Het uur onzes heren

Constanze Mozart vooraan links

Ik behoor tot een misschien wel aanzienlijke groep mensen die ieder avond om 19.40 uur even bedrukt de oorlog induikt om daar om 19.45 uur opgelucht weer uit te komen. Op diezelfde avond heb ik rond kwart over zeven al zo’n moment gehad. Franz Ferdinand, Verdun, Triple Entente. Ik ben dan via vrouwenkiesrecht in 10 minuten door de roaring twenties gegaan. Om zes over half acht marcheert Mussolini Ethiopië binnen, en moet ik denken aan de moeder van een Italiaanse vriend die in 1936 geboren werd en van haar vader de roemruchte voornamen Maria Giuliana Roma Empera meekreeg.

Het is een irritante afwijking, en ik draag dan ook een analoog horloge, en verder draag ik de afwijking in lijdzaamheid. Met name in de namiddag en de vroege avond teistert mij dit. Rond kwart over acht bevinden we ons in het nu. Dan is het tot rond tien voor negen tijd voor bezinning op mijn persoonlijke toekomst. Om 20.51 uur leg ik statistisch gezien het loodje, en daarna ben ik goddank weer even van deze digitale betrekkingswaan af. Echte interesse in de verre toekomst heb ik niet.

Maar ik weet wel weer dat de val van het Oost Romeinse rijk vaak samenvalt met de behoefte aan een appeltje. Ik ben dan ook een jaartalfetisjist geworden. Waaraan kan je denken om kwart over drie! Het duurt nog maar twee minuten of Luther spijkert zijn 95 stellingen aan de deur van de slotkapel te Wittenburg.

Ook ‘s ochtends vroeg kan de digitaal-historische betrekkingswaan al stevig toeslaan. Ik schrijf dit bijvoorbeeld in het jaar dat de Ierse bisschop Cronan Mochua overlijdt. Er moeten in Ierland nog slechts een paar kerkjes gestaan hebben. We zijn nog maar heel even van Sint Brandaan verwijderd (een uurtje). Het duurt nog een hele dag voor de Blacks & Tans hun intrede doen.

Nu heb ik zeer recent een paar goede gedachten voor tien over half zeven gekregen, laten we zeggen kort voordat de Nederlandse grondwet door Thorbecke geïnitieerd werd. En heel kort na de eerste treinrit in Europa (tussen Brussel en Mechelen, vijf over half zeven; wie heeft ooit gezegd dat Mechelen achterlijk is?) Goed, we spreken dus over het tijdstip onzes heren 18.40 uur, ik verdeel het laatste restje yoghurt over twee bakjes voor kinderen die daar nauwkeurig op toe zien, terwijl ik mij afvraag of Constanze Mozart, geboren Weber nou al of niet in 1840, drie  jaar voor haar dood, op bezoek was bij haar kennis Maximillian Keller in Alltöting in Beieren alwaar Keller, een enthousiast daguerrotypist, haar voor de eeuwigheid, of althans tot nabij kwart over acht vastlegde op een foto.  Waarmee Mozart: pruik, pofbroekje, rood jasje met goudborduursel, bekend slechts van vrolijk gekleurde schilderijtjes, typische achttiende-eeuwer, opeens de eeuw van de foto ingetrokken lijkt te worden.

Er is veel discussie over, of het hier werkelijk Constanze betreft, maar daar maal ik niet om, ik moet de hele industriële revolutie nog af voor zeven uur. Daarna de Russisch-Japanse oorlog, de Armeense genocide (of Armeense ‘kwestie’, hangt van mijn bui af), tussen vijf over zeven en tien over zeven denkt Einstein heel diep en veelomvattend na. En daarna begint het pas.

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

In de Oorshop

Tirade/Simone van Saarloos

Simone van SaarloosWe zijn compleet.

Om twaalf uur vanmiddag is, tot onze blijdschap, toegetreden tot de redactie van literair tijdschrift Tirade: Simone van Saarloos.

