Tirade 458: Meester en leerling

‘Meester en leerling’ is het thema van Tirade 458, dat is opgedragen aan dichter en schrijver Erik Menkveld (1959-2014). Zowel in zijn roman Het grote zwijgen als in zijn gedichten speelt de verhouding tussen meester en leerling een belangrijke rol. Dit Tirade-nummer biedt een verzameling gedichten, verhalen en essays die op uiteenlopende wijze aansluiten bij het thema. Met speciaal geschreven bijdragen van onder anderen Willem Jan Otten, Marjoleine de Vos, K. Schippers, Anneke Brassinga, Neeltje Maria Min, en het eerste gedeelte van Erik Menkvelds onvoltooide roman Aline. Met tekeningen van Katja Stam. Maria Vlaar en Emilia Menkveld treden op als gastredacteuren.

Bestellen: klik hier.

Het nummer wordt gepresenteerd in Perdu, aanstaande zondag om 16.00 uur.

Marko van der Wal

Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds enkele jaren blogt hij (onregelmatig) voor tirade.nu.

In de Oorshop

Birdman: Carver met andere middelen

Het is natuurlijk niet netjes toch naar een film te gaan als collega-blogger Martijn Knol je dat afgeraden heeft. Het gaat om zijn korte ‘in een noot’ bespreking van Oscarwinnaar Birdman: ‘Het is pseudo-kunst, een schijnheilige, ongevaarlijke, commerciële aanval op de commercie.’

Ik geloof niet dat deze film daarover ging. Maar de bespreker geeft altijd zichzelf prijs, Knol is misschien in gevecht met de commercie. Mijn Birdman gaat over de vraag wat je met je leven aan moet. De voormalig actieheld hoort de stem van zijn succespersonage in zijn hoofd, een van woede vervulde stem die hem zegt dat zijn huidige omgeving, theatertje, armoede, gedonder, hem niet waardig is. Hij moet kunnen vliegen en vechten tegen monsters, maar Riggan ruziet met zijn ex en zijn dochter, en de sterauteur die hij ingehuurd heeft. Ik zag in de film vier dingen die ik heel goed vond en die je niet zo vaak in commerciële film ziet:

De hoofdpersoon zijn gedachten over zijn eigen situatie zijn het hoofdthema van de film, daarmee is de film introspectief, de hoofdpersoon stelt de kijker in staat om hem te lachen zonder hem geheel af te kammen, je ziet Riggan Thomson in zijn kwaliteiten en met zijn beperkingen. Daarmee is Riggan een redelijk echt mens. Mislukt, maar vol hoop, bezig zijn leven vorm te geven terwijl hij het idee heeft dat het mooiste achter hem ligt. Het is een beetje: ‘in het midden van mijn leven aangekomen bevond ik mij in een donker bos.’

De regisseur González Iñárritu heeft het zichzelf waanzinnig moeilijk gemaakt door de film op te bouwen uit heel weinig heel lange shots.  (vergelijk bijvoorbeeld Russian Ark) Dat betekent, zonder dat je dat van de daken schreeuwt, dat je eigenlijk gedeeltelijk toneel aan het maken bent. Intense voorbereiding is daarvoor nodig, heel veel meer werk dan monteren van heel veel camerastandpunten. Het resultaat is een grotere intimiteit tussen de hoofdpersonen en de kijker, je bent aanwezig, daar, omdat er maar 1 camera is. Het resultaat is ook dat de film al in zijn maakproces gaat over: acteren. Gaat over de technische kanten van filmmaken. En daarmee is de film een biografisch product van de filmmaker.

De film gaat over dromen. En de regisseur heeft de kans gegrepen dit te verhelderen door heel transparant te zijn in zijn gebruik van trucage: Riggan waant zich steeds een superheld, hij vliegt, kan dingen laten bewegen, maar de regisseur kiest er toch voor heel duidelijk te maken dat dit Riggans gedachten zijn. Daarmee wordt duidelijk dat zijn verleden een last is. Daarmee zitten we ook in dit aspect een goed deel van de film in het hoofd van Riggan.

