Complimenten van vreemden

Een van mijn beste vriendinnen is wijs. Niet gewoon slim (hoewel ze aan het promoveren is op kankercellen en ontwikkelingsbiologie) maar écht wijs. Ze komt uit Iran, misschien heeft dat er iets mee te maken. Het bijzondere aan wijze mensen is dat het lijkt alsof ze helderziend zijn; door hun intuïtieve intelligentie begrijpen ze dingen eerder dan wij normale stervelingen. Zo ook mijn vriendin. Als een mysterieus Perzisch orakel reageert ze met mythische uitspraken op wat ik haar vertel. Ze draait krulletjes in haar donkere haren en haar ogen fonkelen ondeugend. Zij weet wat komen gaat. Soms duurt het weken, maanden voor mijn werkelijkheid die van haar heeft bijgebeend en ik eindelijk snap waar ze op doelde.

Toen ze nog studeerde had deze vriendin een bijbaantje bij de kaasafdeling van een supermarkt. Ik vond het vreemd dat ze geen uitdagender werk zocht, maar zij vond het leuk daar. Ze vertelde me dat ze probeerde om elke dag een klant een compliment te geven. Het zou bijna tien jaar duren voor ik begreep dat dit meer was dan een grappig idee.

Afgelopen jaar deed ik mee aan een aantal kunstwerken van Tino Sehgal in het Stedelijk Museum in Amsterdam. Tino noemt zijn werk ‘situaties’ en maakt altijd gebruik van mensen die deze situaties uitvoeren, of zoals hij zegt: interpreteren. In This Situation (2009) wat we de maand september uitvoerden, was ik een van de zes ‘interpreters’. We bewogen langzaam door een ruimte alsof we een winterslaap deden, maar spraken in normaal tempo over onderwerpen als economie, ongelijkheid, kunst, internet, films, onze families, buitenaardse wezens, feminisme, Nederlandse vensterbanken… Eigenlijk over alles. Elke museumbezoeker die de ruimte binnenkwam werd begroet. Sommigen liepen na vijf minuten weer weg, anderen bleven uren zitten en deden mee aan het gesprek. Een van de geheime opdrachten van Tino was dat je af en toe een bezoeker een persoonlijk compliment mocht geven. Daarmee werd de discussie even onderbroken en sloeg de sfeer om van bijwijlen hoogdravend intellectueel naar plots intiem en gevoelig.

Die complimenten waren fantastisch. Soms zat ik een half uur naar een bezoeker te kijken, op zoek naar dat ene compliment. Het mocht namelijk niet zomaar iets zijn, je moest het onderbouwen. Daarmee gaf je tegelijkertijd iets van jezelf bloot. Indirect vertelde ik iets over mijn waarden. Ik zei een blond tienermeisje dat ik de manier waarop ze keek zo mooi vond, omdat er zoveel aandacht uit sprak. Het was alsof ze alles wat iedereen zei heel gretig in zich opnam en daar niet genoeg van kon krijgen. Een vrouw van middelbare leeftijd complimenteerde ik omdat al haar kleren precies dezelfde toon hadden die perfect paste bij haar huid en haar opgestoken haren. Als ik door mijn wimpers naar haar keek vloeiden die tonen in elkaar over. Een oudere man prees ik om zijn gouden bril. Het montuur had een bijzondere vorm die zijn wenkbrauwen accentueerde. Ik zei dat ik ook een bril had maar die amper droeg en dat ik me nu pas realiseerde dat een bril ook een sieraad kan zijn. Blozend antwoordde de man dat zijn pas overleden vrouw het montuur had uitgezocht en dat hij de bril nog geen dag niet had gedragen.

De eerste keer dat ik buiten het museum zo’n compliment gaf, was eind september. Ik stond bij de glasbak en een meisje met heel lang, glanzend haar liep voorbij. Het compliment ontsnapte me voor ik er erg in had. Ze keek lachend om, bedankte me, en liep verder. Verbeeldde ik het me of stond haar rug iets rechter? Het was alsof ik iemand een cadeautje had gegeven, niet alleen het meisje maar ook ikzelf voelde me een beetje beter.

