Heb ik iets gemist?

Naar: Tom Wayman – Did I miss anything?


Heb ik iets gemist?

VRAGEN DIE STUDENTEN VAAK STELLEN
NA HET MISSEN VAN EEN LES

Niets. Toen we beseften dat jij er niet was
zaten we twee uur lang met onze handen op tafel
gevouwen in stilte

    Alles. Ik gaf een toets die
    voor veertig procent meetelde
    en gaf wat leeswerk op voor vandaag
    waarover ik zometeen een tentamen geef
    van vijftig procent

Niets. Niets van de inhoud van dit vak
heeft waarde of betekenis
Neem zoveel dagen vrij als je wil:
ik verzeker je dat alle activiteiten die we ondernemen
als klas belangrijk zullen zijn voor jou noch mij
en dat ze geen doel dienen

   Alles. Een paar minuten na aanvang van de vorige les
   daalde er plots een lichtbundel neer en een engel
   of ander hemels wezen verscheen
   en toonde ons wat iedere vrouw of man moet doen
   om goddelijke wijsheid te bereiken in dit leven en
   het hiernamaals
   Dit is de laatste keer dat de klas samenkomt
   voordat we uiteengaan om het goede nieuws over de gehele aarde
   te verspreiden

Niets. Hoe kan iets er toe doen
wanneer jij er niet bent?

   Alles. In dit klaslokaal is een microkosmos
   aan menselijke ervaring gevangen
   voor jou bijeengebracht om te bevragen en onderzoeken en overdenken
   Dit is niet de enige plaats waar zo’n mogelijkheid
   is gecreëerd

maar het was een plaats

En jij was er niet


Ook ik schiet steevast in de stress wanneer ik een les niet heb bijgewoond. Niet omdat ik bang ben iets gemist te hebben, maar omdat ik me altijd afvraag of ik een smoes voor mijn afwezigheid moet verzinnen en zo ja, hoeveel huisdieren je in één smoes mag laten sterven. Dit zijn vragen die er toe doen, en vragen als deze kunnen mij soms best een dag lang van het studeren houden. Wanneer ik daarentegen wel een geldige reden voor mijn afwezigheid heb, doe ik er alles aan om de gemiste stof zo snel mogelijk in te halen. Zo stond ik toen ik in de brugklas zat de ochtend na de begrafenis van mijn oma om zes uur op om te leren voor het proefwerk van techniek later die dag. Ik was doorgaans de eerste om te roepen dat dit vak enkel bestond uit het figuurzagen van pollepels en het in- en uitdraaien van gloeilampen – niets van de inhoud van dit vak had waarde of betekenis – maar toch zat ik een ochtendlang ijverig geschematiseerde LED lampjes in te kleuren.

Wanneer je ziek in bed ligt hoef je over je aan- of afwezigheid echter niet na te denken. Wie echt ziek is, hoeft geen les bij te wonen om mee te maken hoe een in licht gehulde engel de geheimen van de wereld blootlegt. Zelf heb ik in ieder geval wel eens indrukwekkendere dingen bij elkaar geijld. Wanneer je ziek bent, ben je aan- noch afwezig. Je bestaat nog, maar je hoeft je niet aan de buitenwereld te tonen. De buitenwereld toont zich zo nu en dan hoogstens aan jou in de vorm van een glaasje sap of een omgespoelde emmer. De laatste keer dat ik met hoge koorts in bed lag, dacht ik dat mijn lichaam uit zwarte vlekken bestond en dat alle objecten om mij heen bij aanraking mijn binnenste in gezogen zouden worden, waar ik ze vervolgens voor altijd warm zou houden. Mijn bed is niet de enige plaats waar zo’n mogelijkheid is gecreëerd, maar het was een plaats – en jij was er niet.

