Worden we persoonlijk?

Ik zocht een krant. Ik wilde iets lezen over de gebeurtenissen in Noorwegen, of over Amy Winehouse. Misschien was er nieuws over het afluisterschandaal in Engeland. Of over Strauss-Kahn. Aan de kranten merk je hoe veelkantig het wereldbeeld is. Hier is Somalië belangrijker, en alle binnenlandse zaken moeten ook verteld. Ik kon me voorstellen dat de recente berichten uit Europa het hier met één pagina moesten doen.
Maar ik zag geen recente krant, ik vond alleen een oude zondagskrant, de Zuid-Afrikaanse Sunday Times. Ik sloeg hem open en zag op pagina drie een grote foto van Brad Pitt en Angelina Jolie. Zondagskranten: overal ter wereld hetzelfde.
Toen kwam de serveerster de bestelling opnemen. Na even aarzelen, vroeg ze wat dat hangertje om m’n nek betekent.
Heel wat jaren terug sliep ik op een avond in en belandde in een krakkemikkig en verweerd houten bootje op een vlakke, azuurblauwe zee. Het water klotste tegen de boot, héél ver weg was iets van een eiland in zicht. De zeespiegel schitterde door het overvloedige zonlicht, het was tropisch warm en de wereld was scherp als een screensaverfoto.
blue-sea_1Ik was alleen, maar niet verlaten.
Ik helde voorover en stak mijn hoofd in het verkoelende, heldere water. Gek genoeg kapseisde ik niet. Ik zag tientallen dolfijnen van alle kanten om me heen drommen. Een adembenemende aanblik. Ik kwam weer omhoog, en één dolfijn stak zijn kop boven water uit en piepte naar me. Toen omhelsde ik hem, innig omhelsde ik dat grijze glimmende wonder en de dolfijn liet het toe.
Het is een van de zeldzame keren geweest dat ik in tranen wakker werd. There was nothing to fear, nothing to doubt. Maar dan de fluwelen zijde van die nachtmerrie. Er zijn miljoenen dingen die je vergeet, miljarden grote en kleine emoties. Maar zo’n volkomen ontastbare ervaring als een droom draag je je hele leven mee.
Ik voelde me gesterkt in de weken nadien. In die tijd woonde ik net als nu in het buitenland, en ergens op een markt zag ik een dolfijnhangertje liggen. Nu kan ik niet meer zonder dolfijntje. Zeker niet in dit land. Anders is het net alsof ik zonder autogordels rijd.
Ik wilde de serveerster de herkomst van mijn talisman best vertellen, maar dacht: de waarheid is veel te sentimenteel. Dus zei ik: ‘Oh, dat, heb ik een keer van iemand gekregen.’ Wat van mij is, is van mij.
Ik sloeg de krant weer open en las dat Brad Pitt en Angelina Jolie een huis in Frankrijk hebben met vijfendertig kamers. Daar hebben ze vijfendertig miljoen dollar voor betaald, misschien wel contant. Er zijn genoeg mensen die er meer hebben, maar vijfendertig kamers, dat is op de één of andere manier een nog net te behappen aantal, en juist daarom niet voor te stellen.
Vijfendertig kamers, een heerlijke luxe, een kleine vorm van waanzin.
Ik moet er ook niet aan denken. Heb je haast en zoek je je portemonnee, nou, vind die maar eens zo snel. Ik vraag me af of een krottenwijkbewoner uit Khayelitsha of Guguletu een huis met vijfendertig kamers zou willen bewonen, als je hem er een zou aanbieden. Ja, een groter huis, natuurlijk, een huis überhaupt, niet zo’n kartonnen geval met een zinken dak erop. Maar één met vijfendertig kamers… Nou ja, misschien ook wel. Kun je aan je hele familie en vriendenkring onderdak bieden.
In mijn huis met vijfendertig kamers ren ik van de ene naar de andere kamer, in elke kamer doe ik even een hysterische jel, spring druk op en neer en daarna ren ik naar mijn volgende kamer, en zo hop ik van kamer naar kamer, ik weet niet waar ik het zoeken moet. Tot ik van geluk uiteenklap.