Sinds die ervaring probeer ik er een gewoonte van te maken. Vreemden complimenteren; op straat, in de supermarkt, op de pont of in de trein. Het is alsof we even heel dichtbij elkaar staan, om daarna ieder onze eigen weg te gaan. Je zou misschien denken dat het ongemakkelijk is, maar mensen zijn eigenlijk altijd blij met een compliment. Zelf word ik er ook vrolijk van, omdat ik op een andere manier naar mijn omgeving kijk. Nu ik dagelijks op zoek ben naar complimenten om weg te geven, vind ik mijn buurtbewoners veel interessanter en vriendelijker dan toen ik net in deze volkswijk kwam wonen en ik me niet echt thuis voelde. Dat had mijn wijze vriendin natuurlijk allang begrepen.

 

___________________________

maartje-90-facebookMaartje studeerde aan de Rietveldacademie en behaalde haar Master in Design aan het Sandberginstituut. Ze werkt als freelance schrijver en redacteur van het online tijdschrift hard//hoofd en geeft les aan de Gerrit Rietveld Academie en op ArtEZ (Arnhem). Haar dichtbundel Als je een meisje bent is recent verschenen bij uitgeverij De Harmonie.

 

 

 

In de Oorshop

Boekhandel Veenstra

Ik kan me niet herinneren wanneer ik er voor het eerst een voet over de drempel zette, maar in dit geval is dat iets goeds. Boekhandel Veenstra werd al snel een vaste waarde in mijn alledaagse plattegrond van Amsterdam. Het kan niet anders of die winkel is er altijd al geweest; op die plek achter het Rembrandtplein, hoekje Utrechtsestraat-Herengracht.

Als ik ‘s avonds langs de gesloten winkel loop – al is het midden in de nacht – bekijk ik altijd uitgebreid de etalage. Overdag trouwens ook. Ik kom er soms wel vier keer per dag voorbij, soms ben ik er meerdere keren per dag binnen. Ze kennen me daar nu wel zo’n beetje.

Zo moet een boekhandel zijn. Om de hoek – ook al is dat voor sommigen wel twee kilometer fietsen of twintig minuten in de trein. Boekhandelaren die je persoonlijk kennen, althans het lezend deel van jezelf. Ze toveren van alles te voorschijn uit hun schier onuitputtelijke voorraad, of je mag zelf een boek pakken van de bovenste plank, met de ladder aan de kast. En dat allemaal op nog geen 25 vierkante meter.

Op een dag had ik een voicemailbericht van Veenstra: ‘Hoi Marko, je moeder heeft een boek  voor je besteld. Dat is er nu, kom je zo even langs?’ Ik wist van niets maar spoedde me natuurlijk naar de winkel. ‘Ik weet van niets,’ riep ik in de deuropening. Ze lachten, Ina en Gineke, en een van hen haalde een grote cassette te voorschijn. ‘Kellendonk!’ Het nieuwe verzameld werk: een cadeautje van m’n ouders. ‘Wil je een tasje? Of durf je daar wel mee over straat?’

Een andere keer stond ik er oog in oog met een geliefde (‘it’s complicated’) die ik een tijd niet had gezien. Zie dan nog maar eens weg te komen. Ik geloof dat ik toen van de weeromstuit extra veel boeken heb gekocht, maar dat mocht niet baten.

Nu Veenstra bijna verdwijnt – van de zomer houden ze er noodgedwongen mee op – is dat wat ik weer ga doen. Heel veel boeken kopen om de wrange smaak van het einde weg te spoelen.

 

Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds twee jaar blogt hij wekelijks voor tirade.nu. Hij ziet er overigens anders uit dan hij eruitziet.

Marko van der Wal

Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds enkele jaren blogt hij (onregelmatig) voor tirade.nu.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Kostalgie: het gevoel bij oude kookboeken

Ik heb me voorgenomen dit jaar 52 mij onbekende gerechten te koken. Dan plak ik de gerechten in een  boek en heb ik mijn kookboek 2016. Ik hoef er nog maar 47. Een rijsttafel van twee weken terug hielp me een eind op weg, uit een mooi kookboek: An East Java Peranakan Memoir. De kracht van dit kookboek schuilt in de oma’s van de makers.

