Over dit hoofdstuk/artikel

Arnold Heumakers


1
Gautier. Salon de 1848, te vinden op internet.
2
Over deze wandschilderingen schrijft Gautier uitvoerig in een artikel van september 1848, herdrukt in L’art moderne.
3
Gautier. Histoire de l’art dramatique en France, V. Paris, 1859, 240-241. Deze zesdelige reeks bevat een ruime bloemlezing van Gautiers theater-feuilletons in La Presse van juli 1837 tot april 1852.
4
Ibid., 243-244.
5
Ibid., 239.
6
Ibid., 306.
7
Gautier. ?La R?publique de l’Avenir?, Le Journal, 28 juli 1848. Herdrukt in: Fusains et eaux-fortes. Paris, 1880, 232-234.
8
Ibid., 237-238.
9
Gautier. ?Pochades et paradoxes?, La Presse, 31 juli 1844. Herdrukt in: Caprices et Zigzags. Paris, 1884, 189-190.
10
Gautier. ?Plastique de la civilisation?, L’?v?nement, 8 augustus 1848. Herdrukt in: Souvenirs de th??tre, d’art et de critique. Paris, 1883, 202.
11
Ibid., 203.
12
Gautier. ?? propos de ballons?, Le Journal, 25 september 1848. Herdrukt in: Fusains et eaux-fortes, 262-264.
13
Gautier. ?L’Inde?, La Presse, 5-11 september 1851. Herdrukt in: Caprices et Zigzags, 246-247.
14
Gautier. ?Paris futur?, Le Pays, 20-21 december 1851. Herdrukt in: Ibid., 331, 337.
15
Gautier, Po?sies compl?tes, III, 3. (?zonder aandacht te schenken aan de orkaan / die mijn gesloten ramen geselde?)
16
Gautier. Correspondance g?n?rale, III. Paris, 1988, 324.
17
Ibid, I, 204. Het bewuste gedicht staat, met drie andere ?offici?le stukken?, in Po?sies compl?tes, iii, 229 e.v.
18
Het staat wel vast (onder meer op grond van een gedwongen verhuizing naar een bescheidener woning) dat Gautier het in 1848 financieel moeilijk had, vanwege de eerder genoemde schulden die hij op korte termijn moest afbetalen en – in de zomer – vanwege de tijdelijke sluiting van La Presse op last van Cavaignac, de militaire bevelhebber van Parijs, als strafmaatregel voor een kritisch artikel. Geen krant betekende voor Gautier: geen inkomsten. Er is uit deze tijd een conceptbrief van zijn hand aan de minister van Oorlog met het verzoek om zich als kolonist in Algerije te mogen vestigen, een aanwijzing hoezeer het water hem aan de lippen moet hebben gestaan. Zie Senneville. Th?ophile Gautier, 185-187 en Gautier. Correspondance g?n?rale, iii, 364-365.
19
Gecit. bij Senneville. Op. cit., 86.
20
Gautier. Romans, contes et nouvelles, I, 616.
21
Ibid., 693, 692.
22
Ibid., 715.
23
Ibid., 376-377
24
Goncourts. Journal, I, 851.
25
Gautier. Romans, contes et nouvelles, I, 368.
26
Ibid., 329.
27
Ibid., 375.
28
Gautier. Po?sies compl?tes, 11, 57-64. (?Omdat niets jou wil, waarom toch alles willen; / als je moet sterven, waarom toch willen leven, / jij die niet gelooft en geen hoop hebt??; ?Het is al bijna 2000 jaar dat men het Lam laat bloeden; / tenslotte is hij gestorven en zijn doorboorde borst / heeft zelfs geen bloed meer om het mes te kleuren. / De God komt niet. De Kerk ligt in duigen?.)
29
Ibid, 111, 134. (?Oh, mijn beste Jean Duseigneur, wat is de eeuw waarin wij leven / slecht voor ons allen, durvers en jonge mannen, / religieuzen van de kunst die men ons heeft bedorven! / Niemand gelooft meer ergens in; de dolk van het sarcasme / heeft alle liefde gedood en elk enthousiasme; / het heden is ontgoocheld. // Men zoekt, men redeneert; op de bodem van alles / wordt naarstig gespeurd, tot men proza vindt, / als om de eigen nietigheid te bewijzen. / Alles is schraal en bekrompen in deze kleine tijd / waar Victor Hugo alleen zijn hoofd recht houdt / en met zijn reuzenschedel de plafonds doorbreekt?.)
30
Gautier. Histoire du romantisme, 2.
31
Borel. Champavert. Contes immoraux. Paris, 1985, 12.
32
Ibid., 19.
33
Ook Gautier zou in zijn humoristische verhalenbundel Les jeunes France (1833) de spot drijven met de quasi-middeleeuwse en roman noir-achtige excessen van zijn vrienden, maar beslist niet vanuit burgerlijke zelfgenoegzaamheid, getuige Mademoiselle de Maupin van twee jaar daarna.
34
Gautier. Po?sies compl?tes, i, 113. (?Het wordt tijd met deze schandalige eeuw te breken; / op zijn voorhoofd heeft de fatale vinger geschreven / als op de poorten van de hel: geen hoop meer! Vrienden, / vijanden, volkeren, vorsten, alles bedriegt en belazert jullie. // (…) In juli niettemin, onder indigoblauwe hemel, / op het bewegend plaveisel deden ze zoveel beloften / als Charles X missen liet opdragen! // Alleen de po?zie belichaamd door Hugo / heeft ons niet teleurgesteld, en goddelijke palmen / gekeerd naar de toekomst beschaduwen onze ru?nes?.)
35
B?nichou. L’?cole du d?senchantement, 507.
36
Gautier. Po?sies compl?tes, iii, 136. (?Alles in dat mooie klimaat biedt een po?zie / waardoor de ziel, hoe grof men ook is, wordt gegrepen. / Wie zou geen dichter zijn oog in oog met die hemel..?)
37
O’Neddy (ps. Van Th?ophile Dondey). Lettre in?dite, te vinden op internet.
38
O’Neddy. ?Nuit premi?re?. Feu et flamme. Paris, 1926, 14. (?Zal dan, eindelijk bevangen door een verhevener liefde, / de herboren mens op een dag niet roepen: / Laat alle macht, voor de God van de Kunst, zich doden. / De dichter komt er aan; ruim baan voor zijn gerechtigheid??)
39
Zie Hambly. ?Th?ophile Gautier et le fouri?risme? in: Australian Journal of French Studies, xi, 1974, p. 210-236, Du Camp. Souvenirs litt?raires, II. Paris, 1882, 27 en Gautier. Romans, contes et nouvelles, I, 233.
40
Gautier. Po?sies ?ompl?tes, 76-81. Wat Gautier hier aan Amphion toedicht wordt gewoonlijk over Orpheus verteld. Beide namen staan van oudsher voor de beschavingstichtende functie van de po?zie in de oertijd.
41
Zie hierover ook Heumakers. ?Aesthetic autonomy and literary commitment. A pattern in nineteenth-century literature?. In Van Heusen en Korthals Altes (eds.) Aesthetic autonomy. Problems and perspectives. Leuven, Paris, Dudley, MA, 2004.