4

Mijn kinderen zijn jarig in de herfst, en dit droevig-warme licht lijst die dagen zo mooi in. Gisteren werd Ada vier; omdat dit betekent dat je naar de basisschool gaat was het een éxtra grote dag.

Voorafgaand aan het wennen op haar nieuwe school sliep Aad heel slecht. Nachtmerries en andere onrust riepen ons uit bed, en zo waren B en ik al ruim voor haar verjaardag doodop.

Bij Ada’s crèche hebben ze een ritueel van weken waarin naar een vertrek wordt toegewerkt, maar de ouder moet het allemaal in een enkele ochtend behappen. Op de grote dag wordt de jarige uitgeleid door de kinderen en leidsters, die allemaal een instrumentje hebben en het afscheidslied zingen. Traditioneel huilt de volwassene hierbij.

Wat mij gisteren de das omdeed was het moment waarop de andere kinderen de vertrekkende kleuter omhelzen.

Ik wist dat Ada geliefd was en zag het nu met eigen ogen. De meesten wierpen zich vol op haar, maar er was ook een jongetje dat strak naar zijn ingedraaide tenen staarde en op een afstandje bleef staan. Na een paar aanmoedigingen van de leidster, vlak voor de wandeling naar buiten zou beginnen, lukte het de kleine man om zijn verlamming van zich af te schudden en Aad wat schokkerig beet te pakken.

Hoewel zoiets hoort bij een veel ouder kind, vertelde zijn lichaamstaal dat hij zich hiertoe gedwongen had om later geen spijt te krijgen.

En toen moest ik het bij dat hele ding met die instrumentjes en dat zingen ook nog droog zien te houden.

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

In de Oorshop

Het toeval opzoeken

In de kelder van de bibliotheek waar ik als kind kwam, was een zogenaamde speel-o-theek gevestigd. Je moest een donkere trap afdalen om er te komen, en aan de balie zaten altijd twee spelothecaressen die de stukjes van de ingeleverde puzzels aan het natellen waren. Ik kan me herinneren dat ik daar ooit een speciale editie van het mens-erger-je-nietspel heb geleend. De versie die we thuis hadden bestond uit een gehavend kartonnen bord en een jampot die gevuld was met allerhande pionnen, fiches en dobbelstenen, en was daarmee natuurlijk perfect functioneel – maar de versie van de speel-o-theek was anders. In het midden van het speelbord zat namelijk een plastic stolp bevestigd met daarin een dobbelsteen, die je kon ‘rollen’ door op de stolp te drukken.

Misschien had de speel-o-theek deze editie aangeschaft omdat het betekende dat er zo tenminste één onderdeel minder in de doos zat dat kwijt kon raken en nageteld moest worden. Maar voor mij veranderde die stolp de hele aard van het spel. De strategische elementen van mens-erger-je-niet zijn zo goed als verwaarloosbaar, en misschien zorgt dat er wel voor dat het gooien van de dobbelsteen in dit spel zo’n emotioneel geladen handeling is – je wilt extra lang schudden, hard in je vuist blazen, vurig bidden dat je eindelijk een zes krijgt. Maar met zo’n drukstolp kon je de dobbelsteen niet aanraken, waardoor de uitkomst een onpersoonlijk en mechanisch karakter kreeg. Het werd inderdaad makkelijker om je niet te ergeren.

Mensen hebben dingen graag in de hand: in de meeste sferen van ons handelen worden zo veel mogelijk dingen gemeten, berekend en voorspeld. Maar er is een aantal situaties waarin we het toeval – begrepen als een gebrek aan voorspelbaarheid – juist actief opzoeken. Kansspelen zijn daar een goed voorbeeld van: het is leuk om jezelf onder gecontroleerde omstandigheden aan het lot te onderwerpen. Paradoxaal gezien komt daar vaak een hoop technisch gesleutel bij kijken: het kan behoorlijk veel moeite kosten om een object te creëren dat zoiets als ‘echte willekeur’ kan genereren. De wetenschapsfilosoof Ian Hacking schrijft in zijn boek The Emergence of Probability het volgende over een stel Egyptische dobbelstenen in het museum van oudheden te Cairo: ‘the guards kindly allowed me to roll [them] for a long afternoon, [and they] appear to be exquisitely well balanced. Indeed, a couple of rather irregular looking ones were so well balanced as to suggest that they had been filed off at this or that corner just to make them equiprobable.’