In de Oorshop

Mam, ik voel me goed

Naar: Liz Rosenberg – Poems of delight

Gedichten van genoegen

1.
Mijn vriend signeert per ongeluk met zijn naam
Henry
Henry
en schrijft, Als een vriend
wil ik je vasthouden.
Henry     Henry   we willen allemaal vastgehouden worden.

2.
Op weg naar huis van zomerkamp dit jaar
bracht ik mee; chocoladekoekjes,
  een opwindbare sprinkhaan;
twee vogels; een veer; een steen; een schelp
en een kleine koperen schildpad om te dragen of te houden.
Wat heb ik gegeven?

3.
Nu neem ik iedere dag drie witte pillen
in plaats van twee.
Eentje in de middag, alleen.
Ik kan doen alsof ik een high tea heb
wanneer ik hem met water doorslik. Iets
begint zich los te maken.

4.
De eerste septemberwind fladderde
door de toppen
van gedroogd gras
en herfst kwam binnengevallen
alsof iemand een deur
had opengegooid.

5.
Vorige week overwoog ik mijn keel door te snijden.
Stelde het me pijnloos en bloedloos voor,
dacht toen aan de rotzooi.
Vandaag verzamel ik de vuile afwas,
mokkend, tevreden
mokkend te zijn.

6.
Mijn man leest voor uit Peter Pan:
een goed boek. Ik zou nooit zo’n boek
kunnen schrijven. Ik zet mijn jaloezie opzij
en kruip onder mijn zoons dekbed
naast hem, luister.
Woorden, woorden, zing ons in slaap.

7.
In de audio-visuele bibliotheek van het centrum
vonden ze twee nieuwe opnames van James Herriot.
En ik kan ze allebei lenen.
Dit betekent dat ik er vijf heb – één meer
dan ik mag hebben, en iedereen weet het.
De bibliothecaris glimlacht en zwaait terwijl ik de deur uit ren.

8.
Mijn moeders oude gouden horloge,
opnieuw gerepareerd, cirkelt
om mijn pols, glijdt losjes om
en om; en aan de andere pols
gooit een armbandje met kleine groene glaskralen
regenbogen over het stuur!

9.
Ik kan naar de film gaan vanavond.
Ik kan Raisinets eten,
en misschien word ik niet gek van de chocolade
en als ik geluk heb
vind ik iets om over te lachen in de film,
of iets goeds om over te huilen.

10.
Ik ben zo depressief dat al mijn kleren passen, ik zie er
       in alles goed uit.
Vooral in zwart.
Misschien dat mijn moeder me ziet terwijl ik nog dun ben,
maar niet te bleek. Je ziet er goed uit, zal ze zeggen,
en ik zal zeggen Mam, ik voel me goed. 


Het is helemaal niet moeilijk jezelf voor de gek te houden: dingen beter laten lijken dan ze zijn heeft bovendien een belangrijke functie. Wanneer we zo overtuigend zijn dat we onszelf beginnen te geloven, hebben we weer reden onszelf van waarde te achten. Overtuigingskracht lijkt mij in ieder geval een bewonderenswaardige eigenschap. Vaak is het echter helemaal niet nodig om er van overtuigd te zijn dat we iets gaan doen. De mogelijkheid om naar de film te gaan, Raisinets (door Nestlé geproduceerd chocoladefruit met een irritante website) te eten, schept uit zichzelf al een soort van voldoening. Ik kook vanavond weliswaar geen fantastische maaltijd voor mezelf, maar ik zou het wel kunnen.

Wanneer ik in eindeloze metaforen de uiteindes van mijn gedachten aan elkaar knoop, is ook dit een vorm van overtuigen. Uit twijfel komen vaak hele mooie woorden voort – zie bijvoorbeeld bovenstaand gedicht. Een vriendin van mij zei eens dat schatten niet voor niets vaak in scheepswrakken liggen – een gedachte die ik in mezelf maar wat graag herhaal op dagen waarop mijn gezicht weer eens de vorm van door Nestlé geproduceerd chocoladefruit aanneemt. Helaas werkt dit gegeven ook andersom: de moeder van Liz Rosenberg kan zeggen dat Liz er goed uitziet, maar Liz’ ‘Mam, ik voel me goed,’ is een leugen. Gelukkig is het ook mogelijk om depressieve gevoelens mooi te verwoorden, waarna je je op het geschreven gedicht kunt richten. Wanneer dit niet lukt, vind je misschien iets om over te lachen in de film, of iets goeds om over te huilen. Daar ben ik van overtuigd.


Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

We hebben er dagenlang om gelachen

Ada Limón | Vijftien verenballen 7, 8
(Naar: Ada Limón | Fifteen balls of feathers)

7.

De laatste persoon met wie mijn vriendin seks had voor ze doodging
was één of andere onweerstaanbare vreemde in Las Vegas.

We hebben er dagenlang om gelachen
         totdat we niet langer konden en haar onzichtbare vogel in tweeën brak.

Mijn hart is nog heel
            hoewel er een zwaartekracht huist
            die me aan het aas van inzinking bindt.

Mijn onzichtbare vogels zijn nog intact,
            ik kan mezelf open maken en ze je tonen,
            hoe ze zich diep hebben geworteld
            in een aanwezig nest van uitgesteld gezang.

 
8.

Bij de rivier de Rijn keken we naar vuurwerk en hielden elkaar stevig vast
                        met onze eigen luchtexplosieven.

Ik was klaar om oud te zijn.

De man van de rivierjacht zei me rustig aan te doen.
            Zijn brede schouders navigeerden het heden.

Zijn tong leek te groot voor zijn mond,
            zijn tanden waren klein als vissentanden.

Ik was nog te jong voor de kapiteinskamer,
            maar ik eiste een vrouwenafgang,
            een loopplank voor het goede in mij.

Ik gooide mijn geluksmunt over de rand
            die snel, als weghaastend licht,
            onder de golven verdween.

Dat was vijftien jaar geleden.
                        Ik wacht hier nog steeds op het stoppen van de rivier—
                        sta op de waterige uitbreiding van tijd.


De laatste keer dat ik één of andere onweerstaanbare vreemde was, dacht ik dat ik klaar was om oud te zijn. Ik hield mijn geluksmunt krampachtig bij me, die snel, als weghaastend licht, in mijn broekzak uitdoofde. Wanneer zulke dingen gebeuren, ben ik een avondlang aan het aas van inzinking gebonden: soms trekt iemand de dobber omhoog in de hoop dat ik beet ben, maar ik voel mij een vette snoek, en ik denk dat ik wegzwem.

Wanneer we vervolgens thuiskomen, is het nog niet ochtend genoeg. Mijn onzichtbare vogels zijn nog in tact, maar ik wil ze openmaken en hun ingewanden tonen, hoe ze zich diep hebben geworteld in een nest van een aanwezige vreemde die denkt dat ze klaar is om oud te zijn. Wie oud is, heeft geen geluksmunt nodig. We openen het donker met de deur en niets in de kamer is van ons. Met een infrarode camera bekeken zou het rood van ons warme lichaam het gemiddelde zwart van het koude donker niet kunnen beïnvloeden. Maar ook de kleur zwart wordt nooit helder bij binnenkomst.

Op momenten al deze kunnen we hoogstens op de grond neerzijgen en met onze adem een lepel soep warmblazen, hoogstens de geur veranderen en de rangschikking van de meubels, dode dingen.

Uiteindelijk ben je niet meer dan gewooon

Naar: Margaret Atwood | After all you are quite ordinary

Uiteindelijk ben je niet meer
dan gewoon: 2 armen 2 benen
een hoofd, een redelijk
lichaam, tenen & vingers, een paar
opvallendheden, een paar waarheden
maar niet te veel, te veel
uitstel & spijt maar

je raakt er aan gewend, leert
deadlines halen en mensen
kennen, wendt de liefde
voor een verkeerde vrouw voor
soms, hoort je hersenen
krimpen, terwijl je dagboeken
uitdijen nu je ouder wordt,

nu je ouder wordt, zul je natuurlijk
doodgaan, maar nog niet, je zult langer leven
dan mijn vervormingen van je

en er is niets wat ik wil doen
aan het feit dat je ziek & ongelukkig bent

je bent niet ziek & ongelukkig
enkel in leven en daar mee opgescheept.


