheid nog maar een weekje langer. Bovendien was de pijnstilling al vastgeroest in mijn systeem, zowel de inname als de voorraad. Ik huiverde bij de gedachte opeens zonder pillen te zitten. Gelukkig had ik zat in huis ‘en dat verloste me van de grootste angst van de verslaafde, de angst om zonder drugs te zitten,’ zoals Hans Fallada zegt.

In het verhaal ‘Sachlicher Bericht über das Glück, ein Morphinist zu sein’ doet hij verslag van zijn morfineverslaving. De verslavingen van Fallada (1893–1947) zijn legendarisch, onbegrensd en door hemzelf uitgebreid beschreven. Hij raakte vermoedelijk al op 16-jarige leeftijd verslaafd, toen hij pijnstillende middelen kreeg nadat hij overreden was door een paard-en-wagen. Zijn hele waanzinnige leven lang (gestichten, gevangenissen) bleef hij reiken naar tabak, morfine, andere medicijnen, en natuurlijk alcohol, waarover hij de roman Der Trinker schreef.

Om zijn zucht naar morfine te stillen ging Fallada tot het uiterste. Hij belandde er meermaals voor in de gevangenis en klinieken. Als het in ‘Sachlicher Bericht’ niet lukt om met vervalste recepten morfine te scoren bij de apotheek, wandelt hij een lege behandelkamer van een artsenpraktijk in om het spul zelf te halen. Ook dat plan slaagt niet. De arts wil hem wel wat geven als hij zich in ruil laat opnemen in een kliniek. Fallada weet op het laatste moment te ontsnappen, met een dubbele dosis in zijn arm. Het gaat mis als hij in plaats van morfine cocaïne begint te injecteren.

In het aansluitende verhaal ‘Drei Jahre kein Mensch’ vertelt Fallada hoe hij van de pijnstiller probeert af te komen. Hij probeert zich te laten oppakken omdat hij geld heeft gestolen. ‘Ik zou me willen laten arresteren, alstublieft,’ zegt hij tegen een agent. Het werkt pas de tweede keer en dan krijgt hij uiteindelijk wat hij wil. Cold turkey in de cel, voor lange tijd, net als in Der Trinker.

Ik las deze lucide, nuchter neergepende verhalen toen ik geen medicijnen meer hoefde te nemen en was blij dat het met mij niet zo ver was gekomen, zowel qua verslaving als afkicken. Voor mij geen ‘lange marteling van ontwenning’, waarmee Fallada zakelijk zijn ‘Bericht’ eindigt.

Marko van der Wal

Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds enkele jaren blogt hij (onregelmatig) voor tirade.nu.

‘Een kolossale hoeveelheid week vlees.’ – damesstemmen

Applaus!
Na afloop van Hart worden regisseuse Madeleine Matzer, lichtontwerper Tom Verheyen en ontwerper Maarten Baas de vloer op geroepen door toneelspeelsters Wendell Jaspers en Fokka Deelen. Jaspers lijkt pas echt van het slotapplaus te kunnen genieten als Matzer naast haar staat. We’re in this together.

Bewerken, vertalen
Matzer adapteerde een roman voor toneel. Anneke Brassinga vertaalde vier ultrakorte theaterteksten van Gertrude Stein.

Spelen
Toen ik in 1998 afstudeerde, kreeg ik van mijn scriptiebegeleidster een Speelmeter die zij zelf ooit nog had gekregen van haar Amerikaanse promotor. Het ding ziet eruit als een ouderwetse brievenweegschaal. Je kunt er de ‘speelbaarheid’ of ‘podiumgeschiktheid’ van literaire teksten aan aflezen. Leg je  de nieuwe Stein-vertaling erop dan scoort die een 8 op De Schaal van Shakespeare. Wat zoveel betekent als: onspeelbaar. Je kunt de tekst voordragen – als poëzie – maar ‘spelen’? Eigenlijk niet. Toch verzekerde de boekverkoopster van Perdu me dat de presentatie van het boekje een mooie theateravond had opgeleverd. Ik geloof het op haar zachte blauwe ogen. Een roman is natuurlijk per definitie ‘onspeelbaar’ – tenzij je die bewerkt, zoals Matzer heeft gedaan met Lisette Lewins Een hart van prikkeldraad (1992).

