Raadsel

Sinds eind maart loop ik elke dag van het stationnetje van Stellenbosch via Stasieweg naar het winkelcentrum, en dan de hoek om richting het gebouw van ‘Lettere en Wysbegeerte’ waar de vakgroep Afrikaans & Nederlands zetelt op de zesde verdieping. Het is een kleine twintig minuten lopen, langs pittoreske Kaaps-Hollandse huisjes, heldergroene grasveldjes en veel winkeltjes en cafeetjes. Eén grote levensechte ansichtkaart, met op de achtergrond steeds die massieve bergpartijen.
Even voorbij Strandstraat, nog voor Heroldstraat, stond iedere ochtend als herkenningspunt een volkomen afgeschreven en verwaarloosde Volkswagen Jetta. Een memento mori van staal en glas. De optocht van treinreizigers die het dorpje instroomden zag je elke dag even kijken; wie laat dat wrak hier toch staan, waarom wordt dat ding niet een keer weggesleept? Zou er een lijk in de kofferbak liggen, een dode hond? Zou de wagen gestolen zijn en hier gedumpt? Zouden er ’s nachts zwervers in slapen? Maakte het ding geluidjes als de zon verdween, snerpende klaagzangen als van een konijn verstrikt in prikkeldraad? Had de auto pijn, miste het ding z’n vriendjes?
WrakJe zou er een stevige schrijfopdracht van kunnen maken: neem dit wrak als uitgangspunt en verzin er een verhaal bij. Hoe is die wagen hier terecht gekomen, welke bergkammen en valleien heeft hij niet allemaal gezien, hoe is ‘ie zo in de prak gereden? En wie was de eigenaar?
Ik dacht, ik maak er een foto van. Leuk voor later. Ik had een bijna lege trein afgelopen dinsdag, er was dus geen kip te bekennen – je wilt niet gesnapt worden terwijl je uitgebreid een gedeukte en afgeschreven auto staat te fotograferen.
De auto moet er al een tijd hebben gestaan vóór ik hem voor het eerst zag. Dat betekent dus zeker een maand of vier in totaal.
En wat blijkt: de dag nadat ik mijn foto’s heb genomen, is de Jetta plotseling spoorloos verdwenen. Foetsie. Geen doorligplekken op het asfalt, geen verkleuring van het wegdek, geen druppeltje olie, niets. Iemand moet me hebben gezien met mijn fototoestel en gedacht hebben ‘shit, die gaat straks naar de politie, aangifte doen, of naar de krant, dan ben ik er gloeiend bij!’
In het diepste uur van de nacht is de wagen weggehaald, op weg naar z’n laatste rustplaats. Getakeld en in een vrachtwagen gehesen, of misschien krakend voortgetrokken door de statige, boomrijke straten van Stellenbosch.
Er werd druk gefluisterd, gejaagde stemmen. Stikdonker was het, alleen wat dode lichten aan de hemel. Kattenogen keken het stuk blik op wielen stoïcijns na. 
Niemand heeft een traan gelaten.

Dit laat ’n mens breekbaar voel

Dit laat ’n mens breekbaar voel
om in die nag
in die reën
teen ’n bergpas uit te ry

met die see
grys in die verte
en ’n steenbokkie
wat in die motor se ligte
uit die berge kom

dit laat ’n mens breekbaar voel
om in die nag
in die reën
in ’n poort wat donkerder
as die nag is
in te ry.

(Fransi Phillips, My lied van die niet, 2002)