Elizabeth David haar Drie Klassieken. De Mediterrane keuken, De Franse landelijke keuken en Zomerse gerechten, gaan zeker deel uitmaken van het jaarplan. Een wonderschoon kookboek waarbij je je wat moet verzetten tegen hoe eenvoudig het gerecht soms lijkt te gaan worden: houd je aan de regels en het wordt een prachtgerecht. Haar ‘Glace de viande’ staat op mijn lijst dit jaar.

Toen ik deze week in de enige vrieskoude dag een snert stond te bereiden werd ik bezocht door een klassieke weemoed aangaande de Nederlandse keuken. Ik trok oma’s Kookboek van de Amsterdamsche huishoudschool, Samengesteld door C.J. Wannée voorheen leerares aan die inrichting weer eens te voorschijn. En werd behoorlijk overvallen door een gevoel dat ik maar even kostalgie noem. Het is als Downton Abby kijken en de kokkin aan het werk zien en steeds denken: wat mooi!

IMG_1042Gestoomde gort, Deensche rijst, diplomaatpudding, moscovisch gebak, getruffeerde duif, gefarceerde snoek, niersoep.

De pagina Hors d’ oeuvres (zie hiernaast) is prachtig. Wie durft nog te beweren dat Nederland een matige eetcultuur had, ik denk niet dat dat waar was. Lees er ook de kookboeken van Werumeus Buning maar eens op na. Tussen de wereldoorlogen konden wie het goed hadden ook goed eten.  ‘BRILLAT SAVARIN zegt in een van zijn brillantste Aphorismes du Professeur, te weten het vijftiende ‘On devient cuisinier, mais om naît rôtisseur’, ofwel, ietwat vrij vertaald: ‘Koken kan men een mensch leeren, wild braden is een gave’. Meldt de professeur ergens. Of:

‘ De spekking van het wild staat ons een hoogere temperatuur in de pan toe en beschermt het daartegen, zoodat ge het dichtschroeien kunt, zonder dat het beschadigt of verbrandt. Verder geeft het spek vleesch en jus een ik-en-weet-niet-wat, een welkome pittigheid.

IMG_1043Twee van de ordinairste producten in de keuken, de uien en het spek, zijn twee onmiskenbare elementaire krachten waar men veel aan dankt, als men ze met mate weet te regeeren.’ Bomvol waarheden, wat bombastisch verwoord.

Kostalgie  is bij Wannée ook plaatjes kijken, vakkennis en specialisatie, dat is wat anders dan een kilo plofkip bij de supermarkt of een zak voorgesneden meuk. Ik wist de ‘harst’ bij het rund voor vandaag nog niet te plaatsten.

En droom nu verder van Charlotte aux pommes,  koude kabinetpudding en zwezerikkoteletten met asperges.

 

————–

IMG_9920Menno Hartman (1971) was vroeger redacteur van Tirade. Sinds 2008 werkt hij bij Uitgeverij Van Oorschot.

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

De rechtvaardigen

De vrouw op de foto is mijn schoonzus, die de gave heeft waar dan ook – en ongeacht de hoeveelheid tijd die haar rest voordat ze weer iets moet – kan slapen. Toch verschijnt ze op tijd op afspraken en droomt ze nooit wanneer haar aandacht nodig is.

Ze slaapt als een kat, maar een kat heeft tijdsbesef noch verplichtingen; hoeft niets totdat hij honger krijgt of moet piesen, in welk geval hij door behoefde wordt gewekt. Als ik cijfers uit mag delen voor slaapvaardigheid scoort mijn schoonzus in het cum laudespectrum, en nu ik erover nadenk mag dat ook wel magna cum laude worden. Wat geef je anders als beter onmogelijk lijkt?

Misschien klinkt er jalousie door in de zinnetjes hierboven. Klopt: mijn nachtelijke wakkerliggen komt bij vlagen, waarvan de laatste nu al vijf jaar aanhoudt. Het hielp niet dat Nadim ons de eerste vier jaar van zijn leven elke nacht het bed uit riep.