Spelletjes zijn niet de enige contexten waarin actief naar onvoorspelbaarheid op zoek wordt gegaan. Soms is er een situatie waarin een arbitraire beslissing genomen moet worden, en dan kan het omwille van onpartijdigheid beter zijn om lootjes te trekken. En soms wordt het toeval opgezocht om esthetische redenen – omdat een weloverwogen en strak geplande aanpak niet hetzelfde resultaat op zou kunnen leveren als een toevallig proces.

Zo zijn er genoeg kunstenaars die in hun werk systematisch gebruik maken van toevalligheid. Neem bijvoorbeeld de Canadese schrijfster Anne Carson, die in haar werk veel verschillende schrijfvormen en genres combineert. In een interview laat Carson blijken dat ze het organiseren van dit pluriforme werk tot publiceerbare bundels een uiterst vervelende taak vindt – en daarom laat ze het vaak liever aan het toeval over. ‘It saves you a lot of worry,’ zegt ze. ‘You know, all that thinking.’

In haar in 2016 gepubliceerde bundel Float omzeilt Carson het probleem van volgorde op een ingenieuze manier: de collectie is niet uitgegeven als een gebonden boek, maar als een plastic cassette waarin 22 losse chapbooks zitten. Je slaat de bundel niet open, maar je schudt de inhoud, die geen vaste volgorde kent, er letterlijk uit. De volgorde waarin de boekjes vallen, en waarin ze gelezen worden, wordt door het toeval bepaald.

Carson zet toeval niet alleen in bij de vormgeving van haar werk, maar ook bij het schrijven zelf. Zo is er het gedicht By Chance the Cycladic People, opgenomen in Float en hier gratis te lezen op de website van de LRB. Het gedicht bestaat uit een reeks aforistische stellingen over de bronstijdbeschaving op de Griekse Cycladeneilanden. Deze stellingen zijn genummerd en in willekeurige volgorde gezet. De lezer kan de nummers volgen en het gedicht lezen als een soort samenhangend essay, of de toevallige volgorde aanhouden, waarbij nieuwe en verrassende juxtaposities ontstaan. Aan het einde van het gedicht staat vermeld: ‘This poem was composed using the random integer generator.’

Deze random integer generator kan gevonden worden op de website RANDOM.ORG. Zoals de homepage van deze website adverteert, levert RANDOM.ORG ‘true random numbers to anyone on the Internet. The randomness comes from atmospheric noise, which for many purposes is better than the pseudo-random number algorithms typically used in computer programs’.

Filosofisch gezien is dit een interessante uitspraak. Wat wordt er precies bedoeld met ‘true randomness’? Atmosferische ruis is radioruis die wordt veroorzaakt door elektrische ontladingen in de atmosfeer. Wil RANDOM.ORG zeggen dat bliksemflitsen ongedetermineerde verschijnselen zijn? Het lijkt mij niet dat hier een dergelijke claim wordt gemaakt. Het punt lijkt eerder te zijn dat de causale processen achter de 40 bliksemflitsen die er per seconde gemiddeld op aarde plaatsvinden dusdanig complex zijn, dat atmosferische ruis praktisch gezien volledig onvoorspelbaar, en dus – in de epistemologische zin van het woord – helemaal willekeurig is.

Maar als het slechts een kwestie is van ons gebrek aan kennis, heeft het dan wel zin om een onderscheid te maken tussen true randomness en pseudo-randomness? Zouden de uitkomsten van een minder complex causaal proces, zoals dat van een algoritme, epistemologisch gezien niet even toevallig zijn, zolang we maar geen kennis van dit proces hebben?

Uiteindelijk lijkt het mij dat hier sprake is van een emotionele dimensie. Praktisch gezien maakt het niets uit of je worp bij mens-erger-je-niet tot stand is gekomen doordat je drie keer in je hand blies, of doordat je op een plastic stolp drukte. (Ik kwam er trouwens achter dat zo’n stolp een ‘dobbelautomaat’ heet – wat grappig is, omdat het Griekse woord αὐτόματος niet alleen ‘spontaan’ maar ook ‘toevallig’ kan betekenen.) Praktisch gezien maakt het niets uit of de willekeurige nummers die je gebruikt om een tekst te structureren door een algoritme zijn gegenereerd, of door middel van atmosferische ruis. Maar dat wil niet zeggen dat het niets toevoegt. We schrijven onweer niet meer toe aan de grillen van een oppergod, maar het heeft nog altijd iets poëtisch om een gedicht door het onvoorspelbare ritme van de bliksem tot stand te laten komen.