In de Oorshop

Gatenkaas

escher-villaHoeveel levens kun je hebben. Twintig, dertig? In elk geval toch een paar. Ik kwam er gisteren weer eens achter. We waren bij vrienden ‘up the road’, Highlevel Road om precies te zijn, hogerop tegen Signal Hill – bij ‘mense wat plat op die aarde is’ en met hard werk iets groots hebben opgebouwd. Een kast van een huis, heel gezellig en smaakvol ingericht, geen opschepperij maar wel een bar en een zwembad en een balzaal die bedoeld is als slaapkamer.
Veel mooie familiefoto’s, veel drukte en speelgoed overal, veel eten op tafel. En het was gewoon een lunch, eigenlijk. De enorme contrasten in dit land, het blijft opvallen, hoe goed ik het hier ook ken.
De moeder van Anthony was er ook, ze werkt voor het verhuisbedrijf van haar zoon en heeft een lekker dik Liverpools accent.
‘I remember you very well, you were also at the 21st of Mark, years ago!’ Dat zei ze terwijl ze me de hand schudde. Ik schrijf nu wel ‘Mark’, maar ik kan me zijn naam nu al niet meer herinneren. Beschamend. In elk geval, de veel jongere broer van Anthony dus, die zelf nu begin veertig is. Het broertje was er niet, en vaak kan ik hem ook niet hebben gezien. Misschien was ik die bewuste avond ‘poepdronk’ of anderszins onder invloed, maar weer eens merkte ik, terwijl de moeder van Anthony nog meer herinneringen ophaalde aan die blijkbaar beroemde avond, dat het merendeel van al die uren, maanden, jaren, gewoonweg niet te onthouden is. Een goed geheugen is nooit de sterkste troef geweest van de Schaffers, maar nu stond ik toch wel even perplex van het falen van mijn harddrive. Dat feest had net zo goed nooit plaats kunnen hebben, ik had geen verschil gemerkt.
Ik zei natuurlijk ‘Yes, I remember,’ want ik ben netjes opgevoed. En toen begon Maya aan m’n arm te trekken omdat ze me de hamstertjes wilde laten zien. Handig, kinderen.
Ik ben gelukkig niet vergeten dat ik in 2004 met Antjie Krog een bloemlezing met nieuw Afrikaans dichttalent mocht samenstellen, Nuwe Stemme 3. We kozen twintig dichters in totaal, uit een poel van meer dan 400 inzendingen. In de bloemlezing, er is inmiddels een vierde verschenen, krijgt jong talent alvast de kans z’n neus te laten zien aan de hand van een aantal gedichten. Danie Marais, Ronelda S. Kamfer, Loftus Marais, een paar dichters uit die bundel hebben inmiddels flink naam gemaakt binnen de Afrikaanse poëzie.
En nu heeft de benjamin van het stel, Jasper van Zyl (1987, hij was op dat moment zeventien) ook zijn eerste bundel uit, Die lewe tussen pikkewyne (Het leven tussen pinguïns), uitgegeven door Tafelberg. Ik las ’m in één ruk uit in de trein terug van Stellenbosch naar Kaapstad. Zijn werk is sterk gegroeid in die paar jaar. Soepel geschreven, compacte anekdotes.
Uitermate geschikt voor iemand met een slecht geheugen.

haar hande na die lou reën

maria het haar hande bak na bo gehou.
toe die reën lou uit die lug traan
het sy ’n stoel uitgedra en regop gaan sit
en daar het melk by haar oë uitgeloop.

haar growwevelman en grootneusbroer
het deur die venster na haar gestaar
op haar stoel langs die huilende hoenderhok
in die troosteloos-gewelddadige dag.

toe dit donker raak het hulle haar gaan haal,
die huis ingedra en die deur gesluit –

en later haar liggaam in die grond ingespit;
mooi geluister vir ’n klop uit die kis.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Dinner Night