Watergraf

As dan soos ’n slaap water om my spoel,
helder windsels water my ledemate klee
en slakke in en om my ore pak, as dan
bondels lig die nis festoeneer en ryklik
straal deur die skemer van ’n halflewe,
sal my oë oopgaan, sal my voete wandel
oor die sand van die dood, sal ek weggaan
van die donker skeur en aankom by ’n kus,
’n takkie sitergroen seegras in my hand,
ag, ewe sorgeloos in my geskubde hand.
Kransduiwe sal skreeuend vlug as ek tree
op die strand met die puimsteen van my sole.
Verbysterde meeue sal hoog wielewaal,
en sak en pik na die skulpe van my oë.

(Wilma Stockenström, Die stomme aarde. ’n Keur, 2007)

In de Oorshop

Mijn kamer van afzondering

Vandaag had ik ineens trek in dat typisch Hollandse-Chinese voedsel, dat in Amsterdam precies hetzelfde smaakt als in Eindhoven of in Franeker. Met kloepoek en sambal bij. Pure nostalgie. Die grote plakken ham erin, een gebakken rubberei, die plastic bakken in dat grijs-witte papier verpakt.
Chinees, en live-concerten in Paradiso en De Melkweg. Af en toe kijk ik op de sites. The War on Drugs, Beirut, ik had ze graag willen zien. Hier komen nu en dan wat uitgemolken mega-acts voorbij, wat R&B (maar dan weer geen Prince). Kylie Minogue en Neil Diamond waren hier onlangs voor een paar concerten. En eind dit jaar treedt Coldplay op – slaan we maar over. Kings of Leon ook. De Radioheads, Bon Ivers, DM Stiths en Antony and the Johnsons van deze wereld moet je maar downloaden. Het is een kleine prijs voor het leven hier.
Wel binnenkort in dit theater: enkele ‘Hollandse Legendes’, onder de titel ‘Goue Stemme in Konsert’, begin september: “Onthou weer die dae toe jy verlief geraak het op die mooiste melodieë van Pussycat. Herleef die gesinsvakansies by Hartenbos met liedjies van BZN op die langpad. Koester die sorgvrye herinneringe van langarmdans op George Baker se treffers [hits]. Dit sal niks minder as ’n nostalgiese reis wees nie en die wêreldklasorkes van Nederland sal beslis bydra tot die betowering van ’n aand saam met lewende legendes! ’n Spesiale versamelalbum van EMI met die goue treffers sal in Augustus op die winkelrakke beskikbaar wees.’ Tijd voor de Jeugd van Tegenwoordig om eens langs te komen.
leroux-etienne-8Het schrikbarende vermaak dat die avond van Hollandse meesters belooft, vormt een stevig contrast met een van de grootste romans uit de Afrikaanse canon, Sewe dae by die Silbersteins (1962) van de excentrieke en charismatische Etienne Leroux (1922-1989). Ik lees het boek nu voor de vierde keer. Er is ooit een vertaling verschenen in Nederland, maar het zou eens opnieuw moeten worden opgepakt. Je kunt de roman een kruising noemen tussen het proza en de poëtica van Michel Houellebecq, W.F. Hermans en Jorge Luis Borges.
Sewe dae by die Silbersteins is het verhaal van een wat naïeve jongeman, Henry de Goede, die in zeven dagen wordt ingewijd op de boerderij van zijn aanstaande schoonfamilie, de familie Silberstein, die in het bezit is van een enorm landgoed, genaamd ‘Welgevonden’. Henry’s verloofde Salome blijft echter de onzichtbare factor; ze is voortdurend aanwezig, en tegelijkertijd onzichtbaar. Een boerenroman op LSD, decadent als de films van Visconti. Uiterst erudiet, ironisch, grotesk, geëngageerd, Jungiaans, krankzinnig, hallucinant. Geen ‘sorgvrye herinnering’ of ‘nostalgiese reis’. Sewe dae by die Silbersteins verbeeldt het belang van initiatie, en de waanzin van regels en rituelen die van een groep mensen een samenleving maakt. Een samenleving die ook plek moet bieden aan de zwarte ijsbeer in ons allen.
De roman barst van de klassieke scènes, maar onderstaande is een van mijn favoriete. Jock Silberstein leidt zijn aanstaande schoonzoon naar een soort machinekamer. De scène groeit uit tot een metafoor voor de zondige, doodeenzame mens, voor de schittering van het sublieme en de zuivering van de geest. Een primordiaal toneel met een innerlijke wedergeboorte als uitkomst.
Even terzijde: volgens mij is dat Afrikaans zo moeilijk niet. De sleutel is vaak: hardop lezen. Klankmatig kom je er dan wel uit, met een paar kleine regieaanwijzingen. Zo klinkt de ‘y’ als de Nederlandse ‘ij’, en staat er ‘een’, dan spreek je dat uit als ‘één’ (het Nederlandse lidwoord ‘een’ wordt in het Afrikaans als ‘’n’ geschreven); ‘hê’ klinkt als het Nederlandse ‘hè’, en ‘oë’ (‘ogen’) spreek je uit als ‘oowuh’. ‘Dis’ is een samentrekking van ‘dit is’, ‘teen’ spreek je uit als ‘tiejun’ en betekent ‘tegen’. ‘Du op’ is zoiets ‘komt naar boven’. ‘Soos’ is ‘zoals’.
Het was even tikken, maar nog een dag of zeven en mijn blogtijd zit er op. En dit wilde ik nog wel even kwijt.