Birdman is de manier waarop je een Raymond Carververhaal verfilmt in ultima forma: níet. González Iñárritu heeft een elementaire gedachte uit de beste verhalenbundel in de Amerikaanse literatuur (Raymond Carver What we talk about when we talk about love) als uitgangspunt genomen: hier zitten we dan, dit is ons leven. Daarom denk ik dat de reactie van de weduwe van Carver een hele mooie is: ze meent dat Carver erg gelachen zou hebben om de film. Wetende dat het geen verfilming is maar een voortzetting van het uitgangspunt met andere middelen.

——-

IMG_6841Menno Hartman (1971) was vroeger redacteur van Tirade. Sinds 2008 werkt hij bij Uitgeverij Van Oorschot. Houdt van de geur van boeken en van stations.

 

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Gratis proza #9: Het meisje dat onder water kan ademen

Het meisje dat onder water kan ademen woont op nummer drie in onze straat. Het eerste wat iedereen vraagt, is hoe ik weet dat ze het kan. Dat betekent dat ze me niet geloven, terwijl ik nooit lieg. Nooit.

Op woensdagmiddag werken ik en Rudie naast het zwembad. In de pauze roken we dan bij de boom. Rudie heeft shag en ik heb sigaretten, omdat Rudies pauzes langer zijn dan die van mij.

Volgens mij wil het meisje niet dat mensen weten dat ze onder water ademt. Ze doet het alleen als niemand kijkt, behalve ik dan, maar ik kijk heel voorzichtig, zoals je hoort te kijken naar dingen die je mooi vindt. Ik mag trouwens nergens met mijn handen naar kijken.

Dus als je voorzichtig kijkt dan kun je zien dat ze heel lang onder blijft. Rudie zegt dat het meisje wél boven komt om adem te halen, omdat iederéén moet ademen, zelfs vissen. Maar die doen het onder water, en dat is nou precies wat ik bedoel.

Vorige week ben ik van dichtbij wezen kijken, met mijn neus tegen de ruit. Het meisje klom op de kant en zwaaide naar me, maar misschien ook naar haar vader, die met zijn rug tegen het raam zat. Ik zwaaide terug en stak mijn duimen op en daarna riep ik, zo van: ‘Meisje! Hé, meisje!’

Tot de badmeester naar buiten kwam om te vragen of ik weg wilde gaan, en dat wilde ik niet, maar het moest toch.

Het meisje heeft een blauw badpak en een muts en een onderwaterbril met elastiek tegen de rode ogen van de chloor. Verder lijkt ze helemaal niet op een vis. Rudie zegt dat je kieuwen nodig hebt om onder water te ademen, en in mijn boek, dat Ans van de Bieb voor me besteld heeft, staat dat dat zo is.

Het boek gaat over de zee en nu weet ik alles over onderwaterdieren. Bijna, dan: ik ga het verlengen omdat ik nog niks over onderwatermeisjes heb gevonden.

Ik weet niet of het meisje kieuwen heeft. Misschien heeft ze wel hele kleine. In mijn boek staat dat je kieuwen achter je kaken zitten. Dat is bij alle vissen zo, of je moet een dolfijn zijn. Dan heb je een luchtgaatje, boven op je hoofd, maar dat heeft ze zeker niet. Dan zou ze stikken door haar badmuts.

Om twee uur, als de zwemles afgelopen is, gaat het meisje dat onder water kan ademen bij haar vader achterop de fiets over het laantje. Dan zingt haar vader, en je kunt ze nakijken tot aan het hek van haar achtertuin.

Ans van de Bieb zegt dat het meisje een zeemeermin moet zijn, maar die bestaan niet. En bovendien hebben ze een vissenstaart en tieten en blauwe ogen, en dat heeft het meisje allemaal niet. Morgen is het woensdag. Ik weet wat ik ga doen.

In de pauze loop ik langs de hele heg tot aan de ingang en dan laat ik daar mijn pasje zien. Door de kleedkamers ga ik naar het zwembad, en dan zó naar het meisje toe, om te vertellen dat ik weet dat ze het kan: onder water ademen. En ik ga zeggen dat ze niet bang moet zijn, omdat ik goed geheimen kan bewaren.

_________________________________________________________________________________________________

Optie 8Gilles van der Loo (Breda, 1973) is redacteur van Tirade. Sinds 2010 publiceerde hij online en in diverse bladen. Van hem verschenen in 2011 de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en in 2013 de roman Het laatste kind

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Een bord vol rozen

Film/docu: Sergio Herman, Fucking Perfect (2015).

