Gedicht

hij zei ik heb maar één keer iets vernietigd
de herinneringen verstopt
teniet gemaakt

maar ik niet onze herinneringen, overal waar plek is
op de straathoek een dronken zoenbui
in de tuin een lekkend ijsje en een nek

eens per maand check ik de nietjes
als ze roesten, dep ik met cola
is er één weg, dan droom ik een nieuwe

Fleur van Greuningen (1987)

In de Oorshop

Buurjongens

I
‘Heb jij wel eens een meisje van de onderkant gezien?’
‘Mijn achternichtje,’ antwoordt Maarten.
‘Hoe was dat dan?’ vraag ik.
‘Ik krijg misschien een brommer.’
‘Hoe was dat dan?’ dring ik aan.
‘Gewoon, wel normaal denk ik. Het was in het kleedhokje bij het zwembad.’
Ik denk aan de lekkere dunne frietjes die ik daar altijd eet.
Maarten en ik slenteren over het landweggetje vlakbij onze huizen.
‘Ik krijg dus misschien een brommer,’ zegt hij.
‘Ja.’
Er vliegen ganzen over ons hoofd.
‘Ik vond laatst een blaadje,’ zeg ik, ‘tussen mijn vaders platen. Ik zag niet zoveel, aan hun onderkant. Vooral veel haar.’
‘Dan is het een oud blaadje. Tegenwoordig is het kaal.’
Kaal… Ik zie het kale hoofd van mijn opa voor me, vol rimpels als hij fronst. Hij fronst bijna altijd.
‘Was je nichtje ook kaal?’
Maarten gooit wat stenen in de sloot.
‘Niet echt. Ze had gewoon nog niet zoveel.

 II
Op dinsdagochtend fiets ik altijd alleen naar school. Maarten heeft het eerste uur vrij. Hij zit al in de vijfde en heeft tentamens.
De wind staat sterk, auto’s vliegen langs me. Links ligt de rivier, rechts de weilanden en oude boerderijen. Het land waar ik opgroeide. Met Maarten, alles met Maarten. Toen hadden we dezelfde leeftijd. Toen bestond onze wereld alleen nog uit gras, bossen die ontdekt moesten worden, slijmerige kalveren die uit hun moeder kwamen, chips op zaterdagavond, crossen om het huis.
De stad beïnvloedt nu alles. Niet alles is meer Maarten en ik. Hij gaat naar kroegen, hij draagt een leren jack.
Waarom ga ik er altijd vanuit dat altijd alles voor altijd is?


III
Vanuit mijn zolderraampje zie ik het busje van Maartens vader staan, met een aanhanger vol meubels. Maarten omhelst zijn moeder en stapt rechts in.
Vorige week zag ik hem voor het laatst. Hij kwam naast me rijden op zijn brommer. Hij inhaleerde diep en blies de sigarettenrook in mijn gezicht. Hij liet me achter in de stank van zijn brommer.

Anne Marijn Voorhorst (1992)

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Telefoongesprek

“- het was vreemd.
Ja we hebben eerder wel met elkaar gezoend, maar dat was…
Dat was niets, we kennen elkaar al heel lang, al sinds de brugklas. Dat is echt al 6 jaar man, maargoed, ja, hij is dus nog maagd en we waren dronken.
Nee niet echt heel dronken. Een beetje. We waren bij hem-
Hij is m’n beste vriend! Dat weet je. Al een tijdje geleden – we hebben elkaar ook al zo vaak naakt gezien maar een tijdje geleden dus, vroeg hij of hij m’n borsten mocht aanraken en dat was een raar moment. Hij hield zijn hand er op en kneep een beetje, onhandig, terwijl hij zo zelfverzekerd is altijd.
Uhuh. Ja. Nou omdat hij het is, dus daarom. Het was niet erg, maar ook niet van, man, dat gaan we nog een keer doen. Maargoed twee dagen geleden waren we bij hem aan het drinken,
Wijntjes, een heleboel wijntjes. Wat? O. Huiswijn van de Albert Heijn. Ja dat is best te doen. Maargoed we waren een beetje dronken en we waren een beetje aan het zoenen. Dat is wel lekker want hij kan goed zoenen, hij zoent ook wel vaak met meisjes met uitgaan. Maargoed omdat hij nog nooit met een meisje naar bed is gegaan. Hij had het erover dat hij daar last van had en of wij-
Hij maakte een grapje. Wat precies? Ja goh weet ik veel, goed, maar, we gingen op bed en een beetje meer zoenen…Hij heeft ook een beetje aan me gezeten. Daar was hij niet zo goed in. Hij kon het niet vinden.
Toen wilde hij plots niet meer. Hij is wel blijven slapen want hij kon niet meer naar huis. Als zijn moeder hem zo had gezien. Hij mag helemaal niets van haar. Ik heb hem vroeg weggestuurd, zogenaamd omdat ik huiswerk wilde maken.
En nu stuurt hij opeens allemaal smsjes! Over hoe m’n dag was en wat hij heeft gedaan. Hij vertelt echt alles. Zelfs dat hij ‘lekker heeft gejogd’ enzo. Ik bedoel, wat kan mij dat schelen opeens. Eerst deed hij dat toch ook niet.
Wacht effe, ik moet uitstappen”