Een versie van deze tekst droeg ik voor op een avond over het concept ‘toeval’ in de wetenschap en de filosofie, georganiseerd door Filosofisch Café Nijmegen. De livestream van deze avond is hier terug te kijken.

Foto van Kyrke Otto
Kyrke Otto

Kyrke Otto (1995) studeerde filosofie en klassieke talen en is momenteel werkzaam als docente en promovenda aan de Radboud Universiteit, waar ze onderzoek doet naar de rol van aforistische schrijfvormen in de Lebensphilosophie-beweging. In bredere zin interesseert ze zich voor kwesties van genre, stijl en methode en de relatie tussen filosofie en literatuur. Essays en gedichten van haar hand verschenen o.a. in De Gids, De Nederlandse Boekengids en Tirade.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Antiochië (I)

De volgende rit die ons naar het 350 km. zuidoostelijk gelegen, Antiochië (Antakya in het Turks) voerde, was één van de meest ontspannen reizen in mijn leven: geen vaste vertrektijd, geen stress om het vliegtuig, de bus of de trein te halen en geen lange voorbereidingen.

Na het consult van mijn zwager in het ziekenhuis pakten we binnen een half uur de reisbenodigdheden in, boekten een hotel en stapten we met mijn zus en zwager in de auto. Dat mijn zwager met ons meereisde gaf mij een prettig gevoel. Voorlopig geen geregel aan mijn hoofd.

Turkije heeft 81 provincies waarvan de meeste een gelijknamige hoofdstad hebben. De provincie waarvan Antakya (383.000 inwoners) de hoofdstad is, heeft een andere naam: Hatay.

Turkije heeft met Syrië een 900 kilometer lange grens die zich in oost-west richting uitstrekt. Hij maakt zo’n 40 kilometer voor de oostkust van de Middellandse Zee een boog naar het zuiden en buigt na ongeveer 100 kilometer naar het westen om bij de kust van de Middellandse Zee te eindigen. De vorm van de provincie Hatay doet mij altijd denken aan ons Limburg.

Het huidige Antakya heette vroeger Antiochië. Antiochië is oud: opgericht rond 300 voor Christus door Seleucus Nicator, een van de commandanten van Alexander de Grote.

De stad lag op het kruispunt van de Zijde- en Specerijenroute. Specerijen werden over zee vanuit Zuid- en Zuidoost-Azië aangevoerd en overgeladen op karavanen, die onder andere de handelssteden Damascus, Aleppo en Antiochië aandeden, om vervolgens richting Europa verscheept te worden. De stad bezat tijdens de Romeinse periode een enorme materiële en culturele rijkdom, wat blijkt uit overvloedige vloer- en muurmozaïeken die heden ten dagen nog altijd worden opgegraven. Ook in de eeuwen daarna bleef de rijkdom van de stad behouden. In de 4de eeuw telde de stad minstens 500.000 inwoners.

De eerste grote stad op onze route is Adana. Voorbij Adana zagen we op verkeersborden onder Antakya ook Aleppo (Halep in het Turks) verschijnen, niet alleen in het Latijns alfabet waarin het Turks wordt geschreven maar ook in het Arabische schrift. Aleppo was nog maar 80 km van ons verwijderd. Het was bizar te bedenken dat deze handelsstad en het hart van de Syrische economie, zwaar gehavend door de bombardementen, zo dichtbij lag. Op weg naar en in Antakya merkten we niet dat er aan de andere kant van de grens een burgeroorlog woedde…

Het laatste deel van de reis legden we af tussen de vruchtbare Amik vlakte aan de linker en het Amanosgebergte aan de rechterkant.

Na ons in het hotel te hebben geïnstalleerd liepen we naar het oude centrum van de stad. De rivier Orontes stroomt midden door de stad. De Orontes ontspringt in Libanon, doorsnijdt Syrië in de noordelijke richting, markeert de oostgrens van Turkije met Syrië en mondt ten zuiden van Antakya in de Middellandse Zee uit. Het is de enige rivier in het zuiden en zuidoosten van Turkije die van zuid naar noord stroomt. Aan dit feit heeft de rivier haar naam Asi te danken wat rebel(s) betekent.