Jock loop voor tot in ’n kamertjie wat van kant tot kant met koperpype bevleg is. Hy trek ’n deurtjie agter hom toe en ’n kliniese stilte heers in die vertrekkie. Hy kyk na Henry, beduie vir hom iets met sy vinger, en draai meteens ’n kraan oop. ’n Helse stoomgesuis vul die vertrek sodat alle ander geluide uitgewis word. Eenkant in die hoek staan ’n ysterhamer. Jock tel dit op en slaan met kragtige hale teen ’n stuk staal sodat die hamer met blitsvinnige protes terugspring terwyl die spiere in sy arms swel om die yster te tem. Maar daar is geen geluid behalwe die gesuis nie. In uitbundige vervoering spring Jock op en af, smyt die hamer weg, skop teen die mure, slaan met sy vuiste teen die pype – en daar is steeds geen geluid nie behalwe die oorheersende stoom wat op eie manier, namate hulle daaraan gewoond raak, ’n stilte van sy eie skep.
Nou draai Jock die stoomkraan toe en opeens kom sy stem duidelik en helder tot Henry.
“Dit is my kamer van afsondering,” sê hy. “In hierdie gedruis is die volkome stilte.” Hy vat dringend aan Henry se arm en trek hom nader, sy een hand op die kraan, sy stem in vervoering onder die aanslag van sy besondere verdowingsmiddel. “Gee jy om om mee te doen? Sodra ek die kraan aandraai, wil ek hê dat jy so hard skree as wat jy kan. Vloek, laster en huil soos jy wil – protesteer hardop soos jy alleen ander tye in jou gedagtes kan protesteer, beskerm soos Job jou onverdiende menslike lot, want hier praat jy direk tot jou Skepper; niemand anders kan jou hoor nie.” Sy oë is spierwit met die blink lig van fanatisme. “Hier is jy alleen soos jy nog nooit alleen was nie, maar dis nie die impotente stem van jou gedagtes nie, dis die volle, liggaamlike stem wat skreeu teenoor die Heelal; dis jy self in volle beheer van jou sintuie; dis jy, Job, wat van vooraf die vraag teen die Almag uitbulder. Dis jou reg, as mens, om met alles in jou vermoë jou protes aan te teken in die tussenwêreld van stilte wat nie stilte is nie.”
wynplaasHy draai die kraan meteens oop, die stoomgesuis oorweldig alles, verdoof alle ander geluide en gaan oor tot die nuwe stilte wat uit die eenklank gebore word. Dis net Jock se mond wat oop en toe gaan. Henry kan die are in sy nek sien swel – sy magtige bors wat dein met die krag van sy onhoorbare krete. Sy oë is na die dak gehef, sy arms gekrom in die lug, sy hele liggaam sidderend in die geluidlose ontboeseming. Vir die eerste ruk is Henry verslae voor hierdie sonderlinge bieg, dan begin iets in homself ontwaak, in hierdie oorverdowende stilte – ’n gevoel van ganse alleenheid, asof hy in ʼn verlate landskap staan, in die eensaamheid van die wildernis, en in die afsondering van diep binne hom die oerkreet opwel, die verlange, die ontketende protes teen die magteloosheid, die weeklag van sy verlatenheid, die vrye, gans ander formulering van sy diepste begeertes, die ontlediging van sy hart self. Hy voel ʼn klammigheid op sy wange en besef dat dit trane is. Hy vee hulle met sy hand af en ontdek in die proses dat sy mond wawyd oop is. Daar is iets wat in sy keel prikkel, iets in sy bors, iets in sy longe, en hy besef dat hy homself ook oorgegee het. Nou eers begin hy dink en die aard van sy versugtings en protes formuleer, maar spoedig besef hy dat die gewone formulering nie nodig is nie. Sekere woorde, sekere begrippe, sekere geluide, waarvan hy self nie seker is nie, skreeu hy ten hemele; slegs die kern van gevoel du op, die halfgebore gedagtes kom en gaan en niemand weet wat te voorskyn kom nie. Dis meer as die stilswyende wens, verlange of weeklag, want dit is geartikuleer sonder die beperktheid van gewone artikulasie. Dis ʼn volkome vrye uiting sonder die bande van selfoordeel, want hy weet nie wat hy sê nie. Dis die grootste, die alleromvattendste kommunikasie met die Almagtige wat hy nog ooit ervaar het.
Uitgeput, intens gereinig, snak hy na asem en sien hoe Jock meteens sy vinger na sy lippe bring. Dan word die kraan toegedraai en neem die ander stilte oor wat slegs deur hulle asemhalings onderbreek word. Hulle kyk na mekaar maar met die gevoel van mense wat ʼn ervaring gedeel het, en tog geïsoleer was van mekaar; met die kameraderie wat spruit uit die volkome deelname, en tog met ʼn kern van geheimhouding wat onaantasbaar is. Dis die volmaakte broederskap, en hulle verlaat die heiligdom in volkome swye.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Auw