Layla van der Oord (1990)

Ik breek

Ik heb alles gezien, dat weet ik zeker
Het bestaat
Hoe zou ik het niet hebben kunnen zien
 
Je hebt het niet gezien
Je hebt niets gezien
 
Vier keer
Ik heb de mensen zien lopen
De mensen lopen in gedachten
tussen de foto’s door
Reconstructies, bij gebrek
aan iets anders
Foto’s, foto’s, reconstructies
Bij gebrek aan iets anders
Verklaringen, bij gebrek
aan iets anders
Vier keer
Ik keek naar de mensen,
naar mezelf. In gedachten
Verbrand ijzer, verpletterd ijzer
IJzer, zo kwetsbaar geworden als vlees
Ik heb boeketten van capsules gezien
Wie zou zoiets bedenken?
Flarden mensenhuid, nog levend
Nog vers in het diepst van het lijden
Verkoolde, versplinterde stenen
Haardossen
die de vrouwen de volgende
ochtend aantroffen
Ik had het warm
op het Plein van de Vrede
Het was er tienduizend graden
Dat weet ik
 
Je hebt niets gezien

De illusie geeft zo’n perfect
beeld van de werkelijkheid
dat de toeristen huilen
Je kunt er schertsend over doen
Maar wat kan een toerist
anders doen dan huilen?
Ik heb altijd gehuild
om het lot. Altijd
 
Nee.

Vanaf de tweede dag

kwamen bepaalde diersoorten
tevoorschijn uit de aarde
en het as
Honden zijn op foto vastgelegd
Ik heb ze gezien
Ik heb de beelden gezien
Van de eerste dag, de tweede dag,
de derde dag
 
Je hebt niets gezien
 
En ook de vijftiende dag
toen het zich tooide met bloemen
Overal bloeiden korenbloemen
en gladiolen
Volubilis en dagschonen
die aan het as ontsproten
met een levenskracht
die bloemen nooit eerder vertoonden
Ik heb niets verzonnen
Niets. Het is als de illusie
die in de liefde bestaat
De illusie dat je niets zal vergeten
Zo gaf het me de illusie
dat ik niets zou vergeten
Net als in de liefde
Ik heb ook de overlevende gezien
En de kinderen
in de buiken van de vrouwen
Ik heb het geduld
en de onschuld gezien
waarmee zij die het
voorlopig hadden overleefd
een lot aanvaarden
zo onrechtvaardig
dat de anders zo vruchtbare
verbeelding zich ervoor afsluit
Luister, ik weet het
Ik weet alles. Het ging door
 
Nee, je weet niets
 
De vrouwen zullen misschien
monsters baren
Maar het gaat door
De mannen kunnen onvruchtbaar
worden, maar het gaat door
De regen brengt angst
Het regent as in de Stille Zuidzee
Het water is dodelijk
Vissers komen om
Men is bang om te eten
De voorraden van een stad,
van hele steden worden weggegooid
Een stad, hele steden
ontsteken in woede
Tegen wie is die woede
van de steden gericht?
Of ze het willen of niet,
die steden richten hun woede
tegen het onrecht dat volken
volken aandoen
Luister. Net als jij,
kan ik alleen maar vergeten
 
Nee, je kunt niet vergeten
 
Net als jij heb ik een geheugen
Ik weet wat vergeten is
 
Nee, je hebt geen geheugen
 
Ook ik heb uit alle macht
geprobeerd om niet te vergeten
Maar net als jij ben ik vergeten
Net als jij verlangde ik
naar een ontroostbaar geheugen
Dag in, dag uit heb ik
uit alle macht gevochten
om niet te vergeten
waarom dit alles is gebeurd
Maar net als jij ben ik het vergeten
Waarom vergeten
hoe noodzakelijk is de herinnering
Luister, ik weet het nog
Het zal weer gebeuren
200.000 doden, 80.000 gewonden
in 9 seconden
Dat zijn de officiële cijfers
Het gaat weer gebeuren
Een hitte van tienduizend graden,
van tienduizend zonnen
Het asfalt zal branden
Het zal complete chaos zijn
Een hele stad zal de lucht in gaan
en als as neerdalen
Nieuwe gewassen komen op
in het zand
Vier studenten wachten broederlijk
op een legendarische dood
De zevenarmige delta
van de rivier de Ota
leegt en vult zich
op het gebruikelijk tijdstip
precies
op het gebruikelijk tijdstip
met vers, visrijk water, grijs of
blauw, naar gedang het seizoen
Niemand staat meer op de modderige
oevers te kijken
hoe het water langzaam stijgt
in de delta van de rivier de Ota
Ik kom je tegen
Ik weet nog wie je bent
Wie ben je?
Je maakt me kapot en heel
Hoe kon ik weten dat in deze stad
ook liefde bloeit?
Dat met jou mijn eigen lichaam
tot bloei kon komen?
Je bekoort me
Wat een gebeurtenis
Wat gaat alles langzaam
Wat een tederheid
Je hebt geen idee
Je maakt me kapot
Je maakt me weer heel
Je maakt me kapot
Je maakt me weer heel
Ik heb de tijd
Verslind me, alsjeblieft
Vervorm me tot ik lelijk ben
Waarom jij niet?
Waarom jij niet, in deze stad,
deze nacht
die zo’n gewone nacht
leek te worden?
Alsjeblieft