Bij de brug over de rivier zagen wij de stad zich aan de overkant richting een bergrug uitstrekken. Een fors flatgebouw met vijf verdiepingen, als een façade waarachter zich smalle straten met een rijke geschiedenis bevonden, verhulde dat daar het oude centrum lag. Alleen de oude minaret naast het flatgebouw getuigde van de historische rijkdom. Op de hoek van het gebouw, op de voorgevel van een eetgelegenheid lazen we: Hatay Künefe, de naam van een van de vele banketbakkerijen die gespecialiseerd zijn in dit van oorsprong Syrische deeggerecht met suikerwater en zachte kaas. Rechts van de brug stonden er kiosken, een souvenirwinkeltje en een agentschap van Has Turizm, de busmaatschappij van Antakya.

Even later dwaalden we door een wirwar van smalle straten met oude huizen. Ze zijn meestal op een houten geraamte opgetrokken uit steen of klei. Achter de scheve muren en door verval of ouderdom onooglijk uitziende, authentieke voorgevels bleken schitterende, gerestaureerde binnenplaatsen schuil te gaan.

Tijd voor een avondmaal. Wij stuitten op een restaurant, gevestigd in een recentelijk gerestaureerd herenhuis (konak) in vierkante vorm waarvan de muren opgetrokken waren uit natuursteen. De grote binnenhof stond vol met tafels die alle bezet waren. We moesten wachten tot er een tafel vrijkwam. We hoorden naast Turks ook Arabisch. Antakya heeft een Syrische minderheid.

De menukaart vermeldde gerechten met invloeden uit de Libanese, Syrische en Turkse keuken, onder meer geroosterde paprika met walnoten, humus en geroosterde aubergine, bereid met gember, za’atar, laurier, komijn en sumak. In verschillende combinaties krijgt men uiteenlopende smaken. De keuken van Antakya is niet voor niets opgenomen in de gastronomielijst van de UNESCO.

Foto van Kerim Göçmen
Kerim Göçmen

Kerim Göçmen werd in 1957 geboren in Izmit, een stad ten oosten van Istanbul. Hij bracht zijn jeugd door in diverse plaatsen in Turkije, waar zijn vader het ambt van rechter uitoefende. In 1974 begon hij met de studie werktuigbouwkunde in Ankara. Drie jaar later kwam hij op uitnodiging van zijn tante naar Nederland. Hij veranderde van studie en koos voor politicologie aan de Erasmus Universiteit van Rotterdam.  Het geheim van de kromme neuzen was zijn debuut, daarna verschenen Rode kornoeljes en Kroniek van mijn schoolvakanties.

Joseph Roth – Leviathan 5

(Lezen vanaf het begin)

Ze dronken nog meer honingwijn en een paar brandewijn, en Nissen Piczenik, de koraalkoopman, betaalde. Ook hij had wel wat gedronken, maar niet zoveel als de anderen. Toch leek het toen hij de straat op stapte, arm in arm met de jonge Komrower, alsof het midden van de straat een rivier was, de golven bewogen op en neer, de paar petroleumlantaarns waren vuurtorens en hij moest stevig aan de zijkant blijven om niet in het water te vallen. De jongen zwalkte vreselijk. Zijn leven lang, bijna van kinds af aan, had Nissen Piczenik elke avond de voorgeschreven avondgebeden opgezegd, een bij de schemering, de andere om het begin van de duisternis te vrwelkomen. Vandaag had hij beide voor het eerst overgeslagen. De sterren glinsterden hem vanuit de hemel verwijtend toe; hij durfde niet omhoog te kijken. Thuis wachtte zijn vrouw op hem met het gebruikelijke avondmaal, radijs met komkommer en uien en brood met reuzel, een glas kwas en hete thee. Hij schaamde zich meer voor zichzelf dan voor de anderen. Het leek zo nu en dan terwijl hij doorliep, dat hij zichzelf tegenkwam: koraalhandelaar Nissen Piczenik koraalhandelaar Nissen Piczenik – en de een lachte ander dan uit. Uiteindelijk probeerde hij te verwijden nog andere mensen tegen te komen, en dat lukte ook. Hij vergezelde de jonge Komrower naar huis, hielp hem de kamer in waar de oude Komrowers zaten, en zei: ‘Wees maar niet boos op hem, wezijn naar het het café geweest, hij dronk er een paar.’