Entertainment staat of valt vaak met leedvermaak, afgrijzen, een hoog dat-ie-dat-doet-zeg-hoe-dóet-ie-dat-nou-mij-niet-gezien gehalte. Soms denk je alleen maar: ‘Why…?’ Je steekt er niks van op, toch blijf je kijken.
Ik weet niet of de Chinese imker Lu Konjiang (20) hier veel pijn heeft – hij zwaait in elk geval vrolijk naar de camera’s voor zo’n 23 kg bijen hem van top tot teen bedekken.
Hij doet een wedstrijdje met een andere imker, Wang Dalin (42), die uiteindelijk maar liefst 26 kg bijen weet te lokken. Zal een behoorlijke herrie maken. Het record staat trouwens nog steeds op naam van ene Mark Biancaniello, die in 1998 maar liefst 39.5 kg bijen wist aan te trekken.
Arme Lu, bijna een uur lang onder de bijen zitten, en dan toch verliezen. Maar ja, als imkers elkaar uitdagen, dan doen ze nu eenmaal niet aan armpje drukken. Da’s iets voor softies.

Bee 1    

Bee 3











The Bee is not afraid of me

The Bee is not afraid of me.
I know the Butterfly.
The pretty people in the Woods
Receive me cordially—

The Brooks laugh louder when I come—
The Breezes madder play;
Wherefore mine eye thy silver mists,
Wherefore, Oh Summer’s Day?

(Emily Dickinson, The poems of Emily Dickinson, 2005)