Simone van Saarloos (1990) is afgestudeerd in de wijsbegeerte en in de literatuurwetenschap. Ze schrijft kritieken voor De Volkskrant, werkt aan een roman en zal zich binnen de redactie van Tirade, net als iedereen, bezighouden met poëzie, verhalend proza en essayistiek.

De complete redactie van Tirade, in alfabetische volgorde: Merijn de Boer, Menno Hartman, Martijn Knol, Gilles van der Loo, Lieke Marsman, Simone van Saarloos. De redactie wordt ondersteund door Marko van der Wal.

Met de komst van Van Saarloos is ook de programmering van deze site ‘rond’, voortaan verschijnt hier iedere dag een nieuw stukje. Aanstaande zondag publiceert Simone haar eerste bericht op Tirade.nu.

 

Tirade – nieuwe tijden, nieuwe teksten.

 

Foto Simone van Saarloos: twitter.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Aantekeningen uit het ondergrondse

Een goede vriend van me, verder best een normale jongen eigenlijk, is vorig jaar bij het Korps Mariniers gegaan. Zijn aanmelding voor deze officiersopleiding had hij lange tijd voor zijn omgeving verborgen gehouden. Ik ging er dan ook vanuit dat hij in zijn vrije tijd net als ik weinig anders deed dan boeken lezen en films kijken. Maar naar later bleek was hij op die zaterdagmiddagen bezig met opdrukken, gewichtheffen, buikspieroefeningen doen en (minimaal tien) rondjes door het Vondelpark rennen. With the benefit of the hindsight – want volgens mij is deze pretentieuze uitdrukking in dit verband wel bruikbaar – valt te begrijpen waarom hij er in een paar maanden tijd twee keer zo breed uit was gaan zien.
            We stonden in een café en hij vertelde dat hij marinier werd. ‘Oh, je gaat bij de marine?’ vroeg ik. Wat een domme opmerking was, begreep ik van hem, wat maar weer eens bevestigde dat ik een ‘nukubu’ was.
            ‘Een wat?’
            ‘Een nutteloze kutburger. Zo heten mensen die niet bereid zijn om hun leven te geven voor volk en vaderland.’
            Verder moest ik begrijpen dat het Korps Mariniers beduidend hoger in aanzien stond dan de marine.
            Toen ik nog studeerde dacht ik altijd dat ik later bij het vreemdelingenlegioen zou gaan. Of anders desnoods bij het Nederlandse leger. Of anders werd ik houthakker of visser in Scandinavië. Hoe dan ook moest het iets extreem mannelijks worden. Het is een beetje pijnlijk als een van je beste vrienden er dan vervolgens met je droom vandoor gaat.
            Een paar weken lang hadden we geen contact. Daarvoor was ik te jaloers. Toen het moment naderde waarop hij zich voor het eerst moest melden in de kazerne, dacht ik na wat een waardig afscheid zou zijn. Omdat ik al die zaterdagmiddagen in een luie stoel aan het lezen was, terwijl hij zwetend door het Vondelpark rende, was het niet verwonderlijk dat ik op een idee werd gebracht door een boek.
            
In Aantekeningen uit het ondergrondse van Fjodor Dostojevski gaan twee vrienden uit eten met een derde vriend die het leger in gaat. Ter afscheid organiseren ze ergens een etentje, waarbij er veel gedronken en gegeten wordt op kosten van die twee. Ze gaan ervan uit dat de toekomstige soldaat wel een of twee flessen zal betalen en dat doet hij dan ook.
           
Twee dagen voordat mijn eigen kameraad de burgerbevolking verliet, speelden we op een avond deze scène na. Het was niet moeilijk om nog een andere jaloerse vriend te vinden. Wij betaalden uiteraard alles, zo stond het ook in het boek van Dostojevski. En om zo trouw mogelijk aan de letter te blijven, suggereerde ik de toekomstige marinier om een of twee flessen te betalen. Dat vond hij geen probleem. Trouwens, hij zou nu toch de komende jaren op de portemonnee van het vaderland teren.
           