            ‘Was jij met hem in het café, koraalhandelaar, Nissen Piczenik?’, Vroeg de oude Komrower.

            ‘Jazeker,’ zei Piczenik.  ‘Goedenavond!’ En hij ging naar huis. Al zijn prachtige rijgsters zaten nog steeds aan de vier tafels te zingen en visten nar de koralen met hun fijne naalden in hun fijne handen.

‘Breng me onmiddellijk mijn thee’, zei Nissen Piczenik tegen zijn vrouw, ‘ik moet werken.’

            En hij dronk van zijn thee, en terwijl zijn hete vingers zich in de grote, nog ongesorteerde koraalhopen groeven en in hun welwillende roze koelte rommelden, dwaalde zijn arm hart door de brede en ruisende straten van de uitgestrekte oceanen.

            En het brandde en suisde in zijn hoofd. Maar hij was zo wijs zijn pet af te zetten, haalde het geldzakje tevoorschijn en borg hem weer in zijn binnenzak.

4

En toen kwam de dag dat matroos Komrower terugmoest naar zijn kruiser, naar Odessa – en angst en pijn belaagde het hart van de  koraalhandelaar. De jonge Komrower was de enige zeeman in heel Progrody, en God wist wanneer hij nog eens verlof zou krijgen. Als hij eenmaal weg was, hoor je nooit meer iets over de wateren van de wereld, tenzij er toevallig iets over in de krant staat.

Het was in de nazomer, een mooie zomer trouwens, zonder wolk of regen, verlevendigd en verkoeld door de altijd zachte wind van de Wolhynische vlakte. Nog twee weken en de oogst zou beginnen, en de boeren uit de dorpen zouden niet meer naar de marktdagen komen om Nissen Piczeniks koralen te kopen. Deze weken waren het hoogseizoen voor koraal. Nu juist kwamen de klanten met drommen en hopen tegelijk, de rijgsters konden het werk nauwelijks aan, er werd nachtenlang geregen en gesorteerd. Op de prachtige vroege avonden, als de ondergaande zon haar gouden afscheidsgroet door Piczeniks getraliede vensters stuurde, begonnen de koraalbergjes van elke soort en kleur te schitteren, verlevendigd door hun weemoedige en tegelijkertijd troostende glans, alsof elke steentje een klein lichtje diep vanbinnen had. De boeren met zware laarzen met spijkers die knerpten op de stenen in de tuin, kwamen vrolijk en licht aangeschoten binnen om hun vrouwen op te halen, de blauw-rode zakdoeken gevuld met zilveren en koperen munten. De mannen omarmden en kusten Nissen Piczenik onder tranen en gelach alsof ze in hem een tientalen jaren verloren vriend hadden teruggevonden. Ze meenden het goed met hem, ze hielden zelfs van hem, deze stille, lange roodharige Jood met de trouwe en wat dromerige porseleinblauwe ogen, in wie rechtvaardigheid woonde, eerlijkheid in zaken, het verstand van de deskundige en tevens de onnozelheid van iemand, die het stadje Progrody nooit verlaten had.

            Het was niet eenvoudig om met de boeren om te gaan. Want hoewel ze de koraalhandelaar kenden als een van de zeldzame eerlijke koopmannen in de buurt, beseften ze altijd dat hij een Jood was. Wel hadden ze plezier in het onderhandelen. Eerst gingen ze er eens goed voor zitten in de stoelen, op de bank, op de twee brede houten tweepersoonsbedden die hoog met kussens opgetast waren. Sommigen gingen ook liggen op de bedden, de bank en zelfs op de grond met hun laarzen waar de zilvergrijze modder nog aan zat. Ze haalden tabak uit de brede zakken van hun jute broeken of van de voorraad in de vensterbank, scheurden de onbedrukte marges van oude kranten die in Piczeniks kamer rondslingerden en rolden shagjes – want zelfs de bemiddelden onder hen vonden vloeitjes een luxe. Een dikke blauwe rook van goedkope tabak en grof papier vulde het huis van de koraalkoopman, een gouden, zondoorschenen blauwe rook die langzaam in wolkjes door de vierkantjes tussen de tralies en de geopende vensters heen de straat op zeilde. In twee koperen samovars – op een van de tafels in het midden van de kamer – de ondergaande zon werd ook daarin weerspiegeld – kookte het water, en niet minder dan vijftig goedkope glaasjes van groenachtig glas met een dikke bodem gingen van hand tot hand, gevuld met dampende goudbruine thee en met brandewijn. een hele poos terug, in de vroege middag al hadden de boerinnen urenlang onderhandeld over de prijs van de koraalkettingen. Nu vonden hun mannen de sieraden alsnog te duur en begonnen de onderhandelingen opnieuw. Het was een hardnekkig gevecht dat de magere Jood in zijn eentje moest leveren tegen de enorme meerderheid van zuinige, achterdochtige, sterke en soms gevaarlijk beschonken kerels. Onder de zijdezachte zwarte muts die Nissen Piczenik gewoonlijk in huis droeg, liep het zweet over de schaarsbesproete wangen in zijn rossig sikje en de baardharen kleefden aan elkaar en die moest hij ‘s avonds na de veldslag met zijn ijzeren kammetje loskammen. Uiteindelijk zegevierde hij over al zijn klanten, ondanks zijn onnozelheid.

