Kasper Peters
De polder
Wat er eerst is, wat laatst. Stolling na het vocht, het is er het seizoen voor. Alles rustig nu. Tijd om te vergelen. We fluisteren kalmte van de kansel, dalen in. Nog even en de vorst gaat hangen aan het kwik. Een hele winter zwijgen, niet bij kou alleen gedijt de poëzie.