grond/Santekraam

Kamfer‘Het is poëzie die de lezer verpletterd achterlaat: macaber en hallucinerend, maar ook vol ironie en vernuft en bovenal met een sterke emotionele kracht.’ Aldus de flaptekst achterop Sylvia Plaths Ariel (vierde, herziene, eerste tweetalige druk, De Bezige Bij 2003), vertaald door Anneke Brassinga.
Het had ook achterop de deze week verschenen tweede dichtbundel van de Zuid-Afrikaanse dichteres Ronelda S. Kamfer (Kaapstad, 1981) kunnen staan. Die heet grond/Santekraam, en is een adembenemende, zeer persoonlijke en ook zeer Zuid-Afrikaanse bundel. Maar er staat niets achterop vermeld. Geen foto, geen beschrijving, geen citaten. Terwijl dat makkelijk had gekund: haar debuut Noudat slapende honde (2008) is terecht overladen met lof, hier en buiten Zuid-Afrika.
Maar Kamfer is, zoals ook J.M Coetzee, een voorbeeld van een schrijver die wars is van dikdoenerij of geschreeuw. Laatst waren we hier in Sea Point met een klein groepje bijeen om Ronelda wat handige cadeaus te geven voor haar dochtertje, die een dezer dagen geboren wordt. Wij, haar uitgever Nèlleke de Jager, dichteres en mentor Antjie Krog, Margot Luyt van de radio, en ik, waren meer aan het woord dan Ronelda. Die luisterde vooral, lachte hartelijk en wreef af en toe over haar buik. Als het gezegde ‘Stille wateren hebben diepe gronden’ ooit op iemand van toepassing is geweest…
De gedichten in grond/Santekraam gaan echt ergens over, zonder prekerig, simplistisch of pamflettistisch te worden. Zoiets is razend knap. Over identiteit, over groepen achtergestelde landgenoten – het lot van de gewone, arme bruine medemens. Er worden personages ten tonele gevoerd die als metafoor dienen voor het onrecht dat veel landgenoten is aangedaan. Mensen die uit hun bestaan werden weggerukt en verplaatst, overgebracht naar een vreemde plek, krijgen hier een stem.
santekraamOok personages die minder mythisch lijken en midden in de stedelijke en rauwe realiteit staan, krijgen een stem. Dat gebeurde al in Noudat slapende honde, dat gebeurt nu nog sterker en doordachter. Deze poëzie gaat dikwijls een gesprek aan met Zuid-Afrikaanse geschiedenissen, liedjes, gedichten, opvattingen – ‘The empire writes back’, als het ware. Nu en dan is de toon bitter: geen wonder, gezien de geschiedenis. Maar zoals Fred de Vries concludeert in zijn mooie bespreking in Rapport: ‘Dié is ’n moderne Suid-Afrikaanse weergawe van die “dust bowl blues” van die liedjies van die katoenplukkers en chain gangs – ’n oproep tot medemenslikheid en begrip wat nooit gekunsteld of pateties aandoen nie.’
grond/Santekraam is een verslavende, veelkantige en soms ingewikkelde bundel, vooral vanwege de verwevenheid met andere Zuid-Afrikaanse teksten.
Wat een grootse, hartverscheurende poëzie. Dat sms-te ik mijn goede vriend, dichter Danie Marais. Hij sms-te terug: ‘Absoluut. Mens kan dit eintlik nie eers kuns noem nie. Dis iets ergers.’

Jeppe
 
Jeppe wens hy was dood
elke dag
elke oggend
ons het saam taxi gery tot by Medi-Clinic
hy was 35 jaar oud
en ek 25
hy het sommer een oggend besluit
om my sy hele life story te vertel
so
tussen squeal met die taxi guard oor kleingeld
 
sy pa was ’n alkoholis
dis hoekom hy drink
en sy ma was ’n moeilike vrou
hy wou nie uitbrei nie
die bottom line het hy elke dag elke oggend
gesê
ek wens ek was dood
elke dag
elke oggend
het ek gesit en luister
 
een oggend vertel ek hom van my lewe
en hoe ek wens ek het nie so dood gevoel nie
en as ek kon
as dit van my afhang
as dit in my hande was
as ek regtig kon sou ek hom doodgemaak het
dan het ons albei se wens waar geword

ná daai oggend het ons nie meer met mekaar gepraat nie

dit vat ’n kat om ’n muis te vang
 
ek het my pa gaan soek
eers buitekant
waar mens mos begin
in die tuin tussen sy rankrose
toe in sy motorhuis
waar hy altyd in stilte besig is
laaste het ek binne gaan soek
waar mens mos eindig
drie kloppe
een
twee
drie
op jou merke gereed weg
my hand het sy asem opgehou
al vyf vingers se oë was toe
met die oopdraai van die handvatsel
het die deur gekreun
my vingers het my probeer waarsku
een
twee
drie
op my merke gereed weg
my oë was toe
maar ek kon hom sien
ek kon my pa sien hang
hy hang
en hy hang
en hy hang
sonder my
elke dag sonder om te val
hang hy
hy hang nou nog 