Regie: Willemiek Kluijfhout.

Verhaal: één van de allerbeste chefs ter wereld besluit zijn restaurant in Sluis te sluiten om… een nieuw, groter restaurant te openen in Antwerpen.

Koken is communicatie, een topchef een conceptueel kunstenaar. Sergio Herman drukt zijn indrukken, dromen en herinneringen uit in duintuinen en zeeschappen ter grootte van een bord. Fucking Perfect is een case study naar artistieke obsessie, A Portrait of the Artist as a Bezeten Topchef.

Een ijzersterke sequentie registreert hoe Herman en een assistent ’s nachts nadenken over de presentatie van één van de gangen die ze willen serveren op het afscheidsdiner van Oud Sluis. Je ziet een ontevreden Herman idee na idee afwijzen – hij wil iets met een duif doen, de symboliek van ‘honkvast’ combineren met ‘doorgaan’ en ‘vleugels uitslaan’ – tot hij een visioen krijgt: midden op ieder bord een poederige pootafdruk! Een latere scène toont hoe mooi en poëtisch het idee is uitgevoerd.

Herman is een uitmuntend vormgever en stylist. Als hij (blauwe broek, groen jasje) aan zee zilte plantjes verzamelt, dan schikt hij die keurig op soort. Of hoe hij, met pincet, bietenplakjes verandert in rozen!

Terwijl er een tatoeage op zijn bovenarm wordt gezet, staart Herman voor zich uit: ‘Weet je… als ik niet werk, dan is ‘t net of ik een beetje aan het dromen ben… En als ik dan in Oud Sluis de keuken in loop, word ik pas weer wakker.’ Een kunstenaar leeft alleen als ie aan ’t werk is.

herman zeeIn recensies en andere berichtgeving rond SHFP wordt steeds beweerd dat de film toont welke ‘offers’ je moet brengen om je te handhaven aan de top. Je kan ook zeggen: wat een autoritaire bullebak je moet kunnen zijn. Sergio schreeuwt en scheldt tegen de piepjonge jongens die bij hem achter de kachel staan en hij beukt net een tikje te hard tegen hun schouders. Ondernemen: schelden op je personeel, slijmen tegen je klanten.

Wat Martijn Knol ook opviel is dat Sergio Herman af en toe in de derde persoon over zichzelf spreekt. Voor wie nog aarzelde om de sticker ‘narcist’ op zijn (Hermans) voorhoofd te plakken.

Prachtig is de verhaallijn over Sergio’s dementerende vader. De ziekte toonde haar lege ogen toen de oude Herman – van wie Sergio het koken heeft geleerd – zijn zoon om het recept van vissoep moest vragen, een gerecht dat hij al een leven lang bereidde. SHFP laat zien dat het leven vergankelijker is dan de kunst: fotografie en receptenboeken maken gerechten herhaalbaar. De maaltijd verdwijnt, het gerecht blijft. Individuen dementeren en sterven, tradities worden voortgezet door nieuwe individuen.

Herman vertelt met warmte over zijn kinder- en jeugdjaren. Het radiootje in de keuken tijdens EK’s en WK’s, zijn vader die in schort de trap opstormde, richting TV, als het Nederlands elftal leek te gaan scoren. Sergio’s eigen gezinsleven stelt geen flikker voor. De wezenloze scènes over zijn huwelijk hadden uit mededogen met mevrouw Herman – en met de kijker – misschien zelfs beter weggesneden kunnen worden.  ‘Trouw nooit met een kok,’ zegt Ellemieke Vermolen-Herman. Dat zou in haar geval inderdaad beter zijn geweest.

‘Ik wil niet de klagende vrouw zijn’… toch is dat precies waarnaar we zitten te kijken op de momenten dat mevrouw Herman in beeld wordt gebracht. Eenzaamheid overgoten met pseudo-spirituele, populair-psychologische kitsch. Voor een voormalig model heeft ze ook best dikke bovenarmen, trouwens.

Afijn, in artistiek opzicht verzadigt de documentaire beslist: ik zag ’m bijna een week geleden en heb sindsdien nog geen dag de behoefte gevoeld een andere film te gaan zien. Na afloop van SHFP krijg je vooral zin om stillevens te gaan bekijken in een museum of om lange strandwandelingen te gaan maken.