Vandaag maak ik een lijst van mijn opvallendheden:

–          Onzichtbare littekens van de waterpokken op mijn hoofd, die zichtbaar zullen worden de dag dat mijn haar begint uit te vallen, zodat ik op mijn vijfentachtigste mijn allereerste ziekte terug zal krijgen.
–          Het verlangen een gebeurtenis dertig verschillende aflopen te gegeven voordat deze zich aandient, waardoor reageren in het heden zijn urgentie verliest en uitblijft. Is dit een vorm van opgeven? Als ik deze vraag slechts eenmaal stel, dan zal het antwoord wel ja zijn.
–          De grote moedervlek op mijn rechterborst, waarvan men zegt dat ik hem weg moet laten halen, om niet in één keer borst- en huidkanker te ontwikkelen.
–          Poëzie. (Poëzie? Het is een hobby. Het is geen werk. Je zweet niet.)
–          De moeite die het me kost om dingen uit handen te geven. Wie geen dingen uit handen geeft, zal in ieder geval geen blaren zien, maar ook nooit een tamme kanarie vast kunnen houden.
–          Mijn onvermogen het Griekse alfabet te onthouden, hoewel ik onlangs de namen van de negen nimfen leerde. Kleio, Euterpe, Thalia…
–          Mijn lievelingsgedicht, dat onvertaalbaar is, omdat in ieder land andere vogels uitsterven.
–          Een paar waarheden, maar niet te veel.
–          Mijn lievelingsmoedervlek, klein, op mijn rechterpink, die zichzelf uitvlakt naarmate mijn dagboeken uitdijen.


Zelfportret met een ballon

(Naar: Matthew Dickman | Self-portrait with a balloon)

Mijn broer zweeft als een ballon terwijl we door de stad wandelen,
hij is verliefd en ik moet aan zijn broekspijp trekken
om hem bij me te houden.

Vlakbij is een straatlantaarn groen geworden.
Vlakbij is een travestiet in een bushokje aan het slapen.
Vlakbij is de hoek van Sixth en Lavaca.

Austin, Texas was ooit Iets, Mexico
en twee Mexicaanse broers wandelden
door de stad terwijl één van hen door de lucht begon te zweven.

Ik ben de afneembare kaft van een pulp-Western aan het worden,
een ingekleurde schaduw,
hoe ik hier zit in dit portret en een poncho & sombrero draag,

een natte cigarillo aansteek.

Degene die love lifts us up where we belong verzon was een genie.

Liefde doet dat.

Degene die La Vida Loca schreeuwde voordat het vast werd gegrepen
en tot een betekenisloos liedje werd geslagen was een filosoof.

Het is gek.

De rivier stroomt door de stad als een hond die zojuist
door het deurscherm is gesprongen, wild in de tuin,

en ik houd een pistolero in mijn hand,
vlak bij de hoek van Eighth en Lavaca,
en ik hoop dat mijn broer omlaag zal zweven voordat ik het geweer
uit zijn holster moet trekken, hoop dat als het tussen mij en de rivier is

ik het zal zijn die morgenochtend opstaat.


