Het kan niet Nederlandser

‘Nederland zal Nederlandser worden’, belooft Geert Wilders. Hoe denkt hij dat te gaan doen? De schooldag laten beginnen met het zingen van het Wilhelmus en het groeten van de vlag? Dat is Amerikaans. Hilversum 3 verplichten om meer Jan Smits en André Rieu ten gehore te brengen? Het lijkt op de chauvinistische cultuurpropaganda waar de Fransen zo sterk in zijn. Zorgen dat er meer blonde kaaskopkinderen geboren worden? Dat soort eugenetica is na 1945 in een wel heel slechte reuk komen te staan.

Nederland is al zo Nederlands, met al dat geneuzel over niks en getreuzel om nu echt eens iets te veranderen. Wilders als kampioenhandhaver van de rechten en privileges van de kleine burger (met 65 in de AOW, roken in het café op de hoek en eens in de week een betaalbare biefstuk bij de aardappelen), Nederlandser kan het niet.

In de Oorshop

Kaarsjes in de nacht

Als Maarten ‘t Hart zijn tuin bewerkt of in zijn eentje door het Groene Hart pedaleert, betrapt hij zich er regelmatig op dat hij hardop psalmen zingt. Dat ik die bekentenis, maar vooral het feit zelf ontzettend sympathiek vind, moet wel komen omdat ik het herken. Ook ik pleeg wel eens in stichtelijk gezang los te barsten. Eergisteren, toen ik een gezelschap vrienden ontving om samen met mij te klinken en te drinken, zette ik spontaan het zondagschoolvers ‘Jezus zegt dat hij hier van ons verwacht, dat wij zijn als kaarsjes brandend in de nacht’ in. M. viel spontaan in en ons duet ging zo lekker dat we het diezelfde avond nog een paar keer herhaalden. De andere gasten moeten hebben gedacht dat we de gek staken, maar volgens mij was dat maar voor een heel klein deel waar. We wilden allebei gewoon terug naar het kind dat wij waren, ook nu we (of in elk geval ik) onszelf al lang niet meer als Jezuslievende lichtjes zagen. En dus voelden we ons bedroefd en goed, zoals het romantische zielen betaamt.


Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

De rode lantaarn

Over een week moet ik op verzoek een stukje schrijven over het allerslechtste boek dat ik ooit gelezen heb. Lastig om te kiezen. Ik heb al heel wat slechte boeken gelezen, en elke dag komen er weer nieuwe bij. Bovendien is het een heel gepieker om het allerallerslechtste er uit te pikken. Dat boek moet ergens zitten op de schaal tussen 0 en 0,1. Maar daar is het enorm dringen geblazen.

Ik krijg het gevoel dat mijn opdrachtgevers uitgaan van een competitie-element, alsof het op een tegendraadse manier eervol is om de auteur van het allerslechtste boek te zijn. Zoiets als de nummer laatst in het algemeen klassement van de Tour de France. Die zogenaamde drager van de rode lantaarn pleegt luidkeels te worden toegejuicht en krijgt na afloop lucratieve aanbiedingen om mee te doen aan het rondje om de kerk in Boxmeer of Chaam.

Nog altijd onverbiddelijk?

Veertien jaar geleden bracht het manuscript van Reve’s roman De avonden 160.000 gulden op. 2 oktober komt bij Adams Amsterdam Auctions het manuscript van Ik Jan Cremer onder de hamer. Antikwaar Piet van Winden rekent op een recette van 200.000 tot 250.000 euro. Om die richtprijs kracht bij te zetten is de leus ‘de Victory Boogie Woogie van de Nederlandse literatuur’ bedacht. Wie ben ik om tegen te spreken? De avonden en Ik Jan Cremer zijn allebei cultboeken; in die hoedanigheid komen ze in elk geval voor in het door Arnold Heumakers en mij geschreven naslagwerk Een uitgelezen hartstocht.

Ter gelegenheid van de veiling is een fraaie, glossy uitgevoerde brochure rondgezonden. Die biedt interessante en soms ook vermakelijke lectuur. Onno Blom gaat uitvoerig in op de ontstaans- en publicatiegeschiedenis van de onverbiddelijke bestseller, en citeert daarbij uit de notulen van de bestuursvergadering van de – coöperatieve! – uitgeverij De Bezige Bij. De aanwezige schrijvers vonden het, met uitzondering van Remco Campert, maar een geschrift van niks. Harry Mulisch en Bert Schierbeek noemden Cremer een literair onbenul en voorzitter J.B. Charles, onlangs door Kees Schuijt in een biografie vereeuwigd, sprak van een ‘fascistisch rotboek’.

In een andere bijdrage verkondigt Charlotte van Winden de mening dat macho Cremer au fond heel vrouwvriendelijk is. En ze schrijft hem zonder blikken of blozen de uitvinding van de minirok toe. Zo wordt Mary Quant, die behalve de minirok ook de hotpants bedacht, het slachtoffer van een staaltje geschiedvervalsing.

Ik snap natuurlijk wel dat het bij wijze van spreken is. Maar legendevorming en reclame (een combinatie die zeer in Cremers geest is) gaan hier een wel erg opzichtig verbond aan.