Eindoordeel: fijne docu, drie veldjes met in de zilte zeewind rillende klaprozen (3/5).

——-

‘En nu zou Martijn godverdomme wel een espresso lusten. Wat sta je daar nou te staan, jongen? Dacht je dat iemand anders die espresso voor jou ging halen en dat jij ’m dan alleen nog maar op m’n bureau hoefde te zetten? Verantwoordelijkheid nemen, jongen! Hup! Leveren!’

‘Ik ren al!’

Volgende week: Lente, een liefdesverhaal.

————–

Portret Martijn Knol (foto Koos Hageraats) webMartijn Knol (1973) is schrijver en Tirade-redacteur. De duiker (2003), Aphinar (2007), Alles kan kapot (2011), Elders (2014). Verder: korte verhalen, essays, besprekingen, blogposts.

 

Primum vivere, deinde philosophari

Gisteren was een dagje Efteling, zoals we in het Nederlands zeggen. Het was meer dan dat, want mijn dochter vierde daar samen met haar vriendinnen haar verjaardag. En omdat ze nog te klein zijn om er alleen naartoe te reizen, maar ook te groot om daar begeleid te worden, ging ik wel mee, maar bleef de vraag wat ik er moest doen. Ik houd niet van pretparken en ik ben claustrofobisch. Maar met een boek in mijn tas wordt alles makkelijk, zelfs de Efteling. En het was ook niet zomaar een boek, maar Manifestaties van de intellectueel van Edward W. Said. Dus daar zat ik dan, in een enorme zaal, als een stationshal, Said te lezen, aan een tafeltje met nog één stoel vrij, in een enorm drukke omgeving: geschreeuw van moeders (“frikadel of kroket?”), gehuil van baby’s, onmacht van vaders (“ik zei toch pannenkoek!”). Tegenover mij de enige vrije stoel van de zaal. Mensen kwamen en gingen, anderen wachtten geduldig tot er tafels vrijkwamen, niemand kwam naast me zitten. De rij voor de wc reikte tot aan de vrije stoel bij mijn tafel. Ik dacht wat ik vaak denk als ik aan het poetsen of koken ben of andere huishoudelijke dingen doe: Primum vivere, deinde philosophari. Ik voelde dat ik deed alsof ik aan het “vivere” was, maar ik was aan het “philosophari”. Said zegt dat we te lang doen over de definitie van een intellectueel. Dat we te passief zijn. Dat alles politiek is.

Zelfs in de Efteling. In de rij om water te kopen, wil ik net afrekenen als de vriendinnen van mijn dochter zich bij mij voegen om andere dingen te kopen: achter ons maakt een mevrouw zo’n geluid met haar lippen dat ik wel moet begrijpen dat ze op één persoon voor haar had gerekend, niet op vijf. Zo te horen vormen de moeders en de vaders van alle bewegingen in de wereld niet zo’n buitengewoon kleine, uiterst selectieve groep, zoals Said denkt. De intellectueel moet zich laten horen, hoewel hij geen gemakkelijke taak heeft: hij bevindt zich altijd tussen eenzaamheid en conformisme.

Ik heb het boek van Said nog niet uit. Op het moment dat ik dit schrijf begraven mijn dochter en haar vriendinnen een tijdcapsule in de tuin. Ik weet niet precies wat er in de ijzeren doos zit, maar ik heb wel gezien dat elk meisje een brief over zichzelf en over hoe ze de wereld zien – nu en over twintig jaar – in de doos heeft gestopt. En hoewel ik niet zonder “philosophari ” kan, geef ik toe, na een drukke dag Efteling, dat “vivere” ook mooi kan zijn.

Mira Feticu (1973) debuteerde in 2012 in het Nederlands met Lief kind van mij, in 2013 gevolgd door De ziekte van Kortjakje Beide boeken gaan over een onder Ceausescu opgegroeide Roemeense immigrante die niet kan aarden in Nederland maar opbloeit als ze afstand neemt van haar echtgenoot. Mira is in maart de zondagse gastblogger, haar laatste bijdrage aan Tirade vind je in nummer 457.

Wytske Versteeg toegetreden tot de Tirade-redactie

Wytske Versteeg herfstWe zijn weer compleet.

Vandaag is, tot onze blijdschap, toegetreden tot de redactie van Tirade:  Wytske Versteeg.