Ik heb mijn best gedaan, adviezen opgevolgd en me uiteindelijk een ultralichte dosis van een medicijn laten voorschrijven, maar iets in me komt nooit echt tot rust. Wanneer dat begonnen is? Ik kan me niet herinneren wanneer het niet zo was, en de laatste tijd begin ik er een zeker Randy Newmangevoel van te krijgen:

Maybe I’m doing it wrong
Maybe I’m doing it wrong
It just don’t move me
The way that it should
Maybe I’m doing it wrong

There ain’t no book you can read
There ain’t nobody to tell you
But I don’t think I’m getting
What everybody’s getting
Maybe I’m doing it wrong

Sometimes I throw off a good one
At least I think it is
No, I know it is
But I shouldn’t be thinking at all
I shouldn’t be thinking at all

Genoeg over mij. Mijn invloed op de wereld buiten mijn gezin is miniem.

Een ongetwijfeld knullig en onwetenschappelijk opgezet onderzoek signaleerde laatst dat tweederde van de Nederlanders last heeft van slapeloosheid. Toch een ernstig signaal als zo’n fundamentele functie van organismen op zo’n grote schaal hapert. Hoewel de politiek misschien geen representatieve steekproef van de bevolking is*, betekent dit waarschijnlijk dat op het hoogste niveau vaak beslissingen…

Ai ai.

 

*Al heeft de PVV wat dat aangaat een hoop rechtgezet

______________________________________________________________________________

Optie 8Gilles van der Loo (Breda, 1973) is redacteur van Tirade. Sinds 2010 publiceert hij online en in diverse bladen. Van hem verschenen in 2011 de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en in 2013 de roman Het laatste kind.

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Pleurisvrij

Omdat je tegenwoordig alles kunt worden, en alles kunt leren of in ieder geval bijna alles kunt proberen, althans als je het geluk hebt bevoorrecht geboren te worden, heb ik vaak momenten waarop ik stilsta bij alles wat ik niet kan. Het zal een generationele ziekte zijn, zie ook alle romans over verloren jongvolwassenen in grote stad, etc.
Ik kan een tijd naar een hoek in mijn huis kijken en denken: als ik toch handiger was, kon ik daar een heel aardige constructie met planken en buizen maken en daar zouden we dan alles in kunnen bewaren en het zou nog koffiezetten ook.
Of ik kijk naar de lamp die het om onduidelijke redenen niet doet – een nieuw peertje, zo ver kom ik nog wel, is het probleem niet – en ik weet dat ik misschien iets moet leren over blauwe en rode draadjes en hoe je daar iets mee doet zonder na afloop, bij het aanzetten van de stoppen, een heel huishouden te elektrocuteren.
Als ik een scheur heb in mijn kleren kan ik die niet zelf repareren en toen ik eens een tafeltje op een zeer specifieke hoogte zocht ging het heus wel even door me heen dat ik het misschien zélf kon maken, maar, hoe dan?
Kortom, als de pleuris uitbreekt ben ik hulpeloos. Het enige wat ik zou kunnen doen is de vijand, de orkaan of de gestegen zeespiegel kapotbeschouwen. Waarom die pleuris altijd zo aanstaande lijkt is overigens ook een interessante kwestie, volgens mij ben ik van de tweede generatie tot dusver die geheel pleurisvrij is grootgebracht.

Omdat ik toch niks beters te doen heb (geen vee hoeden, niet aan motoren sleutelen, zelfs geen planken op maat zagen) klik ik op YouTube naar een filmpje over Doeschka Meijsing. Dat is een nieuwe gewoonte van me, als ik iets lees van een auteur, vooral van een gestorven auteur, kijk ik na afloop even hoe iemand eruit ziet of luister ik hoe iemand klinkt. Meijsing vertelt in een café over haar beroep, schrijven, rookt daarbij hartstochtelijk. Ik heb haar net leren kennen van meer dan naam, en mis haar direct. Dan zegt ze: “Ik zou liever meubelmaker zijn, maar ja, ik kan helemaal niks met mijn handen.” Daar lacht ze blij bij, alsof het haar eigenlijk helemaal niets uitmaakt.