Hart/hard
Drama is conflict. Kunst is contrast. Het bijna grafische decor van Hart is zacht als doek, schuimrubber of katoen. En hard als staal. Het slot van Hart is wreed. Vooral de vrouwen in de zaal leken dat erg te kunnen waarderen.

IJSCOBOER
Als ik na Hart de foyer van De Verkadefabriek in loop, zie ik een man in een ijsmakersjasje achter een kraampje met boeken staan. Het is Ernest van der Kwast. Wat doet die hier nou? En wat doet ie in dit stukje?

Gretige Greetje
Greetje laat zich in de duinen ontmaagden door Mandel, een Joodse jongen, vervreemdt hem van zich met antisemitische opmerkingen. Kort daarna gaat ze in op de grove avances van een Duitse officier. Het hart van Hart wordt gevormd door het samenspel van Fokka Deelen en Wendell Jaspers. Ze schakelen soepel en aanhoudend tussen spelen en vertellen en wisselen daarbij steeds van rol. Alsof je naar het geinen van twee hartsvriendinnen zit te kijken. Prachtig en grappig is het moment waarop Jaspers verandert in een karikatuur van de vijftiger Heinz die haar afstoot – zie de titel van deze post – en opwindt tegelijk. Op de beste momenten van Hart zie je dat acteren spelen is.

Lisette Lewin
Auteur Lisette Lewin (1939) is aanwezig bij de première, samen met meestervertaler Peter Verstegen (1938). Na afloop raak ik met hen  in gesprek. Lewin is erg gelukkig met de voorstelling – alleen de soundtrack bevalt haar niet: ze had liever Wagner en Strauss gehoord dan de hedendaagse muziek (Portishead, Keith Richards) waarvoor Matzer heeft gekozen. Alleen al omdat er in de oorlog helemaal geen Engelse muziek geluisterd mócht worden. Lewins reserves vind ik begrijpelijk. Voor het overgrote deel van het publiek lijkt ‘pop’ me toch een gelukkige keuze. De muziek slaat nu een brug naar het heden – van villa Zeelust naar kelderboxen, van moffenhoeren naar breezersletjes.

Vladimir Nabokov/ Gertrude Stein
Anneke Brassinga heeft nog gestudeerd bij Peter Verstegen. Verstegen vertelde me dat hij ooit begon aan het vertalen van Vladimir Nabokov’s The Gift (1938), maar het project al snel overdroeg aan Anneke Brassinga. De uitgave van Gertrude Steins theaterteksten is 2 (twee) – talig. Dus iedereen kan zelf nachecken of de teksten een beetje zijn Verbrast in de geest van Stein.

Greetje versus Lisette
‘Lisette Lewin stamt uit een Joodse zakenfamilie, waarvan de meeste familieleden WOII niet overleefd hebben. Zelf verbleef ze tijdens de oorlog op verschillende onderduikadressen,’ vertelt de DBNL. Lewin zal bij het schrijven van Een hart van prikkeldraad uit haar geheugen hebben geput. Maar de verschillen tussen de protagonist van Hart en de auteur ervan zijn pregnanter dan de overeenkomsten. Ik meld het maar even.

Boekhouden
In Matzers toneelbewerking speelt het thema ‘wraak’ een minder grote rol dan in de roman. Volgens Lewin werkt dat beter op het toneel. Meer dan bewerkers zijn vertalers boekhouders. In de Stein-vertaling van Brassinga – in de tekst ‘Haar jurken tellen’ waar toneelbedrijven als personages optreden – valt op pagina 33 een woordspeling weg als AB ‘act quickly’ vertaalt als ‘Ga snel te werk’ – ‘act’ is in het Engels natuurlijk zowel ‘(toneel)bedrijf’ als ‘daad’ of ‘handeling’ – die zij op pagina 35 meteen compenseert door de karakterisering ‘industrious’ uit de mond van een ‘personage’ genaamd ‘Vijfde bedrijf’ te vertalen als ‘bedrijvig’. Act/act wordt zo, met een piepkleine vertraging, bedrijf/bedrijvig. En de lezer snort tevreden.