Als ik de revolver had, zou ik de denkbeeldige ballonnen kapotschieten. Niet omdat ik cynisch over, of gewelddadig door, de liefde was geworden, maar om aan te tonen hoe dun het vel is dat het gas bijeenhoudt en hoeveel krachtiger het schot van een geweer, zowel in substantie van de kogel als in diens snelheid. In een boek las ik dat Light always travels at lightspeed, welke een gegeven is dat enkel voor licht geldt. Het maak niet uit hoe hard je van een lichtbron wegrent, de stralen stevenen altijd met een snelheid van 300.000.000 meter per seconde op je rug af. Voor de snelheid van al het andere geldt dat je minder snel achterhaald wordt naar mate je je vlotter verwijdert. Het is dus mogelijk om weg te rennen van een kogel. Hoe harder je je moordenaar achterlaat, hoe zachter de kogel je schouderblad binnendringt, dan je longen, je ribben, of de auto naast je, waar je nog net niet op tijd achter bent gaan zitten om te schuilen. Ik weet niet zeker of dat genoeg is, maar desondanks: zachter.

Wie echter verliefd is, traag omhoog zweeft, kan geen kant op. Het is onmogelijk om in de lucht een doel te hebben, want er is geen einde. Er is geen harder of zachter, enkel de zwevende snelheid van je lijf dat geen weg uit zal weten. Stort neer, broer van Matthew, stort neer – hoofd in het zand. Wanneer er geen licht in het spel is, is het nog mogelijk jezelf te verwijderen.

De anatomie van een vijftienjarige

Ada Limón | Vijftien verenballen 5, 6
(Naar: Ada Limón | Fifteen balls of feathers)

5.
Toen we het dun-opgerolde papier over onze lippen lieten gaan
            bij het Wixhausen treinstation, dachten we aan hoe grappig
            het woord goederen was. Hoe het leek op iets uit
            oude films—Peter Lorre die zegt, Heb je de goederen gehaald?

De trein raasde voorbij en soms voelden we ons jong.
            Meestal waren we high en voelden ons zo snel
            en zo sterk als die trein.

Stonden op de wissel, sprongen van schakel naar schakel,
            over de ijzeren platen, de schroefbouten, de pinnen—
            het leven was al te lang in gang gezet.

Ik kan haar zien nu, met haar haren opeengehoopt boven een flanellen shirt,
           struikelend over Duitse woorden en
           ouzo drinkend in het Griekse restaurant.

      Ze is niet zo dom als ze er uit ziet,
      hoewel ze voorover valt
      in de eeuwige misvatting        
      dat treinen niet stoppen.


6.
De allereerste keer dat ik echt van seks hield,
           was de allereerste keer dat ik blij was een meisje te zijn.

En bovendien, dat ik uitvond dat een menselijk lichaam twee harten heeft.

            Ik keek neer op mijn gladde buik, waarvan het afgezonderde gepomp
                       als een bulldozer uit mijn navel kroop.

            Ik dacht dat ik misschien een koe was,
                      maar dan met meerdere harten in plaats van magen.
       
                      (Wat een genot een duaal onderkomen te hebben
                           van mysterieuze onderbroken hartslagen!)

Zoiets zou niet mogen bestaan in de anatomie
                     van een vijftienjarige, of zou eigenlijk gevangen moeten worden.

              Liggend op een crèmekleurig laken met uitzicht op
              het plaza, voelde het alsof ik een levende vogel had ingeslikt.

              Het gaf me geen vleugels, het legde me wekenlang plat.

              Ik kon niet telefoneren zonder rillingen,
              en als ik lachte, droop er vogelbloed van mijn tandvlees.

We hebben het niet over liefde,
             ik heb mezelf tot een dierlijk wezen gebaard. 

Toen ik vijftien was, dronk ik met oud en nieuw dat jaar voor het eerst alcohol, waarna de wereld begon te draaien. De wereld draaide al, maar dan in de vorm van tennisballen, tollen, het levenswegrad, de ogen van mijn vader bij een sarcastische opmerking, misschien, en dit was echter. Ik dacht dat ik eindelijk zou kunnen bellen zonder rillingen, maar het gaf me geen vleugels, en het legde me ook niet wekenlang plat.