Oom Boonmee, zijn schoonzuster Jen en haar zoon Tong zitten aan tafel op een veranda, ergens in de Thaise jungle. Oom Boonmee is stervende. De wereld is stikdonker en muisstil, op het geruis van bladeren en het zachte orkest van krekels na, af en toe glijden de koplampen van een auto voorbij. De sfeer is gemoedelijk, het gesprek kent meer stiltes dan woorden en is vreemd vertrouwd en uiterst literair tegelijk, ook in de twee Dinnerscènes die de film niet hebben gehaald maar wel te zien zijn op dvd.
Dan schuift plotseling de overleden vrouw van oom Boonmee aan. Heel even maar is er de schrik – een licht terugdeinzen is het. Er wordt niet gegild, niemand rent in opperste paniek weg. Het is het vluchtige moment net voor gewenning, zoals je lichaam even in elkaar krimpt als je je voor het eerst in een zwembad laat zakken.
De overleden vrouw is geen spat ouder dan toen ze stierf, zegt haar zus Jen. Het gesprek komt weer op gang, de overledene krijgt drank aangeboden. ‘Dat hebben ze vast niet, daar waar je nu bent.’ Dronken terug naar gene zijde, een mooie mix van surrealisme en alledaagsheid.
Als even later ook oom Boonmee’s overleden zoon Boonsong aan tafel komt zitten – hij heeft rode lichtgevende ogen, maar dat komt misschien omdat hij nu een zeer harige aap is, zo een uit ‘2001: A Space Oddyssey’ –, is het gezelschap compleet.
Een verdovende avond, een kalme gekte. Nu kan oom Boonmee zich gereedmaken voor het einde.
Het vreemde is hier nergens vreemd is, het vreemde is alleen ‘even wennen’.
Wat een schitterende, grappige, hallucinerende, ongrijpbare, volslagen krankzinnige film is dit, ‘Uncle Boonmee Who Can Recall His Past Lives’ van regisseur Apichatpong Weerasethakul, en wat heeft de werkelijkheid toch een schier oneindige reeks uitzichten – het hangt er maar helemaal vanaf waar je vandaan komt. Zoals het vreemd zou zijn om premier Mark Rutte bij de gemeenteraadsverkiezingen te horen roepen dat zijn aanhangers vooral VVD moeten stemmen, ‘anders krijgen jullie nog last met jullie voorvaderen!’ Terwijl de Zuid-Afrikaanse president Jacob Zuma toch iets dergelijks verkondigde voorafgaand aan de gemeenteraadsverkiezingen van afgelopen mei: “The ancestors will turn their backs against you and you will be bad luck forever if you leave the ANC unhappy,” [Zuma] said in Phola, outside Lichtenburg.” Natuurlijk kwam deze uitspraak in de pers, maar eerder omdat zo’n dreigement nadelig zou kunnen uitpakken voor de oppositiepartijen, dan dat het op zich een vreemde opmerking was. Er zijn immers genoeg Afrikanen die geloven in en belang hechten aan hun voorvaderen, hen om advies vragen en hen eren, generatie op generatie.
Zoals Mustafa Stitou dichtte: ‘het verborgene is het verborgene niet vader/ het is de schittering over dieren mensen dingen’.

Uncle Boonmee

 

 

 

 

 

 


 


Uncle Boonmee Who Can Recall His Past Lives – Deleted Scenes

Sc. 11 Dinner Night 1  

-My death?
-Please!
-Jen… I sense it myself.
-Please uncle, don’t talk about this. I will help adjust your diet. There are special herbs in these dishes.
-Tong, you know… I’ve been practising yoga for several years. Since the health centre held yoga classes. The breathing technique I acquired from my master lets me know when something is wrong. Last night, while I was asleep in the hospital, I felt a rat running across my body, from my stomach to my head. I woke up with a start and realized that there was no rat in the room. I calmed myself down. When I entered a trance, I found the rat. There was this little black rodent in the deepest corner of my mind. Then I knew what it was. Death, I told myself. Right, Boonsong?
-I dreamt of a rat before. You’re reading too much into it.
-Jen… I remembered my master’s words, that before death arrives I would know it was coming, 48 hours ahead of time through my yoga breathing. I lay in the hospital thinking about ways to prevent it. Then I thought about my family and realized I had none except you.