Ik vind het een zeer troostend fragment. Met het filmpje op stil denk ik er even over na. Dan piept mijn telefoon; een mailtje. De bevestiging van de cursus fietsenmaken waar ik me voor heb aangemeld. Trek warme kleren aan. Alles wordt vies. Ik vraag me af of ik mijn versnellingen ook in het gelid zal kunnen oreren.

—-

AAEAAQAAAAAAAASkAAAAJDViMDhlMWE4LTdmMWMtNGE4MC05ZDU2LTQ4NzNkMDU2MTM2Ng

 

 

Roos van Rijswijk (1985) is redacteur van Tirade, publiceerde verhalen in diverse literaire tijdschriften en is één van initiatiefnemers van de J.M.A. Biesheuvelprijs. Ze is columnist bij Advalvas. In februari verschijnt haar roman Onheilig (Querido).

Foto van Roos van Rijswijk
Roos van Rijswijk

Roos van Rijswijk is redacteur van Tirade. Ze publiceerde proza in diverse tijdschriften en de roman Onheilig (Querido, 2016).

Goede voornemens

In januari neemt half Nederland zich voor om meer te gaan sporten. Omdat ik zelf al jaren met veel plezier hardloop heb ik weinig last van het collectieve schuldgevoel dat zich na de feestdagen opdringt. Maar dit jaar heb ik wel een ander goed voornemen. In 2016 zal ik mij eindelijk uitschrijven bij de Katholieke kerk.

Op Romereis in de vijfde klas – ik was zestien – nam ik al afstand van het geloof van bladgoud, wijn en vergeving. Na het bijwonen van een hoogmis kon ik de hypocrisie niet langer ontkennen. Mijn familie was sowieso altijd losjes met het geloof omgegaan, naar kerk gingen we allang niet meer, dus eigenlijk was het geen grote stap. Een paar jaar later meldden ook mijn ouders dat ze zich wilden uitschrijven, en daar begon het gedonder. Ze belandden in een kafkaëske situatie; een vagevuur waarin formulieren, handtekeningen van reeds overleden bisschoppen en onvindbare doopakten eindeloos brandden. Telkens wanneer ze dachten dat ze er waren, kregen mijn ouders een volgende opdracht. Het proces was zo afschrikwekkend dat ik besloot dat persoonlijk afstand doen voor mij voorlopig voldoende was. Dat uitschrijven zou later wel komen. En dus ontving ik een paar maanden geleden in mijn nieuwe huis een welkomstbrief van de parochie van mijn nieuwe buurt. De Katholieke kerk laat haar leden niet zomaar gaan.

Een branche die ook berucht is om haar verlatingsangst is die van de sportscholen. Ik moet denken aan de aflevering (http://www.dailymotion.com/video/x3l8kuc) van Friends waarin Chandler zich wil uitschrijven. “I want to quit the gym!” antwoordt hij wanhopig op elke manipulatieve vraag die hem gesteld wordt. “Sure, but can you honestly say you are completely satisfied with your body?” “I want to quit the gym! I want to quit the gym!” Kerken en sportscholen lijken meer op elkaar dan je op basis van de architectuur zou vermoeden. Schuld speelt een grote rol in beide instituten. Je wil eigenlijk niet, maar vindt dat je wel moet gaan. Als je het instituut bezoekt ben je achteraf trots op jezelf, maar hoe langer je een bezoek blijft uitstellen, hoe moeilijker het wordt.

Januari is voor sportscholen de maand om nieuwe zieltjes te winnen, handig spelen ze in op de goede voornemens. Als ik ’s morgens ga hardlopen word ik achtervolgd door een mollige man met een rossige baard, een buikje en rode wangen. Hoewel hij een blauw trainingspak draagt en een witte zweetband om heeft, lijkt hij me niet het sportieve type, eerder een hippe bierbrouwer. Hij hangt in elk bushokje, schreeuwend dat we nu echt naar ‘zijn’ sportschool moeten. “Sport tot maart gratis!”