            Want hij kende de koralen van over de hele wereld en de boeren uit zijn land – en hij wist hoe hij die rijgen en sorteren moest en hoe hij die anderen kon overtuigen. Hij gaf de hardnekkigen een zogenaamde ‘bonus’ – dat wil zeggen, nadat ze de prijs hadden betaald die hij niet onmiddellijk had genoemd maar waar hij heimelijk naar verlangde, gaf hij ze een klein koraalkettinkje gemaakt van de goedkopere steentjes ten geschenke, bedoeld voor de kinderen om om armpjes en nekjes te dragen en absoluut effectief tegen het boze oog van jaloerse buren en kwaadwillende heksen. Hij moest op de handen van zijn clientèle goed in de gaten houden en altijd de hoogte en omvang van de koraalhoopjes inschatten. Nee, een gemakkelijk gevecht was het niet!

(verderlezen)

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Een bochtje in de weg

Morgen gaat Ada voor het eerst naar school. Onze crèchetijd is daarmee voorbij. Terwijl ik dit schrijf ligt ze te slapen onder de klamboe die ze ondanks de dalende temperaturen nog steeds boven haar bed wil houden.

De kamers van de kinderen groeien dicht. Ze hebben nu al te veel spullen voor een Amsterdamse slaapkamer. Ik sprak Nadim daar vandaag op aan en hij vertelde me dat een kinderkamer ramvol hóórt te zijn.

Hij zei het ook met de klemtoon op die o’s.

We hebben de hele tijd luizen in huis; dat kost een flesje luizenshit per week, wat knaagt aan ons budget voor goede wijn op zaterdag. B is gevallen op een uitje en heeft nu een dikke lip.

Ik weet ook niet waarom ik opsom wat de grote en kleine dingen van de week hier zijn.

Nu ik erover nadenk is dat precies wat ik elke dinsdagavond zit te doen: de kleine en grote dingen kiezen die in de week voorbijkwamen en die met een paar beelden verbinden.

Mijn boek komt uit in mei. Het wordt een mooi klein en tegelijk enorm verhaal.

De leukste fase van het werk begon op maandagochtend: schaven aan en schuiven met wat er allemaal al staat. Ik maak de focus kloppend en moffel alle losse eindjes weg. Een ouderwetse foto die in de vloeistof landt: contouren worden ingevuld, details komen naar voren uit een nog mistig geheel.

Je zou er hoogdravend van worden.

Vlakbij ons huis, op een bochtje in het fietspad dat de stad in leidt, staan berkenbomen die altijd de zon lijken te vangen.

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Waarom is Erdogan kwaad op Macron en Wilders? Zijn de Turken dat ook? (I)

Laatst was Erdogan kwaad op Wilders. De PVV-leider deelde op 24 oktober via Twitter een spotprent waarop Erdogan te zien is met op zijn hoofd een bom met brandend lont. Er stond te lezen: ‘terrorist’.

Deze prent, als zoveelste bewijs van de islamofobe houding van de politicus, bleek voldoende om de toorn van Erdogan op wekken.

Deze reactie bevestigde weer eens het beeld dat men in Europa van Erdogan heeft: een politicus met islamitische wortels die zich graag wil profileren als de woordvoerder van de moslims in de wereld en aan zijn woede onverholen uiting geeft.

Dit beeld strookt mijns inziens niet helemaal met zijn werkelijke motieven. 