Toen ik elf was, plakte ik plaatjes van mijn favoriete popsterren over de kaft van mijn Winnie de Pooh dagboek in de hoop dat de inhoud hierdoor ernstiger, wereldser zou worden. Tekst bleek zich niet zo makkelijk voor de gek te laten houden en in een poging mijn verleden alsnog te redden, probeerde ik het boekje vervolgens in brand steken. Omdat ik lucifers eng vond, bracht ik het een paar dagen later naar het oud papier.

Toen ik achtenzestig werd, schreef ik mijn eerste gedicht over de liefde waarin ik het niet hoefde te vergelijken met dieren of planten. Liefde bestond uit twee tevreden mensen, legde zich vermoeid maar verzadigd neer in mijn buik, waarvan de navel stil bleef liggen als een hagedis op een zonnige steen.

Toen ik vijf was, droomde ik dat het sneeuwde, terwijl niemand me had verteld dat er een kans bestond dat er die nacht daadwerkelijk sneeuw zou vallen. Het had de hele nacht kunnen regenen. Ik werd wakker en de wereld was zo wit als mijn vijf jaar oude huid. Dit was de allereerste keer dat ik dacht dat ik de wereld kon veranderen.

Wat een genot een duaal onderkomen te hebben van misvattingen en onderbroken geloof!

Meer blogs

  • Afbeelding bij DE MENS ALS BIOPIC 7 Govert Flinck vs Rembrandt

    DE MENS ALS BIOPIC 7 Govert Flinck vs Rembrandt

    De schilder Govert Teunisz Flinck is opgenomen in het Amsterdamse Pesthuis en zegt: ‘Mijn hele leven heb ik gewacht tot al mijn critici aan de pest, cholera, of tyfus gestorven zijn. Wachten tot iedereen verdwenen en vergeten is, behalve ik. Ja, ik heb rottige gedachten gehad, mijn hele leven. En nu? Eén ding hamert, hámert...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Glittertand

    Glittertand

    Voorheen vervloekte ik de studiedagen van mijn dochters basisschool. Dat kwam deels doordat ik ze niet (als een georganiseerde ouder) aan het begin van elk jaar in mijn agenda zette. Gênant vaak heb ik balend voor die poort gestaan, opkijkend naar donkere lokalen. Sinds dit jaar staan alle studiedagen in mijn agenda en mijn hekel...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Chopin

    Chopin

    Om mijn verhuizing naar Utrecht te vieren ging ik naar de bladmuziekzaak Broekmans en Van Poppel. Ik was er al lang niet geweest: de laatste jaren bestel ik mijn bladmuziek in hun webshop. Vroeger, toen mijn broer nog in Utrecht woonde, kwam ik er voor mijn gevoel regelmatig. Als we door de binnenstad liepen, vroeg...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Gilles van der Loo
    Gilles van der Loo

    Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

  • Foto van Plonia Westendorp
    Plonia Westendorp

    Plonia Westendorp (1998) is verpleegkundige en student Nederlandse Taal en Cultuur aan de Universiteit van Amsterdam.

  • Foto van Julia Buijs
    Julia Buijs

    Julia Buijs is theater- en filmschrijver en manusje van alles. Deze zomer studeert ze af aan de opleiding Writing For Performance aan de HKU, met het scenario voor een bemoedigende animatiefilm over een station waar het altijd regent en niemand een gezicht heeft. Met dit en haar toekomstig werk wil ze proberen de lezer stil te laten staan, adem te laten halen en zichzelf en anderen te omarmen. Haar teksten zijn fantasierijk, gelaagd, experimenteel en persoonlijk. Ze werkt door middel van sprokkelen, puzzelen en plakken en gelooft binnen vijf jaar een eigen genre gecreëerd te hebben. Verder zal je haar kunnen vinden als vleermuisveldwerker, regisseur, festivalprogrammeur, creatief producent, saunameester, kinderboekenschrijver en juist ook voorloper van de ‘Kinderlijke’ Verhalen voor Volwassenen.