(‘Jeppe’ en ‘dit vat ‘n kat om ‘n muis te vang’: Ronelda S. Kamfer, grond/Santekraam, 2011)

Verdampt

Ik had het over de jaren tachtig. Verleden week tijdens de winterschool. Opvallend toch dat, als je terugkijkt op de vorige eeuw, bijna geen ander tijdperk zo achterhaald lijkt en vermakelijk is als die jaren tachtig. De doem van de politiek, de vlucht in het 80s-Shoulder-Padspostmodernisme, de totale anarchie op het gebied van smaak: die dikke rode colbertjes bij de C&A, schoudervullingen, plastic muziek – sowieso veel plastic. Ik kan urenlang van jaren tachtig videoclip naar jaren tachtig videoclip surfen.
Maar ja, dat zijn de Nederlandse en de westerse jaren tachtig. Ik stelde, dacht ik, een retorische vraag toen ik vroeg naar de Zuid-Afrikaanse jaren tachtig. Een uitnodiging tot discussie. Jaren van isolement, angst, haat, oproer, nog sterkere ongelijkheid. Het kwam in die tijd tot een kookpunt, tot het aan alle kanten gewoon niet meer ging en men besefte dat het tijd werd voor een ander tijdperk, te beginnen met de vrijlating van Nelson Mandela.
Maar wat blijkt dan: je stelt zo’n vraag en nagenoeg alle studenten (maar natuurlijk!), hebben helemaal geen weet van die laatste, deprimerende apartheidsjaren. Zijn ze veel te jong voor. Dat zijn van die momenten dat je beseft dat het allemaal wel goed komt. De economische ongelijkheid en de daaruit voortvloeiende criminaliteit mogen dan een erfenis zijn uit die donkere tijd, de angel zelf is er wat betreft de jeugd wel uit.
Alleen nu en dan steekt zo’n stukje onkruid nog de kop op. Zoals laatst in de Pick ’n Pay (de Zuid-Afrikaanse Albert Heijn) in The Waterfront, een groot, druk en toeristisch winkelcentrum aan de haven van Kaapstad met veel, en soms dure winkels en veel cafés en restaurants. Uitgerekend daar voelde ik een naschok uit een tijd dat ik nog midden in mijn Leidschendamse jeugd verkeerde.
‘You’re all the same, you fucking blacks!’
Blijkbaar had de zwarte meneer die de winkelmandjes verzamelt wat te vroeg het winkelmandje van een mevrouw te pakken, haar boodschappen zaten er nog in. Niks aan de hand natuurlijk. Maar de vrouw zag haar kans schoon en brandde los. De man protesteerde, maar werd totaal overschreeuwd.
En daar kan ik dan niet tegen, zeker niet als iedereen eromheen zo stil blijft. En het is druk zat in de Pick ’n Pay van de Waterfront.
‘Whát did you just say to that man?’ Ik kreeg natuurlijk ook een grote bek, dat ik me met mijn Amerikaanse (ja, mijn Engels klinkt nogal Amerikaans) bemoeizucht moest reppen naar mijn eigen land.
Maar ik liet niet los. ‘You make your apologies, nów!’ Dat heeft ze uiteindelijk niet gedaan, maar ze droop wel af met de staart tussen de benen, onder tal van blikken. De oude, zwarte man in kwestie stond er verbouwereerd bij – je zag gewoon hoe de geschiedenis voor zijn geestesoog voorbij trok.
Gelukkig maak je het hier niet veel mee, maar waar ie opsteekt, die raciale haat – gelijk aanpakken. Deed mijn moeder al toen ze in de jaren zestig van Aruba naar Nederland kwam en een keer als enige zwarte vrouw in een Haagse tram gesommeerd werd op te staan, voor een oudere blanke dame. Dat heeft die vrouw geweten: in een stampvolle tram werd die vrouw eens flink de waarheid gezegd.
Toen ik bij m’n auto kwam was mijn bloed nog steeds aan het koken. Ik had dat wijf bij haar vettige haren moeten grijpen en door het hele winkelcentrum moeten slepen. Op z’n minst. Maar gedwee laadde ik de boodschappen in, reed de parkeergarage uit en schoot langs zee terug naar huis. Ramen open – de winter is hier met elke dag zon en 24 graden extreem zacht – en de radio hard. ‘Ebony and Ivory’ van Stevie Wonder. Wat een timing, Stevie! Zijn muziek was hier trouwens verboden tijdens de tweede helft van de jaren tachtig, omdat hij zijn Oscar voor beste filmmuziek opdroeg aan Nelson Mandela. ‘Ebony and Ivory’; beetje soft nummer.
Maar toen kwam ‘Molalatladi’‘ van de Johannesburgse band BLK JKS voorbij op 5FM. Dat kon geen toeval zijn. Dus ging het volume omhoog. En wég vloog de woede.