Keiharde conclusies
Zo. Nu gevolgtrekkingen maken. Iedere voorstelling met Wendell Jaspers is het bijwonen waard, maar Hart is wel de kroon op de kers of hoe die uitdrukking ook alweer luidt. Dus:

Wees blij dat je leeft. Lees Stein. Ga Hart zien.

Doek.

Soundtrack: Don’t Go Breaking My Heart (het nummer speelt terwijl het publiek van Hart de zaal in loopt en Jaspers en Deelen een dansje doen).

——————

Volgende week: Oliviero Toscani in Amsterdam. En meer.

Foto: Matzer.

Een felrode envelop

Achttien was ik en ik publiceerde verhalen in het Vlaams tijdschrift Brakke Hond. Ik wist dat aan die verhalen veel mankeerde, maar ik wist niet wat. Ik had een belezen oom, altijd ietwat streng, Die zag waar het aan schortte en dat bracht hij tactvol onder woorden, zo tactvol dat ik het nooit helemaal begreep. Op het verjaardagsfeest van mijn moeder zei hij rond die tijd: ‘Als je echt goed wilt schrijven, moet je meer lezen.’ Die had ik vaker gehoord, maar ik was er altijd in geslaagd het advies in de wind te slaan. Hoewel ik snel las, ging lezen me nog steeds veel te langzaam. Die tijd kon ik beter besteden aan schrijven.

Een jaar later, weer op de verjaardag van mijn moeder, vroeg de oom: ‘Heb je veel gelezen het afgelopen jaar?’ Ik had een flink aantal verhalen in tijdschriften gepubliceerd, maar gelezen had ik amper. Nog steeds hing boven de meeste van mijn publicaties de gedachte dat er meer aan het verhaal ontbrak, dan dat ik erin had weten te stoppen. De vrees om door de mand te vallen, een universele vrees voor zover ik kan inschatten, was bovendien met elk gepubliceerd verhaal toegenomen. Inmiddels had ik wel zin gekregen om te lezen, of misschien zag ik er de noodzaak tegenwoordig van in. ‘Kun je niet wat titels opschrijven?’ vroeg ik aan mijn oom. Hij dacht even na en pakte de grote felrode envelop waarin één van de verjaardagskaarten voor mijn moeder had gezeten. Uit zijn binnenzak viste hij een vulpen op en hij begon te schrijven. ‘Zoveel als je er weet!’ moedigde ik hem aan. Soms legde hij de lijst weg, dronk wijn, converseerde en daarna pakte hij de envelop weer op om er iets bij te krabbelen. Iemand morste koffie over de envelop, een ander wijn, maar de literatuur liet zich niet temmen: aan het einde van het feest waren voor- en achterkant volledig beschreven. Negenenvijftig titels. Sprongen door het geheugen van mijn oom, van continent naar continent, hoofdzakelijk modernere literatuur.

De volgende dag ging ik met de envelop in mijn zak naar de bibliotheek. Ze hadden maar vier boeken van de lijst. Twee van Márquez, eentje van Hamsun en de roman van Lampedusa, De Tijgerkat. De laatste was ondoorgrondelijk, stoffig proza. Ik rook aan het boek, het stonk nog ook. Ik zette het terug op de plank. Honderd jaar eenzaamheid stond ook in een kast. Ik nam plaats aan een tafeltje en las een paar pagina’s in de roman, want ik had geen zin dat boek mee te slepen naar huis als het even stoffig zou zijn als dat vorige. Ook Honderd jaar eenzaamheid deed niets met me. Om vooral niet met lege handen naar huis te gaan, nam ik de dunnetjes mee terug: De kolonel krijgt nooit post en Honger. Ik las de boeken dezelfde avond uit, vooral omdat ik ontzettend graag namen wilde doorstrepen op de envelop. Maar wat ik las deed iets met me, vormde me meer dan ik toen kon vermoeden; de  heldere taal, de afwezigheid van een kermis aan literaire trucage. Zo wilde ik zelf ook schrijven en zo lees ik tegenwoordig nog steeds het liefst mijn romans.