Dit soort aanbiedingen zijn vaak echt te mooi om waar te zijn. Als bijna-ex-katholiek voel ik dat aan mijn water. Toch zijn er tot mijn verbazing elk jaar wel een paar mensen in mijn omgeving die in de val trappen. Vorig jaar nog werd mijn vriend lid van de keten Fit For Free. “Je gelooft toch niet in een gratis sportschool?” probeerde ik nog. Het was al te laat.

Wat de meeste mensen niet weten is dat sportscholen inspelen op het feit dat goede voornemens vaak voornemens blijven. Daarom kunnen budget-ketens zo ongelooflijk goedkoop zijn. De podcast Planet Money legt het principe in deze aflevering (http://www.npr.org/sections/money/2014/12/17/371463435/episode-590-the-planet-money-workout) kraakhelder uit. De “gratis” fitnesshallen gaan ervan uit dat je het na drie maanden voor gezien houdt. Ze kunnen daardoor veel meer leden accepteren dan hun faciliteiten aankunnen. Het lidmaatschap is zó goedkoop dat je bijna niet merkt dat je elke maand betaalt aan een sportschool die je niet bezoekt. Bovendien, zodra je opzegt laat je je goede voornemen pas echt varen. Hun verdienmodel gaat ervan uit dat de meesten leden uiteindelijk wegblijven maar niet opzeggen omdat ze hopen dat ze ooit hun leven zullen beteren. Daar is dat schuldgevoel weer. Kerken en sportscholen lijken op elkaar. Het zijn instituten van valse beloftes. Ze willen eigenlijk niet dat het mentaal of fysiek beter met je gaat. Je moet vooral je zonden blijven afkopen.

___________________________

maartje-90-facebookMaartje studeerde aan de Rietveldacademie en behaalde haar Master in Design aan het Sandberginstituut. Ze werkt als freelance schrijver en redacteur van het online tijdschrift hard//hoofd en geeft les aan de Gerrit Rietveld Academie en op ArtEZ (Arnhem). Haar dichtbundel Als je een meisje bent is recent verschenen bij uitgeverij De Harmonie.

Meer blogs

  • Afbeelding bij Zomerverlies

    Zomerverlies

    Alle ramen stonden open en toch was het warm in mijn keuken. Ik sneed knoflook in dikke plakken en liet die bruinen in de lekkerste olijfolie, hakte een paar rijpe vleestomaten en voegde die toe, dopte hulkgroene erwtjes. Als ik buiten de deur ga eten maak ik voor vertrek iets voor de thuisblijvers; je bent...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De bekende weg

    De bekende weg

    Het Zeeuwse dijkhuisje van B’s tante is al een jaar of twintig in mijn leven. Het is er stil, er is veel licht en de zee voelt heel dichtbij, maar rond de dijk is geen toerisme. Het enige wat er verandert is de tuin: er zijn meer rozen dan voorheen. De wilg is groter, en...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Zo alleen… Zo alleen 

    Zo alleen… Zo alleen 

    (beeld: Don Duyns) Uit de hengstebron gedronken hebben.   Ik schrijf over gegeven paarden en ogen van naalden.  Over brood op de keukenplank muizen die op tafel dansen en   klokjes die tikken.  Had het meisje geantwoord.  Hij had haar rode kapje gevolgd en zijn besluit genomen.  Ik ben een poëet, had ze piepend gezegd.  Aan de...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Twan Vet
    Twan Vet

    Twan Vet (1998) schrijft poëzie, proza en liedteksten. Hij blogt wekelijks voor Tirade.

    Zijn gedichten verschenen eerder in literaire tijdschriften zoals De Revisor, DW B en Het Liegend Konijn en in kranten zoals NRC en AD.

    De komende jaren werkt hij aan een dichtbundel, een non-fictieboek en een roman bij De Bezige Bij.

    Foto: Roderique Arisiaman

  • Foto van Gilles van der Loo
    Gilles van der Loo

    Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

  • Foto van Milo van Bokkum
    Milo van Bokkum

    Milo van Bokkum (Amsterdam, 1994)  is economieverslaggever bij NRC.