Buiten adem

Sea Point, of Seepunt, is mooi, ook in de winter. Wel, winter. Eerder een Nederlandse herfst of lente. Het is nu, midden op de dag, tamelijk stil, weinig wandelaars. Alleen het aanhoudende hese gebrul van de brute golfslag en het geklater van opspattend, vuilwit schuim dat op de boulevard wordt gesmeten. IMG_0412
Een uitstekende dag om voor de eerste keer in maanden weer eens wat aan beweging te doen en van huis af, ter hoogte van St John Road, een eindje te gaan rennen, meteen maar voorbij Three Anchor Bay tot aan de vuurtoren bij Mouille Point. De zaken stevig aanpakken. Ik word hier natuurlijk niet fitter van, alleen maar strammer, maar als ik snel ben, ben ik thuis voor de dreigende donkerte boven zee zich over Kaapstad uitstort.
Ik passeer een verlaten speeltuin. Bij Three Anchor Bay ligt een man te slapen op een bankje. Nee, die ligt er allicht niet voor zijn lol.
Hier ergens is de bekende Afrikaanse dichteres Ingrid Jonker de zee in gelopen, in de vroege uren van 19 juli 1965. Ik vraag me af waar precies. Veel rots, veel ‘gemors’, maar als het mooi weer is wordt hier druk gezwommen, al is het maar een piepklein strandje. Er staan wat auto’s geparkeerd, ondanks het slechte weer. In bijna elk voertuig zitten mensen. Alleen, of met twee, genietend van het stormachtige weer, even eruit tijdens de lunch.
Tussen mijn gehijg door probeer ik aan Ingrid Jonker te denken, die er genoeg van had. Ik ben benieuwd wanneer de film hier te zien zal zijn, en wat de Zuid-Afrikaanse pers en het publiek ervan zullen vinden. Zo’n buitenlandse productie, over jouw erfgoed.
Ik stel me voor hoe ik haar beneden door het wilde water zie waden, steeds dieper, het gaat moeizaam. Herhaalde keren is ze die nacht terug naar huis gebracht, steeds wist ze aan de aandacht te ontsnappen en ging ze er weer vandoor. De koek was echt op, ze heeft zich in die laatste uren niet meer bedacht. Wat moet je ongelofelijk eenzaam zijn, wil je zo doorzetten.
Bij de vuurtoren aangekomen maak ik rechtsomkeert. Het rennen is ondertussen sjokken geworden – van hardlopen is geen moment sprake geweest, de stortbui is nog maar een paar minuten van de kade verwijderd. Ik denk niet dat ik het droog houd. 
Nog even, tot bij die bushalte daar, dan mag ik uitrusten, en kan ik gelijk even schuilen.
Maar een mens kan zich flink voor de gek houden, behalve als hij niet fit is. Dus houden mijn benen plotseling halt bij de eerste de beste prullenbak. Het lijf is een en al uitputting, een zuchtende en puffende machine.
Die bushalte, die red ik niet. Tevergeefs veeg ik het zoute water uit mijn gezicht.
Ik moet dit vaker doen.

Mamma

mamma is nie meer ’n mens nie
net ‘n ’n
sy trek aan
sy gaan na die haarkapper
sy loop in die strate
haar voet haak vas
sy spreek die psigiater
nes ’n gewone mens

sy fluister woorde
mon cheri
dit het g’n klank nie
dis die wit
gefluister van ’n spook
dit het g’n kleur nie
en dit hardloop
dit giggel uit hysbakke
dit loer deur brilglase
dit wonder agterbaks
dit is ongewapen
dit is naak soos ’n african
dit wil glo in die mens
wat nog te sê van ’n god

(Ingrid Jonker, Versamelde werke, derde herziene druk, 1994)


Brief 20

Beste Arnon Grunberg,

U schrijft in uw voorwoord van ‘Brieven aan Esther’ dat u diagonaal leest. Ik zal dus maar diagonaal schrijven, d.w.z. de belangrijkste woorden voor uw gerief op de diagonaal van de bladzijde plaatsen. Want u krijgt veel post. Daarom hebt u die ‘assistent’. A.F.Th. van der Heijden heeft zelfs een ‘secretaris’. Het kan altijd beter. Zelf lees ik verticaal en werk ik mijn post (voornamelijk rekeningen) zelf af.

Ik heet Delphine Frädrich. Waar zijn de puntjes op uw u gebleven? Een van mijn cliënten is geobsedeerd door u. Om hem te kunnen volgen moest ik mij in uw geschriften verdiepen. Ik ben relatietherapeut. Nu heb ik u aan het lachen gekregen. Mijn vrienden noemen me de enige egotherapeut van Nederland. Eigenlijk ben ik neurofysioloog – mijn proefschrift ging over hersenkneuzingen. Dat zijn hersenschuddingen die geen naam mogen hebben. Omdat ik niet graag in schedels zaag en snijd, ben ik de psychotherapeutische kant opgegaan. Met een oudere collega vorm ik een maatschap in Hilversum. Nu weet u weer waarom u geëmigreerd bent.