De felrode envelop vond ik terug toen ik onlangs met mijn moeder de zolder opruimde. Hij lag onder de dikke klapper gevuld met mijn oude verhalen. Ik las de verhalen, best aardig maar veel te abstract, dat kon ik nu wel zien. De envelop was verfomfaaid, de inkt was doorlopen en hier en daar onleesbaar geworden. Geen enkele titel was doorgestreept, terwijl ik na de eerste kennismaking met de lijst toch ferm ben blijven lezen. De eerste maanden vooral om zo snel mogelijk alles gelezen te hebben, maar langzaamaan begon ik na te denken over de boeken die ik las. Ik herlas de meeste inmiddels meer dan eens.

virginia-woolfOmdat ik hem zo vaak bekeek, ken ik de lijst uit mijn hoofd. Die willekeurige a-chronologische opsomming van romans en een non-fictie werk. Een lijst waarop maar een vrouw staat. Er valt nog veel meer op de lijst aan te merken en doe dat vooral ook. Hou tegen het licht, vul hem aan of breek hem tot op de laatste titel af. Maar dit is de lijst aan de hand waarvan ik de literatuur heb ontdekt, met dank aan mijn oom die mijn blik op het goede moment – zonder dwang en niet te vroeg – voorzichtig richting de boomgrens van het bos stuurde, zodat ik het dartele hertje dat de literatuur is voor even stil zag staan, waarna het pardoes weer de struiken inschoot. Maar ik had het gezien.

 

De lijst:

Honderd jaar eenzaamheid

De kolonel krijgt nooit post

Kroniek van een aangekondigde dood                         Gabriel Garcia Márquez

De dood van Ivan Iljitsj                                                      Leo Tolstoj

Hersenschimmen                                                                  Bernlef

De New York-trilogie                                                           Paul Auster

Duizend kraanvogels                                                           Yasunari Kawabata

Nooit meer slapen                                                                W.F. Hermans

In Ongenade

Wachten op de barbaren                                                   J.M. Coetzee

Siberisch dagboek                                                                Karel van het Reve

De gore klerezooi in de Via Merulana                          Carlo Emilio Gadda

Aantekeningen uit het ondergrondse                          Fjodor Dostojevski

Misdaad en straf

Een wereld valt uit elkaar                                                 Chinua Achebe

Het proces

De gedaanteverwisseling                                                     Franz Kafka

Bekentenissen van een gemaskerde

Het gouden paviljoen                                                           Yukio Mishima

De val

De Pest                                                                                        Albert Camus

De Kapellekensbaan                                                             Louis Paul Boon

Ms. Dalloway

Naar de vuurtoren                                                                 Virginia Woolf

De Caïro-trilogie                                                                    Naguib Mahfuz

De kinderen van Gabalawi

De dood in Venetië                                                                Thomas Mann

Bekentenissen van Zeno                                                      Italo Svevo

De trein der traagheid

De man die zijn haar kort liet knippen                            Johan Daisne

De oude man en de zee

Voor wie de bel klinkt                                                             Ernest Hemingway

Amerikaanse Pastorale

Ik was getrouwd met een communist                              Phillip Roth

De blikken trommel                                                                 Günter Grass

Kaas

Villa des roses

Lijmen / het been                                                                     Willem Elsschot

De Decamerone                                                                          Boccaccio

De Tijgerkat (stoffig proza? Nee, fonkelend!)                 Giuseppe Tomasi di Lampedusa