Het incident met Macron kan daar wellicht licht op werpen. Een poosje geleden zei Erdogan in een tv-toespraak dat Macron ‘psychische hulp’ nodig had. Die opmerking was een reactie op de maatregelen die Macron had aangekondigd tegen moslimextremisme en radicale islamitische scholen en organisaties in zijn land. De aanleiding was de brute onthoofding van de leraar Samuel Paty door een extremistische moslim naar aanleiding van de spotprent van Charlie Hebdo in de klas.

Zijn boosheid kan men deels verklaren uit zijn islamitische aspiraties, want hij maakt niet altijd scherp genoeg onderscheid tussen de kritiek in Europa op de radicale islam en de algehele afwijzing van de islam zoals Wilders doet. Maar mijns inziens zit er meer achter.

Soms ligt het antwoord op ‘waarom’ besloten in het antwoord op de vraag ‘wat’ of ’wie’. Want Macron is een Europees leider. Zijn identiteit kan een rol spelen in de reactie van Erdogan.

Erdogan laat met zijn aanvaring, de zoveelste op rij met de Europese leiders, blijken dat de Europese Unie geen invloed meer op Turkije en op hemzelf heeft. Hij zegt denk ik: ‘Ik was blij met het perspectief van het kandidaat-lidmaatschap van de Europese Unie. Tot 2010 had ik oren naar jullie wensen en prioriteiten. Ik ging, samen met de Cypriotische Turken, akkoord met het Annan Plan van de Verenigde Naties dat voorzag in de vereniging van Cyprus. Ik meed conflict met Griekenland. Ik heb gedurende de eerste acht jaar van mijn bewind serieus werk gemaakt om de criteria van Maastricht en Kopenhagen te realiseren en heb vele wetswijzigingen gerealiseerd. Ik deed het in de veronderstelling dat de Europese Unie geen club van de Christenen was maar een universele organisatie, waar je lid kunt worden als je aan de toelatingscriteria voldoet. Maar jullie, met name de Duitse Christen Democraten en de Franse presidenten, hebben duidelijk laten blijken dat er geen plek voor Turkije is ongeacht of wij hebben voldaan aan de vereiste criteria. Jullie hanteren een dubbele moraal en ik voel me daarom niet langer gebonden aan jullie oordeel.’

Zou hij gelijk hebben? Voor een deel wel. Maar hij handelt vanuit ressentiment over de houding van de Europese Unie, wat niet gezond is in internationale betrekkingen. Zo maakt hij geen vrienden.

De vraag is nu, zou hij zijn islamitische wortels en aspiraties minder nadrukkelijk ventileren zonder dat ressentiment? Zeer waarschijnlijk wel, want hij zou het perspectief van het lidmaatschap van de Europese Unie, dat eens de toekomstdroom was van een overgrote meerderheid van de Turken, niet zo maar overboord gooien. Het zou hem aanzienlijk veel stemmen kosten, wat hij in geen geval zou willen. Daar is hij te zeer een machtspoliticus voor.

Pakt hij het handig aan? Voor de buitenwereld en zijn critici in Turkije niet, maar voor zijn eigen achterban wel. Daar is het hem kennelijk om te doen. Het is hem ook te doen om de aandacht van de binnenlandse problemen af te leiden: de erbarmelijke toestand van de economie. Tegenwoordig een wijdverbreid fenomeen van Trump tot Macron, de politici die thuis met grote problemen worstelen.

Zijn de Turken ook kwaad op Wilders? Zo ja, zijn ze dat om dezelfde redenen als Erdogan?

Ja, de Turken zijn ook kwaad op Wilders. Omdat hij geen onderscheid maakt tussen de islam en de radicale islam, het Wahabisme, de ideologische basis voor de terreur van Al-Qaida en Isis. Dat vindt een overgrote meerderheid van de Turken krenkend. Ze laten er zich van oudsher op voorstaan dat het Wahabisme in de traditie van de Turkse islam geen kans van slagen heeft gekregen.

De Turken ergeren zich ook aan Macron omdat zij hem, net als zijn voorgangers Sarkozy en Hollande, een anti-Turkse houding ten aanzien van het lidmaatschap van Turkije toedichten. Voor Erdogan mag lidmaatschap van de EU een instrument tot aanzien en macht zijn, voor de Turken is het een toekomstdroom die vervlogen is. Ze zijn teleurgesteld – en ook boos omdat zij net als Erdogan denken dat de EU Turkije aan het lijntje heeft gehouden.

