[p. 63]
Willem Jan Otten
Het verschillige
Er was terdege een ster,
maar zijn schijnsel doofde
in het zicht van mijn netvlies.
Hij had, na een reis van duizenden
jaren licht, zullen zijn
een flonkering temidden van
ongetelde, onwrikbare flonkeringen.
Hij had zullen leiden wijzen,
of dragen de naam van een Griek.
Hij is nu hetgeen mij niet haalde.
Het enige vannacht het vergeten waard.
[p. 64]
Uitvaart
Het eindigt op de planken.
Je ligt op schragen en speelt
tafelblad. Poppenkastgordijnen
schuiven ernstig dicht.
Je publiek wacht jou nu af,
wetend gebogen wordt er niet.
Toen bolden de gordijnen op.
Het leek van een herinnerde mama
de langste rok;
het was van het heelal
de laatste zoom.
Er woei een wind ons toe
als waren wij de laagste druk.
De rouwers eerste rij
voelden in hun enkels kou.
Het rook naar weer
als bij een vreemdeling in bed
naar zaad.
Kom mee naar buiten allemaal,
ze gaan jou dragen uit de taal,
ze gaan jou dragen naar een gat
dat jou wel hebben kan, maar niet bevat.