In één opzicht weken we af van het boek. Want bij Dostojevski dringt zich nog een vierde ‘vriend’ op, iemand die de anderen al een jaar niet meer hebben gezien en die ze maar een hinderlijk en irritant sujet vinden. Maar ze weigeren niet als hij zichzelf uitnodigt om mee te eten. Tijdens dat etentje gedraagt hij zich rampzalig en maakt ruzie met de anderen. Eigenlijk hadden we voor deze bijeenkomst dus nog een ongewenste gast moeten uitnodigen. Dat hebben we toch maar niet gedaan.
           
We lieten een foto van ons drieën maken door een passerende Indiër. Die zou hij straks, stelden we ons voor, aan de binnenkant van zijn helm kunnen steken. Als hij dan zou worden neergeschoten in Mali of Afghanistan, zou die foto van ons gevonden worden. Een gesneuvelde eenzame soldaat, over wie niemand iets wist, behalve die foto. Voor twee ‘nukubu’s’ overigens een makkelijke manier om toch aan het front te komen.
           
Het afscheid aan het einde van die avond voelde voor eeuwig. En we beloofden brieven te schrijven en hem nooit te vergeten.
             Sindsdien reist hij strijdend de wereld over. Hij heeft een kaal hoofd en schiet afwisselend met een Glock 17 en een Colt C7. Tussen de missies door zit hij in de kazerne in Den Helder. Heel af en toe mag hij even naar huis. Als ik dan met hem afspreek, en hij vertelt verhalen over ’s nachts parachutespringen, ondersteboven abseilen, jungletrainingen en kameraadschap midden op zee, dan voel ik me een enorme nutteloze kutburger.

Orkaan Tirade

Storm

 

 

 

 

 

 

Morgen, dinsdag 2 april 2013, komt de redactie van Tirade weer bij elkaar aan de Amsterdamse Herengracht. Om toekomstplannen te smeden, om verhalen, essays en gedichten te bespreken – en om de eerste, zeer bemoedigende, reacties op de gloednieuwe editie van ‘het legendarische literaire tijdschrift Tirade’ (Trouw, 28/03/’13) door te nemen. Tussen de agendapunten door worden er ongetwijfeld verliefde blikken geworpen op de cover van ons jongste nummer.

Want inderdaad: Tirade 447 is verschenen.

Vier het mee: zoek een stille plek. Sla jouw exemplaar open. En lees: Joost van Oostijmuiden/Detlev van Heest, Christophe van Gerrewey, Jan Wim Derks, Thomas Heerma van Voss, Antonio Pereira, Nikki Dekker, Rosan Hollak, Lieke Marsman, Martijn Knol, Stephan Enter, Julia Deck, Gilles van der Loo en Carel Peeters. 

Tirade – het feest van de verbeelding.

 

Facultatief:

Tirade media update

Romancier en columnist Christiaan Weijts over Tirade 447: ‘Dat pleziert mij nu enorm: het nieuwe nummer van #Tirade, met vijf pagina’s erudiete analyse van #Euforie door Carel Peeters.’

Afgelopen donderdag (28/03/’13) verscheen in Dagblad Trouw – onder de kop ‘Reve deed niet aan marketing’ – een paginagroot artikel van de hand van Joost van Velzen over de literaire tijdschriftenavond die onlangs plaatsvond in Perdu (Amsterdam). Tirade werd tijdens het debat dat toen plaatsvond vertegenwoordigd door dichteres, filosoof en redacteur Lieke Marsman. Een citaat uit Trouw:

‘Lieke Marsman van Tirade weet ook nog niet precies hoe een leven zonder subsidie er in de toekomst voor haar blad uitziet: “Van Oorschot schiet voorlopig bij, maar het is duidelijk dat we ons bestaan vanaf nu moeten bewijzen, bijvoorbeeld digitaal. Wij hadden een vrij doodse website, nu proberen we elke dag verse stukjes te plaatsen.’’ Zo is het.