Wijn, jenever en Calvijn

Een tijdje geleden liet ik op deze plek weten dat landen waar de wijnstok groeit de omweg waard zijn; voor de overige gelde het devies van de Michelingids: ‘on visite pas’. Zuid-Afrika staat dus op mijn lijstje.

Naast de productie en inname van uitstekende wijnen hoort ook het calvinistische geestesmerk tot de identiteit van de Afrikaners, de blanke of lichtbruin bijgekleurde afstammelingen van Nederlandse, Frans-Hugenootse en Noord-Duitse immigranten. Dat calvinisme verbindt hen al eeuwen lang, niet zelden tegen beter weten in, met Hollandse, Friese en Zeeuwse gereformeerden. Maar het is de wijn die de Afrikaner calvinisten gunstig onderscheidt van de Nederlandse mannenbroeders. Hier hebben de volgelingen van Calvijn hun zorgen en vrezen altijd gesmoord in jenever, een drank die dikke mist in het hoofd achterlaat en de stem laat dalen tot een dof gemompel. Afrikaner calvinisten lijken vrolijker en luchthartiger, en dat niet alleen omdat de zon zich zo uitbundig over hen uitstort. Mannen en ook vrouwen genieten de vrucht van de wijnstok en tetteren en kwetteren als vinken. Ze drinken dan ook aanmerkelijk meer dan polderlandse gelovigen die zich beperken tot een zuinig slokje uit de vier maal ‘s jaars rondgedeelde avondmaalsbeker.

Naar de kelder

Hufterigheid beperkt zich al lang niet meer tot de heffe des volks. Socioloog Bas van Stokkom, onlangs aan het woord in diverse kranten, is van mening dat juist de middenklasse steeds minder weet heeft van wellevendheid en beschaving. Zelf ervaar ik al hoe meer toenemende hufterigheid in kringen van bekende Nederlanders, mediatypes en nieuwe rijken. Het moddergevecht tussen Jort Kelder en Pieter Storms, dat plaats vond met pseudo-moderator Matthijs van Nieuwkerk als passief genieter, bood een instructief exempel. In de nasleep van deze rel is men geneigd de kant van Jort Kelder te kiezen, maar zonder Pieter Storms te willen verdedigen (daar is eigenlijk geen beginnen aan) vind ik dat Kelder zich het alleronbeschoftst gedroeg, met de ene belediging na de andere insinuatie, provocerend getreiter, een vilein lachje waar Sneeuwwitje’s stiefmoeder jaloers op zou zijn en tenslotte het primadonna-achtige gebaar waarmee hij een gerechtelijk vonnis tegen Storms over zijn schouder wierp.

Regelmatig schuiven er respectabele en intelligente mensen bij Matthijs van Nieuwkerk aan. Misschien zouden ze die tafel maar eens moeten boycotten. Er valt namelijk niet tegen op te beschaven.

Meer blogs

  • Afbeelding bij Lief

    Lief

    Gil omhelsde me, alsof hij er even in slaagde om in vijf seconden zijn hele bestaan om me heen te vouwen. We stonden in zijn woonkamer en ik was de eerste, omdat ik ook als eerste weer weg moest voor een optreden, al was ik liever als laatste gebleven. Ik liep naar het grote raam,...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Dat hoeft niet in je stukje

    Dat hoeft niet in je stukje

    Ze liep naast me, maar leek dat soms al te zijn vergeten, alsof ze al voorbij ons afscheid was. Met elke zorgvuldige stap die ze zette leek ze verder weg. Ik bracht haar naar het station, dat ze prima wist te liggen, maar toch wilde ik haar het station in zien gaan, toekijken hoe ze...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Dansen

    Dansen

    Er stond een bord pasta voor me klaar. Vriend J., die deze avond ook spreekstalmeester was, begroette me even warm en bemoedigend als altijd en schoof naast me aan. In de ruimte galmden de opgewekte stemmen van leden van de organisatie van de Nacht van de Literatuur tot het plafond en weer terug, weerkaatsingen die...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Sybren Sybesma
    Sybren Sybesma

    Sybren Sybesma (2001) werd in Leiden geboren. Na de middelbare school deed hij een jaar vooropleiding klassiek piano aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag. Daarna studeerde hij Biomedische Wetenschappen in Leiden.  Hij volgde een cursus korte verhalenschrijven aan de Schrijversvakschool in Amsterdam bij Nico Dros. Bij de Mare kerstverhalenwedstrijd won hij twee keer de derde prijs. Ander werk verscheen op De optimistOp ruwe planken en in het Friese literaire tijdschrift Ensafh. Hij zit in de redactie van Babel en studeert in Amsterdam. Hij speelt nog veel piano.

  • Foto van Menno Hartman
    Menno Hartman

    Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

  • Foto van Jan Lodewijckx
    Jan Lodewijckx

    Jan Lodewijckx (1990) had het wel even gehad op kantoor. Hij kocht een zware fiets en een kleine tent en zegde zijn werk op en zijn appartement.