Is de Turkse boosheid op Macron en de andere Europese politici terecht? Voor een deel wel. Tegelijk toont Turkije onvoldoende empathie voor de angst van de Europeanen voor de radicale islam. De Turken – en moslims – moeten deze angst erkennen en duidelijk laten blijken dat zij het afkeuren.

Populisme wint aan kracht ook omdat een krachtige afwijzing van terreur in naam van de islam er niet komt: noch van Erdogan noch van de burgers. Veroordeling door Erdogan van de afschuwelijke terreurdaad in Nice geeft hoop, maar moet niet eenmalig zijn en moet tot wederzijdse empathie, begrip en samenwerking leiden.

Hopelijk werken zakenlieden, opinieleiders, denktanks, pressiegroepen, vrouwenorganisaties bij de EU en in Turkije achter de schermen om de conflictpunten tussen de betrokken landen uit zijn beladen sfeer en korte termijn perspectief halen.

Voor herstel van de betrekkingen tussen de Europese Unie en Turkije zijn lange termijn perspectieven nodig, bijvoorbeeld de actualisering van de Douane Unie die voorlopig in de plaats kan komen van het perspectief op lidmaatschap van de Europese Unie.

In het volgende blog wil ik stil staan bij de veranderingen in internationale betrekkingen sinds het uiteenvallen van de Sovjet-Unie en kort ingaan op de vraag of de bestaande kaders (de NAVO en de Douane Unie) voldoende ruimte bieden voor het herstel van de betrekkingen tussen de EU en Turkije.

Foto van Kerim Göçmen
Kerim Göçmen

Kerim Göçmen werd in 1957 geboren in Izmit, een stad ten oosten van Istanbul. Hij bracht zijn jeugd door in diverse plaatsen in Turkije, waar zijn vader het ambt van rechter uitoefende. In 1974 begon hij met de studie werktuigbouwkunde in Ankara. Drie jaar later kwam hij op uitnodiging van zijn tante naar Nederland. Hij veranderde van studie en koos voor politicologie aan de Erasmus Universiteit van Rotterdam.  Het geheim van de kromme neuzen was zijn debuut, daarna verschenen Rode kornoeljes en Kroniek van mijn schoolvakanties.

Meer blogs

  • Afbeelding bij Geen weer

    Geen weer

    Omdat onze vriendengroep door aanvullende kinderen en huisdieren bijna alle vakantiehuizen ontgroeid is en de resterende vakantiehuizen hatelijk duur zijn geworden, bedacht ik een alternatief. We zouden een tentenkamp opslaan bij S en L, die sinds kort een boerderij met flink wat grond in Wardoe bewonen. Fikkie stoken, buiten koken, disco met de kinderen, sterrenstaren...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Tenta

    Tenta

    (beeld: Don Duyns – naar Hokusai) Het Spaanse strand is leeg, op wat lege flessen, de resten van een kampvuur, omgevallen plastic stoelen en Cleo na. Haar vingers prutsen met het wieltje van een aansteker terwijl ze haar 3e sigaret van de ochtend probeert op te steken. Blote voeten half begraven in het zand, gehaakte...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Vaart

    Vaart

    Precies een jaar na haar dood reden we met mijn moeders as naar Hilversum. Ada (8) zat naast me op de bijrijdersstoel, onder haar voeten lag de asdoos, met naam en datum op een sticker op de voorkant. Mijn moeders as heeft na de crematie een week op de kast in onze woonkamer gestaan, daarna...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Thom Wijenberg
    Thom Wijenberg

    Thom Wijenberg (1996) schrijft poëzie en proza. Hij werkt als redacteur en programmamaker en studeert aan de Schrijversvakschool. Zijn werk verscheen onder andere op Notulen van het Onzichtbare, Tijdschrift Ei en in de Seizoenszine.

    Auteursfoto: Gaby Jongenelen

  • Foto van Tim Veeter
    Tim Veeter

    Tim Veeter

    Tim Veeter (1991) is acteur en schrijver. Hij studeerde af als Theaterwetenschapper aan de UvA en genoot diverse acteeropleidingen. In zijn schrijfwerk speelt hij met taal en legt de nadruk op het perspectief en de ontwikkeling van de personages. Zijn verhalen zijn vaak licht absurdistisch, maar toch herkenbaar. Tim is woonachtig in Amsterdam.

  • Foto van Menno Hartman
    Menno Hartman

    Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.