Verder ging Jeroen van Kan, VPRO’s De Avonden,  afgelopen vrijdag (29/03/’13) in gesprek met één van de Tirade-redacteuren over Tirade 447, over de toekomst van het tijdschrift, over de Tirade picknick, de Tirade – ‘To Autumn’ – boottocht en over de Nederlandse schrijfcultuur. Het gesprek in De Avonden opende en sloot met gedichten van Tirade-debutante Nikki Dekker (het item begint op/na 12 minuten en 50 seconden).

De Vlaamse journalist, scenarist en auteur Gaea Schoeters: ‘Nu in #tirade, een meesterlijk kortverhaal van de onovertroffen #christophevangerrewey’

Wordt vervolgd.

Hopen we.

Dus: klap je waaier uit… en help ons storm te maken: lees Tirade, praat erover, schrijf, facebook, twitter over Tirade 447. Doe het nummer cadeau aan je vrienden.

Tirade maak je met elkaar.’

‘Jij zegt het.’

Simone Weil says that when you really love you are able to look at someone you want to eat and not eat them

 marie howe

Marie Howe | Part of Eve’s discussion
 
It was like the moment when a bird decides not to eat from your hand,
and flies, just before it flies, the moment when rivers seem to still
and stop because a storm is coming, but there is no storm, as when
a hundred starlings lift and bank together before they wheel and drop,
very much like the moment, driving on bad ice, when it occurs to you
your car could spin, just before it slowly begins to spin, like
the moment just before you forgot what it was you were about to say,
it was like that, and after that, it was still like that, only all the time.

 

<cliché> Bestaat er eigenlijk wel zoiets als een moment? Na 4,5 jaar filosofiestudie weet ik nog steeds het antwoord op zulke simpele vragen niet (had ik overigens ook niet verwacht). Wel vraag ik me af hoe mensen die ‘in het moment leven’ er uit zien terwijl zij dat doen.  Ik stel me zo voor dat zij verdwijnen in een tijd-loop, zwart gat dat hen naar een tijdloze wereld toe trekt. Dat zou deze wereld wat mij betreft in ieder geval een stuk prettiger maken, want ik houd niet van mensen die in het moment leven (wat heb je er aan? Hoe kunnen ze je ooit helpen in de toekomst?). Van de andere kant: toen ik de contouren van dit stukje gisteravond in bed bedacht (inclusief deze zin, en deze, en deze) – deed ik dat toen niet in het moment, ookal keek ik er mee vooruit naar morgen? Ik denk het wel. Wat dat betreft is het onmogelijk om ooit iets niet in het moment te doen. Maar de onderstreping van het gegeven dat je dit doet heft diens bedoeling tegelijkertijd op: maakt er een lange termijnproject van. Etcetera – opeens is er een uur voorbij.

Bovenstaand gedicht spreekt voor zich denk ik, op het allereerste woord na: It. Wat was als het moment vlak voordat je auto begint te slippen, toen je je had bedacht dat hij dat zou kunnen gaan doen? Ben ik een idioot, als ik alle onheilspellende tekenen in dit gedicht negeer en denk dat het over de liefde gaat, het korte ogenblik van beginnende liefde, het moment waarop alles nog goed is, misschien juist vanwege de onheilspellende beelden die Howe schetst? Maar in dat geval loopt het hier goed af: daarna was het altijd zo, beginnend goed. Maar ook toen bleef het onheilspellend.

Dit alles doet me denken aan het volgende: de laatste tijd heb ik een terugkerende droom waarin ik aan Toxic Shock Syndrome lijd (voor wie niet weet wat dat is: dit is het), of eigenlijk: waarin ik op het punt sta daar aan te gaan lijden. Ik ga naar de WC, waar er een tampon uit me valt, terwijl ik me tegelijkertijd realiseer dat het al zeker twee weken geleden is sinds ik voor het laatst ongesteld was. Die tampon zit er dus al een tijdje. Hier zijn vast verschillende verklaringen voor te verzinnen, allemaal freudiaans, maar op dat moment, waarop ik nog niet in toxic shock ben, maar wel in shock, omdat ik weet dat het nu niet lang meer kan duren, het allereerste begin van realisatie – op dat moment ben ik vooral heel bang. Niet eens zozeer voor wat komen gaat, maar bang dat de tijd vanaf nu niet meer voorbij zal gaan, en ik voor altijd in dit moment moet blijven.