Wytske neemt de plek in van Lieke Marsman die de redactie bij de verschijning van Tirade 457 heeft verlaten om zich helemaal op haar studie filosofie en op nieuwe literaire projecten te kunnen richten. Lieke, dank voor alle vrolijke, inspirerende uren die we sinds Tirade 447 met je hebben doorgebracht. We blijven je lezen, we blijven samenwerken.

Lezers van Tirade en van dit Tirade blog zijn al bekend met Wytske Versteeg de auteur, wetenschapster, blogger. Binnen de redactie van Tirade zal zij zich, net als iedereen, bezighouden met poëzie, verhalend proza en essayistiek. Iedere dinsdag publiceert zij een nieuwe blogpost op deze site.

Wytske, van harte welkom in de redactie!

Tirade – nieuwe tijden, nieuwe teksten.

Over Wytske Versteeg

Wytske Versteeg (1983) studeerde in 2005 cum laude af in de politicologie en werkt momenteel aan een promotieonderzoek op het gebied van wetenschapscommunicatie aan de Universiteit Twente. Behalve de romans De wezenlozen (2012) en Boy (2013) publiceerde Versteeg het non-fictie boek Dit is geen dakloze (2008) dat gebaseerd is op haar ervaringen als vrijwilliger in een crisisopvang. Versteeg won, onder andere, de Serge Heederik Prijs voor filosofisch schrijftalent en de Kwakoe Literatuurprijs. In 2014 zette zij bovendien de BNG Nieuwe Literatuurprijs op haar naam. Deze herfst publiceert ze een nieuwe roman.

De redactie van Tirade, per heden: Martijn Knol, Gilles van der Loo, Wytske Versteeg, Marko van der Wal.

Portret Wytske Versteeg: Eline Spek.

Meer blogs

  • Afbeelding bij Warm

    Warm

    Hitte verbindt. Er wordt minder van je verwacht; je verwacht een stuk minder van anderen en veel minder van jezelf. Bij hitte doe ik alles langzaam en merk dan dat ik hetzelfde gedaan krijg – zelfs na vijf duiken in de gracht en anderhalf uur staren sluit ik mijn laptop in de middag met tevredenheid....
    Lees verder
  • Afbeelding bij Zomerverlies

    Zomerverlies

    Alle ramen stonden open en toch was het warm in mijn keuken. Ik sneed knoflook in dikke plakken en liet die bruinen in de lekkerste olijfolie, hakte een paar rijpe vleestomaten en voegde die toe, dopte hulkgroene erwtjes. Als ik buiten de deur ga eten maak ik voor vertrek iets voor de thuisblijvers; je bent...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De bekende weg

    De bekende weg

    Het Zeeuwse dijkhuisje van B’s tante is al een jaar of twintig in mijn leven. Het is er stil, er is veel licht en de zee voelt heel dichtbij, maar rond de dijk is geen toerisme. Het enige wat er verandert is de tuin: er zijn meer rozen dan voorheen. De wilg is groter, en...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Ida Hondelink
    Ida Hondelink

    Ida Hondelink is schrijver en performer. Ze studeert momenteel af aan de studie Writing For Performance aan de HKU. Reeds is ze actief als dichter en essayist op verschillende platforms en podia, waaronder Notulen van het Onzichtbare, Hard//hoofd, Dichters in de Prinsentuin, de U-Slam en de Nacht van de Literatuur. Haar werk is fantasierijk, maatschappijkritisch en heeft doorgaans een poëtische ondertoon.
    (portret: Lin Woldendorp)

  • Foto van Anja Sicking
    Anja Sicking

    Anja Sicking schrijft romans en essays. In haar laatste boek, De visionair, onderzoekt ze via de verbeelding
    hoe de toekomst eruit zou kunnen zien.

  • Foto van Femke Lucia
    Femke Lucia

    Femke Lucia (Bogota, 1998) is een eerlijke schrijver, die realistische, menselijke verhalen in een magisch daglicht zet. Ze schrijft omdat ze gelooft in de kracht van verhalen en hecht veel waarde aan gemeenschappelijkheid, haar voorouders en Latijns Amerikaanse muziek. Ze bevindt zich in een zoektocht naar de vorm en betekenis van het schrijverschap, en laat zich daarbij leiden door haar eigen ritme en intuïtie.