White people are white people

White people are white people,
They are burning the world.
Black people are black people,
They are the fuel.
White people are white people,
They must learn to listen.
Black people are black people,
They must learn to talk.

(Mongane Wally Serote, Selected poems, 1975)

Meer blogs

  • Afbeelding bij Veertien

    Veertien

    Bijna elk jaar is onze jongen jarig in de herfstvakantie. We zijn dan in Normandië, in een huis met een haard in de woonkamer en grasland voor de deur waar bonkige paardjes grazen. We wandelen er veel, ik koop voorraad op de markten en kook voor onze familie. Een man of tien, met kinderen en...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Met de fiets naar de trein

    Met de fiets naar de trein

    Ik haastte me met flinke wind tegen naar het station. Terwijl ik zwoegend op de pedalen stond schoot me de titel van een gedicht van Obe Postma (1868-1963) te binnen: ‘Mei de auto nei de trein’ (Met de auto naar de trein), dat hij in 1927 publiceerde. De opeenvolging van de twee vervoersmiddelen, en vooral...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Zwichten de varensmannen

    Zwichten de varensmannen

    Gezwicht ben ik, wist je dat wij varensmannen, de taal van de molenaars verstaan? Het is dan wel een andere taal, een landtaal maar de molenaars leven nu eenmaal ook van de wind. Met veel wind reven ze net als wij maar het minderen van de zeilen heet bij hen zwichten. Wat ik qua taal...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Lia Tilon
    Lia Tilon

    Lia Tilon (1965) debuteerde in 2002 met de roman Huizen van papier bij Uitgeverij De Arbeiderspers. In 2012 publiceerde Uitgeverij Cossee haar roman Zielhond, in 2017 gevolgd door Archivaris van de wereld. Tilon schrijft romans en korte verhalen. Zij blogt over emigratie en de vraag wat heimwee is. Is heimwee wel verbonden met een plek in je leven, of aan het gevoel dat je had toen je je op die plek bevond? En maakt het wat uit?

  • Foto van Jasmijn Kenselaar
    Jasmijn Kenselaar

    Jasmijn Kenselaar studeert in de zomer van 2025 af als toneel- en filmschrijver. Het samenbrengen van mensen en het aanbieden van nieuwe perspectieven kenmerken haar signatuur. Ze schrijft veel voor en over jongeren en plaatst haar verhalen vaak in werelden die een beetje – of heel erg – verschillen van de onze. Haar eindwerk De Ongewilden is een komische, sciencefiction-dramafilm over een zestienjarige wees die zich staande probeert te houden in een wereld die niet voor haar gemaakt is. Haar afstudeerscriptie As if! is een praktijkgericht onderzoek naar hoe schrijftechnieken kunnen worden ingezet om films en series te creeëren met een positieve impact op tieners. Voor afstuderend regisseur Julija Filipović schreef ze daarnaast De Golven – een vrije bewerking van de gelijknamige roman van Virginia Woolf. Haar korte film GENIUS is in juni 2025 te zien tijdens het Rotterdams Open Doek Filmfestival.

  • Foto van Hans van Pinxteren
    Hans van Pinxteren

    Hans van Pinxteren is dichter en vertaler