Jesse Meeusen (1985)

Iedereen gelukkig

Mijn vrouw praat veel. Volgens haarzelf: te veel.
Als we op bezoek gaan naar vrienden, gaan we bijna altijd met de auto. Geregeld als ze de auto in stapt, op weg naar huis, slaakt ze een zachte diepe zucht en laat haar hoofd zakken in haar schoot. Vervolgens begint ze zachtjes tegen zichzelf te praten.
– Ik praat te veel, ik praat te veel, wanneer stop ik daarnou mee.
Ik wend dan mijn hoofd naar haar toe en streel heel kort, zachtjes met mijn rechterhand over haar achterhoofd. Ik start de auto en ik rij rustig weg. Na een paar tellen lift ze haar hoofd, op haar gezicht zit dan een vriendelijke geruststellende lach. Alsof het moment er nooit geweest was. Alsof het alleen in haar hoofd afspeelde en ik het niet gezien had. 
Na het eten vluchten onze zoons naar boven of naar buiten. Soms gaat mijn vrouw dan naar de wc en dan hoor ik hetzelfde gemurmel. Ik hoor het door de muren heen. Ik weet niet of ze dan ook haar hoofd op tilt met een lach, ik durf het haar niet te vragen.

Meestal vergeet ik met haar te praten. Ik vergeet dat ik niet meer op haar wacht, dat we hier samen zijn in dit huis. Dat we gelukkig zijn.

Titia Hoogendoorn

Meer blogs

  • Afbeelding bij Veertien

    Veertien

    Bijna elk jaar is onze jongen jarig in de herfstvakantie. We zijn dan in Normandië, in een huis met een haard in de woonkamer en grasland voor de deur waar bonkige paardjes grazen. We wandelen er veel, ik koop voorraad op de markten en kook voor onze familie. Een man of tien, met kinderen en...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Met de fiets naar de trein

    Met de fiets naar de trein

    Ik haastte me met flinke wind tegen naar het station. Terwijl ik zwoegend op de pedalen stond schoot me de titel van een gedicht van Obe Postma (1868-1963) te binnen: ‘Mei de auto nei de trein’ (Met de auto naar de trein), dat hij in 1927 publiceerde. De opeenvolging van de twee vervoersmiddelen, en vooral...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Zwichten de varensmannen

    Zwichten de varensmannen

    Gezwicht ben ik, wist je dat wij varensmannen, de taal van de molenaars verstaan? Het is dan wel een andere taal, een landtaal maar de molenaars leven nu eenmaal ook van de wind. Met veel wind reven ze net als wij maar het minderen van de zeilen heet bij hen zwichten. Wat ik qua taal...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Dünya Calikci
    Dünya Calikci

    Dünya Calikci (28) is een echte Amsterdammer en schrijver pur sang. Als student aan de opleiding Writing for Performance aan de HKU schrijft ze rauw, eerlijk en realistisch – altijd dicht op de huid. Haar werk draait om echte mensen en hun verhalen, zonder opsmuk of filter. Dünya zoekt de kwetsbaarheid op en vangt het alledaagse in woorden die blijven hangen.

  • Foto van Greet Kuipers
    Greet Kuipers

    Greet Kuipers (1962) is psychiater. Onder het pseudoniem Minke Douwesz publiceerde zij bij uitgeverij Van Oorschot twee romans, Strikt en Weg. Voor de laatste ontving zij de Opzij Literatuurprijs 2009 en de Anna Bijns Prijs 2012.

  • Foto van Nicole Montagne
    Nicole Montagne

    Nicole Montagne studeerde Vrije Grafiek aan de kunstacademie in Utrecht en Cultuurwetenschappen aan de Open Universiteit. Zij debuteerde in 2005 met de essay- en verhalenbundel De neef van Delvaux. Onlangs verscheen bij Wereldbibliotheek haar nieuwste essay- en verhalenbundel: De verzuimcoördinator.