Ik ben onlangs 46 geworden. Het lijkt wel een sollicitatie, terwijl ik niets van u wil. Ik ben nog niet in de overgang. Ik ben alleenstaand, als ik afzie van mijn drie katten, kinderloos, niet mooi, niet lelijk, niet lesbisch. Mijn lichaam schijnt aantrekkelijk te zijn voor bepaalde mannen (laat ik die maar niet beschrijven). Ik scheer mijn oksels niet en ook de pubisbeharing laat ik ongemoeid. Ik heb geen bijzondere hobbies of gewoontes. Ik ben haast altijd moe.

‘Brieven aan Esther’ had niet uitgegeven moeten worden. Hebt u ook zo’n hekel aan die Vic van de Reijt of hoe hij ook heet? U rekent hem tot uw 500 beste vrienden, las ik. Door lezing van ‘Brieven aan Esther’ hoopte ik iets wijzer te worden van u. Het probleem met u is dat de mensen te dom zijn en belazerd willen worden en dat u daar brood in ziet. Waarom die pseudowijsheden op de voorpagina van de Volkskrant? Waarom houdt u uw mond niet eens een tijdje? Als u zo doorgaat loopt u de Nobelprijs nog mis en wordt u een tweede Vestdijk. Die man is verdronken in zijn letterdiarree.

Hebt u in New York een goede psychotherapeut? Zelf heb ik veel baat bij zwangerschapsyoga. Doe ik al veertien jaar. In mijn groep zitten ook twee mannen (een actuaris en een filiaalleider van ‘De Tuinen’).

Met vriendelijke groeten,

Delphine Frädrich

Meer blogs

  • Afbeelding bij Veertien

    Veertien

    Bijna elk jaar is onze jongen jarig in de herfstvakantie. We zijn dan in Normandië, in een huis met een haard in de woonkamer en grasland voor de deur waar bonkige paardjes grazen. We wandelen er veel, ik koop voorraad op de markten en kook voor onze familie. Een man of tien, met kinderen en...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Met de fiets naar de trein

    Met de fiets naar de trein

    Ik haastte me met flinke wind tegen naar het station. Terwijl ik zwoegend op de pedalen stond schoot me de titel van een gedicht van Obe Postma (1868-1963) te binnen: ‘Mei de auto nei de trein’ (Met de auto naar de trein), dat hij in 1927 publiceerde. De opeenvolging van de twee vervoersmiddelen, en vooral...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Zwichten de varensmannen

    Zwichten de varensmannen

    Gezwicht ben ik, wist je dat wij varensmannen, de taal van de molenaars verstaan? Het is dan wel een andere taal, een landtaal maar de molenaars leven nu eenmaal ook van de wind. Met veel wind reven ze net als wij maar het minderen van de zeilen heet bij hen zwichten. Wat ik qua taal...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Machiel Jansen
    Machiel Jansen

    Machiel Jansen blogt voor Tirade incidenteel over zaken die ‘Big Data’ raken. Hij leidt het Scalable Data Analytics-team bij SURFsara Amsterdam. Machiel is gepromoveerd op Knowledge Engineering en heeft in 2007 bij verschillende bedrijven en universiteiten aan SURFsara gewerkt.

  • Foto van Kevin Headley
    Kevin Headley

    Kevin Headley (1983) is een Surinaamse documentairemaker, journalist en schrijver. Sinds een aantal jaar schrijft hij ook korte verhalen, welke onder andere gepubliceerd zijn in de Surinaamse krant de Ware Tijd, het opinieblad Parbode, het online literair tijdschrift Papieren Helden, het tijdschrift Wobby en Tirade. Kevin heeft ook de speciale uitgave van Tirade PRAKSERI met alleen Surinaamse verhalen samengesteld. Tweewekelijks leren we door zijn ogen verschillende aspecten kennen van Suriname.

  • Foto van Roos van Rijswijk
    Roos van Rijswijk

    Roos van Rijswijk is redacteur van Tirade. Ze publiceerde proza in diverse tijdschriften en de roman Onheilig (Querido, 2016).