(Hier is trouwens een ander mooi gedicht van Marie Howe waarin de liefde niet veel goeds voorspelt. Prettig weekend!)

De schaal der dingen

Helden worden het best van onderaf bezien. Ik ben nu bijna veertig, en het krimpen van de schaal der dingen is begonnen. 

Regelmatig verschijnen er bekenden van me in de media. Mijn vrienden zijn vaker eigenaren of leidinggevenden dan werknemers, en als de Volkskrant een themamagazine heeft over iets wat nu helemaal hip is, zit ik steevast schuimbekkend aan mijn ontbijttafel, omdat ik dacht ik de enige was die het op dit moment geweldig vindt om weekends in Zeeuws-Vlaanderen door te brengen, een tuintje op mijn dak te hebben, oliedrumbarbeques te bouwen of brood te bakken in een steenoven. 

If you think there are no fools at the table, chances are that you’re the fool, schijnt een poker-adagium te zijn. Waarmee ik in deze context wil zeggen: er is een levensfase waarin de beslissingen gemaakt worden door mensen die ouder zijn dan jij, en een fase waarin de koers van het land wordt uitgezet door jongeren. Herken je hier niets in, dan ben je tussen de 33 en de 55.

De grootste shocker van ouder worden is wat mij betreft dat iedereen uiteindelijk maar wat blijkt te doen. Gelukkig weet ik dat deze ontluistering, en de steile devaluatie van mijn mensbeeld die ermee gepaard ging, maar van tijdelijke aard zijn. Over een jaar of vijftien zal ik beginnen te zeggen dat die jongelui van (dan) tegenwoordig verstand hebben van zaken die mijn pet ver te boven gaan. 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Meer blogs

  • Afbeelding bij Uitje

    Uitje

    Drie jaar werk ik nu in Café De Druif; twee personeelsuitjes gingen aan mijn neus voorbij omdat die steeds in schoolvakanties vielen. De gemiddelde leeftijd van het personeel is zesentwintig – niemand heeft kinderen of schoolvakanties. Voor ik bij de Druif begon had ik geen kloof verwacht tussen mezelf als vijftiger en jongere collega’s. Misschien...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Veertien

    Veertien

    Bijna elk jaar is onze jongen jarig in de herfstvakantie. We zijn dan in Normandië, in een huis met een haard in de woonkamer en grasland voor de deur waar bonkige paardjes grazen. We wandelen er veel, ik koop voorraad op de markten en kook voor onze familie. Een man of tien, met kinderen en...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Met de fiets naar de trein

    Met de fiets naar de trein

    Ik haastte me met flinke wind tegen naar het station. Terwijl ik zwoegend op de pedalen stond schoot me de titel van een gedicht van Obe Postma (1868-1963) te binnen: ‘Mei de auto nei de trein’ (Met de auto naar de trein), dat hij in 1927 publiceerde. De opeenvolging van de twee vervoersmiddelen, en vooral...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Anna op de Weegh
    Anna op de Weegh

    Anna op de Weegh schrijft experimenteel theater over honger, onhoudbare transformatie en de (her)ontdekking van een lichaam. Haar teksten zijn vlezig, tactiel en poëtisch. In de afgelopen vier jaar werkte ze o.a. als dramaturg, liep ze stage bij Theater Utrecht als regieassistent voor de voorstelling Panic Room en zette ze samen met Maggie Thedinga het tweekoppige collectief Disgusted & Horny op.

  • Foto van Plonia Westendorp
    Plonia Westendorp

    Plonia Westendorp (1998) is verpleegkundige en student Nederlandse Taal en Cultuur aan de Universiteit van Amsterdam.

  • Foto van Ida Blom
    Ida Blom

    Ida Blom schrijft proza en essays. Haar werk verscheen op papieren helden.