Dubliners

Ulysses

Portret van een jonge man                                                     James Joyce

Is dit een mens                                                                            Primo Levi

Aleph                                                                                               Jorge Luis Borges

Stad der blinden

Het beleg van Lissabon                                                            José Saramago

Biljarten om half tien                                                                Heinrich Böll

De meester en Margarita                                                         Michael Boelgakov

Pan

Victoria

Honger                                                                                              Knut Hamsun

Druiven der gramschap

Over muizen en mensen                                                            John Steinbeck

Schuim&As                                                                                     J. Slauerhoff

———————

SAMSUNGRoman Helinski (1983) studeerde Moderne Letterkunde en Journalistiek. Zijn teksten verschenen, en verschijnen, in, onder meer, Tirade, Hollands Maandblad, Hard gras, De Brakke Hond en Deus ex Machina. In 2014 verscheen zijn romandebuut, Bloemkool uit Tsjernobyl. Helinski werkt aan een nieuwe roman. Hij woont in Utrecht. Zijn jongste Tirade-publicatie vind je in Tirade 456.

Volgende week: de Derde Zondagse Gastblog van Roman Helinski.

Foto (R.H.):  Corine 24.

Meer blogs

  • Afbeelding bij Warm

    Warm

    Hitte verbindt. Er wordt minder van je verwacht; je verwacht een stuk minder van anderen en veel minder van jezelf. Bij hitte doe ik alles langzaam en merk dan dat ik hetzelfde gedaan krijg – zelfs na vijf duiken in de gracht en anderhalf uur staren sluit ik mijn laptop in de middag met tevredenheid....
    Lees verder
  • Afbeelding bij Zomerverlies

    Zomerverlies

    Alle ramen stonden open en toch was het warm in mijn keuken. Ik sneed knoflook in dikke plakken en liet die bruinen in de lekkerste olijfolie, hakte een paar rijpe vleestomaten en voegde die toe, dopte hulkgroene erwtjes. Als ik buiten de deur ga eten maak ik voor vertrek iets voor de thuisblijvers; je bent...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De bekende weg

    De bekende weg

    Het Zeeuwse dijkhuisje van B’s tante is al een jaar of twintig in mijn leven. Het is er stil, er is veel licht en de zee voelt heel dichtbij, maar rond de dijk is geen toerisme. Het enige wat er verandert is de tuin: er zijn meer rozen dan voorheen. De wilg is groter, en...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Machiel Jansen
    Machiel Jansen

    Machiel Jansen blogt voor Tirade incidenteel over zaken die ‘Big Data’ raken. Hij leidt het Scalable Data Analytics-team bij SURFsara Amsterdam. Machiel is gepromoveerd op Knowledge Engineering en heeft in 2007 bij verschillende bedrijven en universiteiten aan SURFsara gewerkt.

  • Foto van Kees Snoek
    Kees Snoek

    Kees Snoek (1952) doceerde Nederlandse taal en letterkunde aan universiteiten in Michigan, Indonesië, Nieuw-Zeeland en Frankrijk (Straatsburg en Parijs). Hij publiceerde onder meer de biografie van E. du Perron (2005) en vertaalde poëzie van Sitor Situmorang en Rendra. In augustus verscheen bij Van Oorschot Wissel op de toekomst, zijn keuze uit de brieven van Sjahrir (de eerste premier van Indonesië) aan zijn Hollandse geliefde.

     

  • Foto van Anna op de Weegh
    Anna op de Weegh

    Anna op de Weegh schrijft experimenteel theater over honger, onhoudbare transformatie en de (her)ontdekking van een lichaam. Haar teksten zijn vlezig, tactiel en poëtisch. In de afgelopen vier jaar werkte ze o.a. als dramaturg, liep ze stage bij Theater Utrecht als regieassistent voor de voorstelling Panic Room en zette ze samen met Maggie Thedinga het tweekoppige collectief Disgusted & Horny op.